Beleidsnotitie masten voor mobiele telecommunicatie gemeente Bergen

Geldend van 24-07-2008 t/m heden

Intitulé

Beleidsnotitie masten voor mobiele telecommunicatie gemeente Bergen

Hoofdstuk 1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Naar aanleiding van een tweetal verleende bouwvergunningen voor masten voor mobiele telecommunicatie is in de gemeente Bergen een groeiende onrust waar te nemen over al dan niet schadelijke effecten van elektromagnetische velden op de volksgezondheid. Mede naar aanleiding hiervan is in de raadsvergadering van 26 september 2006 onderstaande motie aangenomen door het college:

  • 1.

    in navolging van andere gemeenten aan de raad voorstellen te doen om beleid op te stellen over de plaatsing van UMTS-masten en criteria vast te stellen waaraan plaatsing moet voldoen; 2. tot die tijd geen enkele vergunning af te geven voor plaatsing van UMTS-masten;

  • 3.

    te onderzoek(en) welke mogelijkheden er zijn om vergunningen die zijn verleend in Egmond – Binnen en Schoorl in te trekken of te komen tot een oplossing die voor alle betrokkenen bevredigend is;

  • 4.

    daarbij na te gaan of de aanvraag UMTS specifiek stond vermeld;

  • 5.

    een registratie op te stellen en bij te houden van GSM- en UMTS-antennes die met en zonder vergunning zijn afgegeven;

  • 6.

    plaatsingsplannen bekend te maken aan de inwoners door actieve voorlichting te geven in de plaatselijke media.

De voorliggende beleidsnotitie is de uitwerking van deze motie.

Doelstelling

De doelstelling van deze beleidsnotitie luidt:

beleid formuleren dat enerzijds recht doet aan de vraag en de eisen van de maatschappij met betrekking tot mobiele telecommunicatie en anderzijds deze vraag op een ruimtelijk zorgvuldige wijze tracht te faciliteren.

Gelet op de bezwarenprocedures te Egmond Binnen en Schoorl, de massaliteit van de opkomst van de bevolking aldaar en de actiegroep Groet tegen Straling en de diverse gevoerde gesprekken met deze actiegroepen, kan geconcludeerd worden dat er voldoende aanleiding om een zorgvuldig en waar mogelijk terughoudend beleid te voeren ten aanzien van de plaatsing van masten. Tevens is het nuttig en noodzakelijk om de burger van een goede voorlichting en communicatie te voorzien met betrekking tot dit onderwerp.

Deze beleidsnotitie is bedoeld om ruimtelijke kaders te stellen voor de (licht)vergunningsplichtige antenne-installaties en masten voor mobiele telecommunicatie (het Rijk heeft bij wet bepaald dat een aantal bouwwerken vergunningsvrij zijn en waar de gemeente dus geen invloed op kan en mag uitoefenen– zie paragraaf 1.4).

Alvorens de plaatsingscriteria gegeven worden (hoofdstuk 4), worden de relevante aspecten besproken die gemoeid zijn met dit onderwerp. Wij onderscheiden achtereenvolgens: bestaand beleid, juridische en planologische aspecten en gezondheid. Deze kaders bepalen tezamen de plaatsingscriteria van hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de overige punten uit de motie.

In deze notitie wordt geen stelling ingenomen ten aanzien van de vraag of sprake is van gezondheidseffecten. Wel wordt in hoofdstuk 3 een kort overzicht gegeven van de onderzoeken die gedaan zijn. Wij proberen dit zo objectief mogelijk weer te geven, maar verbinden geen conclusies aan deze onderzoeken. Het is bedoeld om burgers, bedrijven en politiek op hetzelfde kennisniveau te brengen. Voor deze beleidsnotitie is geput uit diverse bronnen, waaronder informatie van het Antennebureau. Tevens zijn gesprekken gevoerd met woordvoerders van KPN (dhr. Stralendorff en dhr. Pos )en T-Mobile (de heer Van der Lee). Op 11 december 2006 heeft een informatie- avond voor raad en college plaatsgevonden. Sprekers waren: Het Antennebureau, Ministerie van VROM, GGD Alkmaar, Dhr. Wever (van stopumts.nl) en Dhr. Teule, auteur van 'De elektromagnetische mens'. Tot slot is enkele malen gesproken met de actiegroep Schoorl tegen Straling en burgers uit Egmond Binnen.

1.2 Situatie

Sinds de jaren negentig heeft de mobiele communicatie een grote vlucht genomen. Mobiele communicatie maakt onderdeel uit van de Informatie en Communicatie technologie (ICT). De mobiele telefoon is thans niet meer weg te denken uit de maatschappij. Ze wordt gebruikt door particulieren, overheid en het zakenleven. Mobiele telefonie vervult een maatschappelijke en economische functie, maar wordt ook gebruikt door brandweer- en ambulancediensten. Particulieren kunnen onafhankelijk van de plek 1-1-2 bereiken. Mobiele telefonie kan daarmee levensreddend werken.

Het netwerk waarvan de mobiele communicatie gebruik maakt bestaat uit een veeltal antenne- installaties, elk bestaande uit een of meerdere apparatuurkasten en een antenne(s). Elke antenne heeft een beperkt bereik. Voor de Europese mobiele communicatie wordt de GSM-technologie gebruikt (Global System for Mobile Communications). Dit is niet de enige techniek. Een techniek die wij kennen als UMTS (UMTS of Universal Mobile Telecommunications) wordt gezien als de opvolger van GSM. UMTS heeft een grotere verbindingssnelheid ten opzichte van GSM. UMTS biedt ook meer mogelijkheden, zoals mobiel internetten en het versturen van bewegende beelden en geluid. Beide technieken werken in principe volgens het bestaande systeem van de radiogolven (overdragen van informatie via elektromagnetische velden).

De frequenties van UMTS netwerken zijn hoger dan de frequenties van GSM netwerken. GSM netwerken beginnen bij ongeveer 850 MHz en lopen op tot iets boven de 1900 MHz. UMTS heeft op mobiele communicatie gebied een hogere frequentie-vanaf 2100MHz. Hierdoor hebben UMTS netwerken over het algemeen een kleiner bereik dan GSM. Voor een goede dekking zijn daarom meer masten nodig. Voordeel van UMTS netwerken is dat de snelheid en mogelijkheden voor dataverkeer veel groter zijn dan met het GSM netwerk.

Gezien het feit dat er in de toekomst wellicht weer nieuwe technieken te verwachten zijn, wordt in deze notitie gesproken over antenne-installaties zonder onderscheid te maken in de gebruikte techniek. De Woningwet maakt dit onderscheid immers ook niet.

De vraag naar GSM/ UMTS neemt nog steeds toe. Om deze reden zijn in Nederland al vele antennes opgericht. Volgens het ministerie van VROM zijn er in den lande nu circa 9.000 GSM-antennes op circa 5500 opstelpunten. Het gaat hier vooral om installaties die op daken staan (80%). De overige 20% zijn masten. Een installatie kan namelijk slechts een aantal gesprekken tegelijk verwerken. Naarmate het aantal gesprekken toeneemt zullen operators meer opstelpunten moeten realiseren. Dit gecombineerd met het feit dat UMTS een beperkter vermogen heeft dan GSM, verwachten operators meer opstelpunten te moeten realiseren willen zij kunnen voldoen aan de vraag. Operators zijn aanbieders van mobiele telefoonnetwerken. Er zijn momenteel 4 vergunninghouders in Nederland, te weten T-Mobile, Vodafone, KPN en Orange.

Het kabinetsbeleid met betrekking tot de telecommunicatie-infrastructuren is vastgelegd in de kabinetsnota "Netwerken in de Delta" van april 2000. In deze nota is onder andere vastgelegd dat voor het plaatsen van antenne-installaties ten behoeve van de benodigde draadloze netwerken een nader conditionerend en faciliterend kabinetsbeleid zal worden uitgewerkt. Dit beleid, het Nationaal Antennebeleid (NAB), heeft tot doel om binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten te stimuleren en te faciliteren.

Over de zogeheten vergunningvrije antenne- installaties (zie paragraaf 1.4.) zijn door de operators met het Rijk aanvullende afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het Convenant. Indien operators vergunningvrije antennes willen bouwen moeten zij voldoen aan de afspraken die in het Convenant zijn vast gelegd. Het gaat dan om het aanleveren van een plaatsingsplan aan de gemeente, het volgen van een instemmingsprocedure (zie hoofdstuk 2.3.) bij plaatsing op woongebouwen met huurders, het voldoen aan de blootstellinglimieten en het geven van een bepaalde kleur aan de installaties als de gemeente die wens kenbaar maakt. De gemeente heeft inmiddels meerdere plaatsingsplannen ontvangen van de operators.

Het verzorgen van een landelijk dekkend netwerk kan op twee manieren:

  • 1.

    het oprichten van antenne- installaties op een bestaand bouwwerk;

  • 2.

    het oprichten van masten voor mobiele telecommunicatie/ uitbreiding van bestaande mast.

Operators zullen volgens woordvoerders van KPN en T- Mobile in eerste instantie altijd voor optie 1 gaan. Het bouwen van een eigen mast heeft nog al wat nadelen, zoals hoge bouwkosten en een lange tijd tot de bouwvergunning verleend wordt in verband met de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) die doorgaans gevolgd moet worden. Het plaatsen van een zendinstallatie op een bestaand gebouw of in een bestaande mast heeft daarentegen de volgende voordelen: lagere bouwkosten (in vergelijking tot de bouwkosten van een eigen mast); geen c.q. minder horizonvervuiling; de zendinstallatie is sneller operationeel (in vergelijking met een artikel 19 WRO-procedure; op bouwwerken van minimaal 9 m hoog zijn zendinstallaties tot 5 meter hoog vergunningsvrij -zie hoofdstuk 4). Toch is het- zeker in onze gemeente- niet altijd mogelijk om een gebouw of een mast van voldoende hoogte te vinden, waardoor het noodzakelijk is om een eigen mast te bouwen. Het op voorhand uitsluiten van zendinstallaties en dus van masten is op grond het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) verboden. Op basis van de Telecommunicatiewet zijn de operators verplicht tot ‘site-sharing’ : mits het technisch mogelijk is (voldoende hoogte e.d.), zijn operators verplicht gebruik te maken van bestaande masten voor mobiele telecommunicatie. Met behulp van een voorbeeld wordt dit principe uitgelegd: provider A wil een bepaalde dekking garanderen in een gedeelte van Bergen en constateert dat er in het betreffende gebied al een mastlocatie van een andere operator aanwezig is. Zij zullen de andere operator om medegebruik moeten vragen. Pas indien dit niet mogelijk is vraagt de operator de gemeente om een nieuw opstelpunt.

1.3 Situatie Bergen

Als gevolg van de toenemende vraag heeft de gemeente Bergen geconfronteerd een aantal verzoeken tot het plaatsen van masten ontvangen. Een aantal van deze verzoeken is gehonoreerd, zodat in de gemeente inmiddels enkele masten te vinden zijn. Gelet op voornoemde ontwikkelingen ligt het in de lijn der verwachting dat de komende tijd meer verzoeken zullen volgen. Volgens Monet, de organisatie waarin de operators verenigd zijn valt niet exact aan te geven waar zich in de toekomst dekkingsproblemen zullen voordoen. De bestaande capaciteit is nl. gebaseerd op de huidige behoefte. De vraag in de gemeente Bergen wordt niet exclusief bediend vanaf de masten voor mobiele telecommunicatie. Voor een groot deel gaat het om (vergunningsvrije) antenne- installaties die zich op bestaande gebouwen bevinden. Zie bijlage 1 voor een overzicht.

1.4 Onderscheid mast/ antenne-installatie

Een mast kan meerdere antenne- installaties dragen. Het oprichten van een mast die hoger is dan 5 meter op of aan een bouwwerk is vergunningsplichtig (het oprichten van een mast die op de grond staat is altijd vergunningsplichtig). Het plaatsen van de antenne- installaties in die mast is in principe vergunningsvrij. Op het moment dat de mast vergund is, staat het providers dus vrij deze mast ‘vol’ te hangen met GSM of UMTS antenne-installaties, of willekeurig welke andere antenne- installatie, zolang de antenne installatie maar voldoet aan de bepalingen met betrekking tot het vergunningsvrij bouwen.

Deze notitie gaat daarom vooral in op het plaatsen van vrijstaande masten. Een mast is een bouwwerk voor mobiele communicatiedoeleinden, echter in deze notitie wordt, wanneer gerefereerd wordt aan een mast, bedoeld: de masten die bedoeld zijn voor commercieel gebruik, dus GSM en/ of UMTS of elke andere toekomstige techniek. Masten voor C2000 (mobiele communicatie voor hulpverleningsdiensten) zijn namelijk vergunningsvrij.

Definities

Zendmast /antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

antenne-installatie: installatie bestaande uit antennes, een antennedrager (dus niet de mast!), de bedrading en de al dan niet in een of meerdere techniekkast(en) opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. Een antenne/ zendinstallatie kan zowel radiosignalen uitzenden als ontvangen.

Overigens spreken providers van ’opstelpunten’. Opstelpunten kunnen antenne installaties zijn die op gebouwen staan, ofwel in een mast hangen.

1.5 Probleem en doestelling

Een mast kan als ruimtelijk storend element worden beschouwd. Een woud aan masten voor mobiele telecommunicatie des te meer. Alleen al hierom is het goed beleid te formuleren waarmee het plaatsen van masten op een landschappelijk, stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbare wijze kan worden ingebed. De aanleiding voor deze beleidsnotitie betrof echter de onrust over de al dan niet negatieve effecten van elektromagnetische velden op de gezondheid.

Naar aanleiding van een tweetal recent verleende vergunningen voor masten voor mobiele telecommunicatie te Egmond Binnen en Schoorl zijn protesten en bezwaarschriften geuit en zijn er actiegroepen opgericht (Schoorl tegen Straling, Groet tegen Straling, actiegroep zendmast Egmond Binnen). De protesten zijn zodanig van omvang, dat een meer algemene vraag gerechtvaardigd lijkt:

-wil de gemeente Bergen een faciliterende rol blijven spelen als het gaat om het bieden van een dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie voor haar inwoners?

Het uitgangspunt is voldoende dekking te bieden. Dit betekent automatisch dat inwoners worden blootgesteld aan straling. Er bestaat in de mobiele telecommunicatie niet zoiets als een stralingsvrije zone, aangezien installaties in alle richtingen stralen. Bovendien zijn het over algemeen de woonkernen waar de meeste abonnees zitten die bediend moeten worden en waar dus dekking dient te zijn. Het begrip ‘dekking’ laat zich vertalen in een bepaald stralingsniveau.

Het is daarnaast zo dat een groot deel van de opstelpunten –ook in onze gemeente- en dus de straling niet afkomstig is van installaties in masten, maar van individuele zendinstallaties tot 5 meter hoog. Deze kunnen onder voorwaarden vergunningsvrij worden opgericht. In publiekrechtelijke zin kan de gemeente hier derhalve geen invloed op uitoefenen. In deze beleidsnotitie wordt vooralsnog het principe gehanteerd dat mobiele telecommunicatie mogelijk moet zijn omdat:

  • -

    De mobiele telefonie vervult in de gemeente Bergen een belangrijke economische en maatschappelijke functie;

  • -

    Mobiele telefonie vervult kan een functie bij nood- en alarmerende situaties;

Afbakening

Deze beleidsnotitie is niet bedoeld om een standpunt in te nemen ten aanzien van vermeende schadelijke effecten op de gezondheid. Het is onze stellige overtuiging dat deze discussie op een ander niveau (nationaal) gevoerd dient te worden. Mocht het Rijksstandpunt zich in de toekomst wijzigen, dan gaan wij indien nodig over tot herziening van het beleid. Echter de bedoeling is wel dat mede met behulp van deze notitie op een zorgvuldige wijze omgegaan wordt met de onrust in de samenleving over vermeende gezondheidsproblemen als gevolg van elektromagnetische velden

Hoofdstuk 2. Beleid

2.1 Rijksbeleid

De coördinatie van het Nationaal Antennebeleid ligt bij het ministerie van Economische Zaken. Het Antennebureau is de nationale vraagbaak voor vragen over antennes en valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat verleent vergunningen om met antennes te mogen zenden en ontvangen en ziet toe op de veiligheid van antennes en zorgt ervoor dat antennes voldoen aan de eisen van ruimtelijke ordening en milieu. Het is daarom ook dit Ministerie dat toeziet op de gezondheidsaspecten in relatie tot elektromagnetische velden en de ' blootstellinglimieten' vaststelt. Het rijksbeleid is vastgelegd in de nota Nationaal Antennebeleid. Primaire doelstelling van dit beleid is het faciliteren van voldoende opstelpunten. De doelstelling van het Antennebureau is er vooral op gericht burgers er van te verzekeren dat er geen gevaar is voor de gezondheid.

2.2 Blootstellinglimieten

In het Nationaal Antennebeleid wordt ten aanzien van de volksgezondheid geconformeerd aan de Aanbeveling van de Raad van Ministers van de Europese Unie van 1999. De aanbeveling geeft concrete normen voor een maximale blootstelling van de bevolking aan radiofrequente

elektromagnetische velden die de gezondheid niet in gevaar brengt (“blootstellinglimieten”). De normen zijn vastgesteld met inbegrip van een veiligheidsfactor van 50 voor de algemene bevolking en bedraagt momenteel 0,08 Watt per kilogram.Omgerekend naar veldsterkte zijn voor GSM 900MHz de waarden bijvoorbeeld 41 V/m en voor GSM 1800Mhz 58 V/m. Voor UMTS, met een frequentie boven de 2.0 Ghz, wordt 61 V/m aangehouden. Dit zijn de blootstellingslimieten die zijn aanbevolen door de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (), een onafhankelijke organisatie van wetenschappers. Aangezien uit metingen blijkt dat GSM en UMTS gemiddeld een veldsterkte produceren van 2 á 3 V/m, en vlak onder de mast zelfs minder, stelt het Rijk dat er daarom geen negatieve gezondheidseffecten te verwachten zijn.

2.3 Convenant

Begin 1998 heeft de Rijksoverheid licenties verkocht aan -5 telefoonmaatschappijen om binnen een periode van 2 jaar in heel Nederland een dekkend net van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telefoons te realiseren. Het convenant is een uitwerking van het Nationaal Antennebeleid. ledere aanbieder (KPN, Orange, T- Mobile, Telfort, Vodafone) van een GSM-en thans ook UMTS netwerk heeft een beperkt aantal frequenties toegewezen gekregen. Later, in 2001, is de licentie voor de UMTS-frequentie verkocht en heeft de overheid zich gecommitteerd aan het actief mee werken aan de opbouw van het netwerk. In 2007, zo spraken overheid en telecombedrijven af, moet 70 procent van Nederland gedekt zijn. Daarnaast hebben de rijksoverheid, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de mobiele-netwerkoperators aanvullende afspraken gemaakt over de plaatsing van vergunningvrije antennes. Deze afspraken staan in het Antenneconvenant. Het convenant komt er kort gezegd op neer dat wanneer een operator een vergunningsvrije antenne wil plaatsen, er naast toestemming van de eigenaar ook de instemming van huurders nodig is, indien het een woongebouw betreft. De operator dient daarnaast aannemelijk te maken dat plaatsing noodzakelijk is. De meerderheid van stemmen bepaalt of de antenne installatie er komt. Overigens geldt deze afspraak niet voor gebouwen bestaande uit koopappartementen, aangezien toestemming wordt verleend door de vereniging van eigenaren.Hoe de procedure is geregeld, is afhankelijk van de statuten en/of het huishoudelijk reglement van de vereniging van eigenaren.KPMG voert als onafhankelijke derde de telling uit.

Indien bewoners hun stembiljet niet retourneren wordt hun stem niet als tegen stem meegeteld

Verwarrend is dat niet- stemmers worden geteld als voor stemmers. Het is dus belangrijk dat operators vantevoren goede uitleg geven over de stemprocedure. Voor antennes van meer dan vijf meter hoogte is een bouwvergunning nodig. De gemeente maakt elk verzoek om een bouwvergunning openbaar, bijvoorbeeld door publicatie in een huis-aan-huisblad. Het publiceren van een verzoek om een bouwvergunning zegt overigens nog niets over de vraag of al dan niet medewerking verleend wordt aan dit verzoek. Het convenant is als bijlage 2 toegevoegd aan deze notitie.

2.4 Plaatsingsplan

De mobiele-netwerkoperators informeren gemeenten over hun plannen voor de plaatsing van vergunningvrije antennes. In het ‘plaatsingsplan’ geven zij aan waar antennes staan en waar zoekgebieden zijn. De vergunningsplichtige installaties zijn omwille van het overzicht hierin meegenomen. Dit betekent niet automatisch dat hier antenne -installaties of masten gaan worden opgericht, wel dat de dekking ter plaatse niet voldoende is om te voldoen aan de vraag. Indien de operator geen vergunningvrije installatie in het betreffende gebied kan plaatsen zal zij in overleg treden met de gemeente over de mogelijkheden voor de bouw van een vrijstaande mast. Het plaatsingsplan wordt jaarlijks vertrouwelijkaan gemeenten toegestuurd. De gemeente kan binnen 15 werkdagen aangeven of ze het plan met de operators wil bespreken. Op deze gegevens is de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) niet van toepassing, omdat het hier niet om overheidsinformatie- en documentatie gaat, maar om commerciële bedrijfsgegevens.

2.5 Provinciaal beleid

De provincie is een belangrijke speler als het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied, maar houdt zich niet bezig met vraagstukken omtrent gezondheid. De provincie legt haar ruimtelijk beleid vast in het streekplan, in casu het ontwikkelingsbeeld Noord Holland Noord. In dit document staat dat verrommeling van het landelijke gebied dient te worden voorkomen, met name in de zogeheten ‘uitsluitingsgebieden’ (deze gebieden zijn van landschappelijke, natuurwetenschappelijk en/of cultuurhistorische grote waarde), zodat nieuwe niet landelijke functies geweerd moeten worden. Anderzijds zijn kleinschalige ontwikkelingen in het uitsluitingsgebied wel mogelijk. Er zijn in de provincie enkele voorbeelden bekend waarbij een verklaring van geen bezwaar is afgegeven voor de bouw van een mast in het buitengebied.

Er is ambtelijk overleg gevoerd met de provincie. De provincie stelt zich op het standpunt dat plaatsing van masten in het buitengebied niet per se onmogelijk is, mits er reeds sprake is van een conglomeraat aan niet landelijke functies en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/ of natuurwetenschappelijke waarden. In het bijzonder wordt bedoeld dat plaatsing van een mast bij bijvoorbeeld een sportterrein (waar vaak lichtmasten staan) niet op voorhand uitgesloten wordt.

2.6 Gemeentelijk beleid

Er bestaat in de gemeente Bergen geen beleid ten aanzien van masten voor mobiele telecommunicatie voor mobiele communicatiedoeleinden. Dit houdt in dat verzoeken voor het oprichten van masten beoordeeld worden op hun specifieke merites. De afweging hieromtrent ligt op basis van de wet Ruimtelijke Ordening en het mandaat- en delegatie besluit bij het college van Burgemeester en wethouders. De afwegingen die in het verleden gemaakt werden en die ten grondslag lagen aan de besluitvorming omtrent masten voor mobiele telecommunicatie zijn in de regel stedenbouwkundig en ruimtelijk van aard. Uitgangspunt is dat de mast stedenbouwkundig en ruimtelijk zorgvuldig ingepast dient te worden. In meer dan een enkel geval heeft dat geleid tot een locatiespecifieke scan om te komen tot de meest geschikte plek. Dat hoeft dus niet per se de plek te zijn waar de aanvrager een verzoek voor heeft gedaan. Ook heeft gezondheid onderdeel uitgemaakt van de overwegingen. Tot op heden heeft de gemeente Bergen zich op het standpunt gesteld dat er geen redenen zijn te veronderstellen dat er negatieve effecten op de gezondheid zouden zijn als gevolg van de plaatsing van een mast, daarbij zich verlatend op het standpunt van het Rijk.

Wij hebben bij de voorbereiding op deze notitie voor een bilateraal overlegstructuur gekozen. Er worden voor- en tegenstanders aan de tafel uitgenodigd. Dat dit niet voor iedereen tot aanvaardbare conclusies zal leiden, is natuurlijk altijd mogelijk.

2.7 Conclusie

Op provinciaal en gemeentelijk niveau bestaat geen specifiek beleid ten aanzien van elektromagnetische velden en gezondheid. Dit gebeurt op rijksniveau.

Wel sturen provincie en gemeente op ruimtelijke aspecten van plaatsing van masten middels streekplan en bestemmingsplan. Tot op heden wordt de plaatsing van masten op ruimtelijke merites beoordeeld.

Hoofdstuk 3. Gezondheid

3.1 Expertise gezondheidsraad

De bezorgdheid onder burgers over mogelijke schadelijke effecten van elektromagnetische schade op de gezondheid is niet nieuw. Ze beperkt zich niet tot onze gemeente en ook niet tot ons land. Het is voor de gemeentes onmogelijk een oordeel te geven over de vraag of inderdaad sprake is van negatieve gezondheidseffecten. Wij ontberen daarvoor de kennis en expertise. De afspraken in dit land zijn zodanig dat wij ons voor dit soort vragen wenden tot het Rijk, die zich wendt tot de gezondheidsraad. De gezondheidsraad is een onafhankelijk orgaan dat overheden adviseert inzake dit soort kwesties. De gezondheidsraad pleegt niet zelf onderzoek, maar houdt wel de diverse onderzoeken op dit terrein in de gaten. Op basis hiervan geeft ze een oordeel. Het standpunt van de Gezondheidsraad is in de regel bepalend voor het standpunt van het Rijk. Het jaarbericht van 2005, welke in wezen overeenkomt met de jaarberichten van 2003 en 2001 zegt er het volgende over: de kans op gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische velden van antenne-installaties is zeer gering. Op dit moment is er naar de mening van de landelijke overheid geen aanleiding om het beleid ten aanzien van antennes te herzien omdat de kans op gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische velden van antenne-installaties zeer gering is (zie brief Directoraat-Generaal Milieu van VROM dd. 5 oktober 2005). Er zijn, volgens de huidige inzichten, geen

gezondheidsredenen om antenne-installaties niet te plaatsen en / of blootstellingslimieten te verlagen. Het college van Bergen heeft zich tot op heden bij de vergunningverlening altijd verlaten op dit standpunt. In het jaarbericht van 2006 van de Gezondheidsraad wordt dit oordeel wederom bevestigd.

Echter de Gezondheidsraad stelt tevens, dat

  • ·

    Het blijft onduidelijk in hoeverre langdurig gebruik van een mobiele telefoon gerelateerd is aan het vóórkomen van ’akoestisch neuroom’ (=relatief goedaardige tumor);

  • ·

    De onderzoeken naar primaire hersentumoren tonen geen relatie met mobiel telefoon gebruik. Deze onderzoeken hadden echter beperkingen zoals een klein aantal deelnemers en een indirecte bepaling van de blootstelling.

  • ·

    De nog lopende onderzoeken in de andere aan ‘Interphone’ deelnemende landen, en vooral de gecombineerde analyses van het IARC, kunnen een betrouwbaarder beeld geven, mede omdat dan de aantallen patiënten en controles groter zijn.

  • ·

    Zie hierover ook het meest recente jaarverslag.

(Het gaat hier overigens niet om gezondheidsrisico’s door de antenne-installaties maar om gezondheidsrisico’s voor mensen die mobiele telefoons gebruiken)

3.2 Wereldgezondheidsorganisatie

Ook wereldwijd is al veel onderzoek gedaan naar de mogelijke effecten van elektromagnetische velden op de gezondheid van de mens. De Wereldgezondheidsorganisatie geeft aan dat er geen aantoonbaar verband is tussen de gezondheidsklachten en het bestaan van radiogolven. Een effect dat wel wetenschappelijk is vastgesteld, is de opwarming van het menselijk lichaam. Om te voorkomen dat die opwarming te hoog wordt en daarmee tot gezondheidsproblemen leidt, heeft zoals aangegeven de Europese Commissie blootstellinglimieten aanbevolen. Die limieten worden dus ook door de Nederlandse overheid gehanteerd. Als de limieten niet worden overschreden, is er geen risico op een te grote verwarming. In het antenne-convenant staat dat bij plaatsing van antennes alle operators in Nederland ervoor zorgen dat de blootstellinglimieten op openbaar toegankelijke plaatsen niet worden overschreden. De blootstellinglimieten per antenne-installatie zijn voor alle burgers te vinden in het register van het Antennebureau (www.antennebureau.nl). Metingen bij GSM en UMTS-antennes wijzen in de praktijk uit dat de werkelijke veldsterkte van antennes in de woonomgeving 20 á 60 keer lager is dan de gehanteerde blootstellinglimieten.

3.3 TNO/ COFAM onderzoek/ Zwitsers onderzoek

Veel aangehaalde onderzoeken zijn het TNO -onderzoek COFAM en het Zwitsers onderzoek.

Waar gaan deze onderzoeken over?

De rijksoverheid heeft in 2003 een onderzoek laten uitvoeren naar de effecten van antennes op cognitieve functies (zoals reactiesnelheid en korte termijn geheugen) en het welbevinden van mensen: het COFAM-onderzoek. De onderzoekers hebben in dit onderzoek een verband geconstateerd tussen het welbevinden van mensen en de aanwezigheid van elektromagnetische velden van een antenne. De uiteindelijke conclusie luidde dat nader en diepgaander onderzoek gewenst was om tot conclusies te kunnen leiden. Dit heeft inmiddels plaatsgevonden: COFAM-II (ook wel het replica onderzoek of Zwitsers onderzoek). De te onderzoeken populatie was in dit onderzoek groter en daardoor was ook de betrouwbaarheid groter. De proefpersonen werden aan twee UMTS-opstellingen blootgesteld met verschillende veldsterktes. In oktober 2005 zijn de analyse-gegevens afgerond en is begonnen aan het schrijven van een wetenschappelijk artikel. Uit het TNO-onderzoek en het Zwitserse onderzoek blijkt geen consistent verband tussen kortdurende blootstelling aan elektromagnetische velden van UMTS-zenders en effecten op welbevinden en cognitieve functies. Er kunnen geen conclusies worden getrokken over andere korte-termijneffecten of over de effecten van langdurige blootstelling aan elektromagnetische velden. Volgens het Rijk (het ministerie van Economische Zaken en VROM) is alleen het replica onderzoek aan te merken als een wetenschappelijk hoogwaardige en onafhankelijke replica van het eerder door TNO verrichte onderzoek.

Op dit moment zijn er volgens Rijk, Gezondheidsraad en Wereldgezondheidsorganisatie dus geen wetenschappelijke aanwijzingen dat gezondheidseffecten op de lange termijn optreden door blootstelling in de woonomgeving aan elektromagnetische velden van antenne- installaties. Meer onderzoek is nodig om hierover meer zekerheid te krijgen. Op basis van deze huidige wetenschappelijke inzichten zijn er volgens het Rijk dus ook geen gezondheidskundige argumenten om te pleiten voor wijziging van de vergunningverlening en eisen voor UMTS antennes.

Dat er mensen zijn die een persoonlijke overgevoeligheid hebben voor elektromagnetische straling is ook bij medici bekend, het gaat hier om een klein percentage mensen. Lastiger voor de medische wetenschap is het fenomeen van de niet-specifieke klachten. Volgens een woordvoerster van de lokale GGD werkt de tak van wetenschap die onderzoekt of een bepaald verschijnsel effect heeft op de gezondheid, met 'dosis-effect' relaties. Er is een bepaalde dosis (straling) die een bepaald effect (klacht) teweeg zou moeten brengen. In principe zou het zo moeten zijn dat een hogere dosis zwaardere effecten tot gevolg zou moeten hebben. Omdat dat klachten rond UMTS/ GSM zicht laten typeren als ‘niet specifieke klachten', zoals stress, buikpijn en hoofdpijn, is het lastig te determineren of de klachten voortkomen uit een bepaalde dosis (straling), of bijvoorbeeld door de ongerustheid erover. Bovendien zijn er geen onderzoeken bekend waaruit blijkt dat deze niet –specifieke klachten toenemen op het moment dat de straling toeneemt.

3.4 Tegenstanders

Er is natuurlijk meer onderzoek gedaan. Een overzicht wordt gegeven op de website www.stopumts.nl. Woordvoerders van deze actiegroep hebben op 11 december 2006 de belangrijkste onderzoeken al aan de gemeente toegelicht. Er is onder meer een aantal epidemiologische studies verricht waarin wel degelijk negatieve effecten op de gezondheid zijn geconstateerd. Zie de bijlagen bij deze notitie. Veel actievoerders vinden dat gelet op de onzekerheid en de diverse rapporten, het voorzorgsprincipe gehanteerd moet worden. Wat is het voorzorgsprincipe?

Voorzorgsprincipe

Het voorzorgsprincipe is een Europese regel die stelt dat:

“Wanneer er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat een activiteit of een product ernstige, onherstelbare schade kan veroorzaken aan gezondheid of milieu moeten er maatregelen genomen worden. Die maatregelen kunnen zijn: als het over een activiteit gaat, deze activiteit verminderen of voorkomen. Gaat het om een product, dan kan men het product verbieden. Er moet niet noodzakelijk een onweerlegbaar oorzakelijk verband zijn tussen de activiteit of het product en de vermeende schade.”

Het spanningsveld zit natuurlijk in de formulering ‘voldoende redenen’.

Het principe omkeren, dus pas een bepaalde ontwikkeling toestaan als bewezen is dat er geen schadelijke effecten zijn is wat ons betreft geen optie. Van een nieuwe techniek kan per definitie niet worden vastgesteld of sprake is van gezondheidseffecten op de lange termijn. De rechter is eveneens deze opvatting toegedaan - zie hoofdstuk 4.5.

3.5 Verantwoordelijkheid beoordeling

Op 6 juni 2006 heeft Staatssecretaris van Geel in een brief aan de Tweede Kamer hier het volgende over gesteld (Ministerie van VROM SAS/20062722457):

“Verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de gezondheidssituatie

In de brief van 7 maart 2005 (Kamerstuk, 27 561, nr. 22) is aangegeven dat ik verantwoordelijk ben voor het beleid ten aanzien van de gezondheidsaspecten voor burgers van elektromagnetische velden afkomstig van antennes. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor de gezondheidsaspecten van werknemers.

Het behoort in deze lijn tot mijn verantwoordelijkheid om te beoordelen of de plaatsingsvoorwaarden in combinatie met de Europees vastgelegde normen voor antennes voor mobiele telefonie, de gezondheid en welbevinden voor burgers waarborgen. Hoewel daar in lokale discussie wel eens misverstand over bestaat is die beoordeling dus geen verantwoordelijkheid voor gemeentelijk of provinciaal bestuur .”

3.6 Conclusie

De gezondheidsraad en de wereldgezondheidsorganisatie stelt dat er momenteel nog geen aanwijzingen zijn dat er op lange termijn schadelijke effecten zouden zijn. Het Zwitsers rapport wordt als belangrijkste onderlegger gebruikt, echter de onderzoeksdata zijn niet openbaar. Het Rijk zegt de ontwikkelingen nauwlettend te volgen. Er zijn ook rapporten waarin het tegendeel beweerd wordt. Het is onze stellige overtuiging dat de discussie met betrekking tot gezondheid en elektromagnetische velden op een ander niveau (nationaal) gevoerd dient te worden. De conclusie is dat wij gebonden zijn aan het standpunt van het Rijk, vertegenwoordigd door de staatssecretaris van het Ministerie van VROM en het standpunt van de Gezondheidsraad, omdat wij de kennis en expertise ontberen zelf onderzoek te kunnen doen en daarover te kunnen oordelen.

Hoofdstuk 4. Planologische aspecten

4.1 Bestemmingsplan en bouwvergunning

In zijn algemeenheid geldt dat bouwwerken te allen tijde regulier bouwvergunningsplichtig zijn tenzij deze op grond van het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (BBLB) als bouwvergunningvrij respectievelijke licht- bouwvergunningsplichtig kunnen worden aangemerkt. Dit wordt bepaald in artikel 43, lid 1, sub c juncto artikel 3, lid 1 sub e van de Woningwet. In de Woningwet/ BBLB is besloten dat antennes (inclusief mast en techniekkast) tot 5 meter op bestaande bouwwerken hoger dan 9 meter(met uitzondering van monumenten en gebouwen die binnen beschermd stads- en dorpsgezicht vallen) vergunningvrij zijn.

Verder moeten de antenne installaties aan de volgende voorwaarden voldoen, willen zij als vergunningsvrij worden aangemerkt:

Vergunningvrije installaties worden niet getoetst aan het bestemmingsplan en deze kunnenslechts zeer beperkt en alleen achteraf getoetst worden aan de redelijke eisen van welstand (criterium is “ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand”). Indien plaatsing geschiedt op een gebouw in gemeentelijk eigendom- kan worden afgedwongen (privaatrechtelijk) aandacht te besteden aan de visuele inpasbaarheid. Dit beperkt zich echter tot de kleurstelling van de techniekkast en toebehoren. Over de locatie zelf kan niet worden gediscussieerd. Ook C2000 masten, onderdeel van het netwerk van brandweer, ambulance en politie, kunnen altijd worden geplaatst.

Masten

Voor op de grond geplaatste masten is altijd een bouwvergunning nodig. Een bouwvergunning kan op basis van een limitatief aantal gronden geweigerd worden. Een daarvan is de constatering dat een bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, zoals geregeld in artikel 44 van de Woningwet. In de gemeentelijke bestemmingsplannen zijn in het algemeen geen mogelijkheden opgenomen tot het realiseren van masten ten behoeve van mobiele communicatie. Een aanvraag voor een mast zal daarom in de regel in strijd zijn met het bestemmingsplan en praktisch gezien alleen vergund kunnen worden middels een vrijstellingsprocedure. Een herziening van het bestemmingsplan (‘postzegelplan’) is weliswaar een tweede mogelijkheid, doch gelet op de kosten en de tijd die ermee gemoeid zijn, wordt dit niet als een redelijke optie gezien. Dat neemt niet weg dat een vrijstellingsbesluit dezelfde bouwrechten schept als een herziening van het bestemmingsplan. De masten in onze gemeente zijn dan ook in het verleden vergund middels een gecombineerd besluit: bouwvergunning is verleend met vrijstelling van het bestemmingsplan. Alle masten in onze gemeente, met uitzondering van een illegaal opgerichte mast aan de Vennewatersweg te Egmond Binnen, zijn derhalve legaal.

Voor masten binnen de bebouwde kom met een hoogte tot aan 40 meter is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen in artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) jo. artikel 20 Besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO). Deze categorie valt daarmee onder een licht planologisch regime.

Voor de overige gevallen zal een ‘zwaardere’ vrijstellingsprocedure nodig zijn, namelijk artikel 19, lid 2 dan wel artikel 19, lid 1 WRO. Een zwaardere planologische procedure betekent in ieder geval dat een 'goede ruimtelijke onderbouwing' is vereist. Voor de laatste categorie van gevallen is daarnaast een verklaring van geen bezwaar vereist van Gedeputeerde Staten van Noord- Holland. Deze categorie is vooral aan de orde bij het plaatsen van masten in het buitengebied. De provincie acht -met de gemeente- het buitengebied zodanig kwetsbaar dat het oprichten van nieuwe functies een zware procedure rechtvaardigt. In het binnenstedelijk gebied heeft in principe de gemeente het primaat. Het gegeven dat vrijstelling van het bestemmingsplan mogelijk is, schept overigens niet de plicht voor de gemeente om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Er zal altijd een overweging plaats moeten vinden tussen het meer algemene en commerciële belang (bieden van dekking), ruimtelijke ordeningsbelangen en specifieke belangen van derden.

4.2 Redelijke eisen van welstand

De overige weigeringsgronden zijn eveneens genoemd in artikel 44 van de Woningwet. Het bouwen van een mast zal moeten voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen en voorschriften. Voor wat betreft de welstandseisen houdt dit in dat advies zal worden ingewonnen van de stichting Welstandszorg Noord- Holland, commissie Kennemerland. De commissie dient zich te baseren op de door raad vastgestelde welstandsnota. Voor elk object geldt dat het dient te passen in de cultuurhistorische context; er dient een relatie te zijn tussen bouwwerk en omgeving; er dient een balans te zijn tussen schaal, maatverhoudingen en de omgeving. Voor sommige gebieden is geconcludeerd dat ze een dusdanig hoge kwaliteit beschikken, zij het landschappelijk, cultuurhistorisch of anderszins, dat het welstandsregime als ‘bijzonder’ is gedefinieerd. De criteria in deze gebieden zijn strenger dan elders.

(er is een uitzondering opgenomen in art.44 van de Woningwet: “tenzij b&w van mening zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend”. Er is dus een bredere afweging mogelijk juist omdat een bv maatschappelijk gewenste ontwikkeling niet altijd kan voldoen aan redelijke eisen van welstand).

4.3 Wet Milieubeheer

Antenne-installaties voor mobiele communicatie zijn als zodanig niet als een specifieke inrichting in de Wet milieubeheer opgenomen. Wel zijn de navolgende categorieën voor antenne-installaties relevant:

Categorie 20.1 a sub 3

Onder deze categorie vallen inrichtingen (opstelpunten) met een totaal elektrisch vermogen voor de omzetting van elektrische energie in stralingsenergie van meer dan 4kW. Dat is nooit het geval.

Categorie 1.1a

Onder deze categorie vallen de inrichtingen (opstelpunten) met een totaal aan elektromotorisch vermogen van meer dan 1,5kW. Uitgezonderd hiervan zijn elektromotoren van bijvoorbeeld ventilatoren, condensors en compressors met een vermogen van 0,25kW of minder. Dit geldt voor elke elektromotor afzonderlijk. Ook daar is nooit sprake van.

Eén inrichting.

Volgens het 4e lid van artikel 1.1 Wm wordt als één inrichting beschouwd:

  • -

    De tot éénzelfde onderneming of instelling behorende installaties, en;

  • -

    Die onderlinge technische, organisatorische of functionele binding hebben, en;

  • -

    In elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.

Voor antenne-installaties voor mobiele communicatie is derhalve in principe geen milieuvergunning vereist, ook niet als er meerdere installaties aanwezig zijn op één mast.

4.4 Planschade/ financiële aansprakelijkheid

In artikel 49 WRO is bepaald dat: “een belanghebbende die ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan vergoeding niet of voldoende is verzekerd, het college kan verzoeken een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding aan hem toe te kennen”. In het kader van het plaatsen van antenne- installaties / masten zijn wij van mening dat de mogelijke financiële risico's volledig voor rekening van de providers dient te komen. Per geval kan een planschade risico- analyse worden uitgevoerd, en zo nodig een planschade- overeenkomst worden afgesloten. In het geval van masten is de kans op planschade (claims) groter dan bij individuele zend -installaties. Volgens vaste jurisprudentie is niet aangetoond dat antenne- installaties schadelijke effecten op de gezondheid hebben waardoor planschade op basis van dit argument niet aan de orde zal zijn. Er kan wel planschade ontstaan als gevolg van stedenbouwkundig of ruimtelijk verminderde situatie (zoals uitzicht) dat dan weer zou leiden tot waardevermindering van onroerend goed. Het moge duidelijk zijn, dat de ruimtelijke impact van een mast groter is dan van een individuele antenne- installatie tot 5 meter die op een dak wordt geplaatst en vaak wordt weggestoken. Echter ook masten voor mobiele telecommunicatie kunnen over het algemeen redelijk goed worden weggestoken zodat ze van dichtbij niet zichtbaar zijn.

Gevolgschade

In zijn brief van 29 maart 2005, gericht aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, heeft de Staatssecretaris van VROM ten aanzien van de aansprakelijkheidsproblematiek mogelijke gezondheidsschade van UMTS basisstations bericht, dat pas sprake is van aansprakelijkheid, indien het oorzakelijk verband is aangetoond tussen de gezondheidsschade en de blootstelling aan de door antennes voortgebrachte elektromagnetische velden. De vraag of een overheid onrechtmatig heeft gehandeld, en dus aansprakelijk is, wordt door de rechter beantwoord. De rechter komt tot een conclusie door te kijken naar wat de overheid wist, welke kennis zij had met betrekking tot de gevaren die burgers zouden lopen. Een overheid kan wegens gebrekkig toezich aansprakelijk worden geacht, indien zij op de hoogte is of had kunnen zijn van een groot onaanvaardbaar groot risico op gezondheidsschade en niettemin nalaat maatregelen te treffen ter verkleining van dat risico. Als algemeen uitgangspunt in het aansprakelijkheidsrecht geldt dat de (juridische) verantwoordelijkheid voor het schadeveroorzakend feit primair is gelegen bij de onderneming die het gevaar in het leven roept.

4.5 Juridische aspecten

Er zijn de afgelopen jaren nogal wat zaken gevoerd met betrekking tot masten en antenne-installaties. Het is hierdoor mogelijk een jurisprudentie te schetsen met betrekking tot dit onderwerp. In de rechtsspraak wordt in alle gevallen het oordeel gehanteerd dat gemeenten terecht mogen uitgaan van het advies van de Gezondheidsraad bij de beoordeling van aanvragen voor masten. De rechtbank van Almelo oordeelde zulks al in 2004 (LJN: AR7719, Rechtbank Almelo , 04 / 1084 WW44 AQ1 V). Ook de Raad van State Stelt zich op dit standpunt (zie bijvoorbeeld : LJN: AZ4795, Raad van State , 200605836/1, 200605836/2,

2005/09851/1 en 2006/07510/1).

Omgekeerd mag een bouwvergunning niet geweigerd worden vanwege vermeende negatieve effecten op de gezondheid (bijvoorbeeld Zoetermeer tegen Telfort volgens rechtbank ’s-Gravenhage [AWB 01/1428 WR01]).

In de gemeente Bergen is in 2006 een voorlopige voorziening ingediend tegen de bouwvergunning van een mast te Egmond Binnen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek verworpen en gelijktijdig geoordeeld dat de gemeente terecht mocht uitgaan van het advies van de Gezondheidsraad.

Op 15 maart 2006 heeft de rechtbank van Rotterdam een besluit van de gemeente Barendrecht vernietigd. Deze gemeente had een reeds eerder verleende vergunning voor een mast voor mobiele communicatiedoeleinden ingetrokken op basis van gezondheidsredenen en het voorzorgsprincipe. In casu werden van vergunninghouder gegevens gevraagd waaruit voldoende zou moeten blijken dat er geen schadelijke effecten zouden bestaan op de gezondheid, met name gespecificeerd op onderzoeken waaruit de gevolgen op de lange termijn zouden moeten blijken. De gemeente kon en mocht zich, volgens de rechtbank van Rotterdam, hierbij niet baseren op informatie die er nog niet is. De gemeente mocht daarom de vergunning niet intrekken.

Ook de stelling van een enkele appellant dat gezondheidsrisico’s niet uit te sluiten zijn, betekent niet dat een vrijstelling en bouwvergunning voor een zendmast niet verleend kan worden (13 juni 2007, 2006/06703/1).

De uitspraak die hier nog genoemd wordt is een uitspraak van de rechtbank Zwolle- Lelystad (AWB 06/195). In deze zaak voegde de rechter overwegingen ten overvloede aan. De gemeente mocht zich terecht baseren op het jaarbericht van de Gezondheidsraad ('er is geen reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid en de wetenschappelijke integriteit van de bij voornoemd onderzoek en advies betrokken personen'). De rechtbank kon zich nu eisers een keur aan tegenrapporten hadden overlegd, bij aanvullend bezwaar voorzien van commentaar, dat de gemeente daaraan in het nieuw te nemen besluit een nadere overweging wijdt. Deze rechtbank wenst van de gemeente kennelijk een oordeel over de diverse onderzoeken.

Het geluid is nog wel eens te horen dat dergelijke onvolkomenheden gebruikt kunnen worden om bouwvergunningen in te trekken. Het komt echter regelmatig voor dat (relatief) kleine foutjes zich voordoen in de vergunningverlening. Volgens vaste jurisprudentie dient de vergunningverlener -indien de onvolkomenheden eenvoudig te herstellen zijn- dit ook te doen. Bovendien mag de overheid niet een bevoegdheid gebruiken (misbruiken) om een ander doel te bereiken dan waarvoor de bevoegdheid bedoeld is. De gemeente Lingewaal trok een bouwvergunning in na bezwaren vanuit de omgeving. Daarbij heeft de gemeente het van belang geacht de mogelijkheid dat in de antennemast later alsnog, vergunningsvrij, UMTS-installaties kunnen worden gehangen. De rechter oordeelt echter dat, nu een bouwaanvraag voor een GSM-mast is gedaan en de weigering steunt op de mogelijkheid vergunningsvrij UMTS-installaties in de mast te hangen, verweerder zijn bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is verleend. De wetgever heeft er immers bewust voor gekozen het plaatsen van een antenne op een bestaand gebouw vergunningsvrij toe te staan, mede in het licht van een convenant tussen rijksoverheid, VNG en aanbieders van mobiele telefonie inzake blootstellinglimieten aan elektromagnetische velden.

4.6 Andere gemeenten

Uit bovenstaande blijkt wel dat meerdere gemeenten kampen met het probleem en via de juridische weg ' oplossingen' trachten te vinden. Dit is tot op heden een heilloze weg gebleken. Volgens de website stopumts.nl zijn er 54 gemeenten die UMTS/ GSM weren (deze lijst is niet actueel. Zo staan er gemeenten genoemd die het 'Zwitsers rapport' afwachten' alvorens verder te gaan met het uitrollen van het netwerk. De resultaten van het Zwitsers rapport zijn inmiddels bekend). Het is zeker niet zo dat deze gemeenten allen een restrictief beleid voeren (algeheel verbod). Tevens zijn er nog wel verschillen op te merken tussen de diverse vormen van beleid, moties, amendementen en dergelijke. Het weren van masten zegt nog niets over het weren van antenne- installaties. De invloed van de gemeente in dezen is namelijk beperkt. Het valt te bezien in hoeverre de diverse beleidskeuzes effectief zijn en welk doel ermee gediend wordt.

4.7 Planologie

Bovenstaande constatering is in meer algemene zin van belang voor het opstellen van beleid. Hoewel de gemeenten zich niet kunnen en mogen mengen in het bepalen of sprake is van gezondheidsrisico’s, is het wel een algemeen uitgangspunt van ruimtelijk beleid dat er voldoende maatschappelijk draagvlak voor dient te bestaan. In theorie kan de bevolking van Bergen ervoor kiezen geen prijs meer te stellen op mobiele telecommunicatie. De gemeente gaat dan over tot een restrictief beleid (er worden geen masten meer toegestaan, bouwaanvragen worden geweigerd,e.d). Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat men mobiel wil blijven bellen. De vraag is vervolgens hoe deze ontwikkeling ruimtelijk gestuurd kan worden.

4.7Conclusie

Het speelveld van de gemeente beperkt zich tot het stellen van ruimtelijke randvoorwaarden. Voormalig staatssecretaris Van Geel heeft in een brief laten weten dat gezondheid in relatie tot antennes een onderwerp is van Rijksbeleid. Juridisch gezien dient de gemeente zich voor wat betreft gezondheidsaspecten te conformeren aan het standpunt van het Rijk/ Gezondheidsraad. Deze conclusie trokken wij al in hoofdstuk 3, omdat wij de kennis en expertise ontberen zelf onderzoek te doen en daarover te oordelen.

Hoofdstuk 5. Plaatsingscriteria en overige maatregelen

5.1 Inleiding

Op basis van hoofdstuk 2,3 en 4 volgen de criteria waaraan plaatsing dient te voldoen. Dit toetsingskader levert een set bepalingen op waarmee het voor een ieder duidelijk is welke overwegingen ten grondslag liggen aan toekomstige ontwikkelingen.

De bezorgdheid onder de bewoners heeft echter ook betrekking op bestaande situaties. We hebben al geconstateerd dat het intrekken van bouwvergunningen juridisch niet haalbaar is. Het verwijderen van individuele antenne- installaties voor zover bouwvergunningvrij en voor zover staand op gemeentelijke eigendommen, is niet effectief. Providers zullen dan uitwijken naar een alternatief, een ander gebouw, of opteren voor een vrijstaande mast, waardoor teruggevallen wordt op paragraaf 5.2.

Het is op het moment van schrijven van deze notitie niet bekend of de meerderheid van de bevolking tegenstander is van mobiele telecommunicatie. Er wordt van uitgegaan dat dat momenteel niet het geval is. Vanuit Bergen, Bergen aan Zee, Egmond aan Zee en Egmond aan den Hoef zijn geen bezwaren gehoord. In Schoorl, Groet en Egmond Binnen gaat het om een gedeelte van de bevolking. Er zijn op rijksniveau reeds wetten en beleid gemaakt, waardoor de gemeente op bepaalde gebieden met handen en voeten gebonden is (zie hoofdstuk 2, 3). De burger kan hierdoor het idee krijgen dat de gemeente hem of haar niet serieus neemt of niet doet wat hij of zij wil. Ook krijgt de rijksoverheid wellicht onvoldoende indruk wat er werkelijk leeft onder de bevolking. Wij zien het als onze taak de bezwaren van de bevolking te bundelen en kenbaar te maken aan de rijksoverheid, echter: deze discussie behoort thuis op landelijk niveau. Het ontbreekt de gemeente aan wettelijke bevoegdheden, kennis en expertise zich hiermee bezig te houden. Het speelveld van de gemeente beperkt zich tot de ruimtelijke inpassing van vergunningsplichtige masten.

5.2 Plaatsingscriteria

Bepaling 0.

Bestaande rechten worden gerespecteerd. De gemeente zal niet overgaan tot het verwijderen van masten of intrekken van bouwvergunningen.

Bepaling 1.

Er zal slechts meegewerkt worden aan de bouw van een zendmast indien uit objectieve gegevens blijkt dat er ter plaatse een dekkingsprobleem bestaat.

  • -

    Bepaling 2

  • -

    Er zal slechts meegewerkt worden aan de bouw van een nieuwe zendmast indien er geen mogelijkheden zijn tot 'site- sharing'. Dit geldt ook wanneer gebruik gemaakt kan worden van bestaande masten die het dragen van antennes niet als primair doel hebben. (bijv. hoogspanningsmasten of reclamezuilen).

Indien de bestaande mast niet groot genoeg of sterk genoeg is om een extra antenne in te passen dan dient de mast vervangen te worden door een sterkere waar dat wel in kan. Het is niet wenselijk om meerdere masten vlak bij elkaar te plaatsen.

Bepaling 3

-In principe geen plaatsing van nieuwe masten voor mobiele telecommunicatie in gebieden die als beschermd dorpsgezicht zijn aangewezen of waarvan de aanwijzing in voorbereiding is; in principe geen plaatsing op of nabij gemeentelijke, provinciale en/ of rijksmonumenten

Bepaling 4

-In principe geen plaatsing van masten voor mobiele telecommunicatie in het landelijk gebied (het gebied niet behorend tot de bebouwde kom). Eventueel kunnen gebieden waar reeds een bebouwingscluster aanwezig is hierop een uitzonder vormen mits de mast qua hoogte en omvang voldoende kan worden weggestoken en zodoende geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en of natuurwetenschappelijke waarden. Voorbeelden van dergelijke bebouwingsclusters kunnen ook zijn sportterreinen of parkeerterreinen.

Bepaling 5

-In principe geen plaatsing van masten voor mobiele telecommunicatie in het duingebied en/ of Natura 2000 gebieden, tenzij aangetoond kan worden dat door bestaande natuurlijke elementen de mast aan het zicht onttrokken kan worden en er geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan de natuurwetenschappelijke of landschappelijke waarden. Tevens dient, indien er een ontheffing op basis van de Natuurbeschermingswet vereist is, deze voorafgaand aan

bouwvergunningverlening onherroepelijk te zijn geworden.

Bepaling 6

-Plaatsing van een zendmast alsmede bijbehorende technische installaties en omhekking dient te geschieden op een ruimtelijk, stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbare locatie waar de mast in de onmiddellijke nabijheid zo min mogelijk te zien is, al dan niet met behulp van inrichtingsmaatregelen ten behoeve van inpassing. De kosten voor de inpassingmaatregelen zijn voor rekening van de aanvrager.

Bepaling 7

-Indien zich meerdere locaties voordoen waar voldaan kan worden aan bepaling 6, dient de zendmast bij voorkeur aan de rand van de bebouwde kom te worden gebouwd en/ of gebouwd te worden op of nabij grijze functies zoals bedrijventerreinen, sportterreinen, parkeerterreinen, belangrijke doorgaande wegen en/of nabij reeds bestaande horizonvervuilende elementen zoals, lichtmasten, e.d.

Bepaling 9

-Bouwaanvragen voor masten dienen daarnaast te voldoen aan alle wettelijke vereisten, zoals de redelijke eisen van welstand en het bepaalde in het bestemmingsplan, de bouwverordening en het Bouwbesluit

5.3 Flankerende maatregelen

Concrete stappen die de gemeente daarnaast onderneemt zijn:

  • Ø

    De Rijksoverheid (ministerie van VROM) alsmede de landelijk opererende politieke partijen op de hoogte stellen van de onrust onder de bevolking van Bergen met betrekking tot elektromagnetische velden.

  • Ø

    De Rijksoverheid (ministerie van VROM) alsmede de landelijk opererende politieke partijen verzoeken de gemeente Bergen gedetailleerd uit te leggen welke vervolgstappen zij onderneemt teneinde de vraag te beantwoorden welke effecten te verwachten zijn op de gezondheid na langdurige blootstelling aan elektro-magnetische velden.

  • Ø

    Tevens zien wij het als onze taak actieve voorlichting te geven omtrent dit onderwerp. Ongerustheid wordt door wetenschappers nog wel eens als bron voor niet-specifieke klachten genoemd. Betoogd wordt dat een goede communicatievoorziening de ongerustheid kan laten afnemen. Deze beleidsnotitie is hiertoe een aanzet.

  • Ø

    Verder wordt er een openbare informatie bijeenkomst georganiseerd. Wij zullen ons inspannen een keur aan sprekers uit te nodigen, een en ander overeenkomstig de informatie- bijeenkomst zoals wij die gehad hebben op 11 december 2006.

  • Ø

    Het verslag van deze bijeenkomst gaat bij deze notitie, zodat een ieder kennis kan nemen van hetgeen besproken is.

  • Ø

    Tevens is in deze notitie een overzicht gegeven van alle bestaande antenne-installaties (op bouwwerken en masten) in de gemeente.

  • Ø

    Wij zullen Monet verzoeken om een nulmeting van de veldsterkte van de diverse installaties en deze meting regelmatig te herhalen.

  • Ø

    Mocht in de toekomst het college in beginsel bereid zijn medewerking te verlenen aan een bouwvergunning voor een nieuwe mast dan zal het college eerst advies inwinnen van de commissie Ruimte en Beheer en de desbetreffende wijkvereniging. Dit advies is niet bindend. Een positief beginselbesluit zal volgens de normale procedure ex afdeling 3.4. van de Algemene Wet Bestuursrecht afgehandeld worden. Het publicatiebericht zal extra duidelijk en apart in de krant worden geplaatst.

  • Ø

    In deze bijlage staan de procedures beschreven die een bouwaanvraag voor een mast moet doorlopen. Tevens is aangegeven waaraan providers moeten voldoen willen ze een vergunningsvrije antenne- installatie plaatsen op een gebouw. De gemeente is geen speler in deze procedure, zoals al in hoofdstuk 1 beschreven staat.

  • Ø

    Mocht in de toekomst het Rijk met een nieuw standpunt komen ten aanzien van gezondheid en elektromagnetische velden, dan wel er worden wetswijzigingen doorgevoerd, wordt deze beleidsnotitie herzien.

  • Ø

    Bij vergunningverlening voor masten wordt in de toekomst een planschade risico analyse gemaakt en indien nodig een overeenkomst afgesloten met betrekking tot de planschade.

Hoofdstuk 6. Vervolg

Een nadere beschouwing van de huidige dekking leert dat de meeste kernen van Bergen momenteel al over voldoende dekking beschikken. Dit zegt echter niets over de toekomstige vraag. De verwachting van providers is dat de vraag naar UMTS toeneemt en dat de providers extra opstelpunten willen realiseren. Nieuwe aanvragen worden afgewikkeld met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 5.

Voor de recent verleende vergunningen in Schoorl en Egmond Binnen wordt/is gezocht naar een alternatieve oplossing. In Egmond Binnen is met vergunninghouder een alternatieve oplossing gevonden in de locatie aan de Vennewatersweg. Hier staat feitelijk al een illegaal opgerichte zendmast. Deze zou hoger moeten worden indien ze de kern Egmond Binnen daadwerkelijk zou moeten bedienen. Vergunninghouder is bereid tot plaatsing op deze plek, maar houdt de gemeente aansprakelijk voor de extra kosten, door hen geschat op 15.000 euro. Deze locatie bevindt zich op ca 300mvan de kern Egmond Binnen en op 25 tot 100m van de dichtbijstaande woningen. Gezegd moet worden dat niet iedereen het eens is met deze plek. Bovendien is niet bekend hoe de provincie tegen dit specifieke geval aankijkt. Een alternatieve optie is het sportterrein de Kwekerij (200 meter van de woonkern), echter de verwachting is dat ook deze plek bezwaar zal opleveren vanuit de bevolking. Plaatsing op het sportterrein van Rinnegom is wat de vergunninghouder betreft niet bespreekbaar.

In Schoorl kan aan een alternatief rond de verlegging van de N9 gedacht worden, echter de kosten liggen hier aanmerkelijk hoger. Het gaat hier om verplaatsing wat een wezenlijk verschil is met de situatie in Egmond Binnen. Geschatte kosten: 200.000 euro plus 150.000 per provider. Bovendien gaat provider slechts akkoord met dit alternatief indien er in de kern Schoorl een extra opstelpunt wordt gerealiseerd. Een alternatief waar de provider wel mee akkoord is, is plaatsing naast de begraafplaats. Er wordt dan ‘winst’ geboekt in die zin dat de mast dan niet in of vlakbij een woonwijk staat, maar de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen ca. 160meter bedraagt. Opnieuw bedragen de kosten voor een dergelijke verplaatsing voornoemd bedrag.

De discussie rond de bezwaarprocedures maakt in principe geen onderdeel uit van deze notitie. Indien geld beschikbaar gesteld wordt voor verplaatsing, zal dit verder uitgewerkt worden.

Er dient dan wel rekening gehouden mee worden er verzoeken zullen/ kunnen komen de masten in Groet (Hargervaart), Bergen (Berdos, BSV) en Egmond aan den Hoef eveneens te verplaatsen. Dit zou neerkomen op minimaal 200.000 per te verplaatsen mast.

Nadere discussie met de raad en de actiegroepen is gewenst en zal gecontinueerd worden indien het beleid is vastgesteld.

Overige punten motie.

Onderstaande punten zijn nog niet behandeld.

  • 4.

    daarbij na te gaan of de aanvraag UMTS specifiek stond vermeld;

  • 6.

    plaatsingsplannen bekend te maken aan de inwoners door actieve voorlichting te geven in de plaatselijke media.

Ad 4). Op de aanvragen stond vermeld dat het ging om masten voor mobiele communicatiedoeleinden. zoals aangegeven in deze notitie, is het niet relevant/ nodig om aan te geven dat het om GSM/ UMTS masten gaat. Het plaatsen van deze installaties is vergunningsvrij (slechts de zendmast zelf is vergunningsplichtig).

Ad 6). De plaatsingsplannen mogen niet openbaar gemaakt worden en gebruikt worden voor voorlichting. Bijlage 1. Overzicht opstelpunten Bergen

locatie

Type

Providers

BSV terrein, Bergen

Zendmast, gerealiseerd

3

Berdos terrein Bergen

Zendmast, gerealiseerd

1

Nieuwedam, Schoorl

Zendmast, gerealiseerd

4

Hargervaart, Groet

Zendmast, gerealiseerd

4

Lamoraalweg, Egmond aan den Hoef

Zendmast, gerealiseerd

1

Sportlaan, Egmond aan Zee

Zendmast, gerealiseerd

1

Vennewatersweg, Egmond Binnen.

Zendmast, gerealiseerd zonder vergunning

1

Herenweg bij Hegemunde, Egmond Binnen (zou ter vervanging van de mast zijn aan de Vennewatersweg);

Zendmast (vergund maar niet gerealiseerd)

Nieuwedam, Schoorl (vervanging bestaande mast door een hogere)

Zendmast (vergund, niet gerealiseerd)

Eeuwigelaan, Bergen;

Aanvraag voor zendmast (nog niet op besloten)

Lamoraalweg/ Weg over de Bisschop, Egmond aan den Hoef (vervanging bestaande mast door een hogere)

Aanvraag voor zendmast (nog niet op besloten)

De Marke, Bergen

Antenne installatie, vergunningsvrij

2

Landweg, Bergen

Antenne installatie, vergunningsvrij

1

Hotel Nassau Bergen aan Zee

Antenne installatie, vergunningsvrij

2

Uitkijktoren, Bergen aan Zee

Antenne installatie, vergunningsvrij

4

-Hotel Zuiderduin, Egmond aan Zee

Antenne installatie, vergunningsvrij

3

-Boulevard, Egmond aan Zee(sterflat)

Antenne installatie, vergunningsvrij

1

-Eisenhowerstraat/ Kennedyflat, Egmond aan Zee

Antenne installatie, vergunningsvrij

2

-Herenweg, Egmond aan den Hoef;

Antenne installatie, vergunningsvrij

1

-Slotkwartier, EadH

Antenne installatie, vergunningsvrij

1

Bijlage 2. Convenant in het kader van het nationaal antennebeleid inzake vergunningsvrije antenne- installaties voor mobiele communicatie

Bijlage 3. Misverstanden over UMTS