Regeling vervallen per 24-04-2020

Verordening Wet inburgering Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011

Geldend van 01-10-2011 t/m 23-04-2020

Intitulé

Verordening Wet inburgering Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011

Raadsvergadering : 13 september 2011

Agendanummer : 12

De raad van de gemeente Berkelland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 juli 2011;

gelet op het feit dat de raden van de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk middels een gemeenschappelijke regeling de uitvoering van de Wet Inburgering en de daaruit voortvloeiende besluiten hebben opgedragen aan het bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, waarbij het dagelijks bestuur van dit orgaan in de plaats treedt van de colleges van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen enerzijds over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorzieningen aan groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld,

anderzijds over de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan de vrijwillige inburgeraar, de wijze waarop het college met de vrijwillige inburgeraar in overleg treedt om te komen tot een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, de informatieverstrekking aan de vrijwillige inburgeraar en de gevolgen van het niet nakomen van overeenkomst.

alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

b e s l u i t :

vast te stellen de

VERORDENING WET INBURGERING SOCIALE DIENST OOST ACHTERHOEK 2011

Hoofdstuk 1 - Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders.

    • b.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;

    • c.

      de wet: de Wet inburgering.

    • d.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraar

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      een informatie- en adviespunt;

    • b.

      schriftelijke en digitale informatie.

  • 3.

    Het college beoordeelt ten minste eens in de vier jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raden.

Hoofdstuk 2 – Doelgroepen en samenstelling van de voorziening

Artikel 3

Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1.

    Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars een aanbod doen van een voorziening. Het hebben van voldoende middelen speelt hierbij een rol.

  • 2.

    Het college kan de groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars aanwijzen waaraan zij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

    • a.

      inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen of een uitkering op grond van bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen;

    • b.

      Inburgeringsplichtigen die zelf geen inkomsten hebben uit werk of een uitkering en opvoeders.

Artikel 4

De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      trajectbegeleiding;

    • b.

      het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraar.

    • c.

      activiteiten gericht op participatie (duale inburgeringsvoorzieningen)

  • 4.

    Het college kan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een voorziening aanbieden, die afhankelijk van de capaciteiten van de inburgeraar, gericht is op ofwel het behalen van het inburgeringexamen ofwel op het behalen van het staatsexamen

Nederland als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1 eerste lid onderdeel c van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 5

De inning van de eigen bijdrage bij de inburgeringsplichtige

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet wordt in ten hoogste achttien termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 5a

De inning van de eigen bijdrage van de vrijwillige inburgeraar.

  • 1.

    De vrijwillige inburgeraar is een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, verschuldigd en kan dit in ten hoogste achttien termijnen betalen.

  • 2.

    Het college legt in de overeenkomst de termijnen van betaling vast.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere omstandigheden afzien van de inning van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet.

Hoofdstuk 3 – Het aanbod van een voorziening

Artikel 6

De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college informeert de inburgeringsplichtige over het aanbod en de werkwijze om te komen tot een passend aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet. De inburgeringsplichtige geeft aan of hij ingaat op het aanbod en de voorgestelde werkwijze.

  • 2.

    Na nader onderzoek wordt een passend aanbod gedaan aan de inburgeringsplichtige

  • 3.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan voorziening worden verbonden

  • 4.

    Met de ondertekening van het aanbod aanvaardt de inburgeringsplichtige het aanbod. De ondertekening vindt plaats binnen 4 weken na dagtekening van het aanbod.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de voorziening, overeenkomstig het gedane aanbod. Dit wordt verwerkt in een beschikking. In deze beschikking zijn ook de rechten en verplichtingen opgenomen.

  • 6.

    Het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vierde lid is overeenkomstig van toepassing op de vrijwillig inburgeraar aan wie een aanbod wordt gedaan als bedoeld in artikel 24a, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 7.

    Het aanbod, als bedoeld in het tweede lid, wordt verwerkt en vastgelegd in een overeenkomst. In deze overeenkomst zijn ook de rechten en verplichtingen opgenomen.

  • 8.

    De vrijwillige inburgeraar, die het aanbod accepteert, zendt binnen 4 weken na dagtekening van het aanbod de doorhem ondertekende overeenkomst terug.

Artikel 7

De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a.

      Het college informeert de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar over het persoonlijke inburgeringsbudget en op basis waarvan hij de aanvraag goedkeurt; ·

    • b.

      Het college spreekt met de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar een redelijke termijn af voor het vinden van een passend traject en inburgeringsbedrijf.

  • 2.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een voorziening goed, indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college de voorziening voldoende onderscheidend is van het reguliere inburgeringsaanbod van de sociale dienst; ·

    • b.

      naar het oordeel van het college de haalbaarheid van de ambities van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar realistisch zijn;

    • c.

      naar het oordeel van het college de voorziening toeleidt naar het behalen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

    • d.

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat naar het oordeel van het college beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening;

    • e.

      naar het oordeel van het college de kosten van de voorziening in lijn zijn met de uitgezette activiteiten en passen binnen het beschikbare budget.

  • 3.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 8

Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking en in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de voorziening kunnen ondersteunen.

Artikel 8a

Het college stelt regels met betrekking tot de handhaving, termijnverlenging en ontheffing van de inburgeringverplichting.

Artikel 9

De inhoud van de beschikking voor de inburgeringsplichtige

Het besluit tot toekenning van een voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 10

De inhoud van de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage indien van toepassing.

Artikel 11

Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het dagelijks bestuur stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar als bedoeld in artikel 24a van de wet vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht

Hoofdstuk 3 De bestuurlijke boete

Artikel 12

Boetes

  • 1.

    Als de inburgeringsplichtige naar het oordeel van het college de opgelegde verplichtingen die voortvloeien uit de wet niet of niet in voldoende mate nakomt wordt een boete opgelegd.

  • 2.

    De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

Artikel 13

Categorieën

Gedragingen van de inburgeringsplichtige, waardoor verplichtingen van de wet niet of in onvoldoende mate zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Niet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet;

  • 2.

    Niet of onvoldoende meewerken aan uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3.

    Niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het dagelijks bestuur op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn, tenzij dit niet verwijtbaar is.

Artikel 14

De hoogte van de boete

  • 1.

    Onverminderd artikel 12, tweede lid, wordt de boete vastgesteld op:

    • a.

      De boete bedraagt maximaal € 50 bij gedragingen als bedoeld in artikel 13, onderdeel a, wanneer deze gedragingen voor de eerste maal plaatsvinden, maximaal € 75 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de eerste maal en maximaal € 125 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de tweede maal.

    • b.

      De boete bedraagt maximaal € 100 bij gedragingen als bedoeld in artikel 13, onderdeel b, wanneer deze gedragingen voor de eerste maal plaatsvinden, maximaal € 150 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de eerste maal en maximaal € 250 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de tweede maal.

    • c.

      De boete bedraagt maximaal € 100 bij gedragingen als bedoeld in artikel 13, onderdeel c, wanneer deze gedragingen voor de eerste maal plaatsvinden, maximaal € 150 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de eerste maal en maximaal € 250 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de tweede maal

Artikel 15

Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

De in artikel 13 lid 2 en 3, en 14 genoemde gedragingen en hoogte van de boetes zijn overeenkomstig van toepassing op de vrijwillige inburgeraar bij het niet of onvoldoende nakomen van de overeenkomst.

Artikel 16

Gelijktijdigheid van verwijtbare gedragingen

Indien de inburgeringsplichtige zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet-nakomen van een hem opgelegde verplichting, die voortvloeit uit de wet, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte van de boete uitgegaan van die gedraging waarop de hoogste boete is gesteld.

Artikel 17

Afzien

Van het opleggen van een boete wordt afgezien indien het college daarvoor een dringende reden aanwezig acht.

Indien het college afziet van het opleggen van een boete op grond van een dringende reden, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 18

Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011.

Artikel 19

Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.

  • 2.

    De geldende Verordening Wet inburgering in de gemeente Berkelland komt op de in het eerste lid genoemde datum te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
13 september 2011
de griffier, de voorzitter,

Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in de plaats gekomen van de Wet Inburgering Nieuwkomers (Win) en verschillende oudkomersregelingen. De Wet Inburgering regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

De gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk hebben de uitvoering van de Wet inburgering en de daaruit voortvloeiende besluiten middels een gemeenschappelijke regeling opgedragen aan de Sociale Dienst Oost Achterhoek. Het dagelijks bestuur van dit orgaan treedt in de plaats van de colleges van burgemeester en wethouders.

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeenten goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het dagelijks bestuur moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het dagelijks bestuur- ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

  • 2.

    Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    Facultatief: bepalen dat het dagelijks bestuur een voorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

  • 5.

    Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI).

  • 6.

    Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

Het aanbodstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigen

De gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om door het dagelijks bestuur Sociale Dienst Oost Achterhoek de voorziening te laten vaststellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan. Het bestaande aanbodstelsel is gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het dagelijks bestuur de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraden bij verordening regels vaststellen over de informatieverstrekking door de Sociale Dienst Oost Achterhoek aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

Het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraden bepalen welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het dagelijks bestuur wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De vaststelling door het dagelijks bestuur van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het dagelijks bestuur en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het dagelijks bestuur aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.

Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het dagelijks bestuur een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het dagelijks bestuur met hem een overeenkomst.

De gemeenteraden stellen in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het dagelijks bestuur volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI).

De gemeenteraden kunnen bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het dagelijks bestuur en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het dagelijks bestuur een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het dagelijks bestuur. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het dagelijks bestuur heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het dagelijks bestuur indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het dagelijks bestuur (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering).

Het dagelijks bestuur beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de sociale dienst naar het inburgeringsbedrijf.

Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeenten hebben als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in hun gemeenten goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepalen de artikelen 8 WI en 24f WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over de informatieverstrekking door de gemeenten aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringsplichtigen dienen ook regels te worden vastgesteld ter zake van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raden en het dagelijksbestuur, stellen de raden in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het dagelijks bestuur is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raden.

In het tweede lid geven de raden het dagelijks bestuur de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars vorm te geven. Daarbij gaat het om de volgende middelen:

  • a.

    een informatie- en adviespunt

  • b.

    schriftelijke en digitale informatie

Het derde lid verplicht het dagelijks bestuur de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.

Om aan deze verplichting efficiënt te kunnen voldoen, beoordeelt het dagelijks bestuur eens in de vier jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking en rapporteert daarover aan de raden.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het dagelijks bestuur kan aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, eerste lid, en 24 a eerste lid WI). Het dagelijks bestuur is echter verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren.

Op grond van artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, en 24a vijfde lid onderdeel a WI moeten de gemeenteraden bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het dagelijks bestuur opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een voorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het dagelijks bestuur tot zijn keuze van doelgroepen moet komen.

Uitgangspunt is om aan alle inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars een aanbod te doen, gezien de beperkte gemeentelijke middelen kiezen de raden ervoor om een prioritering aan te geven (voorrang).

In het tweede lid van artikel 3 wijst het dagelijks bestuur groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars aan waaraan zij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

  • a.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen of een uitkering op grond van bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen;

  • b.

    Inburgeringsplichtigen die zelf geen inkomsten hebben uit werk of een uitkering en opvoeders.

Dit artikel regelt dat de groepen die het dagelijks bestuur aanwijst bij voorrang een voorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het dagelijks bestuur de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars die behoren tot de groep of groepen die het dagelijks bestuur heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het dagelijks bestuur aan de groepen die hij aanwijst een voorziening kan aanbieden.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het dagelijks bestuur van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, en 24 a vijfde lid onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het dagelijks bestuur de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het dagelijks bestuur een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren.

De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid en artikel 24 b tweede lid, WI).

Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, en artikel 24 b tweede lid WI).

De voorziening dient dus te worden afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien de re-integratievoorziening in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het dagelijks bestuur wordt verstrekt, zal het dagelijks bestuur afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikelen 21 en 24 c WI).

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het dagelijks bestuur als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel en19, derde lid, en 24 a derde lid WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het dagelijks bestuur als onderdeel van de voorziening voor inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen voorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst.

Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de voorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het dagelijks bestuur en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het dagelijks bestuur de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het dagelijks bestuur wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de voorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het dagelijks bestuur het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de sociale dienst. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het dagelijks bestuur het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige bekend maakt en de werkwijze. Met het aanvaarden van de werkwijze kan verdere invulling gegeven worden aan het aanbod.

In het tweede lid wordt nader onderzoek gedaan om invulling te geven aan het aanbod en komen tot een passend aanbod.

Met het ondertekenen van het aanbod is er instemming met het aanbod dit kan tevens opgevat worden als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de voorziening of het instemmen van de vrijwillige inburgeraar met zijn overeenkomst.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar aan de sociale dienst meldt dat hij wel een voorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de sociale dienst. Als de sociale dienst hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het dagelijks bestuur in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (drie en een half jaar na aanvang van deze termijn). Het verdient de aanbeveling dat het dagelijks bestuur deze handelwijze vastlegt in beleidsregels, zodat tevoren voor betrokkenen duidelijk is (of zou kunnen zijn) wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een voorziening)

Artikel 7 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a tweede lid, WI kan het dagelijks bestuur de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Het PIB wordt gezien als een geschikt instrument om invulling te geven aan meer maatwerk en meer eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar bij de vormgeving en invulling van de voorziening. De raden moeten bij verordening regels stellen over de procedure die door het dagelijks bestuur wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.

In het eerste lid leggen de gemeenten vast op welke wijze verzoeken van inburgeringsplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. In de verordening kunnen de volgende onderwerpen worden geregeld:

  • -

    De wijze waarop het verzoek moet worden ingediend: schriftelijk of ook mondeling.

  • -

    De wijze van begeleiding door de sociale dienst van de inburgeringsplichtige bij vormgeving van zijn inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf. Op grond van artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering moet het dagelijks bestuur deze taak op zich nemen.

  • -

    De termijn die de inburgeringsplichtige krijgt om op zoek te gaan naar een inburgeringsbedrijf dat past bij zijn voorkeur en ambities.

Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de criteria vast aan de hand waarvan het dagelijks bestuur het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma en een taalkennisvoorziening goedkeurt.

Belangrijk is dat het programma onderscheidend moet zijn van het reguliere aanbod van de sociale dienst en aansluit bij de capaciteiten van de inburgeraar.

Daarnaast is de eis dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het dagelijks bestuur passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2). Ook moet de voorziening verzorgt worden door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt.

Tot slot wordt in het derde lid geregeld wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar sluit. Dit kan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zijn, het dagewlijks bestuur, het dagelijks bestuur en de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar, een andere partij of een combinatie van de hiervoor genoemde partijen gezamenlijk.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikelen 23, derde lid, en 24f WI waarin is bepaalt dat de gemeenteraden bij verordening regels stellen over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het dagelijks bestuur om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraar in het kader van een voorziening op te leggen. Het dagelijks bestuur legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast voor de verplichte inburgeraar. Voor de vrijwillige inburgeraar wordt dit vastgelegd in de overeenkomst.

Artikel 8a

Bij besluit van 31 augustus 2010 tot wijziging van het Besluit inburgering, het Besluit participatiebudget en enkele andere besluiten (wijziging inburgeringplicht en verdeelsleutel participatiebudget ) is een artikel 2.8a toegevoegd. In dit artikel is bepaald dat:

  • a.

    het college op aanvraag ontheffing verleend van de inburgeringsplicht, indien het college van oordeel is dat een inburgeringsplichtige aantoonbaar voldoende is ingeburgerd.

  • b.

    bij regeling van Onze Minister nadere regels kunnen worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing. Om deze regels goed te kunnen uitvoeren en de medewerkers een goed handvat te geven bij de uitvoering van hun werkzaamheden zijn de beleidsregels “ Handhaving, termijnverlenging en ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering” vastgesteld. Hierin is ook aandacht besteed aan de regels met betrekking tot de handhaving en het verlengen van de termijnen.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het dagelijks bestuur een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het dagelijks bestuur in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het dagelijks bestuur kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Artikel 10 De inhoud van de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar

De vrijwillige inburgeraar ontvangt geen beschikking maar en overeenkomst. De overeenkomst bevat in ieder geval een beschrijving van de voorziening en de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar. Ook wordt in de overeenkomst opgenomen de gevolgen van het niet nakomen van de overeenkomst: er kan een sanctie in de vorm van een boete worden opgelegd. Met de ondertekening van de overeenkomst komt de overeenkomst tot stand en is de vrijwillige inburgeraar gehouden aan de verplichtingen die in de overeenkomst zijn opgenomen.

Artikel 11 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI bepaalt dat bij verordening regels worden gesteld over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Aansluiting is gezocht bij artikel 27 WI, waarin de wijze is geregeld waarop de identiteit van de inburgeringsplichtige wordt vastgesteld.

Artikel 12 Boetes

Geeft de ruimte om een bestuurlijke boete op te leggen als niet wordt voldaan aan de verplichtingen.

Artikel 13 Categorieën

In dit artikel zijn de gedragingen die opgenomen, waardoor de verplichtingen van de wet niet of in onvoldoende mate zijn nagekomen.

Artikel 14 De hoogte van de boete

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraden op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De raden hebben er voor gekozen om lagere maximale boetebedragen in haar verordening vast te leggen.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het dagelijks bestuur zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het dagelijks bestuur daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het dagelijks bestuur bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand), het verlagen van de inkomensvoorziening (artikel 37 van de Wet Investeren in Jongeren), of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het dagelijks bestuur in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Bij herhaling van de overtreding is er sprake van een verhoging van de boete.De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Gemeenten kunnen een kortere of langere termijn vaststellen.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het dagelijks bestuur hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 14, lid 1c, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het dagelijks bestuur in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het artikel 14 lid c het mogelijk dat het dagelijks bestuur een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt artikel 14 lid1c van de verordening dat het dagelijks bestuur wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het artikel 14 lid 1c geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Artikel 15 sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Voor de gedragingen en de hoogte van de sancties wordt aangesloten bij de verplichte inburgering.

Artikel 16 Gelijktijdigheid van verwijtbare gedragingen

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 17 Afzien

Dit artikel geeft de ruimte aan het dagelijks bestuur om in individuele gevallen af te wijken van het opleggen van een boete. Het gaat hier om bijzonder gevallen met een dringende reden.

Artikel 18 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

intrekking verordening met ingang van 1 januari 2013.

Raadsvergadering : 2 april 2013

Agendanummer : 10

De raad van de gemeente Berkelland;

gelezen het voorstel van het Dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek van 10 januari 2013;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 februari 2013;

b e s l u i t :

de Verordening Wet inburgering Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011 met ingang van

1 januari 2013 in te trekken met dien verstande dat deze van kracht blijft voor de volgende personen:

a. Personen, die voor 1-1-2013 zijn begonnen met een inburgeringaanbod van de Sociale Dienst Oost Achterhoek tot het moment dat zij aan hun inburgeringverplichting hebben voldaan;

b. Personen aan wie voor 1-1-2013 de inburgeringplicht is opgelegd waartegen een handhavingsactie in gang is gezet, tot het moment waarop de handhavingsactie is afgerond;

c. Personen, die in 2012 hun verblijfstatus hebben gekregen maar pas in 2013 in de gemeenten Berkelland, Oost Gelre of Winterswijk worden gehuisvest.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

2 april 2013

de griffier, de voorzitter,