Treasurystatuut Gemeente Beesel

Geldend van 14-04-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Beesel

januari 2016

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

De Raad legt in een financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid, het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie vast. In artikel 17 van deze verordening staat:

  • 1.

    De raad stelt het treasurystatuut vast. In het treasurystatuut nemen we regels op voor de uitvoering van de financieringsfunctie.

  • 2.

    De raad geeft in het treasurystatuut aan welke regels zij mandateert aan het college. Het college stelt hiertoe een nota treasury op en biedt deze ter kennisgeving aan de raad aan.

Het treasurystatuut is bedoeld als instrument voor de kaderstellende rol van de Raad. Het statuut vormt daarmee het formele kader voor de treasuryorganisatie, het kasbeheer en portefeuillebeheer binnen de gemeente Beesel.

Het huidige treasurystatuut dateert uit 2011. In dit treasurystatuut staan zowel de kaders voor als de operationele inrichting van de treasury-werkzaamheden. Op basis van de nieuwe financiële verordening worden laatstgenoemde zaken nu opgenomen in de nota treasury. Bovendien zijn er in de afgelopen jaren diverse ontwikkelingen geweest die van invloed zijn op de treasury van decentrale overheden. Deze zijn vertaald naar Nederlandse wetgeving, zoals de Wet houdbare overheidsfinanciën en de regeling Schatkistbankieren decentrale overheden. Tevens heeft het Rijk een Rijksbreed beleidskader ontwikkeld met betrekking tot het gebruik van derivaten en heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties de Handreiking Treasury 2015 uitgebracht. Dit nieuwe treasurystatuut hebben we gebaseerd op deze wet- en regelgeving, beleidskader en handreiking.

In bijlage 1 van dit treasurystatuut hebben we een begrippenlijst opgenomen.

1.2 Algemeen

Het doel van het treasurystatuut is het scheppen van een formeel kader waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente Beesel moeten plaatsvinden. Het financieel beleid draagt bij en biedt ondersteuning aan de uit te voeren publieke taken van de gemeente.

De treasuryfunctie definiëren we als volgt:

Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

1.3 Rollen

Binnen de gemeente zijn op het gebied van treasury verschillende doelgroepen te onderscheiden, elk met hun eigen rollen, taken en verantwoordelijkheden.

De gemeenteraad

De gemeenteraad heeft een kaderstellende en controlerende functie. De raad bepaalt binnen de wet- en regelgeving de kaders van de financieringsfunctie. Deze leggen we conform de financiële verordening vast in dit treasurystatuut.

College van B&W

Het College van B&W bepaalt de hoofdlijnen van de dagelijkse treasurypraktijk binnen de kaders / mandaten van de Raad. Het College stelt hiertoe een nota treasury op.

Ambtelijke organisatie

De treasury binnen de ambtelijke organisatie betreft de beheersmatige en dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid binnen de kaders van de Raad en de kaders en mandaten van het College.

Financieel toezichthouder

Op basis van de Gemeentewet voeren de provincies het financieel toezicht uit op de gemeenten. Uitgangspunt hierbij is dat de gemeenten een structureel en reëel sluitende begroting hebben. De financieringslasten vormen vaak een aanmerkelijk deel van de gemeentelijke begroting. Daarom bekijken de provincies in hun rol als financieel toezichthouder ook hoe gemeenten op dit vlak opereren. Naast bovengenoemde taken toetst de toezichthouder ook hoe de gemeente omgaat met uitzettingen en derivaten. Tot slot bekijkt de toezichthouder ook de financieringsonderdelen in de financiële verordening en de financieringsparagraaf in de begroting en het jaarverslag.

1.4 Wettelijk kader

Wet Financiering decentrale overheden (Fido)

De Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen geven het bindende kader voor de uitoefening van de treasury van gemeenten. Deze bijbehorende regelingen zijn:

  • ·

    Regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden (Ruddo)

  • ·

    Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden (Bldo)

  • ·

    Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)

  • ·

    Regeling schatkistbankieren decentrale overheden (Skb)

Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof)

In Europa is afgesproken om de beheersing van de Europese begrotingsdoelstellingen, bijvoorbeeld de afspraken omtrent de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld, vast te leggen in nationale wetgeving. Die eisen heeft Nederland wettelijk verankerd in de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof). Die wet geldt ook voor de gemeenten. De uitgaven en inkomsten van de gemeenten tellen mee bij het bepalen van het EMU-saldo en de opgenomen leningen voor de EMU-schuld.

Gemeentewet

Als gevolg van de Gemeentewet 1 , zijn gemeenten verplicht een financiële verordening te hebben. Tevens dienen zij een financieringsparagraaf op te nemen bij de begroting en het jaarverslag. In de financiële verordening worden de kaders van het financiële beleid vastgelegd. De Raad stelt zowel de financiële verordening als de financieringsparagraaf vast.

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) 2 worden zowel het verstrekken van geldleningen als het verlenen van garanties aangemerkt als subsidieverlening. Subsidieverlening, en dus ook leningverstrekking en garantieverlening vereisen een wettelijke grondslag. Hierbij moet aan een tweetal minimumeisen worden voldaan om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken.

  • 1.

    De gemeente formuleert een omschrijving van de activiteiten waarvoor de leningverstrekking of garantieverlening is bedoeld. Dit is essentieel om de reikwijdte van de wettelijke basis voor de leningverstrekking of garantieverlening te kunnen bepalen.

  • 2.

    De gemeente legt de verplichtingen vast die aan de leningverstrekking of garantieverlening wordt verbonden.

Regelgeving betreffende staatssteun

Bij het uitzetten of verstrekken van middelen (waaronder garanties/ borgstellingen) moet een decentrale overheid rekening houden met de staatssteun- en mededingingsregels uit het EU-verdrag 3 en de Mededingingswet.

Wet- en regelgeving toezicht financiële ondernemingen

In Nederland is het toezicht op financiële ondernemingen gebaseerd op een algemene toezichtwet die geldt voor alle financiële ondernemingen: de Wet op het financieel toezicht (de “Wft”).

Financiële verordening gemeente Beesel

Het treasurystatuut is de uitwerking van artikel 17 van de Financiële verordening.

Daarnaast heeft de Raad het treasurystatuut aangewezen als de kadernota voor de paragraaf Financiering van de planning & control-documenten.

1.5 Leeswijzer

In de hoofstukken 2 t/m 4 geven we een onderbouwing van de uitgangspunten voor de treasuryorganisatie, het kasbeheer en het portefeuillebeheer. In hoofdstuk 5 van dit statuut hebben we een totaaloverzicht opgenomen van deze geformuleerde uitgangspunten.

2. Treasuryorganisatie

2.1 Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie heeft vier doelstellingen:

  • 1.

    We kunnen continu in de behoefte aan financiële middelen voorzien doordat we een duurzame toegang hebben tot de (op basis van de wet Fido beschikbare) financiële markten;

  • 2.

    We houden de financiële risico’s verbonden aan de treasuryfunctie beheersbaar;

  • 3.

    We houden de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities zo laag mogelijk;

  • 4.

    We realiseren adequate informatiestromen ter ondersteuning van het beleid.

2.2 Informatievoorziening

Om de treasury-activiteiten controleerbaar en beheersbaar te maken, is het noodzakelijk dat we een goed functionerende interne en externe informatievoorziening hebben. We kunnen hierbij drie typen informatie onderscheiden:

Beleidsmatige informatie

Deze informatie betreft de wijze waarop we invulling geven aan het treasurybeleid. We nemen deze informatie op in de financieringsparagraaf in de begroting en jaarrekening.

Operationele informatie

Onder operationele informatie verstaan we onder andere liquiditeitenplanningen, risico’s, samenstelling en resultaat beleggingen, marktontwikkelingen en rentevisie. Het opstellen en hanteren van operationele informatie is een verantwoordelijkheid van het College.

Verantwoordingsinformatie voor Raad en derden

Dit betreft de informatie die we bijvoorbeeld aan de Provincie en het CBS verstrekken. Op basis van de Financiële verordening hebben we het College gemandateerd om de borging van de informatievoorziening uit te werken in de nota treasury.

2.3 Risicomanagement ten aanzien van treasury

2.3.1 Algemene uitgangspunten

Met betrekking tot risicobeheer formuleren we de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    We voldoen aan de ratingvereisten zoals gesteld in Ruddo ;

  • 2.

    Conform het Bldo kunnen we alleen geldleningen in euro’s aangaan of verstrekken;

  • 3.

    Het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen, het verlenen van garanties en het verstrekken van geldleningen zijn alleen toegestaan voor de uitoefening van de “publieke taak”;

  • 4.

    De gemeente mag financieringen, borgstellingen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Raad goedgekeurde derde partijen. Hierbij winnen we vooraf advies in over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 5.

    Het College benoemt de (organisatorische) risico’s in de nota treasury. Tevens neemt het College in deze nota op hoe zij de risico’s zo veel mogelijk wil beperken.

2.3.2 Renterisicobeheer

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het beheersen van risico’s die samenhangen met de rentelasten van decentrale overheden. Het renterisico op de vaste schuld (een schuld met een looptijd langer dan één jaar) beperken we door de renterisiconorm. Deze norm is vastgesteld in de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden.

Met betrekking tot het renterisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    We overschrijden de renterisiconorm niet, tenzij de toezichthouder ons ontheffing verleent hiervoor;

  • 2.

    We stemmen nieuwe leningen en uitzettingen af op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 3.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting stemmen we zo veel mogelijk af op de actuele rentestand en onze rentevisie;

  • 4.

    De rentevisie van de gemeente in de financieringsparagraaf baseren we op de visie van de huisbankier;

  • 5.

    In het kader van risicospreiding streven we naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

2.3.3 Liquiditeitsrisicobeheer

Het is van belang dat we tijdig kunnen voldoen aan onze verplichtingen en dat we toegang hebben tot (korte) financiering.

Uitgangspunt:

Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om het geldstromenbeheer te borgen.

3. Kasgeldbeheer

Het Kasgeldbeheer betreft het rekeningenbeheer en beheer van financiële posities met een looptijd tot 1 jaar. Hierbij leggen we de focus op het beheer van de geldstromen en saldi op de rekening courant.

3.1 Rekeningbeheer

Voor efficiënt rekeningbeheer is het van belang dat rekeningen niet te veel versnipperd zijn over verschillende banken. De gemeente kan dus meerdere rekeningen bij één bank aanhouden. In dat geval beveelt het ministerie van BZK aan deze rekeningen op te nemen in een saldo- en rentecompensatie-circuit. Wij volgen hierin het advies van BZK.

Met betrekking tot het rekeningbeheer geldt het volgende uitgangspunt:

Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om de uitgangspunten voor doelmatig en efficiënt rekeningbeheer vast te leggen in de nota treasury.

3.2 Betalingsverkeer

Wij waarborgen de kwaliteit van de dienstverlening bij het uitvoeren van het betalingsverkeer. Hierbij minimaliseren we de interne en externe kosten en (organisatorische) risico’s bij het verwerken van betalingen.

Met betrekking tot het betalingsverkeer geldt het volgende uitgangspunt:

Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om uitgangspunten te formuleren inzake het betalingsverkeer in de nota treasury.

3.3 Schatkistbankieren

Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren, mag de gemeente overtollige liquide middelen boven een bepaald drempelbedrag alleen in rekening courant en via deposito’s bij de schatkist aanhouden. Dit drempelbedrag is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, met een minimum van € 250.000.

Onderstaande gevallen zijn wettelijk gezien uitgezonderd van schatkistbankieren:

  • 1.

    Onderling lenen tussen openbare lichamen (zolang er geen sprake is van een toezichtrelatie)

  • 2.

    Uitzettingen van uitgezonderde middelen (m.n. nazorgfondsen van de Wet natuurbeheer en middelen op een geblokkeerde rekening bij de Belastingdienst)

  • 3.

    Uitzettingen die vallen onder de zgn. overgangsregeling (beleggingen die aangegaan zijn voor 4 juni 2012).

Met betrekking tot het schatkistbankieren gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De keuze van het uitzetten op een rekening courant of een deposito bij de schatkist wordt bepaald op basis van de liquiditeitenplanning en de rentevisie van de gemeente.

  • 2.

    Onderling lenen is toegestaan; op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om uitgangspunten te formuleren hierover in de nota treasury.

3.4 Kasgeldlimiet

Een belangrijk uitgangspunt van de wet Fido is het beheersen van risico’s die samenhangen met de rentelasten van decentrale overheden. Door middel van het kasgeldlimiet stellen we een grens aan de korte financiering (< 1 jaar). De gemiddelde kortlopende schuld per kwartaal mag niet meer bedragen dan een bepaald percentage van het begrotingstotaal. Dit percentage wordt vastgesteld in de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden. Hierover rapporteren we in de financieringsparagraaf bij de begroting en het jaarverslag.

Met betrekking tot de kasgeldlimiet geldt het volgende uitgangspunt:

We overschrijden de kasgeldlimiet niet conform de Wet Fido; tenzij de toezichthouder ontheffing hiervoor verleent.

4. Portefeuillebeheer

4.1 Algemeen

De term portefeuillebeheer hanteren we voor alle activiteiten die betrekking hebben op het aantrekken, uitzetten of garanderen van financiële middelen met een periode vanaf één jaar.

We gaan in dit hoofdstuk nader in op:

  • ·

    Opgenomen gelden

  • ·

    Beheersing van renterisico’s en derivaten

  • ·

    Uitgezette gelden

4.2 Opgenomen gelden (o/g) portefeuille

Alle langlopende financieringen (> 1 jaar) die de gemeente heeft opgenomen vormen samen de opgenomen gelden portefeuille. Deze financieringen trekken we aan op de kapitaalmarkt in de vorm van bijvoorbeeld onderhandse leningen, Medium term notes (MTN) en obligaties.

Bij toekomstige langlopende financieringen houden we rekening met het renterisicoprofiel van de bestaande portefeuille. Ook houden we hierbij rekening met de huidige aflossings- en renteverplichtingen van de bestaande portefeuille. Daarnaast monitoren we periodiek onze schuldpositie, waardoor we onze financiële huishouding structureel op orde houden.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar of langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen trekken we alleen aan ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    In principe gebruiken we onderhandse leningen als financieringsinstrument.

  • 3.

    Financieringen stemmen we af op de bestaande financiële positie en liquiditeitenplanningen.

  • 4.

    Financieringen passen binnen het renteriscoprofiel van de bestaande portefeuille.

  • 5.

    Voordat we financieringen aantrekken, vragen we minimaal twee offertes op, waaronder één bij de huisbankier. Deze opgaven ontvangen we telefonisch en leggen we intern schriftelijk vast.

4.3 Beheersing renterisico’s en derivaten

Het reguliere renterisicobeheer hebben we uitgewerkt onder 2.3.2.

Gemeenten kunnen de renterisico’s ook beheersen door het gebruik van derivaten. Derivaten zijn verhandelbare contracten met als onderliggende waarde een geldlening of belegging.

De regelgeving omtrent het gebruik van derivaten staat in de Ruddo beschreven. Het inzetten van derivaten als rente-instrument vergt specialistische kennis. Deze kennis is niet aanwezig binnen onze gemeente. Daarnaast zijn er diverse aanvullende eisen ten aanzien van de interne controle en de financiële vastlegging. De Handreiking treasury geeft aan dat het beter is om af te zien van dit instrument als de kennis niet in huis is. We volgen in dit geval de Handreiking treasury.

Aanvullend uitgangspunt ten aanzien van renterisicobeheer is:

Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

4.4 Uitgezette gelden (u/g) portefeuille

Financiering (u/g) heeft betrekking op het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak en het (tijdelijk) uitzetten van financiële middelen uit hoofde van treasury. Met het laatste doelen we op het schatkistbankieren. Dit is uitgewerkt onder punt 3.3.

Het schatkistbankieren geldt alleen voor de overtollige middelen (i.c. de middelen die niet benodigd zijn voor de publieke taak). Het blijft voor ons mogelijk om een lening, borgstelling of garantstelling te verstrekken aan derden, zodat deze partijen een gemeentelijk beleidsdoel kunnen realiseren. Hiervoor is dan wel een wettelijke grondslag nodig. Dit kunnen we uitwerken een separate verordening, maar het is ook mogelijk om het treasurystatuut als onderdeel van de financiële verordening hiervoor aan te wijzen. Wij kiezen voor deze laatste optie.

Verstrekken van financieringen

Bij het verstrekken van leningen nemen we de staatsteunregelgeving in acht. Wanneer we geen marktconforme afspraken (waaronder rentepercentage) maken met de geldnemer kan sprake zijn van staatssteun. Daarom laten we de voorwaarden juridisch toetsen.

Aan het verstrekken van financieringen zijn financiële risico’s verbonden. Op basis van de handreiking treasury formuleren we terughoudende beleidsuitgangspunten. Daarom verstrekken wij geen leningen als de aanvrager een beroep kan doen op een voorliggende voorziening in de vorm van een waarborgfonds. Als een landelijk waarborgfonds de voorwaarde stelt van garantstelling samen met de gemeente dan is dat mogelijk.

Ook moet de aanvrager aantonen dat deze zelfstandig geen financiering op de markt kan krijgen. Tevens kunnen we een verzoek tot financiering afwijzen als de aanvrager een beroep kan doen op landelijke of provinciale subsidieregelingen

Borgstellingen en garanties

Borgstelling of garantstelling door de gemeente leidt voor de geldnemer tot een betere toegang tot de kapitaalmarkt en een voordeel in de rentekosten. Dit laatste is omdat de geldgever niet het risicoprofiel van de geldnemer als uitgangspunt neemt bij het bepalen van de rente, maar het risicoprofiel van de gemeente. Het risico wordt bijna volledig op de gemeente afgewenteld. Het risico bij borgstellingen en garanties is vergelijkbaar met het risico bij leningverstrekking. Per casus bekijken we of we meewerken aan borgstellingen en garanties.

Uitgangspunten ten aanzien van uitgezette gelden portefeuille zijn:

  • 1.

    Het treasurystatuut, als onderdeel van de financiële verordening, is de wettelijke grondslag voor het verstrekken van financieringen, borgstelling of garantstelling in het kader van de publieke taak.

  • 2.

    Alleen organisaties die door de Raad benoemd zijn in het kader van publiek belang kunnen in aanmerking komen voor het verstrekken van financieringen, borgstelling of garantstelling.

  • 3.

    Bij het verstrekken van financieringen uit hoofde van de publieke taak eisen we zo veel mogelijk zekerheden;

  • 4.

    Verzoeken voor financieringen worden afgewezen als de aanvrager een beroep kan doen op landelijk opererende waarborgfondsen. Als een landelijk waarborgfonds de voorwaarde stelt van garantstelling samen met de gemeente dan is dat mogelijk.

  • 5.

    We kunnen een verzoek tot financiering afwijzen als de aanvrager een beroep kan doen op landelijke of provinciale subsidieregelingen;

  • 6.

    Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om de toetsing van de (verzoeken voor) financieringen, borgstellingen en garanties uit te werken in de nota treasury.

5. Overzicht uitgangspunten

In de vorige hoofdstukken hebben we een groot aantal uitgangspunten geformuleerd aanvullend op de wettelijke voorschriften die we in acht moeten nemen. Deze uitgangspunten dienen als kaders voor het College waarbinnen de treasuryfunctie moet worden uitgevoerd. Ten behoeve van de overzichtelijkheid is onderstaand een totaaloverzicht van de uitgangspunten opgenomen.

Informatievoorziening

  • 1.

    We voldoen aan de ratingvereisten zoals gesteld in Ruddo ;

  • 2.

    Conform het Bldo kunnen we alleen geldleningen in euro’s aangaan of verstrekken;

  • 3.

    Het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen, het verlenen van garanties en het verstrekken van geldleningen zijn alleen toegestaan voor de uitoefening van de “publieke taak”;

  • 4.

    De gemeente mag financieringen, borgstellingen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Raad goedgekeurde derde partijen. Hierbij winnen we vooraf advies in over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 5.

    Het College benoemt de (organisatorische) risico’s in de nota treasury. Tevens neemt het College in deze nota op hoe zij de risico’s zo veel mogelijk wil beperken.

Risicomanagement ten aanzien van treasury

  • 1.

    We voldoen aan de ratingvereisten zoals gesteld in Ruddo ;

  • 2.

    Conform het Bldo kunnen we alleen geldleningen in euro’s aangaan of verstrekken;

  • 3.

    Het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen, het verlenen van garanties en het verstrekken van geldleningen zijn alleen toegestaan voor de uitoefening van de “publieke taak”;

  • 4.

    De gemeente mag financieringen, borgstellingen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Raad goedgekeurde derde partijen. Hierbij winnen we vooraf advies in over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 5.

    Het College benoemt de (organisatorische) risico’s in de nota treasury. Tevens neemt het College in deze nota op hoe zij de risico’s zo veel mogelijk wil beperken.

Renterisicobeheer

  • 1.

    We overschrijden de renterisiconorm niet, tenzij de toezichthouder ons ontheffing verleent hiervoor;

  • 2.

    We stemmen nieuwe leningen en uitzettingen af op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 3.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting stemmen we zo veel mogelijk af op de actuele rentestand en onze rentevisie;

  • 4.

    De rentevisie van de gemeente in de financieringsparagraaf baseren we op de visie van de huisbankier;

  • 5.

    In het kader van risicospreiding streven we naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

  • 6.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Liquiditeitsrisicobeheer

Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om het geldstromenbeheer te borgen.

Rekeningbeheer

Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om uitgangspunten te formuleren inzake het betalingsverkeer in de nota treasury.

Betalingsverkeer

Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om uitgangspunten te formuleren inzake het betalingsverkeer in de nota treasury.

Schatkistbankieren

  • 1.

    De keuze van het uitzetten op een rekening courant of een deposito bij de schatkist wordt bepaald op basis van de liquiditeitenplanning en de rentevisie van de gemeente.

  • 2.

    Onderling lenen is toegestaan; op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om uitgangspunten te formuleren hierover in de nota treasury.

Kasgeldlimiet

We overschrijden de kasgeldlimiet niet conform de Wet Fido; tenzij de toezichthouder ontheffing hiervoor verleent.

Opgenomen gelden portefeuille

  • 1.

    Financieringen trekken we alleen aan ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    In principe gebruiken we onderhandse leningen als financieringsinstrument.

  • 3.

    Financieringen stemmen we af op de bestaande financiële positie en liquiditeitenplanningen.

  • 4.

    Financieringen passen binnen het renteriscoprofiel van de bestaande portefeuille.

  • 5.

    Voordat we financieringen aantrekken, vragen we minimaal twee offertes op, waaronder één bij de huisbankier. Deze opgaven ontvangen we telefonisch en leggen we intern schriftelijk vast.

Uitgezette gelden portefeuille

  • 1.

    Het treasurystatuut, als onderdeel van de financiële verordening, is de wettelijke grondslag voor het verstrekken van financieringen, borgstelling of garantstelling in het kader van de publieke taak.

  • 2.

    Alleen organisaties die door de Raad benoemd zijn in het kader van publiek belang kunnen in aanmerking komen voor het verstrekken van financieringen, borgstelling of garantstelling.

  • 3.

    Bij het verstrekken van financieringen uit hoofde van de publieke taak eisen we zo veel mogelijk zekerheden;

  • 4.

    Verzoeken voor financieringen worden afgewezen als de aanvrager een beroep kan doen op landelijk opererende waarborgfondsen. Als een landelijk waarborgfonds de voorwaarde stelt van garantstelling samen met de gemeente dan is dat mogelijk.

  • 5.

    We kunnen een verzoek tot financiering afwijzen als de aanvrager een beroep kan doen op landelijke of provinciale subsidieregelingen;

  • 6.

    Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om de toetsing van de (verzoeken voor) financieringen, borgstellingen en garanties uit te werken in de nota treasury

6. Slotbepalingen

6.1 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Treasurystatuut gemeente Beesel”.

6.2 Inwerkingtreding

Dit statuut vervangt het statuut van 2011 en wordt met terugwerkende kracht vastgesteld op 1 januari 2016.

Ondertekening

Vastgesteld door de Raad van de gemeente Beesel op 14 maart 2016.

Bijlage 1 Begripsbepalingen

Begrip

Omschrijving

 

 

Bldo

Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden.

Derivaten

Financiële instrumenten belichaamd in contracten, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. De onderliggende waarden kunnen ook financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Deposito

Geldbedrag dat aan een financiële instelling wordt toevertrouwd voor een bepaalde periode tegen een bepaalde rentevergoeding. Gedurende de afgesproken periode kan niet vrij over dat geld worden beschikt.

Drempelbedrag

Het maximale bedrag op de rekening-courant van de bank van de gemeente. Alles wat boven dit bedrag komt wordt automatisch ten gunste van de schatkist gebracht.

Fido

Wet Financiering decentrale overheden.

Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Kasbeheer

Het beheer van de geldstromen en de daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.

Kasgeldlimiet

Maximum bedrag waarvoor de gemeente kortlopende middelen mag aantrekken op de geldmarkt, bepaald op een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

Medium Term Notes

Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening uitgegeven door overheid of bedrijf.

Onderhandse leningen

Dit zijn leningen waarbij de geldgever (aanbieder) en de geldnemer (vrager) rechtstreeks met elkaar onderhandelen over de voorwaarden van een krediet.

Obligaties

 

Obligaties zijn verhandelbare schuldbekentenissen als onderdeel van een obligatielening, uitgegeven door een overheid of bedrijf.

Organisatorische risico’s

Dit betreffen risico’s die samenhangen met de verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden, taken en functies (functiescheiding).

Portefeuille

Alle langlopende financieringen die de gemeente heeft opgenomen vormen de portefeuille o/g. Alle verstrekte leningen en garanties vormen de portefeuille u/g.

Publieke taak

De overheid kan/mag iets tot haar publieke taak rekenen wanneer het particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorzien, waarvoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is.

Rating

Een indicatie van een bekend ratingbureau, dat de kredietwaardigheid van een bedrijf aangeeft. Dit geeft een inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

Renterisico

Mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van de gemeente verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

Renterisiconorm

Een bij de aanvang van het jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

Ruddo

Regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden.

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, relatiebeheer en kasbeheer

Treasurystatuut

Hierin staan de kaders van de treasuryfunctie. De Raad stelt deze vast.

Treasurynota

Hierin staat het beleid / de uitgangspunten van de aan het College gemandateerde treasury-activiteiten.

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen voor een periode van één jaar of langer.

 

Inhoud

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Algemeen

1.3 Rollen

1.4 Wettelijk kader

1.5 Leeswijzer

2. Treasuryorganisatie

2.1 Doelstellingen van de treasuryfunctie

2.2 Informatievoorziening

2.3 Risicomanagement ten aanzien van treasury

2.3.1. Algemene uitgangspunten

2.3.2 Renterisicobeheer

2.3.3. Liquiditeitsrisicobeheer

3. Kasgeldbeheer

3.1 Rekeningbeheer

3.2 Betalingsverkeer

3.3 Schatkistbankieren

3.4 Kasgeldlimiet

4. Portefeuillebeheer

4.1 Algemeen

4.2 Opgenomen gelden (o/g) portefeuille

4.3 Beheersing renterisico’s en derivaten

4.4 Uitgezette gelden (u/g) portefeuille

5. Overzicht uitgangspunten

6. Slotbepalingen

6.1 Citeertitel

6.2 Inwerkingtreding

Bijlage 1 Begripsbepalingen


Noot
1

Artikel 212 en 186 Gemeentewet

Noot
2

Artikel 4:23 1e lid

Noot
3

Artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie