Regeling vervallen per 01-01-2013

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011

Geldend van 01-07-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011(versie geldend sedert 1 juli 2011)

Het college van Burgemeester en wethouders van Beemster

besluit:

vast te stellen het navolgende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011

behorende bij de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Inkomen en peiljaar

  • 1. Onder inkomen wordt verstaan:

    Het inkomen van de persoon met beperkingen en diens echtgenoot of degene die daar op grond van artikel 1, lid 2 en 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning mee gelijk gesteld is.

  • 2. Onder peiljaar wordt verstaan:

    Het tweede kalenderjaarvoorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het Persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1. Een persoonsgebonden budget kan alleen worden toegekend indien een individuele voorziening is geïndiceerd. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

  • 3. Van het persoonsgebonden budget bij hulp bij het huishouden is 10% (met een maximum van €100,00) vrij besteedbaar voor onder meer eigen kosten van werkgeverschap, administratie, inhuren van ondersteuning. Over het vrij besteedbare bedrag hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

  • 4. De controle over de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college van burgemeester en wethouders ingeval van hulp bij het huishouden vindt steekproefsgewijs plaats, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 5. De verantwoording van het Persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college van burgemeester en wethouders ingeval van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en (sport)rolstoelen vindt altijd plaats.

  • 6. Het deel van het toegekende Pgb-budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel en klanttarief collectief vervoer

Bij verstrekking van hulp bij het huishouden, een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigenaar is van de aanvrager, wordt een eigen bijdrage opgelegd.

Artikel 3 Omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel

  • 1. De eigen bijdrage van ongehuwde personen tussen 18 en 65 jaar bedraagt €17,80 per vier weken. Als het verzamelinkomen meer dan €22.636,00 bedraagt, dan wordt het bedrag van €17,80 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €22.636,00.

  • 2. De eigen bijdrage van ongehuwde personen van 65 jaar of ouder bedraagt €17,80 per vier weken. Als het verzamelinkomen meer dan €15.838,00 bedraagt, dan wordt het bedrag van €17,80 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €15.838,00.

  • 3. De eigen bijdrage van gehuwde personen indien een van beiden ouder is dan 18 jaar en jonger is dan 65 jaar bedraagt €25,40 per vier weken. Als het verzamelinkomen meer dan €27.902,00 bedraagt, dan wordt het bedrag van €25,40 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €27.902,00.

  • 4. De eigen bijdrage van gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn bedraagt €25,40 per vier weken. Als het verzamelinkomen meer dan €22.100,00 bedraagt, dan wordt het bedrag van €25,40 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €22.100,00.

  • 5. De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden wordt opgelegd voor de periode dat de hulp is geïndiceerd en wordt afgenomen.

  • 6. De eigen bijdrage voor een scootmobiel wordt eenmalig opgelegd voor de periode van 5 jaar.

  • 7. De eigen bijdrage of het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening of de dienst.

  • 8. Voor rolstoelen wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 4 Roerende zaken en woonvoorzieningen

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom of in natura wordt verstrekt, of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken (=3 jaar) een eigen bijdrage in rekening gebracht. Bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming zal gedurende die periode en met toepassing van het in artikel 2 vastgesteld bedrag een eigen aandeel in mindering worden gebracht.

Hoofdstuk 4 Vervoersvoorzieningen

Artikel 5 Vervoersvoorzieningen

Als een voorziening mede een algemeen gebruikelijke voorziening inhoudt, wordt aan een persoon met beperkingen een eigen bijdrage gevraagd. Hierbij geldt dat:

  • a.

    de eigen inbreng voor een aangepaste fiets, driewielfiets, fiets in een bijzondere uitvoering of een handbike €350,00 bedraagt;

  • b.

    de eigen inbreng voor een fietszitje, buggy €80,- en voor een autostoeltje €140,00 bedraagt;

  • c.

    de eigen inbreng voor vervoersvoorzieningen voor kinderen tot 6 jaar €190,00 en voor kinderen van 6 tot 18 jaar € 220,00 bedraagt;

  • d.

    de eigen inbreng per kind tot 18 jaar nooit meer dan €410,00 bedraagt en maximaal 2 maal geheven mag worden;

Als een scootmobiel aan een persoon met beperkingen wordt verstrekt, zal een eigen bijdrage in rekening worden gebracht met toepassing van de in het artikel 2 geldende normbedragen. Hierbij geldt dat:

  • e.

    de eigen bijdrage voor een scootmobiel van 10 of 15 km €625,00 bedraagt.

Artikel 6 Klanttarief collectief vervoer

  • 1. In het collectief vervoer betaalt de persoon met beperkingen een bedrag dat vergelijkbaar is met de tarieven in het openbaar vervoer en bedraagt bij een rit:

    tot en met 5 kilometer €1,00

    • -

      van 6 tot en met 10 kilometer €1,50

    • -

      van 11 tot en met 15 kilometer €2,00

    • -

      van 16 tot en met 20 kilometer €2,50

  • 2. De kosten van het ritdeel buiten het vervoersgebied bedragen €1,37 per gereden kilometer bij vervoer per Taxi/-bus en €1,55 bij vervoer per rolstoelbus. Deze kosten komen geheel voor rekening van de gebruiker. Voor de ritten met een verdere bestemming dan 20 kilometer kan de persoon met beperkingen kiezen voor het Wmo-vervoer en betaalt het tarief zoals hierboven aangegeven, of voor het vervoer met Valys en betaalt dan een met het Openbaar Vervoer vergelijkbaar tarief.

Hoofdstuk 5 Hulp bij het huishouden

Artikel 7 Vaststelling bedrag Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

De omvang van het Persoonsgebonden budget voor Hulp bij het huishouden is gebaseerd op het aantal geïndiceerde uren per week.

Het Persoonsgebonden budget voor Hulp bij het huishouden kent twee varianten:

  • 1.

    De eerste variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een professionele aanbieder. De hierbij behorende tarieven zijn gebaseerd op de tegenwaarde van de voorziening in natura, minus 10% dat in mindering wordt gebracht wegens niet gemaakte overheadkosten.

  • 2.

    De tweede variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een particuliere hulp, de hierbij behorende tarieven bedragen 75% van het natura-tarief.

  • 3.

    De vastgestelde uurtarieven zijn zogenaamde all-inclusief tarieven. Dat wil zeggen dat de aanverwante kosten zoals reiskosten en vakantiegeld zijn opgenomen in deze tarieven. De budgethouder dient een all-inclusief tarief aan de hulp aan te bieden. Reiskosten e.d. kunnen niet apart worden gedeclareerd.

    Per 1 juli 2011 worden de volgende tarieven gehanteerd.

    Pgb in geval van inzet van professionele zorg:

    • HbH categorie 1 €19,28

    • HbH categorie 2 €22,03

    • HbH categorie 3 €23,41

    Pgb in geval van inzet van particuliere hulp:

    • HbH categorie 1 €16,07

    • HbH categorie 2 €18,36

    • HbH categorie 3 €19,50

    Bij additionele uren die boven klasse 6 (15 uur per week) op basis van de hardheidsclausule worden toegekend, wordt een uurbedrag van €15,20 gehanteerd.

    De bedragen zullen 1x per halfjaar bij voorschot op rekening van de budgethouder worden overgemaakt.

Hoofdstuk 6 Woonvoorzieningen

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget woonvoorzieningen

  • 1. De financiële tegemoetkoming (minus het eigen aandeel) of het persoonsgebonden budget (minus de eigen bijdrage) voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurde offerte.

  • 2. Het in artikel 20 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt: afschrijving in 10 jaar.

  • 3. Het bedrag voor de verhuis- en inrichtingskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt:

    • a.

      maximaal €4.000,00 voor alleenstaanden of gehuwden zonder kinderen of voor alleenstaanden of gehuwden met kind of kinderen onder de 18 jaar die genoodzaakt zijn mee te verhuizen;

    • b.

      €4.000,00 voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

  • 4. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19, lid 2 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster bedraagt €2.500,00.

  • 5. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen

    van zachte door harde vloerbedekking, maximaal €50,00 per strekkende meter.

    Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding

    is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding

    is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding

    is een artikel 6-8 jaar oud; 25% van de werkelijk gemaakte kosten

    is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

  • 6. De noodzakelijke kosten voor onderhoud en reparatie van trapliften, plafondliften, elektrische deuropeners, was-föhninstallaties en elektrische verstellingen van keukens of wastafels wordt volledig vergoed aan de eigenaar van de woning.

Hoofdstuk 7 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 9 Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier. Het bedrag kan worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Artikel 10 Inkomensgrens auto

De netto inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt 1,5 maal het van toepassing zijnde norminkomen (artikel 2).

Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

  • a. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal €1.475,00;

  • b. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € maximaal €1.475,00;

  • c. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal €2.175,00;

  • d. De bijdrage per zone met het collectief vervoer buiten de regio Zaanstreek-Waterland is gebaseerd op de prijs van het commerciële tarief van een ritzone (€5,00) verminderd met het bedrag van een ritzone binnen de regio (€0,50) en bedraagt €4,50 per zone, tot een maximum van €18,00 per rit en een maximumbedrag van €340,50 per jaar.

Artikel 12 Hoogte financiële tegemoetkomingen aanpassing eigen auto

  • 1. De vergoeding van de aanpassing aan de eigen auto bedraagt de volledige kostprijs, als de medische noodzaak voor het gebruik van de eigen auto aangetoond dan wel geïndiceerd is.

  • 2. De vergoeding van de aanpassing van de eigen auto bedraagt maximaal €2.500,00 indien de gehandicapte geïndiceerd is voor het collectief systeem van aanvullend vervoer maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer en als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

  • 3. Bij het vaststellen van de hoogte van de bedragen, kan bij een combinatie van verschillende vervoersvoorzieningen, op grond van een afwijkende individuele vervoersbehoefte worden afgeweken van de in artikel 11 en 12 genoemde bedragen.

  • 4. Indien op grond van lid 2 een autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoel)taxi worden verstrekt.

  • 5. Het bedrag genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 8 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 13 Persoonsgebonden budget bij rolstoelen

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan worden verhoogd met het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Artikel 14 Persoonsgebonden budget bij sportrolstoelen

Een sportrolstoel of een of een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele voorziening welke noodzakelijk is bij de uitoefening van een sport wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze tegemoetkoming bedraagt €2.500,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of een daarmee vergelijkbare sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 9 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 15 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 33 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 16 Indexering

  • 1. De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks (1 januari of 1 juli) door burgemeester en wethouders aangepast worden conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke normen.

  • 2. In afwijking van het vorige lid wordt het klanttarief van de aanvullend openbaar vervoerritten aangepast aan de prijsontwikkeling van de Openbaar Vervoertarieven.

  • 3. De in dit besluit genoemde bedragen met ingang van 1 juli 2011 zijn vastgesteld.

Artikel 17 Citeerartikel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als 'Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011”.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2011.

Middenbeemster, 19 juni 2011