Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Bergen 2003

Geldend van 12-03-2003 t/m 31-12-2010

De raad van de gemeente Bergen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 december 2002;

gelezen het advies van de commissie bestuurlijke zaken van 4 december 2002;

gelet op het bepaalde in artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, artikel 8, tweede lid, van de Woningwet, artikel 8.11, derde lid, en 8.40 van de Wet milieubeheer en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat:

burgemeester en wethouders op grond van artikel 1, lid 4 van de Brandweerwet 1985 de zorg hebben voor:

a het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

b het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;

burgemeester en wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de gemeentelijke brandweer verricht;

de brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

de Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;

de Wet milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, onder meer door de brandveiligheid te bevorderen;

het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening brandveiligheid en hulpverlening, Bergen 2003”.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    proactieve taken:

    • 1.

      het beperken van structurele oorzaken van brandonveiligheid en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • 2.

      het in beeld brengen van aanwezige risico’s voor mensen en dieren en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • b.

    preventieve taken:

    • 1.

      het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • 2.

      de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

    • 3.

      de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen;

    • 4.

      de uitvoering van de brandbeveiligingsverordening;

    • 5.

      de uitvoering van hoofdstuk 6 van de bouwverordening;

  • c.

    preparatieve taken:

    • 1.

      het paraat houden van de repressieve organisatie conform de zorgnorm brandbestrijding en de aanvulling technische hulpverlening;

    • 2.

      zorgdragen voor procedures ten behoeve van het optreden van de repressieve organisatie;

    • 3.

      het adequaat informeren van de repressieve organisatie over de mogelijke risico’s bij een repressief optreden;

  • d.

    repressieve taken:

    • 1.

      het beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • 2.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

    • 3.

      de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Burgemeester en wethouders hebben de zorg voor het in stand houden van het gemeentelijk brandweerkorps Bergen.

Artikel 3 Taken brandweer

De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de aan de regionale brandweer opgedragen taken, uit:

  • 1.

    de feitelijke uitvoering van de proactieve, preventieve, preparatieve en repressieve taken;

  • 2.

    andere dan de onder lid 1 genoemde werkzaamheden, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, te weten:

    • a

      het beperken en bestrijden van milieu-incidenten;

    • b

      het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen;

    • c

      het optreden bij wateroverlast;

    • d

      het redden/helpen van dieren in penibele situaties;

    • e

      het verlenen van assistentie op verzoek van de overige partners in de hulpverleningsketen;

worden gedaan, mits hiervoor toestemming wordt gegeven door de commandant Brandweer.

Artikel 4 Beleidsplan Brandweer

Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad éénmaal per vier jaar een plan voor op welke wijze aan de inhoud van de in artikel 3 omschreven taken uitvoering wordt gegeven.

Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van de financiële en personele middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de genoemde taken.

Artikel 5 Taken derden

Naast de in de artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 aan de regionale brandweer opgedragen taken, zijn er taken van de gemeentelijke brandweer overgedragen.

Het gaat om:

  • -

    het onderhoud en de keuringen van ademluchtapparatuur.

  • -

    de alarmering van de gemeentelijke brandweer.

Artikel 6 Personeel

De gemeente Bergen heeft een stafafdeling Brandweer, die bestaat uit:

  • a.

    een kantoororganisatie Brandweer van 5,92 fte;

  • b.

    vrijwilligers Brandweer Bergen volgens het beleidsplan repressie. Het hierin vermelde organigram “vrijwilligers brandweer Bergen” maakt onderdeel uit van deze verordening.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel volgens de landelijke richtlijnen.

Artikel 8 Materieel

  • a.

    Het materieel van de gemeentelijke brandweer bestaat uit de in de

materieelnota omschreven middelen. Burgemeester en wethouders leggen

de gemeenteraad éénmaal per vier jaar een materieelnota ter vaststelling voor.

  • b.

    Burgemeester en wethouders bepalen de plaats waar en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de brandweer worden ondergebracht in het dekkingsplan. Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad éénmaal per vier jaar een dekkingsplan ter goedkeuring voor.

Artikel 9 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Artikel 10 Citeertitel en in werking treden

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als:

    “Verordening brandveiligheid en hulpverlening, Bergen 2003.”

  • 2. Deze verordening treedt zes weken na bekendmaking in werking.

    met alle wijzigingen die na vaststelling hebben plaatsgevonden.

  • 3. Op de in het tweede lid genoemde datum vervallen de volgende drie organisatie- en beheersverordeningen:

      • a.

        Organisatie en beheersverordening Brandweer Bergen, vastgesteld door de raad op 19 april 1955;

      • b.

        Organisatie en beheersverordening Brandweer Egmond, vastgesteld door de raad op 28 april 1980;

      • c.

        Organisatie en beheersverordening Brandweer Schoorl, vastgesteld door de raad op 7 december 1992;

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad van de gemeente Bergen op 19 december 2002.
de secretaris, de voorzitter,

Nota-toelichting

Artikelsgewijze toelichting op de verordening brandveiligheid en hulpverlening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zijn opgenomen ten behoeve van het bepaalde in de artikelen 3 en 5.

Het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand kan met preventieve voorzieningen en/of met repressieve middelen worden bereikt. Vandaar dat het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand onder preventieve en repressieve taken is vermeld.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 stelt dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is.

Artikel 3 Taken brandweer

Lid 1

Uit artikel 1, vierde lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985 juncto het zesde lid van artikel 1 volgt dat de taken van de brandweer in elk geval bestaan uit de feitelijke uitvoering ter zake van werkzaamheden van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

Dat brandrepressie en preventie, voortvloeiend uit de zorgnormen, tot de taak van de brandweer behoort, staat niet ter discussie.

Lid 2

Onder a en b kan de gemeente opnemen welke taken de brandweer verricht anders dan de wettelijke taken. Deze betreffen over het algemeen de (betaalde) dienstverlening door de brandweer.

Terzijde wordt opgemerkt dat kosten die de brandweer heeft gemaakt voor de hier opgenomen niet-wettelijke taken pas kunnen worden verhaald als deze werkzaamheden zijn opgenomen in de retributieverordening van de gemeente. Hierover komt in 2003 een beleidsnotitie.

Voor de genoemde dienstverlenende activiteiten wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 1)

    Blusgroep alarmeren.

  • 2)

    OVD (officier van Dienst) contact AC , alarmeren

ad 1)

Bij de binnenkomende verzoeken op de meldkamer betreffende;

  • -

    het optreden bij wateroverlast;

  • -

    het redden/helpen van dieren in penibele situaties;

  • -

    het verlenen van assistentie op verzoek van de overige partners in de hulpverleningsketen;

wordt de blusgroep gealarmeerd en gaat de brandweer ter plaatse volgens de branche richtlijn van het ministerie van BZK “optische en geluidssignalen Brandweer”. Dit wil zeggen dat er sprake is van een prioriteit 3 uitruk (geen gebruik maken van optische en geluidssignalen). deze directe alarmering wordt alleen gedaan, zolang er niet is gekozen om deze taken op te nemen in de retributieverordening. Indien de dienstverlenende activiteiten zijn opgenomen in de de retributieverordening komt deze alarmering te vervallen.

ad2)

Bij de binnenkomende verzoeken op de meldkamer betreffende;

  • -

    het beperken en bestrijden van milieu-incidenten;

  • -

    het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen;

  • -

    overige meldingen;

wordt de officier van dienst gealarmeerd. Deze besluit op grond van richtlijnen of de Brandweer hiervoor moet worden gealarmeerd en of hiervoor kosten in rekening gebracht moeten worden.

Als de OVD besluit om hiervoor te alarmeren dan is er sprake van een prioriteit 3 uitruk.

Artikel 4 Beleidsplan Brandweer

De aan burgemeester en wethouders opgedragen zorg voor de brandveiligheid, zoals deze in wetgeving is omschreven, betreft in hoofdzaak de zorg voor een redelijke brandpreventie en een redelijke brandrepressie, alsmede de voorbereiding daarop: de pro-actie en de preparatie. Op basis van de filosofie achter de veiligheidsketen is het noodzakelijk om de hieruit vloeiende taken in samenhang te beoordelen.

Een beleidsplan repressie geeft aan op welke wijze de gemeente voor een bepaalde periode uitvoering geeft aan de zorgplicht voor de brandveiligheid, de hulpverlening en het gemeentelijk aandeel in de rampenbestrijding.

Het Preventieactiviteitenplan (PREVAP) geeft aan op welke wijze de gemeente voor een bepaalde periode uitvoering geeft aan de zorgplicht voor de brandveiligheid en de hulpverlening anders dan bij brand.

Het gewenste brandveiligheidniveau is vastgesteld in de raadsvergadering van 26 februari 2002. Dit brandveiligheidniveau is mede bepaald door de repressieve sterkte van de gemeentelijke brandweer. Deze sterkte is vastgelegd in het beleidsplan repressie, die elke 4 jaar wordt geëvalueerd en opnieuw door B&W wordt vastgesteld.

Artikel 5 Taken derden

In artikel 5 gaat het om gemeentelijke taken, die in het kader van efficiënte bedrijfsvoering beter bij andere organisaties kunnen worden ondergebracht. Daarnaast moet een aantal taken op grond van artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 uitgevoerd worden door de Regionale Brandweer.

Dit zijn o.a :

  • ·

    het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materiaal;

  • ·

    het leveren van bijstand;

  • ·

    het voorbereiden van de coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen;

  • ·

    het verzorgen van oefeningen voor optreden in groot verband;

  • ·

    het verzorgen van opleidingen.

Het niveau van veiligheid in een regio op het gebied van de brandweerzorg en hulpverlening, alsmede dat van de rampenbestrijding is de uitkomst van de optelsom van de verschillende niveaus van de gemeenten in zo'n regio. In regionaal verband maken gemeenten afspraken over deze niveaus, opdat een balans ontstaat tussen de gemeenten onderling en tussen de gemeenten en de regio.

In mei 1995 is het Project Versterking Brandweer (PVB) van start gegaan. Doelstelling van het plan is de brandweer te versterken, waarbij de nadruk ligt op de rampenbestrijding.

Het eindresultaat van het PVB is een versterkte brandweerorganisatie, die optimaal uitvoering kan geven aan rampenbestrijding en brandweerzorg in iedere regio.

Deze brandweerorganisatie is een samenwerkingsverband tussen gemeentelijke brandweren en de regionale onderdelen. Om tot een toereikend niveau van zorg in de gehele regio te komen zijn door de gemeenten onder regionale regie bindende afspraken gemaakt omtrent het kwaliteitsniveau van brandweerzorg en rampenbestrijding.

Het ontwerpen van de organisatie is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de regionale brandweer (regionale brandweerorganisatie: de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten) en wordt vastgelegd in een regionaal organisatieplan.

Bij de uitvoering van het Project Versterking Brandweer maakten de opdrachtgevers – het Ministerie van Binnenlandse zaken en de regionale brandweerorganisaties – gebruik van zogenoemde “referentiekaders”. Hierin legden zij, in overleg met het veld, richtlijnen vast voor het niveau van de rampenbestrijding en als gevolg hiervan voor het niveau van de brandweerzorg en hulpverlening in regionaal verband. De referentiekaders van het Project Versterking Brandweer hebben betrekking op alle onderdelen van brandweerzorg, hulpverlening en rampenbestrijding.

Als gevolg van het bovenstaande valt er onderscheid te maken tussen verschillende taken. Namelijk de taken die een regionale brandweer verplicht, op grond van de wet, moet uitvoeren, zoals in artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 is omschreven, en de regionale werkzaamheden die een gemeente op verzoek van de regio uitvoert. Deze werkzaamheden kunnen het beste in een overeenkomst worden vastgelegd.

Gemeentelijke taken die door de regionale brandweer worden uitgevoerd, moeten daarentegen in artikel 5b worden aangegeven, zodat vastligt dat de gemeente aan de wettelijke verplichting voldoet. Zodra de fusie van de drie regionale brandweren in Noord-Holland Noord een feit is lijkt dit het beste moment om de taakscheidingen vast te leggen.

Burgemeester en wethouders dragen overigens bij de uitvoering van deze verordening en overige regelingen, met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken van de gemeentelijke brandweer, zorg voor de goede coördinatie met de gemeenschappelijke regeling voor de regionale brandweer waar de gemeente aan deelneemt.

Artikel 6 Personeel

In de Verordening brandveiligheid en hulpverlening legt de gemeenteraad het aantal personeelsleden vast dat ter behartiging van de veiligheid ten minste belast is met preventieve en/of repressieve taken. Het is mogelijk dat personeelsleden met beide taken zijn belast.

De formatie van de beroepskern is bij de fusie vastgelegd. Deze formatie is met 0,2 fte gewijzigd in de raad van 27 november 2001 bij het vaststellen van het “plan van aanpak veiligheidsrisico’s”. De formatie van de vrijwillige organisatie is afhankelijk van de repressieve taken. Tijdens de fusie is besloten om de formatie van de vrijwilligers niet te wijzigen. Deze formatie wordt bepaald door de repressieve taken. Het is dan ook logisch om deze formatie te koppelen aan het beleidsplan repressie, welke elke vier jaar door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld. Hierin wordt rekenkundig bepaald wat het minimaal en maximaal aantal benodigde vrijwilligers is om uitvoering te geven aan de repressieve taken.

De commandant Brandweer is gemandateerd om de vrijwilligers aan te stellen binnen de kaders van het beleidsplan repressie.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel. Het Project Versterking Brandweer geeft hiervoor referentiekaders. Het jaarlijkse opleiding- en oefenplan wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld. Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad éénmaal per 4 jaar het meerjaren opleiding- en

oefenplan ter kennisname voor.

Artikel 8 Materieel

Uit het dekkingsplan voor het brandrisico en het (dekkings)plan voor de hulpverlening anders dan bij brand volgt de vereiste repressieve capaciteit van de brandweer, zoals vastgelegd in het beleidsplan repressie. Hieruit wordt de hoeveelheid materieel, die ingezet moet kunnen worden, bepaald. In dit artikel legt de gemeenteraad de minimale hoeveelheid en het soort materieel vast. Het hier vastgelegde en in te zetten materieel kan van de gemeente zelf zijn, door de regio worden ingezet en/of door particulieren door middel van waakvlamovereenkomsten worden geleverd. In de materieelnota wordt dit voor elke vier jaar vastgelegd.

Artikel 9 Bluswatervoorziening

Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt naast andere blusmiddelen het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid – zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet 1985 – geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequate bluswatervoorziening.

Bluswater kan worden verkregen uit het drinkwaternet, een apart bluswaterleidingnet, open water, speciale blusvijvers en geboorde putten.

Aan elk van deze 'bluswaterbronnen' zijn nadelen verbonden.

– Het drinkwater is een kostbare zaak en een goede kwaliteit drinkwater is van levensbelang. Waterleidingbedrijven kunnen niet altijd gezond drinkwater garanderen als de brandweer door het blussen van branden voor verlaging van de druk in het leidingnet zorgt. Daarenboven is het aanhouden van een grotere doorsnede van een leiding om drukverlaging te voorkomen uit een oogpunt van volksgezondheid niet altijd gewenst, omdat het water onder normale omstandigheden dan te weinig doorstroomt.

– Open water en speciale blusvijvers hebben het nadeel dat deze dichtgevroren kunnen zijn.

– Geboorde putten vereisen een regelmatige controle en onttrekken bij gebruik (te) veel grondwater.

– Een speciaal bluswaterleidingnet is kostbaar en komt alleen in beeld bij industrieterreinen en dergelijke.

Bluswater kan het beste uit zoveel mogelijk verschillende “waterbronnen” worden verkregen. Voor de eerste inzet van de brandweer zijn de tankautospuit waarin standaard 1500 of 1600 liter water voor onmiddellijk gebruik is opgeslagen en het drinkwaterleidingnet de meest geëigende middelen om voor bluswater te zorgen, omdat dan nog het minste bluswater nodig is. Branden op plaatsen waar geen drinkwaterleiding aanwezig is of waar dat leidingnet te weinig capaciteit heeft, moeten met water uit een tankwagen of op andere wijze worden geblust. Voor het vervolg van de brandbestrijding kan - zo nodig van een grotere afstand en na enige tijd - water worden gehaald uit een blusvijver of ander open water.

Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening kan een gemeente op grond van de (model-)bouwverordening een niet-openbare bluswatervoorziening eisen als voorwaarde voor het verlenen van een bouwvergunning. Dit komt voor bij ver van de bebouwde kom gelegen bouwwerken of indien een grote hoeveelheid bluswater ineens nodig is, bijvoorbeeld bij een sprinklerinstallatie. De gemeente bepaalt waar de grens ligt tussen de publieke plicht om voor voldoende bluswater te zorgen en de noodzaak voor anderen dat te doen. Van belang is het hier nogmaals te vermelden dat brandbestrijding een publieke taak is.

Artikel 10 Citeertitel en in werking treden

De Verordening brandveiligheid en hulpverlening moet op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan gedeputeerde staten worden gezonden.

Omdat de verordening valt onder de werking van de Tijdelijke referendumwet, treedt de verordening pas zes weken na bekendmaking in werking.