Beleidsregel afrasteringen in het buitengebied

Geldend van 24-07-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel afrasteringen in het buitengebied

Het college van Burgemeester en Wethouders verklaart hiermee de onderstaande beleidsregel van toepassing.

Aanleiding voor deze beleidsregel

Op grond van het bestemmingsplan is in het buitengebied voor de als Agrarisch, Agrarisch met waarden, en natuur bestemde percelen maximaal een afrastering van 1 m hoog toegestaan. In de praktijk is eer ook behoefte aan het plaatsen van afrasteringen hoger dan 1 m. Bijvoorbeeld voor het houden van paarden of voor grootwild, zoals reeën, te weren van een perceel waarop agrarische teelt plaatsvindt. Het college wil in deze behoefte voorzien maar tegelijk ook de landschappelijke waarden beschermen. Toelaatbare hogere afrasteringen dienen daarom visueel kwalitatief hoogwaardig te zij. Alle voorwaarden waaraan toelaatbare hogere afrasteringen dienen te voldoen zijn in de beleidsregel uitgewerkt.

De beleidsregel heeft betrekking op nieuw te plaatsen en vervangende afrasteringen.

Geformuleerde beleidsregel

Voor het plaatsen van afrasteringen gelden ruimere bouwmogelijkheden, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Het terrein waarop de afrastering wordt geplaatst, is in het bestemmingsplan aangewezen als “Agrarisch” ,“Agrarisch met waarden”, of “Natuur”. Op afrasteringen binnen de overige bestemmingen is de beleidsregel niet van toepassing.

  • 2.

    Voor de afrastering dient te allen tijde uitgegaan te worden van natuurlijk, duurzaam materiaalgebruik, toepassing van kleuren passend in de omgeving en een open, natuurlijke, vriendelijke uitstraling. Industriële hekwerken, geplastificeerde rasters en witte houten afrasteringen zijn in het gehele buitengebied niet wenselijk.

  • 3.

    De afrastering voldoet daarnaast ook alle volgende inhoudelijke voorwaarden:

    • a)

      De totale bouwhoogte van een afrastering bedraagt ten hoogste 1,80 m;

    • b)

      Het deel van de afrastering tot een hoogte van 1 m mag bestaan uit:

      • i.

        gaas- en/of draadafscheidingen voor minimaal 90% open, met een maaswijdte naar eigen wens te kiezen en/of

      • ii.

        donkergekleurd schriklint, en/of

      • iii.

        een duurzame houten afrastering in de kleuren donkerbruin of donkergroen,

      • en

    • Het deel van de afrastering tussen de 1 m en 1,5 m hoog mag bestaan uit:

      • i.

        gaas- en/of draadafscheidingen voor minimaal 90% open, met een minimale maaswijdte van 15 cm en/of

      • ii.

        donkergekleurd schriklint, en/of

      • iii.

        een duurzame houten afrastering in de kleuren donkerbruin of donkergroen, en

    • Het deel van de afrastering tussen de 1,5 m en 1,8 m hoog mag bestaan uit gaas- en/of draadafscheidingen voor minimaal 90% open, met een minimale maaswijdte van 15 cm of met horizontale draden minimaal 15 cm uit elkaar geplaatst;

    • c)

      De te gebruiken hoek- en rasterpalen:

      • i.

        in geval van een draad-, gaas- of schriklintafrastering:

        • zijn deze van inheems natuurlijk hardhout zoals Robinia of Castanea en

        • mogen deze niet zijn of worden geïmpregneerd met milieubelastende stoffen als carboleum

      • ii.

        in geval van een duurzame houten afrastering:

        • sluiten deze qua materiaalgebruik aan bij de rest van de afrastering en

        • mogen deze niet zijn of worden geïmpregneerd met milieubelastende stoffen als carboleum

    • Voorbeelden van afrasteringen die als passend worden beschouwd en dus vergunbaar worden geacht, zijn als bijlage bij deze beleidsregel gevoegd.

  • 4.

    Afwijkend van het gestelde is het niet toegestaan binnen het waterbergend winterbed van de Maas hogere afrasteringen dan 1 m te plaatsen.

  • 5.

    Indien aanvrager een afrastering wenst te plaatsen die niet aan de gestelde voorwaarden voldoet, valt deze aanvraag niet onder deze beleidsregel en wordt de aanvraag inhoudelijk als maatwerkvoorstel beoordeeld.

Procedure

Door deze beleidsregel kunnen burgemeester en wethouders met een procedure medewerking verlenen aan bouwplannen die aan de gestelde voorwaarden voldoen. Dit is de procedure voor een kleinere buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan. Dit is geregeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Voor genoemde afrasteringen is tevens een aanvraag om omgevingsvergunning voor het onderdeel Bouwen nodig. De afrasteringen die aan de voorwaarden genoemd in deze beleidsregel voldoen, zijn al door de Welstandscommissie goedgekeurd.

Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt inwerking met ingang van de dag na publicatie in het Gemeenteblad, dus op 24 juli 2014. Met ingang van deze datum ligt het besluit tevens ter inzage bij de afdeling Grondgebied.

Ondertekening

Reuver, 21 juli 2014

Burgemeester en wethouders van Beesel,

drs. R.R.M. Halffman

secretaris

dr. P. Dassen-Housen

burgemeester

Bijlage bij de beleidsregel “Afrasteringen in het buitengebied”

Voorbeelden van passend geachte afrasteringen

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling