Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening BI-zone centrum Bergen op Zoom 2011

Geldend van 15-03-2011 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Verordening BI-zone centrum Bergen op Zoom 2011

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van 16 november 2010 , nr. RVB10-0122;

gelet op artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de Experimentenwet Bedrijven (BI-zones) en artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet; en gelet op de tussen de gemeente Bergen op Zoom en de Stichting BI-zone Centrum Bergen op Zoom (hierna SBCB) gesloten uitvoeringsovereenkomst van 16 november 2010;

gelet op artikel 149 Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

  • 1.

    Met ingang van de dag waarop de onder 2. genoemde verordening in werking treedt, de “Verordening Bedrijven Investeringszone Centrum Bergen op Zoom”, vastgesteld op 26 november 2009, in te trekken.

  • 2.

    Vast te stellen de navolgende:

Verordening BI-zone centrum Bergen op Zoom 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. De BI-zone is op gedeeld in twee tariefgroepen Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart (bijlage 1):

I : De aangewezen objecten binnen de tariefgroep I zijn gelegen binnen het gebied: Zuivelplein, Zuivelstraat, Wouwsestraat, Voetboog, Sint Josephstraat, Lombardenstraat, Kortemeestraat, Kremerstraat, Fortuinstraat, Gouvernementsplein, Grote Markt, Stationsstraat 1 en nummers 2 tot en met 4, Burgemeester van Hasseltstraat 1 tot en met 3.

II: De aangewezen objecten binnen de tariefgroep II zijn gelegen binnen het gebied Bosstraat 2 tot en met 8 en 14 tot en met 26 en 3 tot en met 23, Korte Bosstraat 8 tot en met 10 en 5 tot en met 11, Vlaszak, Potterstraat 36 tot en met 60 en 31 tot en met 41, Lievevrouwestraat 4 tot en met 12 en nummer 1, Blauwehandstraat 10 tot en met 22 en 5, Van Rijtstraat 1 tot en met 9, Steenbergsestraat, Moeregrebstraat en Beursplein.

  • a.

    de wet: de Experimentenwet BI-zones;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • c.

    Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Bergen op Zoom en SBCB gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 16 november 2010.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De SBCB wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Een concreet overzicht van de objecten ter zake waarvan de BIZ-bijdrage geheven zal worden, is opgenomen in de bijlage “Belastingobjecten voor de BIZ-bijdrage” (bijlage 3). In bijlage 3 staan vermeld de objecten zoals ze zijn opgenomen in de WOZ-administratie (qua objectcode en objectomschrijving).

  • 2. De belasting wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan

worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De BIZ-Bijdrage wordt geheven naar een vast bedrag per onroerende zaak.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

  • b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

  • c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;

  • d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

  • e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

  • f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

  • g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

  • j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

  • k. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria;

  • l. de objecten die vermeld staan in de bijlage “Vrijgestelde objecten voor de BIZ-bijdrage” (bijlage 3). In bijlage 3 staan vermeld de (vrijgestelde) objecten zoals ze zijn opgenomen in de WOZ-administratie (qua objectcode en objectomschrijving).

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1. Het tarief van de BI-zone tariefgroep I bedraagt: € 400,- per kalenderjaar.

  • 2. Het tarief van de BI-zone tariefgroep II bedraagt: € 200,- per kalenderjaar.

  • 3. Gedurende looptijd van deze verordening wordt per iedere eerste dag van kalenderjaar het basistarief per tariefgroep verhoogt met € 25,00 voor tariefgroep I en € 15,00 voor tariefgroep II. De eerste verhoging vindt plaats per 1 januari 2012.

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder bedraagt dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 12 Algemeen

Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Bergen op Zoom van toepassing.

Artikel 13 Subsidievaststelling en wijze van betalen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan de SBCB voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld op de in 2011 netto te ontvangen BIZ-bijdragen, verminderd met de geraamde perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst. De eventuele minderopbrengsten (bijvoorbeeld als gevolg van

    waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico van de SBCB. Eventuele meeropbrengsten komen ten goede aan de SBCB.

  • 3. De subsidie wordt in beginsel betaald in de vorm van voorschotten, bestaande uit twee gelijke delen van de verwachte netto opbrengst. De eerste termijn wordt betaald op 1 mei en het tweede deel op 1 september van elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven.

  • 4. In de uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van verrekening van de meer- en minderopbrengsten van de geheven BIZ-bijdragen ten opzichte van de betaalde voorschotten.

Artikel 14 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De SBCB stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2. De SBCB stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Artikel 15 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling

Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een door het college te bepalen tijdstip, dat gelegen is op een datum nadat van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet, is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone centrum 2011’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2010

De griffier,

De voorzitter,

F.P. de Vos

[Klik hier om het document te downloaden]

BI Zone tariefgroepen I en II

Belastingobjecten

vrijgestelde objecten