Regeling vervallen per 01-07-2015

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 30-06-2015

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

overwegende dat de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009 aanpassing behoeft;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2011, nummer RVB11-0102;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub c, juncto artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

BESLUIT:

de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      woonkosten:

      - indien het een huurwoning betreft de in aanmerking te nemen huishuur in het kader van de Wet op de huurtoeslag;

      • -

        indien het een eigen woning betreft, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente, de vanwege het in eigendom hebben van de woning zakelijke lasten alsmede een door of namens het college nader vast te stellen bedrag voor groot onderhoud.

Hoofdstuk 2. Categorieën

Artikel 2.

  • 1. Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a. alleenstaande als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub a, van de wet;

      b. alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de wet;

      c. gezin als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub c, van de wet.

  • 3. Bij een gezin geldt het leeftijdscriterium als bedoeld in lid 1 voor minstens twee rechthebbende personen.

Hoofdstuk 3. Criteria voor het verhogen van de norm

Artikel 3. Alleenwonende alleenstaande (ouder)

De norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft en dientengevolge de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen, wordt verhoogd met een toeslag, die is bepaald op het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening.

Artikel 4. Niet alleenwonende alleenstaande (ouder)

  • 1. De norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft of die in de woning van een ander zijn hoofdverblijf heeft en die de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen, wordt verhoogd met een toeslag die is bepaald op de helft van het in artikel 25, lid 2 van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt de norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder verhoogd met een toeslag, die is bepaald op het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening, indien de woning wordt bewoond met een ander of die in de woning van een ander woont en die de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen.

  • 3. Van het niet kunnen delen van de algemeen noodzakelijk kosten is in ieder geval sprake, indien de woning wordt bewoond met uitsluitend:

    • a.

      een ongehuwd kind dat aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 dan wel een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en over een inkomen beschikt dat niet hoger is dan het bedrag in artikel 20, lid 1, sub b, van de wet;

      Onder “inkomen” wordt mede begrepen het inkomen dat in het kader van de Wet studiefinanciering 2000 bij de vaststelling van de hoogte van het toetsingsinkomen buiten beschouwing wordt gelaten;

    • b.

      een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet vanwege zorg tussen die bloedverwant en de alleenstaande of de alleenstaande ouder;

    • c.

      een bloedverwant in de tweede graad waarbij sprake is van zorg als bedoeld in artikel 4, lid 5, van de wet tussen deze bloedverwant en de alleenstaande of de alleenstaande ouder.

  • 4. Bij drie of meer kostgangers en/of onderhuurders wordt de kostgever of de (onder)verhuurder geacht een bedrijf te exploiteren en dient voor bijstand een beroep te worden gedaan op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Hoofdstuk 4. Criteria voor het verlagen van de norm of de toeslag

Artikel 5. Gezin

  • 1. De norm voor een gezin bij wie een ander zijn hoofdverblijf heeft of dat in de woning van een ander haar hoofdverblijf heeft en dat de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen, wordt verlaagd

    met de helft van het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 2. In afwijking van lid 1 vindt geen verlaging plaats indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet kunnen worden gedeeld dan wel het gezin uit 3 of meer rechthebbende personen bestaat.

  • 3. Van het niet kunnen delen van de algemeen noodzakelijk kosten is in ieder geval sprake, indien de woning wordt bewoond met uitsluitend:

    • a.

      een ongehuwd kind dat aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 dan wel een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en over een inkomen beschikt dat niet hoger is dan het bedrag in artikel 20, lid 1, sub b, van de wet;

      Onder “inkomen” wordt mede begrepen het inkomen dat in het kader van de Wet studiefinanciering 2000 bij de vaststelling van de hoogte van het toetsingsinkomen buiten beschouwing wordt gelaten;

    • b.

      een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet vanwege zorg tussen die bloedverwant en een van de resterende leden van het gezin;

    • c.

      een bloedverwant in de tweede graad waarbij sprake is van zorg als bedoeld in artikel 4, lid 5, van de wet tussen deze bloedverwant en een van de gezinsleden.

  • 4. Bij drie of meer kostgangers en/of onderhuurders wrodt de kostgever of de (onder)verhuurder geacht een bedrijf te exploiteren en dient voor bijstand een beroep te worden gedaan op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Artikel 6 Geen woonkosten

  • 1. Geen toeslag wordt verstrekt aan de alleenstaande en alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen als hij/zij geen woonkosten verschuldigd is.

  • 2. De norm voor een gezin wordt verlaagd met het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag als het gezin geen woonkosten verschuldigd is.

  • 3. In afwijking van lid 2 vindt geen verlaging plaats indien het gezin uit 3 of meer rechthebbende personen bestaat.

Artikel 7 Alleenstaande van 21 jaar of 22 jaar

Geen toeslag wordt verleend aan de alleenstaande van 21 of 22 jaar.

Artikel 8 Cumulatie van verlaging

De maximale verlaging als bedoeld in dit hoofdstuk bedraagt voor een gezin het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 9

De bepalingen in deze verordening laten de toepassing van artikel 18. lid 1, van de wet onverlet indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012".

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 12

De "Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009", vastgesteld in de openbare vergadering van 27 november 2008, de "Verordening tot wijziging van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009", vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2009, alsmede de "Verordening tot 2e wijziging van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009", vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2010, vervallen op 1 januari 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 december 2011.