Regeling vervallen per 15-04-2021

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Sociale Dienst Oost Achterhoek houdende regels omtrent de participatiewet Beleidsregels taaleis Participatiewet 2018 Sociale Dienst Oost Achterhoek

Geldend van 30-11-2018 t/m 14-04-2021

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Sociale Dienst Oost Achterhoek houdende regels omtrent de participatiewet Beleidsregels taaleis Participatiewet 2018 Sociale Dienst Oost Achterhoek

Het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;

gelet op artikel 18b van de Participatiewet,

overwegende dat het om redenen van rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is om beleidsregels vast te stellen inzake de taaleis Participatiewet;

Besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregels:

Beleidsregels taaleis Participatiewet 2018

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende: degene die algemene bijstand ontvangt of aanvraagt en woonachtig is in de gemeenten Berkelland, Oost Gelre of Winterswijk, nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft behaald en niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is;

  • b.

    educatie: educatie zoals bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, aanhef en onder b tot en met f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • c.

    inspanningsverplichting: de verplichting van de belanghebbende binnen een bepaalde termijn zodanige inspanningen te verrichten met als resultaat dat hij aan het eind van die termijn de vaardigheden in de Nederlandse taal op minimaal referentieniveau 1F beheerst;

  • d.

    taaleis: het beheersen van de vaardigheden in de Nederlandse taal, genoemd in artikel 18b, achtste lid, van de wet op minimaal referentieniveau 1F;

  • e.

    taalplan: een door het Dagelijks Bestuur opgesteld plan waarin wordt vermeld welk niveau belanghebbende beheerst, welk taaltraject hij gaat volgen, welke reële termijn wordt nagestreefd voor het behalen van referentieniveau 1F en op welke momenten en op welke wijze de voortgang en het resultaat wordt getoetst;

  • f.

    taaltoets: de toets bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de wet, die voldoet aan de eisen van het Besluit taaltoets Participatiewet;

  • g.

    wet: de Participatiewet.

Artikel 2 Aantonen taalvaardigheid

  • 1. Bij het indienen van een aanvraag voor algemene bijstand dient de belanghebbende een document te overleggen waaruit blijkt dat hij aan de taaleis voldoet, tenzij:

    • a.

      hij gedurende de leerplichtige leeftijd tenminste 8 jaar in Nederland heeft gewoond;

    • b.

      hij kan aantonen dat hij gedurende 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;

    • c.

      hij een inburgeringsdiploma kan overleggen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering; of

    • d.

      tijdens een eerdere periode van bijstandsverlening is vastgesteld dat hij aan de taaleis voldoet.

  • 2. Een document als bedoeld in het eerste lid kan zijn:

    • a.

      een diploma van een Nederlandstalige school in Nederland, de Nederlandse Antillen, Suriname of Vlaanderen;

    • b.

      een diploma van een MBO-, HBO-, of universitaire opleiding in Nederland of Vlaanderen;

    • c.

      een diploma van een opleiding Nederlands gevolgd buiten Nederland;

    • d.

      een beschikking of een rapportage van een vorige gemeente die bijstand aan de belanghebbende heeft verstrekt en waaruit blijkt dat hij voldoet aan de taaleis; of

    • e.

      enig ander document waaruit blijkt of afdoende kan worden afgeleid dat de belanghebbende voldoet aan de taaleis.

  • 3. Indien de belanghebbende voldoet aan de taaleis, wordt hem dit meegedeeld in het besluit waarmee hem de bijstand wordt toegekend.

Artikel 3 De taaltoets

  • 1. De belanghebbende die zijn taalvaardigheid niet aantoont, legt een taaltoets af om vast te stellen of hij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst op referentieniveau 1F.

  • 2. De taaltoets wordt afgenomen zodra blijkt dat de belanghebbende zijn taalvaardigheid niet aantoont. Deze taaltoets zal worden afgenomen zodra er minstens vier kandidaten zijn voor het afleggen van de taaltoets.

  • 3. Indien de belanghebbende niet of onvoldoende meewerkt aan het afleggen van een taaltoets, wordt zijn bijstandsuitkering verlaagd volgens het hierover bepaalde in de Afstemmingsverordening.

  • 4. De taaltoets zal worden afgenomen door een daarvoor bevoegde organisatie. Zij zullen op locatie Loopbaanplein de toetsen komen afnemen voor ten minste 4 belanghebbenden en maximaal 8 belanghebbenden per toetsmoment. De toets bestaat uit mondelinge onderdelen (spreekvaardigheid, luistervaardigheid en gespreksvaardigheid) en schriftelijke onderdelen (schrijfvaardigheid en leesvaardigheid).

  • 5. De onderdelen van de taaltoets worden afgenomen door gekwalificeerde toetsers. De mondelinge onderdelen spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid worden individueel afgenomen. Het onderdeel luistervaardigheid wordt mondeling afgenomen. De onderdelen schrijfvaardigheid en leesvaardigheid worden op papier afgenomen. Binnen vijf werkdagen na de afname van de taaltoets zal een rapportage met de resultaten van de belanghebbende worden verstuurd naar de SDOA en de belanghebbende.

Artikel 4 Geen taaltoets

De belanghebbende hoeft geen taaltoets af te leggen indien:

  • a.

    bij de behandeling van de aanvraag blijkt dat hij geen recht heeft op algemene bijstand;

  • b.

    hij op grond van artikel 5 van de Wet inburgering of de artikelen 2.3, 2.4 en 2.5 van het Besluit inburgering niet inburgeringsplichtig is, of indien hij op grond van deze artikelen van de inburgeringsplicht is vrijgesteld;

  • c.

    hem op grond van artikel 6 van de Wet inburgering of de artikelen 2.8, 2.8a en 2.8b van het Besluit inburgering ontheffing van zijn inburgeringsplicht is verleend;

  • d.

    hij een taaltraject volgt in het kader van de Wet inburgering;

  • e.

    hij een gediagnosticeerd leerprobleem heeft;

  • f.

    hij door in de persoon gelegen factoren niet in staat wordt geacht aan de taaleis te kunnen voldoen, waarbij dit al dan niet blijkt uit een eerder gevolgde taalcursus;

  • g.

    hem op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek ontheffing is verleend van zijn arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet;

  • h.

    hem de algemene bijstand voor een kortdurende periode wordt verleend; of

  • i.

    hij gebruik maakt van een door het Dagelijks Bestuur aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet.

Artikel 5 Uitkomst eerste taaltoets

  • 1. Indien de belanghebbende volgens de uitkomst van de taaltoets de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst op referentieniveau 1F, wordt hem door middel van een besluit meegedeeld dat hij voldoet aan de taaleis.

  • 2. Indien de belanghebbende volgens de uitkomst van de taaltoets de vaardigheden in de Nederlandse taal niet voldoende beheerst:

    • a.

      wordt hem binnen 2 weken meegedeeld dat het redelijk vermoeden bestaat dat hij niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst die noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; en

    • b.

      wordt hij uitgenodigd voor een gesprek dat plaats zal vinden binnen 4 weken. Tijdens dit gesprek wordt hij geïnformeerd over de uitkomst van de taaltoets en de gevolgen daarvan en wordt hij in de gelegenheid gesteld zich bereid te verklaren aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.

  • 3. Indien de belanghebbende zich bereid verklaart aan te vangen met het verwerven van de taalvaardigheden, ondertekent hij een bereidverklaring. Het Dagelijks Bestuur bevestigt de ontvangst van de bereidverklaring en deelt de belanghebbende tevens mee dat de bijstand niet zal worden verlaagd volgens het bepaalde in artikel 18b, eerste lid, van de wet, zolang hij voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden.

  • 4. Indien de belanghebbende zich niet bereid verklaart aan te vangen met het verwerven van de taalvaardigheden, of de bereidverklaring niet binnen 1 maand na het gesprek heeft ondertekend, verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand voor de duur van zes maanden met 20% van de bijstandsnorm, met ingang van de datum waarop de belanghebbende in kennis is gesteld van de uitkomst van de taaltoets.

  • 5. De bijstand wordt niet verlaagd indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 6 Taalplan en ondersteuning

  • 1.

    Het taaltraject dat de belanghebbende zal volgen, wordt door het Dagelijks Bestuur vastgelegd in een taalplan. Het taaltraject wordt afgestemd op:

    • a.

      het startniveau van belanghebbende;

    • b.

      de voortgang en de inspanningen die van hem mogen worden verwacht; en

    • c.

      de ondersteuning die het Dagelijks Bestuur biedt ter bevordering van het taaltraject.

  • 2.

    De voortgang en de inspanningen die van de belanghebbende mogen worden verwacht, worden in ieder geval afgestemd op;

    • a.

      zijn capaciteiten;

    • b.

      zijn omstandigheden; en

    • c.

      zijn toekomstige mogelijkheden op reguliere arbeid.

  • 3.

    In het taalplan wordt verder vastgelegd op welke momenten het Dagelijks Bestuur opnieuw een taaltoets zal afnemen. Dit zal in ieder geval plaatsvinden 6 maanden én 12 maanden nadat belanghebbende is meegedeeld dat het redelijk vermoeden bestaat dat hij niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst.

  • 4.

    Het taalplan wordt door de belanghebbende ondertekend. Indien de belanghebbende zijn taalplan niet ondertekent, neemt het Dagelijks Bestuur aan dat hij zijn bereidverklaring intrekt. Dit betekent dat het Dagelijks Bestuur een besluit neemt waarbij het de bijstand verlaagt volgens artikel 18b, eerste lid, van de wet, met ingang van de datum waarop het de belanghebbende heeft meegedeeld dat het redelijk vermoeden bestaat dat hij niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur kan het taalplan opnemen in het plan van aanpak of het werkplan dat het Dagelijks Bestuur voor de belanghebbende opstelt in het kader van zijn re-integratie.

  • 6.

    De belanghebbende kan worden ondersteund door het inzetten van formele of informele taaltrajecten om het vereiste niveau te behalen. Dit wordt afgestemd door de klantmanager in het taalplan.

Artikel 7 Voortgang en verlaging na eerste besluit tot verlaging

  • 1. Indien de belanghebbende zich na ontvangst van het besluit waarmee het Dagelijks Bestuur de bijstand met 20% heeft verlaagd (als bedoeld in artikel 5, vierde lid) alsnog bereid verklaart een taaltraject te volgen, beëindigt het Dagelijks Bestuur de verlaging van de bijstandsuitkering met ingang van de eerste van de maand die volgt op de datum waarop de belanghebbende zich alsnog bereid heeft verklaard.

  • 2. Indien de belanghebbende zich na de ontvangst van het besluit waarmee het Dagelijks Bestuur de bijstand heeft verlaagd (als bedoeld in artikel 5, vierde lid) niet alsnog bereid heeft verklaard, neemt het Dagelijks Bestuur vóór het bereiken van de einddatum van de verlaging van de bijstandsuitkering, opnieuw een taaltoets af.

  • 3. Indien uit de uitkomst van de tweede taaltoets blijkt dat de belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand volgens het bepaalde in artikel 18b, tiende lid, van de PW voor de duur van zes maanden met 40% van de bijstandsnorm aansluitend op de eerdere verlaging van de bijstandsuitkering.

  • 4. Indien de belanghebbende zich na de tweede taaltoets alsnog bereid verklaart aan te vangen met een taaltraject, beëindigt het Dagelijks Bestuur de tweede verlaging op de eerste van de maand volgend op de datum waarop de belanghebbende zich alsnog bereid verklaart.

Artikel 8 Voortgang taaltraject en verlaging

  • 1. De belanghebbende die een taaltraject volgt, legt na een periode van 6 maanden na het gesprek als bedoeld in artikel 5, tweede lid, opnieuw een taaltoets af. Voordat de belanghebbende de tweede taaltoets aflegt, heeft het Dagelijks Bestuur hem minimaal één keer gesproken over de voortgang. Afhankelijk van de voortgang en de inspanningen die van de belanghebbende mogen worden verwacht, spreekt het Dagelijks Bestuur de belanghebbende meerdere keren.

  • 2. Indien tijdens het gesprek bedoeld in het eerste lid blijkt dat de belanghebbende is gestopt met zijn taaltraject of dat hij niet voldoet aan de inspanningen die van hem verwacht mogen worden, neemt het Dagelijks Bestuur op een eerder moment een taaltoets af.

  • 3. Indien uit de uitkomst van de tweede taaltoets blijkt dat de voortgang onvoldoende is, verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand met 20% voor de duur van 6 maanden met ingang van de dag waarop het Dagelijks Bestuur bekend wordt met de uitkomst van de tweede taaltoets.

  • 4. Indien de belanghebbende weer voldoende voortgang maakt met zijn taaltraject, beëindigt het Dagelijks Bestuur de verlaging met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum waarop het Dagelijks Bestuur heeft geconstateerd dat de belanghebbende weer voldoet aan de inspanningen die van hem mogen worden verwacht.

  • 5. Indien uit de uitkomst van de tweede taaltoets blijkt dat de belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal voldoende beheerst, wordt hem middels een besluit meegedeeld dat hij voldoet aan de taaleis.

Artikel 9 Verdere voortgang

  • 1. De belanghebbende die voldoende voortgang maakt met zijn taaltraject, legt na een periode van 12 maanden na het gesprek als bedoeld in artikel 5, tweede lid, wederom een taaltoets af. Voordat de belanghebbende de derde taaltoets aflegt, heeft het Dagelijks Bestuur hem minimaal één keer gesproken over de voortgang. Afhankelijk van de voortgang en de inspanningen die van de belanghebbende mogen worden verwacht, spreekt het Dagelijks Bestuur de belanghebbende meerdere keren.

  • 2. De bepalingen van artikel 8, tweede, derde, vierde en vijfde lid, worden overeenkomstig toegepast, met dien verstande dat het Dagelijks Bestuur de bijstand verlaagt met 40% indien het Dagelijks Bestuur eerder een verlaging van 20% heeft opgelegd.

  • 3. Indien de belanghebbende na een periode van 18 maanden na het gesprek als bedoeld in artikel 5, tweede lid, niet voldoet aan de taaleis en:

    • a.

      hem hiervoor een verwijt kan worden gemaakt;

    • b.

      het Dagelijks Bestuur de bijstand eerder heeft verlaagd met 40%; en

    • c.

      de belanghebbende niet bereid is zijn gedrag te verbeteren,

      verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand in aansluiting op de eerdere verlaging met 100% voor een periode van 2 maanden.

  • 4. Indien de belanghebbende ook na de verlaging bedoeld in het derde lid niet bereid is te voldoen aan zijn inspanningsverplichting, verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand nogmaals met 100% voor de duur van 2 maanden.

  • 5. Voordat het Dagelijks Bestuur overgaat tot het verlagen van de bijstand als bedoeld in het derde en het vierde lid, stelt het de belanghebbende in de gelegenheid een taaltoets af te leggen.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels taaleis Participatiewet 2018 Sociale Dienst Oost Achterhoek en treden in werking op de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels taaleis Participatiewet Sociale Dienst Oost Achterhoek.

Ondertekening

De voorzitter,

De secretaris,