Regeling vervallen per 14-02-2017

Beheersverordening Grondbedrijf 2012

Geldend van 17-12-2012 t/m 13-02-2017

Intitulé

BEHEERSVERORDENING GRONDBEDRIJF 2012

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van 25 september 2012, nr. RVB12-0080;

gelet op de bepalingen in de gemeentewet;

BESLUIT:

  • 1.

    De door het college van burgemeester en wethouders opgelegde geheimhouding op de bijlagen van dit raadsvoorstel genaamd “Herziening Meerjarenprogramma Grondbedrijf ‘boekwaarde en kasstromen’, ‘risicoprofiel en vermogen grondbedrijf’en ‘totaaloverzicht’op grond van het belang genoemd in artikel 10, lid 2, onder b en g Wet openbaarheid van bestuur te bekrachtigen;

  • 2.

    De herziening Meerjarenprogramma Grondbedrijf vast te stellen;

  • 3.

    De ‘Beheersverordening grondbedrijf 2012-1’vast te stellen.

artikel 1 . Doelstelling en taken grondbedrijf

  • 1.1 Missie grondbedrijf

    Als onderdeel van de afdeling Vastgoed & Projecten faciliteert, ontwikkelt mede en ondersteunt het grondbedrijf de maatschappelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Bergen op Zoom. Zij draagt bij aan het proces dat tot doel heeft het feitelijke gebruik van grond in overeenstemming met het maatschappelijk gewenste ruimtelijk gebruik te brengen. Het grondbedrijf genereert financiële middelen, voert een overwegend participerend grondbeleid, indien mogelijk wordt echter een actief en indien nodig een passief grondbeleid gevoerd. Daarnaast verleent het grondbedrijf deskundige financieel-economische begeleiding in projecten. Dit laatste met als doel een optimaal financieel resultaat te bereiken binnen elk project. Zij ondersteunt de gemeentelijke planvorming door de creatieve inzet van kennis en vaardigheden op het gebied van planfinanciering, grondverwerving, tijdelijk beheer, uitgifte van grond en door inzet van het geëigende juridische instrumentarium om ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken.

  • 1.2 Een belangrijke uitwerking van de missie van het grondbedrijf is dat zij zorg draagt voor een gezond grondbedrijf. Dit houdt in dat het grondbedrijf er voor zorg draagt dat er een financiële reserve bestaat die een voldoende risico buffer vormt voor financiële risico’s in lopende en toekomstige projecten, bij een normale markt en economische omstandigheden. Indien er echter sprake is ven een snelle of langdurige wijziging in de markt op economische omstandigheden kunnen er aanvullende dekkingsmogelijkheden buiten het grondbedrijf om benodigd zijn. Aan deze randvoorwaarde toetst het grondbedrijf ook beleidsvoorstellen in lopende en toekomstige projecten.

artikel 2. Doel verordening

  • 2.1 Een belangrijke uitwerking van de missie van het grondbedrijf is dat zij zorg draagt voor een gezond grondbedrijf. Dit houdt in dat het grondbedrijf er voor zorg draagt dat er een financiële reserve bestaat die een voldoende risico buffer vormt voor financiële risico’s in lopende en toekomstige projecten, bij een normale markt en economische omstandigheden. Indien er echter sprake is ven een snelle of langdurige

artikel 3. Administratie grondbedrijf

  • 3.1 De taken van het grondbedrijf worden verantwoord binnen de totale financiële administratie van de gemeente, maar worden wel als een op zich staande grondbedrijfadministratie geregistreerd.

    • De concernadministrateur kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratie van het grondbedrijf.

  • 3.2 De financiële administratie van de gemeente dient zodanig te worden ingericht dat er ten aanzien van de taken van het grondbedrijf sprake is van een voortdurend inzicht in:

    - de financieel-economische positie;

    - het beheer van de vermogenswaarden;

    - de uitvoering van de begroting van de projectmatige en functionele complexen;

    - het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    - de rekening en de mogelijkheden om daarover verantwoording af te kunnen leggen.

    Daarbij dient de administratie en de begroting en de verslaglegging van het grondbedrijf aan te sluiten bij de eisen van het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3.3 De concernadministrateur kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratie van het grondbedrijf.

artikel 4. Financiering grondbedrijf

  • 4.1 Het concern draagt zorg voor de financiering van het grondbedrijf.

  • 4.2 Het grondbedrijf betaalt over het geïnvesteerd vermogen een rente die in principe gelijk is aan de interne rekenrente van de gemeente. In overleg met de treasurer kan in afwijking hierop voor een specifiek project een projectrente afgesproken worden. Deze projectrente wordt door de raad vastgesteld. De rentevergoeding over de reserves van het grondbedrijf is in principe gebaseerd op de rentevergoeding van vergelijkbare reserves en wordt jaarlijks door de raad vastgesteld bij de begroting. Deze kan derhalve afwijken van de interne rekenrente.

  • 4.3 Alvorens werkzaamheden in het kader van de grondexploitatie kunnen worden uitgevoerd, dient de raad hiervoor een krediet beschikbaar te stellen. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden voor algemene kosten grondbedrijf die middels het vaststellen van de gemeentebegroting worden gefiatteerd. Voor werkzaamheden in de planinitiatieffase kan, na goedkeuring van het hoofd Vastgoed & Projecten, op basis van een projectdefinitie inclusief de benoeming van een projectleider een budget verstrekt worden tot een hoogte van max. € 25.000,-. In de jaarrekening van het grondbedrijf wordt hier achteraf verantwoording over afgelegd. Indien het project doorgang vindt, worden de gemaakte kosten meegenomen in het door de raad vast te stellen voorbereidingskrediet. Dit is enkel mogelijk indien de reserves van het grondbedrijf toereikend zijn om dergelijke budgetten te verstrekken.

  • 4.4 Op basis van een definitieve exploitatiebegroting wordt aan de raad een totaalkrediet gevraagd. Jaarlijks bij de actualisatie van de exploitatiebegroting wordt aan de raad medegedeeld of het totaalkrediet nog voldoende is om de nog te maken kosten te dekken. Indien nodig wordt aan de raad een aanvullend totaalkrediet gevraagd.

  • 4.5 Voor de daadwerkelijke uitvoering van een project worden door de projectleider schriftelijk opdrachten verstrekt. Hiertoe worden aan de projectleider de bijbehorende budgetten ter beschikking gesteld. De aangevraagde budgetten dienen onderbouwd te zijn. Alvorens de budgetten ter beschikking worden gesteld, worden deze getoetst door de planeconoom. De budgetten dienen in overeenstemming te zijn met de desbetreffende grondexploitatieberekening en moeten passen binnen de beschikbaar gestelde totaalkredieten.

  • 4.6 De projectleider is er verantwoordelijk voor dat de opdracht binnen het budget wordt uitgevoerd. Hiertoe ontvangt de projectleider maandelijks kredietoverzichten van de administrateur van het grondbedrijf. Bij dreigende over- of onderschrijdingen dient de projectleider de planeconoom daarover vroegtijdig te informeren, zodat er sprake kan zijn van eventuele bijsturing. Indien de dreigende over- of onderschrijding van het budget leidt tot een dreigende over- of onderschrijding van het totaalkrediet dient het hoofd Vastgoed & Projecten daarover vroegtijdig te worden geïnformeerd. Indien de over- of onderschrijding van het budget zal leiden tot een over- of onderschrijding van het totaalkrediet dient het college van B&W geïnformeerd te worden. De raad wordt bij jaarlijkse actualisaties op de hoogte gesteld.

  • 4.7 De planeconoom toetst periodiek de voortgang van de opdracht in kwaliteit, voortgang en geld onder de regie en eindverantwoordelijkheid van het hoofd Vastgoed & Projecten.

artikel 5. Complexen, algemene bepalingen

  • 5.1 Binnen de financiële administratie van het grondbedrijf worden in ieder geval de volgende functionele complexen onderscheiden, te weten:

    a. Grondexploitaties in uitvoering;

    b. Betaalplannen;

    c. Nog niet in exploitatie genomen gronden;

    d. Verspreide panden en percelen;

    e. Gronden afgewerkte exploitaties.

  • 5.2 Het complex grondexploitaties in uitvoering is bedoeld om onderhanden werken te registreren die betrekking hebben op exploitaties in uitvoering. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan bij een ontwikkeling wordt een grondexploitatie aan de raad ter vaststelling aangeboden. Op basis van deze grondexploitatie wordt tegelijkertijd aan de raad een totaalkrediet gevraagd voor de uitvoering van het plan.

  • 5.3 Het complex betaalplannen is bedoeld om onderhanden werken te registreren die betrekking hebben op zgn. ‘postzegelplannen’. Het betreft veelal gronden waaraan enkele werkzaamheden verricht moeten worden, maar die van een zodanige omvang zijn dat geen grondexploitaties geopend hoeven te worden. De kosten kunnen meestal door de opbrengsten gedekt worden. Achteraf wordt aan de raad door middel van de jaarrekening per postzegelplan verantwoording afgelegd. Het resultaat komt ten laste of ten gunste van de reserve van het grondbedrijf. Indien de kosten niet door de opbrengsten gedekt kunnen worden, wordt de raad tussentijds op de hoogte gebracht.

  • 5.4 Het complex nog niet in exploitatie genomen gronden is bedoeld om onderhanden werken te registreren die betrekking hebben op bestemmingsplannen in voorbereiding. Indien een plan niet tot uitvoering komt wordt het resultaat ten laste of te gunste van de reserve van het grondbedrijf gebracht.

  • 5.5 Het complex verspreide panden en percelen is bedoeld om de gronden te registreren die eigendom zijn van de gemeente Bergen op Zoom, in beheer zijn bij het grondbedrijf en die niet opgenomen zijn in projectmatige complexen. Het betreft percelen en panden die aangekocht worden ten behoeve van concrete planontwikkeling waarvoor nog geen projectmatig complex is geopend of die aangekocht zijn onder de noemer van strategische aankopen ten behoeve van mogelijke toekomstige planontwikkelingen, dan wel om ongewenste planontwikkelingen tegen te gaan, dan wel als ruilobject wordt aangemerkt teneinde aankopen ten behoeve van planontwikkelingen mogelijk te maken.

  • 5.5.1

    Het complex verspreide panden en percelen omvat een overzicht van alle aankopen in geld en oppervlakte. De administratie wordt zo ingericht dat er per aankoop een opsplitsing gemaakt wordt naar historische kostprijs, beheer- en exploitatielasten en eventuele afboekingen.

  • 5.5.2

    Het complex verspreide panden en percelen wordt minimaal één keer per jaar geactualiseerd en vastgesteld door de raad als onderdeel van de jaarrekening van het grondbedrijf. In het kader van de jaarlijkse actualisatie worden de boekwaarden van de bezittingen vergeleken met de economische waarde op basis van de huidige bestemming en vindt er bij een hogere boekwaarde een afwaardering plaats middels een bijdrage vanuit de reserve grondbedrijf. Om de boekwaarde niet te veel te laten oplopen wordt de rente jaarlijks ten laste gebracht van de reserve grondbedrijf, tenzij voor een bepaald object de taxatiewaarde hoger is dan de boekwaarde. In dat geval wordt de boekwaarde verhoogd met de jaarlijkse rentelast.

  • 5.5.3

    De percelen en panden kunnen verkocht worden voor de economische waarde of ingebracht worden in een project in voorbereiding of in uitvoering. Het verschil tussen de boekwaarde en de economische waarde komt dan ten laste van of ten gunste van de reserve grondbedrijf.

  • 5.5.4

    Eenmaal in de vier jaar vindt een uitgebreidere actualisatie plaats van het complex verspreide panden en percelen. Doel van deze actualisatie is om aan te geven of de oorspronkelijke motieven voor de aankopen nog steeds van toepassing zijn, dan wel dat door de gewijzigde omstandigheden nadere voorstellen moeten worden gedaan. Indien nodig geacht kan de economische waarde getoetst worden door een taxatie.

  • 5.5.5

    Voor het verrichten van aankopen, buiten de reeds bekende en lopende plannen, ten behoeve van toekomstige planontwikkelingen en strategische aankopen, is middels het vaststellen van de gemeentebegroting een bedrag gefiatteerd ad € 1 mln. voor panden en € 1 mln. voor percelen. Nadat de raad in het kader van de concrete planontwikkeling als onderdeel van het totale uitvoeringskrediet voor het project ook een aankoopkrediet beschikbaar heeft gesteld, valt dit deel van het krediet weer vrij en kan opnieuw ingezet worden voor aankopen. Over aankopen ten behoeve van toekomstige plannen en strategische aankopen, waarvoor de raad een krediet beschikbaar heeft gesteld, zal periodiek door het college aan de desbetreffende raadscommissie worden gerapporteerd. Deze rapportage zal vertrouwelijk geschieden. Deze bedragen worden enkel in de gemeentebegroting opgenomen indien de reserve van het grondbedrijf toereikend is.

  • 5.6 Het complex gronden afgewerkte exploitaties is bedoeld om gronden te administreren waarvan, bij de afsluiting van een grondexploitatie, de bestemming nog niet daadwerkelijk is gerealiseerd en die derhalve nog niet zijn uitgegeven.

  • 5.6.1

    Het deelcomplex bevat naast de oppervlakte van de betreffende gronden een waarde die overeenkomt met de marktwaarde van de eventueel nog uit te geven gronden.

  • 5.6.2

    Het complex gronden afgewerkte exploitaties wordt jaarlijks door de raad vastgesteld als onderdeel van de jaarrekening van het grondbedrijf. Er zal over de voortgang van deelcomplexen worden gerapporteerd en ook zal aangegeven worden welke onderdelen definitief zijn afgerond.

  • 5.6.3

    Indien bij de afsluiting van een deelcomplex een verschil optreedt tussen de gecalculeerde waarde en het werkelijke saldo van kosten en opbrengsten, zal dit verschil worden verrekend met de reserve grondbedrijf.

artikel 6. Grondexploitatiebegroting

  • 6.1 De grondexploitatiebegroting bevat minimaal:

    - een gespecificeerde raming van verwervingskosten of kosten van inbreng van gemeentegronden;

    - een gespecificeerde raming van de uitvoeringskosten;

    - een gespecificeerde raming van bijkomende kosten;

    - een planning voor de fasering van kosten en opbrengsten;

    - een samenvatting van kosten en opbrengsten en het saldo.

  • 6.2 De grondexploitatiebegroting wordt voorzien van een exploitatietekening en een verwervingstekening, waarop minimaal de begrenzing van het exploitatiegebied staat aangegeven. De grondexploitatieberekening kan ook vergezeld worden door een uitgiftetekening.

  • 6.3 De grondexploitatiebegroting wordt voorzien van een toelichting waarop de uitgangspunten voor de berekening nader zijn toegelicht, zoals grondgebruik, fasering, berekeningsgrondslag kosten en opbrengsten. Naast de toelichting op de uitgangspunten omvat de toelichting een risicoparagraaf, waarin nader ingegaan wordt op de financiële risico’s die verbonden zijn aan de grondexploitatie en waar aangegeven wordt op welke wijze de risico’s kunnen worden ingeperkt (risicomanagement).

  • 6.4 Een geprognosticeerd tekort in de grondexploitatie wordt gedekt door hiertoe een voorziening in het meerjarenprogramma grondbedrijf op te nemen.

  • 6.5 Na afsluiting van de grondexploitatie wordt het saldo verrekend met de reserve grondbedrijf. Bij een verliesgevend plan wordt het saldo eerst verrekend met de getroffen voorziening (zie 6.4).

  • 6.6 In de grondexploitatieberekening wordt een kostenpost opgenomen voor afdracht aan het meerjarenprogramma grondbedrijf voor bovenwijkse en bovenplanse voorzieningen. Deze afdracht wordt berekend per m² uitgeefbare grond. In het kader van de Nota Grondbeleid zal de hoogte van deze bijdrage worden vastgesteld.

  • 6.7 In het kader van de Nota Grondbeleid zal vastgesteld worden welke kosten van planontwikkeling, qua hoogte en doelmatigheid voor planontwikkeling, acceptabel zijn in de grondexploitatieberekeningen.

  • 6.8 Voor het opstellen van een grondexploitatieberekening op basis van de eindwaardesystematiek worden parameters toegepast voor de berekening van kosten- en opbrengstenstijgingen. De te hanteren parameters worden per project bepaald.

artikel 7. Herziening grondexploitaties

  • 7.1 Jaarlijks worden de grondexploitaties van de projecten in uitvoering herzien en ter vaststelling aan de raad aangeboden. De herziening bevat een verschillenanalyse met toelichting ten opzichte van de eerder vastgestelde grondexploitatieberekening. De effecten van de herziening op het meerjarenprogramma grondbedrijf wordt bij de begroting en de jaarrekening weergegeven.

  • 7.2 Door middel van de managementrapportages en concernberichten wordt het college van B&W respectievelijk de raad tussentijds geïnformeerd over relevante ontwikkelingen ten aanzien van de grondexploitaties in uitvoering.

  • 7.3 Bij het opstellen van de jaarrekening kunnen voor wat betreft de grondexploitaties in uitvoering kleine bijstellingen op de laatste actualisaties nodig zijn. Deze bijstellingen worden per project in uitvoering apart vermeld in de jaarrekening.

artikel 8. Afsluiting grondexploitaties

  • 8.1 Indien de uit te voeren activiteiten, die in het kader van de grondexploitatie moeten worden gerealiseerd, grotendeels zijn uitgevoerd, zal de grondexploitatie door de raad worden afgesloten door het vaststellen van de nacalculatie. In de praktijk zal een grondexploitatie worden afgesloten indien ca. 90% van de geprognosticeerde werkzaamheden is gerealiseerd, dan wel ca. 90 % van de uit te geven gronden is verkocht.

  • 8.2 Bij tussentijdse winstneming of het treffen van een verliesvoorziening zal gehandeld worden conform de regels welke zijn opgenomen in de nota grondbeleid en het BBV.

  • 8.3 Bij de afsluiting van een project wordt eveneens een herziening gemaakt. Hierbij worden voorstellen gedaan voor de overboeking van de restgronden naar het complex gronden afgewerkte exploitaties. Voor de nog te maken kosten wordt een voorstel gedaan om een reservering op te nemen onder de post nagekomen kosten afgesloten exploitaties. Deze posten worden in de jaarrekening van het grondbedrijf verantwoord.

  • 8.4 Tenzij de raad anders beslist, wordt het saldo van de grondexploitatie verrekend met de reserve grondbedrijf.

artikel 9. Meerjarenprogramma grondbedrijf

  • 9.1 Het meerjarenprogramma grondbedrijf heeft tot doel de resultaten van de verschillende grondexploitaties te verevenen (vereveningscomplex).

  • 9.2 Binnen het MPG worden de volgende aspecten geadministreerd:

    - de boekwaarde van het MPG en het toekomstig verloop hiervan, bestaande uit de nog te maken kosten en de nog te realiseren opbrengsten;

    - de (verwachte) positieve of negatieve saldi van exploitaties;de (verwachte) afdrachten voor bovenwijkse voorzieningen vanuit lopende gemeentelijke grondexploitaties;

    - overige uitgaven (claims) en opbrengsten die rechtstreeks ten laste respectievelijk ten gunste van het MPG worden gebracht;

    - uitgaven voor bovenwijkse voorzieningen;

    - algemene kosten grondbedrijf;

    - voorzieningen voor lopende en toekomstige complexen die een geprognosticeerd tekort laten zien;

    - rentebijdragen aan projecten in voorbereiding.

    Om het benodigd weerstandsvermogen van het grondbedrijf te bepalen wordt een risicoprofiel bepaald.-Dit risicoprofiel wordt bepaald op basis van 10% van de boekwaarde (geïnvesteerd vermogen) en 10% van de totale nog te realiseren opbrengsten. Daarnaast wordt rekening gehouden met een verwachtingswaarde van 50%.

  • 9.3 Het MPG wordt opgesteld als een exploitatieberekening waarbij de systematiek van de eindwaardeberekening wordt gehanteerd. Het resultaat wordt weergegeven als contante waarde.

  • 9.4 Naast de formele herziening in het kader van de jaarrekening wordt minimaal één keer per jaar het MPG ambtshalve herzien ten behoeve van de begroting.

artikel 10. Reserve grondbedrijf

  • 10.1

    Jaarlijks wordt in het kader van de jaarrekening inzicht verschaft in de omvang van de reserve van het grondbedrijf.

  • 10.2

    Het eindresultaat van het MPG is inzicht in het toekomstig verloop van de reserve grondbedrijf. De reserve grondbedrijf dient de basis te vormen voor een gezond grondbedrijf nu en in de toekomst. Om een financiële buffer voor risico’s in het grondbedrijf te hebben, dient de Reserve grondbedrijf boven het risicoprofiel (zie 9.2) uit te komen. Hierbij wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

  • 10.3

    De reserve grondbedrijf betreft een reserve ter dekking van (incidentele) resultaten van het grondbedrijf, waaronder het resultaat betaalplannen, resultaat restpercelen, erfpachtgronden, nog niet in exploitatie genomen gronden en initiatiefkosten van projecten die geen doorgang vinden.

  • 10.4

    Indien de reserve grondbedrijf ten opzichte van het risicoprofiel onvoldoende is, zal het college de raad een voorstel doen op welke termijn de reserve grondbedrijf weer op peil dient te worden gebracht. De Algemene Dienst dient garant te staan voor het grondbedrijf indien het financieel vermogen van het grondbedrijf onvoldoende is.

  • 10.5

    Binnen de reserve van het grondbedrijf kunnen speciaal geoormerkte bestemmingsreserves worden opgenomen bestemd voor een specifiek doel. Instelling, voeding en uitname geschieden bij besluit van de raad.

artikel 11. Verantwoordelijkheden

  • 11.1

    College van Burgemeester en Wethouders

    Het college is bestuurlijk eindverantwoordelijk voor het functioneren van het grondbedrijf.

  • 11.2

    Hoofd afdeling Vastgoed & Projecten

    Het hoofd Vastgoed & Projecten is (sub)producthouder voor de afzonderlijke grondbedrijfproducten. Hij informeert en adviseert het college bij de beheersing van de financieel-administratieve en bedrijfseconomische processen en bevordert de integratie van vakmatige en financieel-economische kennis binnen het grondbedrijf. Hij is als eerste leidinggevende verantwoordelijk voor de kwaliteit van de afzonderlijke grondbedrijfproducten en de daarvoor noodzakelijke administratieve organisatie, administratie en archivering. Hij is verantwoordelijk voor het verrichten van bedrijfseconomische analyses voor de concerncontroller ten behoeve van een doelmatige en doeltreffende begrotingsrealisatie en initieert en stimuleert daarbij de totstandkoming van normen, kengetallen, outputgegevens en andere beoordelingscriteria. De planeconoom werkt onder de verantwoordelijkheid van het hoofd Vastgoed & Projecten. Het hoofd Vastgoed & Projecten staat in voor de integriteit, volledigheid en juistheid inzake de informatievoorziening aan het college over de individuele grondexploitaties en de vermogenspositie van het grondbedrijf.

  • 11.3

    Projectleider

    De projectleider is, binnen het schriftelijk door middel van een projectopdracht door de producthouder aan hem verleende mandaat, integraal verantwoordelijk voor het door het hoofd Vastgoed & Projecten aan hem opgedragen project en derhalve ook voor de financiële aspecten van zijn project. Hij heeft oog voor de projectoverstijgende belangen van het MPG.

  • 11.4

    Planeconoom

    De planeconoom verzorgt, namens het hoofd Vastgoed & Projecten, de financieel-economische inbreng in een project en draagt zorg voor het opstellen, bewaken, herzien en afsluiten van de grondexploitatieberekening. Daarnaast bewaakt hij de doelmatige planopzet en planuitvoering van het project en zorgt hij ervoor dat de projectoverstijgende belangen van het MPG goed worden behartigd. Hij

    draagt tevens zorg voor de eenheid in de diverse grondexploitaties. Hij verwerkt de consequenties van de afzonderlijke complexen in het Meerjarenprogramma grondbedrijf en bewaakt de reservepositie van het grondbedrijf. De planeconoom rapporteert aan het hoofd Vastgoed & Projecten.

  • 11.5.

    Overige ambtenaren van het concern

    Alle ambtenaren binnen het concern verstrekken het hoofd Vastgoed & Projecten desgevraagd de volledige informatie die hij naar zijn oordeel in de uitoefening van zijn functie nodig heeft. Andersom verstrekt het hoofd Vastgoed & Projecten de informatie welke noodzakelijk is voor een effectieve en efficiënte werking van de beleidscyclus en de administratieve organisatie / interne controle.

artikel 12. Control

  • 12.1.

    Algemeen

    • a.

      Het vervullen van de functies van planeconoom, concerncontroller en concernadministrateur grondbedrijf in één persoon is onverenigbaar.

    • b.

      Op alle niveaus richt de controlling zich op het bevorderen van de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het functioneren van het grondbedrijf.

  • 12.2

    Planeconoom

    De planeconoom ziet er op toe dat de planontwikkeling en planrealisatie op projectniveau doelmatig wordt uitgevoerd. Omdat de planeconoom de consequenties van de afzonderlijke complexen in het Meerjarenprogramma grondbedrijf verwerkt en de reservepositie van het grondbedrijf bewaakt ziet hij toe op de financiële consequenties van voorstellen die (projecten van) het grondbedrijf betreffen die aan het college en de raad worden gedaan.

  • 12.3

    Medewerkers team Grondzaken

    De onderhandelingen met externe partijen inzake aan- en verkoop van gronden met betrekking tot het grondbedrijf dienen onder regie van het grondbedrijf plaats te vinden, hiertoe is een medewerker van het team Grondzaken aanwezig. Het hoofd Vastgoed & Projecten, de planeconoom of een medewerker team Grondzaken vormt hierbij de financiële en/of juridische sparringpartner van de projectleider.

  • 12.4

    Adviseur middelen

    De adviseur middelen adviseert omtrent de financiële consequenties van voorstellen die (projecten van) het grondbedrijf betreffen die aan het college en de raad worden gedaan.

  • 12.5

    Medewerker Financiën en Audits

    De medewerker Financiën en Audits oefent rechtstreeks en in samenwerking met de adviseur middelen toezicht uit op het grondbedrijf. Hiermee wordt voorzien in een extra waarborg voor juiste, volledige en betrouwbare allocatie van baten en lasten, alsmede voor een adequate bedrijfseconomische besturing. In overleg met de treasurer worden projectrentes vastgesteld. De treasurer wordt, op basis van zijn richtlijnen, tevens periodiek geïnformeerd m.b.t. tot de te verwachten kasstromen.

  • 12.6

    Concernadministrateur grondbedrijf

    De administratie van het grondbedrijf wordt gevoerd door het concern in samenspraak met het team Grondzaken.

     

artikel 13. Informatieplicht

  • 13.1

    Hoofd Vastgoed & Projecten

    Het hoofd Vastgoed & Projecten heeft de bevoegdheid en de plicht om, via zijn ambtelijke lijn, het college en de concerncontroller gevraagd en ongevraagd te adviseren omtrent ontwikkelingen binnen het

    grondbedrijf in het algemeen en de financiële ontwikkelingen binnen de complexen in het bijzonder indien daar zijns inziens aanleiding voor is.

  • 13.2

    Het hoofd Vastgoed & Projecten heeft hiertoe een maandelijks overleg met de betreffende portefeuillehouder(s).

artikel 14. Nadere regelgeving

Het college is bevoegd nadere regels op te stellen ter uitvoering van deze verordening. De beheersverordening wordt jaarlijks indien nodig herzien.

artikel 15. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Beheersverordening grondbedrijf 2012”.

artikel 16. Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de Beheersverordening 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 november 2012.

de griffier, C.J.M. Terstappen

de voorzitter,