Regeling vervallen per 02-11-2023

Financiële verordening gemeente Beek 2019

Geldend van 01-05-2019 t/m 01-11-2023

Intitulé

Financiële verordening gemeente Beek 2019

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BEEK;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 januari 2019;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen:

de Financiële verordening gemeente Beek 2019.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie:

    Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Beek en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

 

  • b.

    Administratieve organisatie:

    Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

 

  • c.

    Afdeling:

    Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft.

 

  • d.

    Doelmatigheid:

    De verhouding tussen het realiseren van bepaalde prestaties en de daarvoor ingezette middelen.

 

  • e.

    Doeltreffendheid:

    De mate waarin de beoogde (maatschappelijke) effecten van het beleid worden behaald.

 

  • f.

    Financieel beheer:

    Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Beek.

 

  • g.

    Financiële administratie:

    Het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financiële beheer;

    • 3.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

 

  • h.

    Inkomsten:

    Totaal van de baten voor onttrekkingen van reserves.

  • i.

    Overheidsbedrijf:

    Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • j.

    Planning & control:

    Planning & control is het geheel van activiteiten en documenten dat duidelijk maakt wat en waarom er in een bepaalde periode moet gebeuren als uitkomst van het (bestuurlijk) proces (planning) en de tussentijdse en finale verantwoording (aan het bestuur en andere belanghebbenden) over de behaalde resultaten binnen de gestelde voorwaarden (control).

  • k.

    Prestaties:

    Het leveren van goederen en/of diensten.

 

  • l.

    Rechtmatigheid:

    Het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raads- en collegebesluiten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt de programma’s en de programma-indeling vast. Daarnaast stelt de raad op basis van de door het collega aan de programma’s toegewezen taakvelden de onderverdeling van de programma’s vast. De programma- en taakveldindeling blijft vast staan, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Laatst genoemde wijzigingen in de programma- en taakveldindeling worden in het daarop volgende planning- & control document toegelicht en vastgesteld.

  • 2. Per programma stelt de raad vast:

    • a.

      de beoogde doelen en/of beoogde maatschappelijke effecten in deze raadsperiode (wat willen we bereiken?);

    • b.

      de daarvoor door de gemeente te leveren prestaties; (wat doen we daarvoor?);

    • c.

      de daarmee gemoeide baten en lasten (wat kost dit programma?).

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de beoogde doelen en/of (maatschappelijke) effecten en/of prestaties. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting resp. jaarstukken worden onder elk van de programma’s de geraamde c.q. gerealiseerde lasten en baten per programma weergegeven. .Tevens wordt het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de (projectenlijst bij de) begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. In de (projectenlijst bij de) jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten minimaal de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten, de actuele raming van de totale uitgaven c.q. inkomsten en de verwachte einddatum van de investering / het project weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Als startpunt voor de begroting geldt meest recent vastgestelde bestuursrapportage van het voorgaande begrotingsjaar en de uitgangspunten zoals eventueel geformuleerd in een (kader)nota.

  • 2. In de begroting wordt onder de algemene dekkingsmiddelen een post voor onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en taakveld.

  • 2. Autorisatie (votering) van (voorbereidings)kredieten > € 25.000 door de raad vindt plaats middels een separaat raadsvoorstel en –besluit. Bij uitzondering is autorisatie van kredieten > € 25.000 via expliciete besluitvorming in een planning- en control document indien nader toegelicht is waarom van deze investering geen separaat raadsbesluit volgt (go no-go besluit).

  • 3. In financiële zin wordt bij het opstellen van de begroting rekening gehouden met de kapitaallasten van de nieuwe investeringen, ook al is een krediet nog niet geautoriseerd.

  • 4. Per bestaande en nieuwe investering wordt in de (projectenlijst bij de) begroting een overzicht opgenomen met minimaal:

    • a.

      het (verwachte) benodigde krediet;

    • b.

      de dekkingsmiddelen;

    • c.

      de doelstelling van het investeringsproject;

    • d.

      het programma waar het investeringsproject onder valt;

    • e.

      de acties in het begrotingsjaar;

    • f.

      de besluitvorming over het krediet.

  • 5. Het college informeert de raad indien ze verwacht dat de werkelijke lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of indien de werkelijke baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 6. Bij de behandeling van de bestuursrapportages in de raad als bedoeld in artikel 6 lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten (baten en lasten), het wijzigen van investeringskredieten en/of het bijstellen van beleid.

  • 7. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het voteren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Bestuursrapportage

  • 1. Het college informeert de raad ten minste 2 keer per jaar door middel van een bestuursrapportage over de realisatie van de afgelopen periode van het lopende begrotingsjaar.

  • 2. De bestuursrapportages bevatten:

    • a.

      een uiteenzetting (terugblik) over de uitvoering en de bijstelling van het beleid, de begroting en de investeringskredieten;

    • b.

      een overzicht op afwijkingen, zowel wat betreft de beleidsontwikkeling als de lasten en baten;

    • c.

      een financiële vooruitblik op de budgetten zowel voor het lopende begrotingsjaar als voor de daarop volgende vier begrotingsjaren;

  • 3. Voor tussentijdse autorisatie van kredieten geldt hetzelfde als opgenomen onder artikel 5 lid 2, waarbij “programmabegroting” gelezen dient te worden als “bestuursrapportage”.

  • 4. In de bestuursrapportages worden afwijkingen op de baten en lasten van de actuele begroting van de baten en lasten > € 10.000 toegelicht. Voor investeringskredieten geldt een toelichting op afwijkingen groter dan 5% van de geautoriseerde investeringsuitgaven met een minimum van € 10.000.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3 zesde lid van de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet HOF), hebben overschreden, informeert het college de raad als een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt de raad een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt in ieder geval:

  • a.

    de grondslagen voor activering en waardering van vaste activa;

  • b.

    de termijnen en methodieken voor afschrijving van vaste activa;

  • c.

    het moment waarop de afschrijving van vaste activa aanvangt.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de programmabegroting en jaarstukken vindt geen rentetoerekening aan de taakvelden plaats over de reserves en voorzieningen.

  • 2. Het college biedt de raad een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      het doel, de omvang, de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      het doel, de omvang, de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3. Bij het vormen van een nieuwe reserve of voorziening wordt vanaf dat moment in de bijlage bij de P&C-documenten het doel, de omvang, de vorming en de besteding nader toegelicht.

  • 4. Indien een gereserveerd bedrag in de reserve dekking kapitaallasten voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven looptijd niet (volledig) heeft geleid tot een investering, valt dit deel van de reserve dekking kapitaallasten vrij en wordt dit aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 10. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de stortingen in en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging dan wel groot onderhoud van de betrokken activa en de afschrijvingslasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

    Totale overheadkosten x

    Kosten cat. 1.1+3.5.1 betreffende product

    = overheadkosten in kostprijs

     

    Totale kosten cat. 1.1+3.5.1

     

  • 4. Het renteomslagpercentage voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in lid 1 (inzet vreemd vermogen) wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld conform de bepalingen in de actuele nota activeren en afschrijven.

  • 5. Het rentepercentage voor de vergoeding van de inzet van reserves en voorzieningen als bedoeld in lid 1 wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van dit rentepercentage wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage wordt afgerond op 0,5%.

  • 6. Als het rentepercentage voor de vergoeding over de reserves en voorzieningen zoals berekend overeenkomstig lid 5 een percentage oplevert dat lager is dan 1% dan wordt het rentepercentage voor deze rentevergoeding bepaald op 1% of het hogere marktrentepercentage voor 10-jarige leningen.

Artikel 11. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken, de verstrekking van kapitaal, leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie treedt met marktpartijen, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Het hanteren van een lagere kostprijs dan lid 1 is alleen toegestaan vanwege een publiek belang. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college een voorstel aan de raad waarin het publiek belang wordt gemotiveerd.

  • 3. Een Raadsbesluit met de motivering van het publiek belang als bedoeld in lid 2 is niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      Leveringen van goederen, diensten en werken en het verstrekken van kapitaal, leningen en garanties aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekking zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid.

    • b.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak.

    • c.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden.

    • d.

      Een bevoordeling van sociale werkplaatsen, onderwijsinstellingen of publieke media- instellingen.

    • e.

      Een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 12. Lokale heffingen

  • 1. Het college biedt de raad een kadernota lokale heffingen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de samenstelling van de in Beek vastgestelde gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • b.

      het gevoerde en te voeren beleid ten aanzien daarvan;

    • c.

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • d.

      de druk van de lokale belastingen en heffingen;

    • e.

      het tarievenbeleid;

    • f.

      het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel van de expliciet aan de raad voorbehouden tariefstelling voor OZB, hondenbelasting en toeristenbelasting.

  • 3. Bij de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf lokale heffingen minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten opgenomen.

Artikel 13. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen opgevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido).

  • 2. Het college informeert de raad met betrekking tot de kasgeldlimiet en de renterisiconorm, bedoeld in art. 1 onder f en h van de Wet Fido, middels de paragraaf Financiering van de programmabegroting en de jaarstukken over het verwachte verloop van deze kasgeldlimiet en renterisiconorm.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 4. Bij het (voornemen tot) garantstelling/lening verstrekking uit hoofde van de publieke taak neemt het college de in het treasurystatuut geformuleerde uitgangspunten en richtlijnen in acht.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 14. Paragrafen

In de planning- & control documenten wordt in ieder geval aandacht besteed aan de verplichte paragrafen. Daarnaast kan op verzoek van de raad een specifieke (nieuwe) paragraaf worden toegevoegd.

Artikel 15. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) op.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota aan betreffende de aanwezige egalisatievoorzieningen kapitaalgoederen (bijv. gebouwen). De raad stelt de nota vast. De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      het beoogde onderhoudsniveau;

    • b.

      het verloop van de uitgaven uit de voorziening (onttrekkingen);

    • c.

      het meerjarig budgettaire beslag op de exploitatie (jaarlijkse storting).

Artikel 16. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het BBV op.

  • 2. Het college biedt de raad een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt o.a. aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie op het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • c.

      tussentijdse winstname.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 17. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en beheersen van activiteiten en processen van de afdelingen afzonderlijk en de gemeente als geheel;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden;

    • c.

      het verschaffen van informatie (aan de budgethouders) over de uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • e.

      de controle op de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

    • b.

      de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 18. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • 3.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • 4.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • 5.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • 6.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • 7.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • 8.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • 9.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 19. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 20. Financieringsfunctie

Het college biedt de raad ter kennisname een Treasurystatuut aan. Deze bevat in ieder geval regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede regels inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 21. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Beek 2016 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2019.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Beek 2019”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 21 maart 2019

Guliël Erven

Griffier

Christine Van Basten-Boddin

Voorzitter