Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige/WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige/WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland (hierna: BSR);

Gelet op het bepaalde in artikel 4 van bovengenoemde gemeenschappelijke regeling, waarbij de heffing en de invordering van de belastingen (als bedoeld in artikel 1 van bovengenoemde gemeenschappelijke regeling) en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan BSR is overgedragen;

Overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen voor die gevallen waarin er een keuzemogelijkheid is om een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende aan te wijzen;

BESLUIT

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ­belanghebbende in een keuzesituatie.

Hoofdstuk 1 Heffing

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn met betrekking tot een belastingobject. In de gevallen waarin dit voorkomt, mag BSR de belastingaanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert BSR een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op een doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voorzover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.

Voorkeursvolgorde

  • 1.

    Met betrekking tot de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot een onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd:

      1.1.1 de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

      1.1.2 de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

      1.1.3 de erfpachter dan wel de beklemde meier;

    • 1.2

      de eigenaar of appartementsgerechtigde;

    • 1.3

      degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

  • 2.

    Met betrekking tot de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 2.1

      indien er binnen een categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied van de deelnemers aan BSR (hierna: grondgebied) wonen of gevestigd zijn:

      2.1.1 degene die ter zake van de onroerende zaak als gebruiker wordt aangemerkt op grond van onderdeel 4.;

      2.1.2 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      2.1.3 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      2.1.4 de oudste in leeftijd;

      2.1.5 degene die bij BSR als genothebbende of gebruiker bekend is; 2.1.6 de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

    • 2.2

      indien er binnen een categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

      2.2.1 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      2.2.2 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      2.2.3 de oudste in leeftijd;

      2.2.4 degene die bij BSR als genothebbende of gebruiker bekend is;

      2.2.5 de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

  • 3.

    Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van gebruikers wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 3.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

    • 3.2

      degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

    • 3.3

      de oudste in leeftijd

    • 3.4

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 4.

    Met betrekking tot de hondenbelasting, het rioolrecht dan wel de rioolheffing van gebruikers (afvoerrecht), de zuiveringsheffing, de ingezetenenomslag en de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 4.1

      de aktuele eigenaar, die een van de bewoners van het belastingobject is;

    • 4.2

      de aktuele gebruiker, die een van de bewoners van het belastingobject is;

    • 4.3

      de bewoner van het belastingobject die het langst staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA);

    • 4.4

      de bewoner van het belastingobject die de oudste persoon is;

    • 4.5

      de bewoner van het belastingobject die de oudste man is;

    • 4.6

      de bewoner van het belastingobject die de oudste vrouw is.

  • 5.

    Indien en voor zover aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op een aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

    • 5.1

      ingevolge de onderdelen 1. en 2. kan worden aangewezen;

    • 5.2

      ingevolge onderdeel 3. kan worden aangewezen.

  • 6.

    De onderdelen 1. tot en met 5. vinden geen toepassing indien bij BSR bekend is dat een van de potentiele belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

  • 7.

    Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 8.

    Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze worden gekomen dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

  • 9.

    Wijzigingen kunnen, indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

  • 10.

    Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur.

Hoofdstuk 2 Waardering onroerende zaken

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor een eigendom meer personen als (gelijksoortig, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag BSR, op grond van het bepaalde van artikel 24 van de Wet WOZ, de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan een van de belanghebbenden verzenden. BSR hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming van de belanghebbenden, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk t e laten zijn aan de belastingplichtige voor de onreorende­zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Voorkeursvolgorde

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet WOZ zijn de regels van hoofdstuk 1, met uitzondering van onderdeel 3, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2009 en hebben betrekking op de belastingaanslagen die worden opgelegd ter zake van belastbare feiten die zich met ingang van het jaar 2009 voordoen.

Deze beleidsregels worden aangehaald als "Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige/WOZ­belanghebbende 2009".

Tiel, 17 december 2008

Het Dagelijks bestuur voornoemd,

de voorzitter

de directeur