Regeling vervallen per 24-05-2016

Horeca- en evenementenbeleidsplan

Geldend van 01-06-2012 t/m 23-05-2016

Intitulé

Horeca- en evenementenbeleidsplan

BEGRIPPEN

APV:

Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Best

Activiteitenbesluit:

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

DHW:

Drank- en Horecawet

Wet Bibob:

Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur

Horeca - inrichting:

de lokaliteiten waarin een horeca-activiteit wordt uitgeoefend, met de daarbij horende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte

Horecaondernemer:

de uitbater van een horeca-inrichting.

Lokaliteit:

het bebouwde deel (binnen) van een horeca-inrichting

Terras:

een buiten de besloten ruimte van de horeca-inrichting liggend deel van de horeca-inrichting waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

Paracommercialisme:

Een vanuit het oogpunt van ordelijk economisch verkeer ongewenste mededinging bij het verstrekken van alcoholhoudende drank door rechtspersonen, niet zijnde naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal- culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

Paracommerci ële instelling:

een rechtspersoon, niet zijnde naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal- culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. .

Commerciël e horeca -inrichting:

een horeca-inrichting die geen paracommerciële instelling is.

Organisator:

persoon die een evenement organiseert.

Evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en snuffelmarkten als bedoeld in de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, activiteiten genoemd in het artikel straatartiest en speelgelegenheid als bedoeld in de APV. Onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht, niet zijnde een betoging op de weg als bedoeld in de APV, een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

Festiviteit:

activiteit in het pand of op het terrein van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer waarop het Activiteitenbesluit van toepassing is, waarbij redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit.

Collectieve festiviteit:

festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden en die door het college als zodanig is aangewezen.

Incidentele festiviteit:

festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.

Gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt (artikel 1, eerste lid, onder c, Woningwet).

Gevoelige gebouwen :

woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidshinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

Eindtijden:

bij de eind- of sluitingstijden geldt telkens dat het genoemde tijdstip geldt voor de nacht volgend op de genoemde dag. Dus met een eindtijd op zondag van 01.00 uur wordt bedoeld 01.00 uur in de nacht van zondag op maandag.

Toezicht:

het houden van toezicht op de naleving van regels.

Handhaving:

het optreden tegen geconstateerde overtredingen.

Inleiding

1.1 Waarom beleid maken ten behoeve van de horeca en evenementen?

Zowel de horeca als evenementen hebben een aantal positieve effecten op de samenleving van de gemeente Best. Enkele voorbeelden hiervan zijn het verschaffen van werkgelegenheid, uitgaansplezier, toeristische aantrekkingskracht en een belangrijke bindende/maatschappelijke functie. Horeca en evenementen hebben ook een keerzijde, zo kunnen ze overlast, onveilige situaties, gevaar voor de volksgezondheid et cetera tot gevolg hebben. Deze negatieve gevolgen zijn in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de horecaondernemer en de organisator van een evenement. Daar waar een horecaondernemer of organisator onvoldoende optreedt, of kan optreden, om ongewenste situaties te voorkomen, is het onder meer aan het gemeentebestuur, maar ook bijvoorbeeld de politie, om de zaak in goede banen te leiden. Een gemeentebestuur heeft daartoe het nodige instrumentarium dat kan worden ingezet. Daarbij is het van groot belang dat een gemeentebestuur evenwichtig optreedt, alle belangen goed afweegt, en slechts die maatregelen neemt die in alle redelijkheid genomen kunnen worden. Het is belangrijk dat er sprake is van een consistent en uitgebalanceerd beleid dat algemeen toepasbaar is. Dit heeft tot doel recht te doen aan alle actoren van horeca en evenementen en te voorkomen dat er bij elke individuele kwestie een volledige afweging moet plaatsvinden van alle belangen. Het beleid dient ook integraal te zijn. Dat wil zeggen dat alle onderwerpen die van belang (kunnen) zijn bij horeca of evenementen onderdeel uitmaken van het vastgestelde beleid. Ook is het zaak om het beleid ‘proactief’ te maken, en dus zoveel mogelijk te trachten al ‘aan de voorkant’ mogelijk ongewenste situaties te voorkomen.

1.2 Aanleiding tot het opstellen van een nieuw horeca- en evenementenbeleid

In 2006 is het Beleidsplan Horeca-, Sport- en Recreatie-inrichtingen gemeente Best vastgesteld en in werking getreden. Doelstellingen van dat beleid waren drieledig:

  • 1.

    Het verbeteren van de woon- en leefsituatie en openbare orde en het beperken van horeca gerelateerde overlast door middel van het vastleggen van (veiligheids)afspraken, gemaakt met de horeca en de andere gesprekspartners. Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijk draagvlak bij alle partijen;

  • 2.

    Het verschaffen van duidelijkheid over het regulerend optreden van de gemeente ten aanzien van de horeca;

  • 3.

    Het aanbrengen van consistentie in dit optreden.

Inmiddels zijn we een aantal jaren verder en is gebleken dat het horecabeleid niet (langer) voldoet aan de gestelde doelen. Het beleid is onvoldoende duidelijk gebleken, zowel intern naar (opsporings)ambtenaren en politie als extern naar horecaondernemers, organisatoren van evenementen en andere belanghebbenden. Een veel gehoorde klacht is bovendien dat het beleidsplan onduidelijk is, te gedifferentieerd en het gevoel geeft van rechtsongelijkheid. Door ondernemers van commerciële horecainrichtingen is gevraagd om paracommercialisme nadrukkelijker aan de orde te stellen en lagere precariorechten te gaan hanteren.

1.3 Totstandkoming van het beleidsplan

Bij het beleidsontwikkelingsproces zijn allerlei belanghebbenden betrokken. In de voorfase zijn verschillende ambtelijke werkgroepen met ieder hun eigen invalshoek gevraagd om hun zienswijze op het te ontwikkelen beleid te geven. Verder zijn in de conceptfase voorlichtings-/inspraakavonden gehouden voor de horecaondernemers (van commerciële inrichtingen dan wel van paracommerciële instellingen), evenementenorganisatoren en bewoners. Tijdens deze avonden zijn hun wensen geïnventariseerd. Daarna is het conceptbeleid ontwikkeld en voorgelegd aan de betrokkenen. Ook is het ter inzage gelegd, met de mogelijkheid om zienswijzen kenbaar te maken. Daarmee hopen we te hebben bereikt dat het beleid integraal is en kan rekenen op (een zo groot mogelijk) draagvlak bij alle participanten. Bij het opstellen van de beleidsregels zijn de belangen van de horecaondernemers, organisatoren van evenementen, omwonenden en andere belanghebbenden nadrukkelijk meegewogen en voor zover mogelijk hebben deze belangen een plaats gekregen in dit beleidsplan.

In het horeca- en evenementenbeleidsplan wordt aandacht besteed aan verschillende onderwerpen die te maken hebben met horeca en evenementen, zoals eindtijden, terrassen, paracommercialisme, toegestane geluidsniveaus, Wet Bibob, evenementen en festiviteiten, deurbeleid, alcoholmatiging minderjarigen, toegankelijkheid evenementen en horeca, drugshandel en -gebruik, prostitutie, en toezicht en handhaving.

1.4 Wat niet in het beleidsplan is opgenomen

Voor de activiteiten die plaatsvinden op het terrein van Aquabest is een afzonderlijke beleidsregel van toepassing, de ‘beleidsnotitie APV t.b.v. Recreatieterrein Aquabest’. Het gaat in deze beleidsregel met name om geluidsbepalingen. Daar waar de beleidsnotitie Aquabest niet voorziet in onderwerpen die in dit beleidsplan zijn opgenomen, is dit beleidsplan van toepassing.

Dit beleidsplan behandelt uitdrukkelijk niet de ruimtelijke invulling van de horeca, zoals dat een onderwerp is in de 'centrumontwikkeling'. Dat komt wellicht op een ander tijdstip aan de orde.

Ook het toeristisch- en recreatiefbeleid (buitengebied) wordt in dit beleidsplan niet meegenomen.

1.5 Doelstellingen nieuw beleid

Het nieuwe horeca- en evenementenbeleid heeft de volgende doelstellingen:

  • 1.

    het beleid dient eenvoudig, duidelijk en uniform te zijn;

  • 2.

    er mag geen sprake zijn van conflicterende regels;

  • 3.

    het beleid moet het de horecaondernemers en organisatoren makkelijker maken om hun werkzaamheden en activiteiten te kunnen ontplooien;

  • 4.

    het beleid moet zoveel mogelijk bijdragen aan een positieve uitstraling van de gemeente Best;

  • 5.

    er moet een goede balans gevonden worden in de belangen van ondernemers, organisatoren, omwonenden en andere belanghebbenden.

Subdoelen van het nieuwe beleid:

  • 1.

    besluiten moeten rechtmatig zijn en rechtsongelijkheid moet zoveel mogelijk worden voorkomen;

  • 2.

    toezicht en handhaving dient eenvoudiger en voor iedereen gelijk te worden;

  • 3.

    horecaondernemers en organisatoren moeten hun werk op een prettige wijze kunnen uitvoeren.;

  • 4.

    bezoekers en inwoners van de gemeente Best moeten zoveel mogelijk kunnen genieten van het moois wat deze gemeente te bieden heeft, en dit in voorkomende gevallen ook uitdragen;

  • 5.

    voor zover de horeca en evenementen niet voor iedereen een goed gevoel geven, moeten deze negatieve effecten tot een minimum worden beperkt.

  • 1.

    6 Opzet nota

In deze nota is aandacht voor horecabedrijven, zowel de commerciële horeca als de paracommerciële instellingen. Daarnaast worden de evenementen en festiviteiten belicht. De beleidsnotitie start met de geldende wet- en regelgeving die van toepassing is op de horeca, evenementen en festiviteiten. Vervolgens worden alle aspecten die te maken hebben met de horeca, evenementen en festiviteiten behandeld. Als laatste is een lijst opgenomen met acties die uit dit beleid voortkomen. In deze nota is ook aandacht voor toezicht en handhaving. In een bijlage is het horecastappenplan opgenomen.

De nota is voor een deel beschrijven, geeft informatie aan eenieder die met dit onderwerp te maken heeft. Daarnaast wordt de bestaande praktijk beschreven en de verbeteringen die hierop aan te brengen zijn. Dit wordt veelal uitgewerkt in beleidsregels. Ook wordt op punten aangegeven een andere (nieuwe) weg in te slaan. Dit geldt voor het voorstel om de sluitingstijden voor verschillende horeca-inrichtingen te wijzigen en het zo veel mogelijk overstappen op het gebruik van veiligheidsglas binnen horeca-inrichtingen.

In een bijlage wordt aangegeven welke artikelen van de APV gewijzigd dienen te worden. De wijziging van de APV zal gelijktijdig met deze notitie lopen.

2 Wet- en regelgeving

Op de terreinen van horeca en evenementen/ festiviteiten zijn de nodige wettelijke regels van kracht. In dit hoofdstuk worden de volgende regelingen behandeld: de Drank- en Horecawet, de Algemene plaatselijke verordening, de Wet op de kansspelen, het Activiteitenbesluit en de Wet Bibob.

2.1 Drank- en Horecawet (DHW)

De Drank- en Horecawet regelt het bedrijfsmatig, of anders dan om niet, verstrekken van alcoholhoudende drank. De belangrijkste motieven die deze wet kent, zijn de sociale hygiëne, kennis en integriteit bij de leidinggevenden/ drankverstrekkers en de veiligheid van de inrichting. Naar alle verwachting wordt er in juni/juli 2011 een nieuwe Drank- en Horecawet van kracht waarin met name twee speerpunten (extra) aandacht krijgen, namelijk het paracommercialisme en alcoholmatiging ten aanzien van minderjarigen. Op beide terreinen moet c.q. kan het gemeentebestuur een verordening vaststellen. Voor het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, zoals tijdens evenementen, kan de burgemeester ontheffing verlenen ingevolge art. 35 van de DHW.

2.2 Algemene plaatselijke verordening gemeente Best (APV)

In de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Best (hierna Apv) worden verschillende onderwerpen geregeld die zowel de horeca als de evenementen raken:

  • ·

    het verlenen van evenementenvergunningen;

  • ·

    de exploitatievergunning voor het terras;

  • ·

    de sluitingstijden van de horeca-inrichtingen;

  • ·

    het zogenaamde ‘0-beleid’ voor coffeeshops;

  • ·

    het aantal speelautomaten dat een horeca-inrichting mag plaatsen;

  • ·

    het tegengaan van licht- en geluidhinder in horeca-inrichtingen.

2.3 Wet op de kansspelen (WKS)

De Wet op de kansspelen bevat regels die betrekking hebben op het verlenen van vergunningen voor speelautomaten. De nadere uitwerking van met name het aantal ‘behendigheid- en kansspelautomaten’ is geregeld in de APV.

2.4 Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)

Het Activiteitenbesluit is een Algemene Maatregel van Bestuur op basis van de Wet milieubeheer. Dit besluit is in de plaats is gekomen van onder meer het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatie-inrichtingen en bevat onder andere regels op het gebied van licht en geluid waar horeca-inrichtingen zich aan moeten houden. Bij verordening (de APV) kan een gemeentebestuur ontheffing verlenen van het bepaalde in het Activiteitenbesluit.

2.5 Wet BIBOB

De Wet bevordering integriteitbeoordeling openbaar bestuur (BIBOB) is sinds 1 januari 2003 in werking getreden. Deze wet ondersteunt de gemeenten bij de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en voorkomt het ongewild faciliteren van criminele activiteiten en dat er een vermenging van boven- en onderwereld ontstaat.

Doel wet BIBOB

Het doel van de wetgeving is om overheden, zoals de gemeente, de mogelijkheid te bieden de achtergrond van een bedrijf of persoon te onderzoeken bij een af te geven of afgegeven vergunning of een subsidie, of bij het gunnen van een overheidsopdracht. Als sprake is van criminele antecedenten of het witwassen van gelden afkomstig uit strafbare feiten kan de vergunning, subsidie of opdracht worden geweigerd. Zo wordt voorkomen dat de overheid ongewild criminaliteit ondersteunt. De Wet BIBOB geeft gemeenten dus een extra middel om vergunningen te weigeren, in te trekken of om extra voorwaarden te stellen.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om vooraf deskundig advies in te winnen bij het landelijk Bureau BIBOB te Den Haag. Het BIBOB instrument is een aanvullend middel en moet gezien worden als een ultimum remedium. Het bestuursorgaan van de gemeente is beslissingsbevoegd op grond van de Wet BIBOB.

Er is gekozen voor een gezamenlijke aanpak in de regio Brabant Zuid-Oost bij de toepassing van deze wetgeving om te voorkomen dat aanvragers gaan shoppen in de gemeenten ( het z.g. waterbed effect);

Sinds 2006 past de gemeente Best de Wet BIBOB toe. De gemeenteraad heeft integriteit van het openbaar bestuur benoemd als een van de speerpunten in Kernbeleid Veiligheid. De Wet Bibob wordt in de gehele regio Brabant Zuidoost op dezelfde wijze toegepast. De toepassing hiervan wordt gefaseerd ingevoerd.

Op dit moment wordt in de gemeente Best de Wet BIBOB toegepast bij vergunningverlening op:

Tabel 1

Toepassing Wet BIBOB

ja/nee

waarop van toepassing

wanneer

Fase 1

Ja

1.Drank- en Horecawet,

2.coffeeshops, seksinrichtingen en speelautomatenhallen

2006

Fase 2

Nee

bouw- en milieuvergunningen

vermoedelijk 2011

Fase 3

nee

bij subsidies en aanbestedingen

later stadium

De gemeente Best voert het beleid uit conform de algemene beleidslijnen fase 1. Dat houdt in dat er in alle gevallen waarbij sprake is van wijzigingen van onderneming/ondernemer, vergunninghouder, enzovoorts, een procedure BIBOB wordt opgestart, waarbij de landelijke standaardformulieren van het landelijke Bureau BIBOB worden gehanteerd. (Noot: Concreet houdt dit niet in dat er advies wordt gevraagd bij het landelijk bureau BIBOB, maar wel dat er een eerste onderzoek wordt ingesteld aan de hand van de in te vullen formulieren. Dit betreft een regionale afspraak met betrekking tot de aanpak van georganiseerde criminaliteit in de regio Brabant Zuidoost.

Wanneer er na dit onderzoek geen reden tot twijfel is aan de integriteit van de aanvrager en/of andere personen, die op de aanvraag van de vergunning staan, dan wordt de vergunning verleend door de gemeente zonder een advies van het landelijk bureau BIBOB.

Bij twijfel kan de gemeente een verzoek indienen bij het landelijk bureau BIBOB voor het verrichten van nader onderzoek(BIBOB-toetsing), waarna een advies volgt van datzelfde bureau. Bij een negatief advies kan de gemeente besluiten geen vergunning te verlenen of een inmiddels verleende vergunning in te trekken.

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen bekende of onbekende ondernemers.

Een BIBOB-procedure kan ook achteraf(na verlening vergunning) nog worden ingesteld, wanneer blijkt dat een onderneming/ondernemer zich schuldig maakt/heeft gemaakt aan bepaalde strafbare feiten en/of criminele contacten onderhoudt waarbij de mogelijkheid aanwezig is dat crimineel verworven inkomsten worden wit gewassen.

Voor nadere informatie omtrent deze wet- en regelgeving wordt verwezen naar de Wet BIBOB.

2.6 Procedures, bereikbaarheid en overleg

Om te komen tot een heldere en adequate vergunningverlening is het noodzakelijk dat procedures duidelijk zijn, zowel voor een aanvrager als ook voor een medewerker van de gemeente. Daartoe zijn procedures vastgesteld, is een intern werkproces opgesteld.

2.7 Aanvraag-/meldingformulieren

Voor het aanvragen van een vergunning, het aanvragen van een ontheffing of het doen van een melding zijn formulieren beschikbaar. De meeste formulieren zijn digitaal beschikbaar en te downloaden van de gemeentelijke website (www.gemeentebest.nl). De aanvragen, kennisgevingen en ontheffingen moeten nu nog schriftelijk worden ingediend. De gemeente werkt eraan dit in de toekomst via de digitale weg te laten plaatsvinden.

2.8 Bereikbaarheid

Vanaf het vaststellen van deze nieuwe beleidsregels zal er een aanspreekpunt worden aangewezen binnen de gemeentelijke organisatie voor alle zaken die in deze beleidsregeling aan de orde komen. Het is daarbij zaak dat duidelijk is hoe en wanneer deze persoon bereikbaar is en bij (langere) afwezigheid vervangen wordt door een andere ter zake deskundige.

2.9 Overleg

Om over en weer op de hoogte te blijven van allerlei ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld nieuwe wet- en regelgeving, moet tenminste eenmaal per jaar een overleg plaatsvinden tussen de gemeente, horecaondernemers, Koninklijke Horeca Nederland en de politie.

2.10 Evaluatie en actualisatie

Na twee jaar zal het horeca- en evenementenbeleidsplan worden geëvalueerd en indien nodig geactualiseerd.

3 Horeca-inrichtingen

In Best zijn ca 65 horeca-inrichtingen gevestigd, bestaande uit onder meer cafés, restaurants, cafetaria’s, shoarmazaken, sportkantines, buurthuizen, campings- en andere recreatie-inrichtingen. De horeca-inrichtingen liggen verspreid over de gemeente; er is bijvoorbeeld geen sprake van een duidelijke concentratie in het centrum. In het algemeen geldt dat de horeca-inrichtingen een lokale functie hebben en zich dus met name richten op de eigen inwoners.

3.1 Sluitingstijden horeca-inrichtingen

De APV bepaalt in het huidige hoofdstuk 2, de sluitingstijden voor horeca-inrichtingen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de aard van de horeca-inrichting/ aanverwante inrichtingen. Ten denken valt hierbij aan verschillende sluitingstijden voor de ‘natte horeca’ (cafés en restaurants) en de ‘droge horeca’ (shoarmazaak, frituur, broodjeszaak etc.), maar ook voor de sportinrichtingen, welzijnsaccommodaties, buurthuizen en overige recreatieve inrichtingen.

In deze paragraaf worden de sluitingstijden van de commerciële horeca besproken. De sluitingstijden voor paracommerciële inrichtingen worden in de paragraaf over paracommercialisme besproken.

3.1.1 Ontheffing sluitingsuur

In de APV is bepaald dat de burgemeester een ontheffing kan verlenen van het sluitingsuur. Deze ontheffingsmogelijkheid in geval van bijzondere omstandigheden is niet alleen van toepassing op commerciële horeca-inrichtingen, maar ook op paracommerciële instellingen.

3.1.2 Beleidsregels ontheffing sluitingsuur

De bijzondere omstandigheden zijn de hiervoor bij de verschillende paracommerciële inrichtingen benoemde aanverwante activiteiten waarbij tot uiterlijk 01.00 uur ontheffing wordt verleend. Sportinrichtingen kunnen tijdens competitiedagen maximaal 12 keer per jaar een ontheffing van de sluitingstijd aanvragen

3.2 Drankverstrekking/veiligheidsglas

De horecaondernemer is zelf verantwoordelijk voor de veiligheid binnen zijn inrichting. Het gebruik van veiligheidsglas binnen in de lokaliteit, maar ook op het terras valt binnen die eigen verantwoording. De gemeente is vanwege veiligheidsredenen voorstander van het gebruik van veiligheidsglas binnen horeca-inrichtingen. Mocht in de toekomst blijken dat dit niet voldoende ten uitvoer wordt gebracht, kunnen we overwegen een lijst op te stellen van gevallen/situaties waarbij het gebruik van veiligheidsglas verplicht wordt gesteld.

3.3 Terras

Het terras maakt onderdeel uit van de horeca-inrichting. Daarmee is de sluitingstijd voor terrassen gelijk aan de sluitingstijd van het bijbehorende horeca-inrichting, zowel commercieel als paracommercieel. De in het verleden opgenomen maatregel om de drankverstrekking op het terras minimaal een half uur voor het sluitingsuur te staken, is niet meer opgenomen. De horecaondernemer is verantwoordelijk om op tijd aan te geven dat de horeca-inrichting gaat sluiten, door bijvoorbeeld de drankverstrekking te staken, muziek uit te zetten en/of de binnenverlichting te ontsteken. Hierbij moet worden opgemerkt dat na sluitingstijd geen klanten meer op het terras aanwezig mogen zijn.

Bij evenementen in de omgeving, waarbij ook op het terras van de horeca-inrichting activiteiten worden georganiseerd, of bij incidentele festiviteiten die op het terras worden georganiseerd, kan voor het terras een andere eindtijd worden bepaald. Zie hiervoor paragraaf Eindtijden evenementen en festiviteiten.

3.3.1 Waarom een exploitatievergunning voor een terras?

In de APV is het verbod opgenomen om zonder vergunning een terras te exploiteren. Er wordt nadrukkelijk gevraagd om een vergunning om mogelijk negatieve effecten van een terras zoveel mogelijk uit te bannen. Daarbij valt te denken aan zaken als de woon- en leefsituatie in de omgeving van het terras en/of de openbare orde die mogelijk op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het terras. Een terrasvergunning wordt in principe verleend voor onbepaalde tijd;

Verder is het van belang dat een terras geen schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan.

3.3.2 Geluid op het terras

Geluid is een belangrijk aspect van een terras. Een terras maakt onderdeel uit van de horecainrichting, waardoor in het pand en op het terras dezelfde geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit gelden. Indien muziek op het terras ten gehore wordt gebracht, moet de ondernemer op basis van het Activiteitenbesluit met een akoestisch onderzoek aantonen dat aan de geluidsnormen wordt voldaan. Hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat stemgeluid op een terras bij geluidmetingen meestal niet wordt meegenomen. De tekst uit het Activiteitenbesluit luidt: bij het bepalen van de geluidsniveaus, blijft het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting buiten beschouwing, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein.

Bij mooi weer is een terras een goede locatie voor muzikale optredens (incidentele festiviteit). Om rekening te houden met omwonenden wordt in dit beleidsplan een onderscheid gemaakt tussen festiviteiten in het (horeca)pand en buiten het (horeca)pand, op het terras. Voor de nadere regels wordt verwezen naar de paragraaf Evenementen en festiviteiten.

3.3.3 Drankverstrekking

Het terras van een horeca-inrichting moet op de Drank- en Horecawetvergunning vermeld staan, zodat op het terras ook sterk alcoholhoudende drank mag worden versterkt.

3.3.4 Betaling voor het gebruik van openbaar terrein

Voor het gebruik van de openbare weg door anderen dan de gemeente moet een vergoeding worden betaald (bijvoorbeeld voor reclameborden, kermissen, standplaatsen). Voor het gebruik van openbaar terrein kan zowel langs privaatrechtelijke weg (gebruiksvergoeding) als via een gemeentelijke belastingverordening (precariorecht) een vergoeding worden gevraagd. In Best worden precariorechten geheven over het gebruik van gemeentegrond. De tarieven zijn opgenomen in een aparte tarieventabel, behorende bij de belastingverordening

3.3.5 Beleidsregels terrassen

In aanvulling op de APV zijn voorschriften (beleidsregels) opgesteld waaraan bij de exploitatie van een terras voldaan dient te worden. Onderstaande voorschriften behoren bij de terrasvergunning:

  • 1.

    Bij evenementen in de omgeving waarbij ook op het terras van de horeca-inrichting activiteiten worden georganiseerd, of bij incidentele festiviteiten die op het terras worden georganiseerd, kan voor het terras een andere eindtijd worden bepaald conform het geldende horecabeleidsplan;

  • 2.

    Het terras dient te worden ingericht binnen het gearceerde vlak, aangegeven op de bij de vergunning behorende situatietekening;

  • 3.

    Op trottoirs moet een vlakke en vrije doorgang van minimaal 1.80 meter in acht worden genomen;

  • 4.

    Langs een blindengeleide route dient aan weerszijden minimaal 0.60 meter vrije doorgang aanwezig te zijn;

  • 5.

    Toegangen, (nood)uitgangen en brandkranen dienen te allen tijde vrij te blijven;

  • 6.

    Terrasschermen, parasols en vlonders zijn toegestaan, indien deze binnen de toegestane breedte blijven;

  • 7.

    Terrassen worden uitsluitend toegestaan direct gelegen aan een horeca-inrichting, of een bedrijf waar drank of voedingsmiddelen voor directe consumptie worden verkocht (bijvoorbeeld een lunchroom) Uitbreiding van een terras voor het pand van de buren is alleen dan toegestaan, wanneer de eigenaar/gebruiker van het buurpand schriftelijk zijn toestemming heeft verleend. Bij een nieuwe eigenaar/gebruiker van het buurpand dient een nieuwe schriftelijke toestemming te worden afgegeven;

  • 8.

    Het is niet toegestaan op het terras en/of in de openbare ruimte een permanent of tijdelijk tappunt in te richten. Bij bijzondere gelegenheden kan de burgemeester ontheffing verlenen;

  • 9.

    Terrasmeubilair moet na sluiting van het terras worden verwijderd, dan wel zodanig worden verankerd dat het niet versleept kan worden;

  • 10.

    Na sluiting van het terras moet binnen een straal van 25 meter rondom het terras de openbare ruimte worden schoongemaakt;

  • 11.

    Aanwijzingen en/of bevelen van brandweer, politie of medewerkers van de gemeente, in het belang van de openbare orde en veiligheid gegeven, moeten direct worden opgevolgd.

3.4 Commerciële horeca-inrichting

Met de inwerkingtreding van de rookwetgeving is het verboden te roken in openbare instellingen. Dit betekent voor horeca-inrichtingen dat veel bezoekers buiten gaan roken.

3.5 Paracommercialisme, wat is dat en waarom daar iets aan doen?

Een aantal verenigingen en stichtingen binnen de gemeente Best exploiteren vanuit hun kantine horeca-activiteiten. De inkomsten die gegenereerd worden uit deze horeca-activiteiten zijn een extra bron van inkomsten voor deze verenigingen en stichtingen. De voorwaarden om een drank- en horecawet vergunning te verkrijgen zijn voor verenigingen en stichtingen soepeler dan voor reguliere (commerciële) horeca-inrichtingen en vaak worden deze rechtspersonen gesubsidieerd door de gemeente. Dit heeft er in de praktijk toe geleid dat tussen verenigingen en stichtingen enerzijds en de reguliere horeca anderzijds concurrentie op ongelijke voorwaarden is ontstaan. Het onder ongelijke voorwaarden in concurrentie treden met reguliere horeca-inrichtingen wordt aangeduid met de term paracommercialisme.

Het Bureau Eerlijke Mededinging en Koninklijke Horeca Nederland doen een beroep op gemeenten om op te treden tegen vermeende oneerlijke mededinging. Maar ook vanuit de reguliere horeca komt dit verzoek. Om onduidelijkheid te voorkomen over welke horeca-activiteiten verenigingen en stichtingen nu wel of niet mogen exploiteren, worden in dit beleidsplan voorschriften en beperkingen vastgelegd. Hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat ten tijde van het opstellen van dit horecabeleidsplan een wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet bij de Eerste Kamer ligt. In juni/juli 2012 zal dit wetsvoorstel waarschijnlijk in werking treden. Dit wetsvoorstel bevat onder meer gewijzigde regelgeving voor het paracommercialisme.

3.5.1.Juridisch kader Drank- en Horecawet

De gemeente is verplicht, op grond van het huidige artikel 4 van de Drank- en Horecawet, om bij het afgeven van een vergunning aan een rechtspersoon, zoals een vereniging of stichting, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, één of meer voorschriften of beperkingen te verbinden. Dit vervalt onder de gewijzigde Drank- en Horecawet. In het wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet is in het nieuwe artikel 4 bepaald dat in een gemeentelijke Drank- en Horecaverordening regels worden gesteld ter voorkoming van oneerlijke mededinging door paracommerciële rechtspersonen. Deze regels zullen in ieder geval betrekking hebben op:

  • ·

    De tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt;

  • ·

    De in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • ·

    De in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet rechtstreeks bij de activiteiten van de rechtspersoon zijn betrokken.

Geen alcoholhoudende drankverstrekking

Het bovenstaande heeft alleen betrekking op het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens deze bijeenkomsten. Dit betekent dat wanneer tijdens deze bijeenkomsten van persoonlijke aard géén alcoholhoudende drank wordt verstrekt deze bijeenkomsten wel zijn toegestaan. Ook als deze bijeenkomsten buiten de statutaire doelstelling van de vereniging of stichting vallen.

Op grond van het huidige en het nieuwe artikel 9 van de Drank- en Horecawet dient het bestuur van een vereniging of stichting voor het verkrijgen van een vergunning een bestuursreglement vast te stellen dat waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de openingstijden uit het oogpunt van sociale hygiëne op verantwoorde wijze geschied.

3.5.2.Vereniging of stichting, maar niet paracommercieel

Het kan voorkomen dat een vereniging of stichting op een gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden als een reguliere horeca-inrichting op de markt opereert.

Er is sprake van een vereniging of stichting die op gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden als een reguliere horeca-inrichting opereert, indien:

  • ·

    de vereniging of stichting geen subsidie ontvangt en kan aantonen dat zij de laatste tien jaar voor de vergunningaanvraag geen directe dan wel indirecte subsidie heeft ontvangen;

  • ·

    de vereniging of stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en daaraan in die zin heffingen afdraagt;

  • ·

    de vereniging of stichting is ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering in verband met de gebondenheid aan onder andere de horeca CAO;

  • ·

    aangetoond kan worden (bijvoorbeeld via een accountantsverklaring) dat alle leidinggevenden en werknemers in loondienst zijn en derhalve de gebruikelijke inhoudingen plaatsvinden;

  • ·

    de vereniging of stichting te goeder trouw kan verklaren dat op geen enkele wijze gebruik gemaakt wordt van vrijwilligers, ook niet op incidentele basis;

  • ·

    alle bestuursleden van de vereniging of stichting voldoen aan de eisen gesteld in artikel 8 van de DHW (geen slecht levensgedrag, bezit Verklaring sociale hygiëne);

  • ·

    de vereniging of stichting belastingplichtig is en geen fiscale vrijstelling geniet;

  • ·

    de vereniging of stichting wordt gedreven voor rekening en risico van de ondernemer (dus geen enkele NV of BV mag onder de vereniging of stichting hangen. Dit ter voorkoming van schijnconstructies);

  • ·

    een reële huur- of pachtprijs c.q. koopprijs is overeengekomen conform de marktwaarde of sprake is van een aangepaste prijs in relatie tot het primaire doel van de exploitatie.

3.5.3 Uitwerking beperkende voorschriften

Voor alle paracommerciële inrichtingen geldt dat ze een bepaalde doelstelling hebben die uit de statuten is op te maken. Activiteiten die binnen deze doelstelling vallen en niet als bijeenkomsten van persoonlijke aard zijn aan te merken, zijn in beginsel toegelaten. Onder de gewijzigde Drank- en Horecawet zullen in de gemeentelijke Drank- en Horecaverordening regels worden gesteld over de activiteiten die niet vallen binnen de doelstelling van de paracommerciële inrichtingen.

Het sluitingsuur van terrassen loopt gelijk met het sluitingsuur van het bijbehorende horeca-inrichting.

Sportinrichtingen

De gemeente vindt het erg belangrijk om op tijdstippen dat primair jeugd aanwezig is, geen alcohol te schenken. Dit is verwerkt in de tijden waarop alcohol mag worden verstrekt. Hiermee komen we ook tegemoet aan het advies dat vanuit het project “Laat je niet flessen” is gegeven. Onder de gewijzigde Drank- en Horecawet zullen in de gemeentelijke Drank- en Horecaverordening tijden worden opgenomen gedurende welke alcoholische dranken mogen worden geschonken in de kantines van de sportinrichtingen. De volgende tijden zullen worden opgenomen:

  • ·

    Voetbal- en hockeyverenigingen en overige sportverenigingen

    • -

      maandag tot en met vrijdag van 18.00 tot 24.00 uur;

    • -

      zaterdag van 16.00 tot 20.00 uur;

    • -

      zondag van 12.00 tot 20.00 uur;

  • ·

    Tennisverenigingen

    • -

      maandag tot en met vrijdag van 18.00 tot 24.00 uur;

    • -

      zaterdag van 16.00 tot 24.00 uur;

    • -

      zondag van 12.00 tot 24.00 uur;

3.5.4 Beleidsregels sportinrichtingen

  • 1.

    Sportinrichtingen zijn in beginsel bedoeld voor sportbeoefening. Hierbij kan gedacht worden aan (oefen)wedstrijden, (collectieve) trainingen en clubvergaderingen. Tegenwoordig worden sportinrichtingen meer en meer multifunctioneel gebruikt, bijvoorbeeld voor kinderopvang.

  • 2.

    Van de tijden waarbinnen alcohol mag worden geschonken kan na aanvraag, voor sportinrichtingen tijdens toernooi-, of competitiedagen maximaal 12 keer per jaar worden afgeweken. (maximaal 2 dagen per keer)

  • 3.

    Tijdens onderstaande aanverwante activiteiten mag alcoholische drank worden verstrekt, maar hierbij geldt wel een maximum van 5 sportgerelateerde feesten bijvoorbeeld:

    • ·

      kampioenschapfeest;

    • ·

      jaarfeest of afsluiting seizoen of vrijwilligers-/sponsoravond;

    • ·

      feestavond bij een toernooi.

    • ·

      jubileumfeest van de club (5, 12½, 25, 50, 75, 100, 125 jaar etc.)

Deze regels zullen onder de gewijzigde Drank- en Horecawet grotendeels in de gemeentelijke Drank- en Horecaverordening worden opgenomen.

3.5.5. Buurthuizen en welzijnsaccommodaties met uitzondering van JC T odo

Beleidsregels buurthuizen en welzijnsaccommodaties met uitzondering van JC Todo

  • 1.

    Buurthuizen en welzijnsaccommodaties moeten activiteiten kunnen faciliteren die vallen binnen hun statutaire doelstelling. Vaak zijn dit activiteiten die worden georganiseerd door verenigingen en stichtingen die gebruik maken van deze accommodaties, zoals cursussen, workshops en vergaderingen.

  • 2.

    Tijdens de uren dat in deze accommodaties activiteiten plaatsvinden die vallen binnen hun statutaire doelstelling mag alcoholische drank worden verstrekt.

  • 3.

    Tijdens onderstaande aanverwante activiteiten (max. 5 keer per jaar, ongeacht de vereniging of stichting die deze organiseert) mag alcoholische drank worden verstrekt bij gelegenheid van bijvoorbeeld een:

    • ·

      jubileumfeest van de accommodatie of van de verenigingen en stichtingen die wekelijks dan wel maandelijks gebruik maken van de accommodatie (5, 12½, 25, 50, 75, 100, 125 jaar etc.);

    • ·

      jaarfeest of carnavalsactiviteit of vrijwilligers-/sponsoravond.

Deze regels zullen onder de gewijzigde Drank- en Horecawet grotendeels in de gemeentelijke Drank- en Horecavergunning worden opgenomen.

3.5.6 J ongeren centrum T odo

Beleidsregels Jongerencentrum Todo

  • 1.

    Een jongerencentrum is bedoeld voor ontmoetingen, opvang en begeleiding van jeugdige personen.

  • 2.

    Tijdens de uren dat in het jongerencentrum activiteiten plaatsvinden die vallen binnen de statutaire doelstelling, mag onder verantwoordelijkheid van de jeugdorganisatie of jeugdinstelling alcoholische drank worden verstrekt. Vanzelfsprekend mag geen alcoholische drank geschonken worden aan jeugdigen tot 16 jaar.

3.5.7 Beleidsregels introducés

Voor alle bovengenoemde inrichtingen geldt dat indien de activiteit een besloten karakter heeft, het is toegestaan per medewerker, vrijwilliger, sponsor of lid één introducé mee te nemen naar de bijeenkomst

Deze regel zal onder de gewijzigde Drank- en Horecawet in de gemeentelijke Drank- en Horecavergunning worden opgenomen.

3.5.8. Sociaal-culturele instellingen en overige educatieve inrichtingen

Sociaal-culturele en educatieve instellingen zijn bedoeld voor de activiteiten waarvoor de instelling is opgericht en dus niet voor commerciële activiteiten of bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals o.a. bruiloften en partijen, persoonlijke jubilea of andere bijeenkomsten met een feestelijk karakter die geen verband houden met de hoofddoelstelling van de stichting of vereniging zoals afscheidsfeesten, communiefeesten, examenfuiven en afstudeerfeesten.

Beleidsregels sociaal-culturele instellingen en overige recreatie-inrichtingen

Er mag alcoholische drank worden verstrekt tijdens de uren dat in deze accommodaties activiteiten plaatsvinden die vallen binnen hun statutaire doelstelling.

  • 1.

    Tijdens onderstaande aanverwante activiteiten mag alcoholische drank worden verstrekt, maar is wel een maximum van in totaal vijf per jaar per accommodatie toegestaan:

    • ·

      jubileumfeest van de accommodatie of van de verenigingen en stichtingen die wekelijks dan wel maandelijks gebruik maken van de accommodatie (5, 12½, 25, 50, 75, 100, 125 jaar etc.) (dus alleen toegankelijk voor leden);

    • ·

      sociaal-culturele evenementen (ook voor publiek toegankelijk);

    • ·

      jaarfeest of carnavalsavond of vrijwilligers-/sponsoravond, ongeacht de vereniging of stichting die deze organiseert);

    • ·

      afstudeerbijeenkomsten/diploma-uitreiking;

    • ·

      schoolfeesten voor leerlingen;

    • ·

      eindejaarsfeest.

Deze regels zullen onder de gewijzigde Drank- en Horecawet grotendeels in de gemeentelijke Drank- en Horecavergunning worden opgenomen.

3.6 Geluid en licht

Een belangrijk onderwerp met betrekking tot horeca-inrichtingen is het geluid dat daar mee gepaard gaat. De bezoekers van horeca-inrichtingen ervaren het (muziek)geluid anders dan de omwonenden. Bij sportinrichtingen is, naast geluid, licht een belangrijk onderwerp.

De bepalingen in de APV, het huidige hoofdstuk 4, afdeling 1, zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit.

3.6.1 Geluid

De voorschriften in het Activiteitenbesluit gaan uit van standaard geluidsnormen. Daarnaast is het mogelijk om bij verordening gebieden aan te wijzen waar de normering hoger of lager kan liggen dan de standaard geluidsnorm. Geluid is bij uitstek een milieuaspect dat betrekking heeft op de directe leefomgeving en voornamelijk een rol speelt op lokale schaal. Conform de systematiek uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening kan per gebiedstype blijken dat de standaardnorm niet passend is. Het referentieniveau speelt daarin een belangrijke rol. Aangezien de nachtperiode de relevante beoordelingsperiode is voor veel horeca-inrichtingen, is vooral het heersende referentieniveau in de nachtperiode van belang. Gezien de referentiemetingen uitgevoerd in het kader van het opgestelde gemeentelijke geluidbeleid worden de grenswaarden voor horeca-inrichtingen als volgt gesteld:

3.6.2 Beleidsregels geluid bij horeca-inrichtingen

Tabel 2

Gebied*

Geluidsnorm (etmaalwaarde)

Motivatie

Centrum en woningen direct gelegen aan de Oirschotseweg en Hoofdstraat, Woonwijken m.u.v. de wijken Naastenbest, Dijkstraten en Salderes.

50

Het referentieniveau in deze gebieden is door de aanwezigheid van drukke wegen en/of andere bedrijven in de avond- en nachtperiode relatief hoog. Hierdoor is de kans op overlast voor omwonenden gering bij een geluidsnorm van 50 dB(A) etmaalwaarde. In het centrum hoort daarbij een zekere levendigheid bij de omgeving.

Buitengebied en woonwijken Naastenbest, Dijkstraten en Salderes.

45 **

Het referentieniveau in deze gebieden wisselt afhankelijk van de ligging t.o.v. hoofdwegen en bedraagt in de nachtperiode 30 tot 40 dB(A). Het referentieniveau is daarbij afhankelijk van heersende windrichting.

Gezoneerd industrieterrein

n.v.t.

Valt onder het zoneringsbeleid van deze industrieterreinen van de gemeente Best

* de begrenzing van de genoemde gebieden met de voorgestelde geluidsnormen is weergegeven op de plattegrond van de gemeente best

** deze norm kan worden geëffectueerd via maatwerkvoorschriften of (in de toekomst, nadat artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit in werking is getreden) via een verordening en een concretiserend besluit.

Het gebied waarin een horeca-inrichting ligt, is bepalend voor de geluidsnorm die gesteld wordt ter plaatse van gevoelige gebouwen, ook al is een enkel gevoelig gebouw gelegen in een gebied met een andere geluidsnorm.

De geluidsnormen in bovenstaande tabel zijn alleen van toepassing op de in de betreffende gebieden gelegen horeca-inrichtingen. In een toekomstige verordening ingevolge art 2.19 van het Activiteitenbesluit kan de geluidsnormering voor andersoortige bedrijven worden opgenomen.

Na realisatie van de ombouw van de snelwegen rondom Best moet uit referentiemetingen blijken of de in de bovenstaande tabel aangegeven etmaalwaarden moeten worden herzien.

3.6.3 Beleidsregels t.a.v. voorschriften over het toestaan van geluid bij evenementenvergunningen

Bij alle evenementen zijn geluidsnormen opgenomen. De vergunningshouder moet toezien op de naleving van de normen. Bij overtreding van de geluidsnormen, wordt, als klachten daartoe aanleiding geven, opgetreden door handhaving.

Bij het verbinden van voorschriften aan de evenementenvergunningen wordt veel aandacht besteed aan beperking van de overlast. Hierbij kan gedacht worden aan voorschriften op het gebied van

  • ·

    De geluidnormen (meetpunten geluidsniveaus eindtijden)

  • ·

    De positie van geluidsbronnen (richten van boxen etc)

  • ·

    De apparatuur (gebruik van meerdere boxen etc.)

  • ·

    De programmering (aantal podia die gelijk in gebruik zijn beperken, inbouwen rustperiodes, afsluiten programma met een cooldown-periode)

  • ·

    Informeren van omwonenden

  • ·

    Schadelijk geluid (bescherming van personeel, wijzen van bezoekers op de risico’s)

3.6.4. Ontheffingen van de geluidsnormen

De APV regelt in hoofdstuk 4, afdeling 1, de mogelijkheid om de geluidsnormen te overschrijden gedurende aangewezen collectieve festiviteiten, tijdens incidentele festiviteiten of tijdens incidentele sportfestiviteiten. In hoofdstuk 4 van dit plan worden de geluidnormen en eindtijden van de ontheffingen van de geluidsnormen beschreven.

3.6.5. Licht

De verlichting bij een sportinrichting, moet ’s avonds om 23:00 uur zijn uitgeschakeld. Natuurlijk moet verlichting worden uitgeschakeld als er geen gebruik van de baan wordt gemaakt. Op grond van de APV mag een (sport)inrichting maximaal 12 keer per kalenderjaar de verlichting langer aanhouden ten behoeve van een sportactiviteit. Hiervoor moet een kennisgeving worden ingediend. De eindtijd van licht mag echter nooit na de sluitingstijd van de sportinrichting zijn.

4 Evenementen en festiviteiten

Evenementen en festiviteiten maken een wezenlijk onderdeel uit van het maatschappelijke leven binnen een gemeenschap. Regelmatig worden er ook in Best evenementen en festiviteiten georganiseerd. Deze zijn belangrijk voor het imago van Best en hebben gevolgen op economisch gebied en op het sociaal-maatschappelijke gebied.

Evenementen en festiviteiten zijn in de eerste plaats bedoeld voor vermaak, maar ze kunnen ook voor overlast zorgen. Denk hierbij aan geluidsoverlast, geen/onvoldoende toezicht, verkeer, afval en vernielingen. Het is dan ook zaak voorschriften op te stellen en te hanteren om evenementen en festiviteiten zoveel mogelijk in goede banen te leiden en te voorkomen dat er (te) veel negatieve effecten optreden als gevolg van de georganiseerde activiteiten. Hierbij worden verschillende soorten evenementen, ook evenementen met een maatschappelijke meerwaarde gelijk behandeld.

Als bijzonder evenement kennen we de ijsbanen op natuurijs. Hiervoor gelden specifieke beleidsregels opgenomen in bijlage 5.

4.1 Vergunningsvrije evenementen

Op grond van artikel 2.25 derde lid Apv kan de burgemeester categorieën van evenementen aanwijzen als vergunningsvrij. Voor deze melding worden geen legeskosten in rekening gebracht.

De burgemeester heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt en wijst de volgende categorieën van evenementen aan als vergunningsvrij:

Geen vergunning, maar een melding is vereist voor een klein evenement, indien is voldaan aan alle onderstaande voorwaarden:

  • a.

    het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 50 personen;

  • b.

    het evenement tussen 7.00 uur en 23.00 uur plaats vindt;

  • c.

    geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur en na 23.00 uur;

  • d.

    het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

  • e.

    slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

  • f.

    er een organisator is, én

  • g.

    er in voorgaande jaren geen onregelmatigheden zijn geconstateerd of klachten zijn geweest en het feest niet toegankelijk is voor publiek.

4.2 Verschil evenement en festiviteit

In de begrippenlijst aan het begin van dit beleidsplan zijn de definities opgenomen van een evenement en een festiviteit (collectief en incidenteel).

Het specifieke van een (collectieve of incidentele) festiviteit is dat het een verruiming van de reguliere geluidvoorschriften betreft bij een activiteit die plaatsvindt binnen de grenzen van een inrichting (ook niet-horeca-inrichtingen). Het kan dus ook op het terras van een horeca-inrichting plaatsvinden.

Evenementen omvatten naast geluid meer aspecten, zoals (brand)veiligheid, geluid, afval en verkeer en kunnen in de openbare ruimte worden georganiseerd.

Een evenement kan dus een festiviteit omvatten als een horeca-inrichting binnen het evenemententerrein is gelegen en de activiteiten niet alleen op het evenemententerrein plaatsvinden, maar ook in de horeca-inrichting, inclusief het terras. Een uitleg over soorten evenementen en risico’s die er zijn staat onder de paragraaf 4.4 ”Evenementen”.

4.3 Geluidsnorm bij evenementen en festiviteiten

Hoewel er juridisch een verschil bestaat tussen evenementen en festiviteiten zullen beide activiteiten op het gebied van geluid zoveel mogelijk gelijk benaderd worden. Het is wenselijk aan evenementen en festiviteiten voorwaarden te verbinden in de vorm van de toegestane geluidsbelasting ter plaatse van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen om onevenredige geluidshinder naar omwonenden te voorkomen.

De te hanteren geluidsnormen moeten wel realistisch zijn. Dit betekent dat voor een aantal muziekevenementen of festiviteiten dat geluidshinder voor omwonenden onvermijdelijk is.

4.3.1 Geluidnorm

Voor duidelijkheid en handhaafbaarheid wordt voor alle (binnen- en buiten)activiteiten, dus zowel voor evenementen als festiviteiten, eenzelfde maximale geluidsnorm van 80 dB(A) op de gevel van geluidgevoelige gebouwen vastgesteld. Deze norm beoogt een goede afweging te zijn tussen enerzijds de mogelijkheid een evenement/festiviteit te houden en anderzijds de overlast voor omwonenden te beperken

Deze geluidnorm geldt voor evenementen en festiviteiten, dus ook voor collectieve festiviteiten en een incidentele festiviteit, ook binnen een lokaliteit. Hierbij geldt de eis dat bij festiviteiten in een horecapand de ramen en deuren na 00:30 uur gesloten moeten zijn, behoudens het direct doorlaten van personen.

Indien een evenement of festiviteit uitsluitend overdag, tussen 13:00 en 19:00 uur op een zaterdag, zondag of feestdag plaatsvindt, gelden geen geluidnormen.

4.3.2 Beleidsregels geluidnormen bij evenementen en festiviteiten

Tabel 3

activiteit

Maximale geluidnorm op de gevel van gevoelige gebouwen

Evenementen en festiviteiten

80 dB(A) *)

Evenementen en festiviteiten die uitsluitend plaatsvinden tussen 13:00 en 19:00 uur

Geen geluidnorm

Wanneer onduidelijkheid bestaat over de te verwachten geluidsbelastingen kan de gemeente Best vooraf een akoestisch onderzoek verlangen met betrekking tot het evenement of de festiviteit. Ook kan de gemeente, wanneer zij dit vooraf aangeeft, een verslag (achteraf) verlangen van een controlemetingen tijdens de activiteiten.

*) Het bedoelde maximum geluidsniveau is een equivalent geluidsniveau zonder correctie voor tijdsduur of straffactor. Metingen moeten worden verricht conform de 'Handleiding voor meten en rekenen Industrielawaai 1999'.

Om geluidoverlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken kunnen in de evenementenvergunning nadere eisen gesteld worden ten aanzien van:

  • ·

    De positie van geluidsbronnen (richten van boxen etc)

  • ·

    De apparatuur (gebruik van meerdere boxen etc.)

  • ·

    De programmering (aantal podia die gelijk in gebruik zijn beperken, inbouwen rustperiodes, afsluiten programma met een cooldown-periode)

  • ·

    Informeren van omwonenden

  • ·

    Voorlichting voorkomen gehoorbeschadiging (bescherming van personeel, wijzen van bezoekers op de risico’s)

4.4 Eindtijden evenementen en festiviteiten

In het verleden zijn verschillende eindtijden toegepast voor de volgende onderwerpen:

  • ·

    Het evenement en/of de festiviteit zelf;

  • ·

    Het geluid;

  • ·

    De drankverstrekking.

Dit gaf echter verwarring en is onduidelijk. In tabel 4 is daarom een eindtijd voor evenementen/ festiviteiten opgenomen, die geldt voor de drankverstrekking, het geluid en voor het evenement/de festiviteit zelf. Ook voor de eindtijden zijn evenementen en festiviteiten zoveel mogelijk gelijk benaderd. Er is echter onderscheid gemaakt tussen activiteiten die binnen een lokaliteit plaatsvinden of activiteiten die buiten plaatsvinden. Deze laatste kunnen namelijk voor meer overlast zorgen.

4.4.1 Eindtijd buiten - evenement en/of festiviteit

De meeste evenementen vinden buiten plaats. Onder buiten wordt hier ook verstaan een evenement of festiviteit in een tent of in de buitenlucht. Dus ook de activiteiten die plaatsvinden op het terras van een horeca-inrichting.

Opgemerkt dient te worden dat de evenementen met een laag risico die met een kennisgeving kunnen volstaan en dus niet vergunningsplichtig zijn, dienen te voldoen aan de voorwaarden genoemd in de APV en een eindtijd hebben van 23.00 uur.

Voor alle buitenactiviteiten evenementen en festiviteiten, collectief of incidenteel, in de buitenlucht.

geldt een vaste eindtijd van 00:30 uur.

Deze eindtijd geldt ook voor het in de buitenlucht ten gehore brengen van (muziek-) geluid en het verstrekken van drank.

Ook voor een activiteit in een niet-horeca-inrichting geldt een eindtijd van 00:30 uur.

Uitzondering op de hierboven genoemde eindtijd is de kermis van Best die op de 1e zondag van juli plaatsvindt. Dit is een traditioneel evenement en is 5-daags evenement waardoor de belasting voor omwonenden op zondag, maandag en dinsdagavond bewust iets is beperkt ten opzichte van de weekendavonden. Over deze eindtijden zijn in het verleden in goed overleg afspraken gemaakt met horecaondernemers, omwonenden en de kermisklanten. Eindtijden van deze kermis zijn op vrijdag en zaterdag tot 01.00 uur en op zondag, maandag en dinsdag tot 24.00 uur.

4.4.2 Eindtijd binnen een lokaliteit - evenement en/of festiviteit

Voor evenementen en/of festiviteiten die binnen de lokaliteit van een inrichting plaatsvinden geldt de reguliere sluitingstijd van de inrichting. Dit geldt voor de drankverstrekking, het geluid, alsmede de eindtijd van het evenement/ de festiviteit. Voor de hierboven bedoelde binnenactiviteiten geldt dat de ramen en deuren gesloten moeten zijn, behoudens het direct doorlaten van personen.

Voor collectieve festiviteiten geldt dat de eindtijd voor muziekgeluid in een pand gelijk is aan de sluitingstijd die geldt tijdens de betreffende collectieve festiviteit, maximaal 00:30 uur. Hierbij moet worden opgemerkt dat de eindtijd voor de traditionele collectieve festiviteiten zoals carnaval, koninginnennacht en oud op nieuw binnen een inrichting gelijk is aan de sluitingstijd van de inrichting.

4.4.3. Beleidsregels eindtijden evenementen en festiviteiten

De eindtijden van de diverse evenementen en festiviteiten staan in onderstaande tabel.

Tabel 3

Buiten

Binnen

Soort evenement/ festiviteit

Eindtijd evenement/ festiv i teit incl. geluid, drankve r strekking 1)

Eindtijd evenement/ festiviteit en geluid 2)

Evenement met een laag risico

niet vergunningplichtig

23.00 uur

N.v.t.

Evenement met een

gemiddeld en verhoogd risico

00:30 uur

N.v.t.

Incidentele festiviteiten en

carnaval, koninginnennacht en oud op nieuw

00:30 uur

sluitingstijd inrichting 4)

Collectieve festiviteiten

m.u.v.carnaval, koninginnennacht, ke r mis, oud op nieuw

00:30 uur

00:30 uur 3)

Kermis

1 e zondag van juli

vr-za 01:00 uur

zo-di 24:00 uur

vr-za 01:00 uur

zo-di 24:00 uur

1) Voor een terras geldt dat na deze tijd geen (muziek)geluid meer ten gehore mag worden gebracht.

2) Voor ‘binnen de lokaliteit’ geldt: deuren en ramen moeten gesloten zijn, behoudens het direct doorlaten van personen.

3) het evenement/de festiviteit en het extrageluid moet om 00:30 beëindigd zijn. De inrichting mag daarna onder de normale voorschriften van het Activiteitenbesluit in werking zijn tot sluitingstijd inrichting.

4) de eindtijd van de festiviteiten en het geluid bij niet-horeca-inrichtingen is 00:30 uur.

Voor geluidnormen en eindtijden van de evenementen en festiviteiten op Aquabest geldt de beleidsnotitie APV t.b.v. recreatieterrein Aquabest

4.5 Evenementen

Jaarlijks vinden er in Best vele activiteiten plaats in grootte en omvang variërend. Veel van deze activiteiten vallen onder voornoemde definitie van het begrip evenement.

Ieder evenement heeft zijn specifieke kenmerken, waar risico’s mee samenhangen. Om de omvang van de risico’s vast te kunnen stellen is het van belang vooraf een risicoanalyse te maken van het evenement. Hiervoor wordt het model gebruikt dat door meerdere gemeenten en veiligheidsregio’s gehanteerd. In Best maken we gebruik van de versie, zoals die op grond van praktijkervaringen beschreven is door de projectgroep Publieksevenementen van de Raad van Regionaal Geneeskundige Functionarissen.

4.5.1 Categorieën

Om voor elk evenement te kunnen bepalen of, en in welke mate, er specifieke maatregelen nodig zijn, worden de evenementen verdeeld in drie categorieën. Dit gebeurt aan de hand van een risicoanalyse (zie bijlage 1)

4.5.2 Beleidsregels categorieën evenementen

1) evenementen met een laag risico (< 6 punten)

2) evenementen met een gemiddeld risico (6-9 punten)

3) evenementen met een verhoogd risico (> 9 punten)

Daarnaast wordt deze categorisering gebruikt om te bepalen welke indieningtermijn hiervoor noodzakelijk is en welke indieningvereisten er voor de aanvraag noodzakelijk zijn. Tenslotte wordt deze categorisering ook gebruikt om te bepalen welke legeskosten verschuldigd zijn om een aanvraag in behandeling te nemen.

Hierbij wordt bij evenementen met een laag risico onderscheid gemaakt tussen een evenementen met een commercieel motief en zonder commercieel motief

Evenementen met een laag r isico

De aanvragen voor evenementen met een laag risico(1) zullen door de gemeente (eventueel na advies van de politie, brandweer en/of GHOR) schriftelijk worden afgehandeld.

Evenement met een gemiddeld risico.

Voor evenementen met een gemiddeld risico (2) neemt de gemeente na ontvangst van de aanvraag het initiatief tot het organiseren van een vooroverleg waarbij naast de organisatie ook diverse ambtenaren van de gemeente aanwezig zullen zijn en indien noodzakelijk Politie, Brandweer en GHOR. Tijdens het vooroverleg zullen de aanwezige risico’s, welke een relatie hebben met het evenement, besproken worden en de hier bijbehorende reducerende maatregelen. De risico’s worden bepaald aan de hand van de risicomatrix evenementen. (zie bijlage 2)

Evenement met een verhoogd risico.

Bij evenementen met een verhoogd risico zal de gemeente na ontvangst van de aanvraag het initiatief nemen tot het organiseren van een aantal overleggen waarbij naast de organisatie ook diverse ambtenaren van de gemeente, Politie, Brandweer en GHOR aanwezig zullen zijn. In deze overleggen zullen de aanwezige risico’s, welke een relatie hebben met het evenement, bepaald worden aan de hand van de risicomatrix evenementen (bijlage 2). Hieraan worden risicoreducerende maatregelen verbonden. Deze risico’s en bijbehorende maatregelen worden ter goedkeuring aangeboden aan het College van B&W. Na goedkeuring door het College van B&W worden de maatregelen tot in detail uitgewerkt en verzameld in een Veiligheidsplan. De organisator is verantwoordelijk voor het opstellen van een Veiligheidsplan.

Afhankelijk van de aanwezige risico’s kunnen er meerdere plannen verlangd worden, denk hierbij aan een Verkeerscirculatieplan.

Indieningstermijn.

Voor genoemde evenementen is de indieningstermijn vermeld in de APV van Gemeente Best.

Indieningvereisten.

Voor genoemde evenementen zijn de indieningsvereisten vermeld in de APV van de Gemeente Best.

4.5.3 Risicoanalyse

De risicoanalyse bestaat uit de volgende factoren:

  • a.

    soort evenement

  • b.

    samenstelling van publiek

  • c.

    plaats en tijdstip evenement

Zoals al hiervoor is vermeld, is de volledige risicoanalyse terug te vinden in bijlage 1. De werkwijze van de risicoanalyse is dat er punten toegekend worden aan elk onderdeel van de risicoanalyse. De som van deze punten bepaald in welke categorie het evenement ingedeeld wordt.

Een organisator/aanvrager van een evenement kan door middel van deze risicoanalyse een inschatting maken onder welke categorie het evenement valt. De gemeente (afdeling Uitvoering, vakgroep Vergunningen) zal op basis van de aanvraag de risicoanalyse uitvoeren en bepalen in welke categorie het evenement definitief valt en eventuele verdere acties ondernemen.

4.6 Procedure evenementen en festiviteiten

Het is verstandig om zo vroeg mogelijk contact op te nemen met de gemeente als u een evenement of festiviteit wilt organiseren. Aan de hand van de moet het evenement of de festiviteit vooraf goed worden beoordeeld en in de belangenafweging worden diverse aspecten meegenomen. Bij evenementen/festiviteit wordt dan ook gekeken naar de spreiding van de overlast en spreiding van de risico’s.

Een goede aanvraag is daarom van belang. Op de gemeente Best site kunt u het aanvraagformulier downloaden, invullen en toesturen. Helaas gaat het indienen nu nog niet digitaal. Een aanvraag moet binnen de in de APV aangegeven termijn worden ingediend. Deze termijn nodig omdat er een uitgebreide toets aan vooraf gaat op het gebied van oa: Openbare orde & veiligheid, brandveiligheid, GHOR, BHV, omgeving, overlast, tijdsduur, geluid, organisator, verkeer, handhaafbaarheid. Er wordt dus advies gevraagd aan diverse instanties over een evenement: Gemeente, brandweer, politie, GHOR.

Hieronder vindt u een korte beschrijving van de procedures.

Een evenementenvergunning moet door de organisator worden aangevraagd. Een kennisgeving incidentele moet door de horecaondernemer worden ingediend. Een horecaondernemer kan op grond van de huidige APV maximaal vijf kennisgevingen voor incidentele festiviteiten doen. Voor incidentele sportfestiviteiten mag een sportinrichting maximaal tien kennisgevingen doen, waarbij de kaders en de voorschriften in de APV zijn opgenomen.

Voor een collectieve festiviteit hoeft de horecaondernemer niets te ondernemen. De collectieve festiviteiten worden aan het begin van elk kalenderjaar door het college aangewezen.

In bijlage 3 worden de werkprocessen voor evenementen en festiviteiten aangegeven.

Voor terugkerende evenementen wordt gezocht naar een handzamer systeem

Voor festiviteiten gelden de hierna genoemde regels:

4.6.1 Beleidsregels voor festiviteiten

  • 1.

    Direct omwonenden van een evenement dienen uiterlijk één week voor aanvang van het evenement op de hoogte te worden gesteld van de activiteiten die zullen plaatsvinden;

  • 2.

    Na afloop van het evenement dient de organisator toezicht te houden op het ordelijk en niet luidruchtig vertrekken van bezoekers;

  • 3.

    Een toezichthoudende ambtenaar of de algemeen/bijzondere opsporingsambtenaar heeft de bevoegdheid om u, gedurende de tijd dat de festiviteit wordt gehouden, instructies op te leggen om overmatige hinder naar de omgeving te voorkomen. Indien nodig zal van deze bevoegdheid gebruik worden gemaakt

  • 4.

    Bij festiviteiten kan medewerking worden verleend aan lasershows of andere activiteiten waarbij felle lichtbundels zichtbaar zijn buiten een gebouw of tijdelijk bouwwerk en die naar boven schijnen. In verband met de veiligheid voor het vliegverkeer zijn eerdergenoemde activiteiten niet toegestaan op:

  • 5.

    maandag tot en met vrijdag tussen 06.45 en 22.45 uur;

  • 6.

    zaterdag tussen 08.00 en 20.00 uur;

  • 7.

    zondag tussen 10.00 en 22.00 uur.

  • 8.

    Op andere tijden zullen dergelijke shows en activiteiten alleen worden toegestaan na toestemming van de verkeersleidingdienst van de vliegbasis Eindhoven;

  • 9.

    De eindtijden zoals opgenomen in tabel 4 zijn van toepassing op de festiviteit;

  • 10.

    De geluidnormen zoals opgenomen in tabel 3 zijn van toepassing op de festiviteit.

4.7 Voor evenementen gelden de hierna genoemde regels:

4.7.1 Beleidsregels voor organisatoren van evenementen

Voor evenementen gelden de hierna genoemde regels:

4.7.2 Algemeen

  • 1.

    De burgemeester bepaalt in overleg met brandweer, politie en/of GHOR of een evenement toelaatbaar is wanneer voor dezelfde datum al een ander grootschalig evenement of collectieve festiviteit is gepland;

  • 2.

    Per jaar zijn maximaal drie kermissen toegestaan, waarvan de door de gemeente georganiseerde kermis (rond de eerste zondag van juli) er een is;

  • 3.

    Geluidsoverlast moet zoveel mogelijk worden beperkt, zodat omwonenden geen overmatige hinder ondervinden;

  • 4.

    Direct omwonenden van een evenement dienen uiterlijk één week voor aanvang van het evenement op de hoogte te worden gesteld van de activiteiten die zullen plaatsvinden;

  • 5.

    Een grootschalig evenement dient toegankelijk te zijn voor mensen met een beperking;

  • 6.

    De organisator van een evenement dient die maatregelen te nemen die nodig zijn om de veiligheid van de deelnemers te garanderen;

  • 7.

    Tijdens evenementen met een gemiddeld of een groot risico mogen frisdranken en alcoholische dranken niet worden geschonken in glaswerk, hiervoor moet plastic, dan wel veiligheidsglas worden gebruikt;

  • 8.

    Voor evenementen kunnen bij de vergunningverlening aparte regels worden gesteld met betrekking tot calamiteiten. Een calamiteitenplan wordt gebaseerd op een risicomatrix die naar aanleiding van een aanvraag wordt ingevuld;

  • 9.

    Bij grootschalige evenementen kan medewerking worden verleend aan lasershows of andere activiteiten waarbij felle lichtbundels zichtbaar zijn buiten een gebouw of tijdelijk bouwwerk en die naar boven schijnen. In verband met de veiligheid voor het vliegverkeer zijn eerdergenoemde activiteiten niet toegestaan op:

    • ·

      maandag tot en met vrijdag tussen 06.45 en 22.45 uur;

    • ·

      zaterdag tussen 08.00 en 20.00 uur;

    • ·

      zondag tussen 10.00 en 22.00 uur.

Op andere tijden zullen dergelijke shows en activiteiten alleen worden toegestaan na toestemming van de verkeersleidingdienst van de vliegbasis Eindhoven;

11.Het openbare terrein waarop het evenement wordt gehouden, dient schoon en in de staat zoals het zich bevond voordat het evenement begon, te worden opgeleverd. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal worden opgetreden conform het geldende horeca-stappenplan.

4.7.3 Verkeersvoorschriften

Voor evenementen gelden de hierna genoemde regels:

  • 1.

    Bij een grootschalig evenement dient de organisatie te zorgen voor een door de gemeente goedgekeurd verkeerscirculatieplan. De bereikbaarheid van de omgeving in eventuele achterliggende objecten dient gewaarborgd te blijven, ook tijdens het evenement.

  • 2.

    Indien nodig dient het verkeer door middel van gecertificeerde verkeersregelaars, die als zodanig herkenbaar zijn, in goede banen te worden geleid. De organisatie dient zelf voor de opgeleide verkeersregelaars te zorgen;

  • 3.

    Op wegen en terreinen dient een strook van 4,5 meter breedte en een vrije hoogte van 4,2 meter vrijgehouden te worden ten behoeve van hulpdiensten. Dit wordt als leidraad toegepast; in veel gevallen moet een stuk maatwerk geleverd worden gezien de ruimtelijke omstandigheden.

  • 4.

    De organisator is verantwoordelijk voor het tijdig plaatsen van materialen, zoals dranghekken of wegafsluitingsborden. De organisator zorgt zelf voor een leverancier van materialen.

4.7.4 Plaatsen materialen

De organisator van een evenement moet zelf zorg dragen voor de benodigde materialen die moeten worden geplaatst, zoals dranghekken of wegafsluitingsborden. De organisator mag zelf een leverancier bepalen die de materialen kan leveren. Indien u kiest voor de gemeente voor het plaatsen van materialen is het volgende van toepassing:

Voor het plaatsen van materialen dient u minimaal één week van tevoren contact op te nemen met de werf (tel. 360 360). Voor gebruik van gemeentelijke materialen is een vergoeding verschuldigd en dient een borg betaald te worden. De huurder van het materiaal is bij het ophalen vanaf het uitrijden van de poort van de gemeentewerf volledig verantwoordelijk voor deze materialen en de veiligheid van het verkeer. De aanvraag kan worden geweigerd indien de medewerker van de gemeentewerf van oordeel is dat de huurder een ondeugdelijk vervoermiddel gebruikt. Na beëindiging van het evenement/ de festiviteit dient de huurder de materialen onbeschadigd en in de juiste aantallen binnen twee werkdagen op de gemeentewerf te terug te brengen. Wordt hieraan door huurder niet voldaan, zal de gemeente de niet geretourneerde of beschadigde materialen in rekening brengen bij aanvrager. Voor zover niet geretourneerde materialen door de gemeente nog kunnen worden opgehaald, zal dat gebeuren op kosten van huurder.

4.8 Andere regelgeving die van toepassing kan zijn bij evenementen of festiviteiten

Naast een evenementenvergunning of een kennisgeving voor een festiviteit kan voor een evenement of een festiviteit een andere vergunning of ontheffing nodig zijn:

  • ·

    (tijdelijke) gebruiksvergunning;

  • ·

    (tijdelijke) bouwvergunning (Woningwet);

  • ·

    tijdelijke verkeersmaatregel zoals afsluiting van een weg (Wegenverkeerswet);

  • ·

    vergunning voor het plaatsen van (reclame)objecten (APV);

  • ·

    terrassen (APV);

  • ·

    ontheffing bezigen vuurwerk anders dan tijdens de jaarwisseling (APV);

  • ·

    ontheffing Zondagswet (bij evenement/ festiviteit op zondagochtend);

  • ·

    ontheffing verstrekken zwakalcoholhoudende drank (Drank- en Horecawet);

  • ·

    loterijvergunningen (Wet op de kansspelen);

  • ·

    toestemming ballonvaarten etc. (Luchtvaartwet).

In het door het college vastgestelde aanvraagformulier voor evenementen/ festiviteiten zijn zoveel mogelijk van bovenstaande benodigde vergunningen of ontheffingen gekoppeld.

5. Flankerend beleid

In de schaduw van het horeca- en evenementenbeleid is nog een aantal andere onderwerpen van belang om afzonderlijk te behandelen. Deze vormen geen rechtstreeks onderdeel van dit beleid, maar zijn wel een afgeleide. Te denken valt aan zaken als deurbeleid, toegankelijkheid, alcoholmatiging (jongeren), drugshandel- en gebruik, prostitutie.

5.1 Deurbeleid

Op grond van de gebruiksvergunning die verleend is voor een horeca-inrichting en/of een tijdelijk geplaatste tent tijdens een evenement of festiviteit is het duidelijk hoeveel bezoekers maximaal gelijktijdig in een inrichting of tent aanwezig mogen zijn. Daarbij speelt met name de (brand)veiligheid een belangrijke rol. Het is aan de horecaondernemers en organisatoren om hier op toe te zien.

Dit geldt ook voor het deurbeleid. Er zijn horeca inrichtingen waar jeugdigen (<18-jarigen) niet worden toegelaten, ondanks dat wettelijke voorschriften zich daar niet tegen verzetten. Hierin voorziet een huishoudelijk reglement van een horeca-inrichting. Gevolg is dat groepen jeugdigen tot 18 jaar geen plek hebben in de reguliere horeca en zelf gaan voorzien in een behoefte die er kennelijk is. Dat is niet altijd gewenst. Het opstellen en zichtbaar aanbrengen van huisregels (bijvoorbeeld over de toe te laten leeftijdsgrens) voor elke horeca-onderneming is aan te raden. Overigens zal onder het regime van de nieuwe DHW de sluitingstijd van een horeca-inrichting naar alle waarschijnlijkheid worden gekoppeld aan de minimumleeftijdsgrens voor de bezoekers.

5.2 Toegankelijkheid

Momenteel zijn er binnen de gemeente Best horeca-inrichtingen die het niet altijd mogelijk maken dat mensen met een beperking, die bijvoorbeeld afhankelijk zijn van een rolstoel, een zaak kunnen binnenkomen en daar gebruik kunnen maken van noodzakelijke faciliteiten als een toilet. Dat is (nog) niet bij wet afdwingbaar, maar de verantwoordelijkheid van een horecaondernemer. Het is aan de horecaondernemer om zijn zaak zo in te richten dat deze (met alle faciliteiten) ook toegankelijk is voor iemand met een beperking.

Bij evenementen bestaat de mogelijkheid om als voorschrift op te leggen dat het evenement ook toegankelijk moet zijn voor mensen met een beperking. Daarbij wordt onder toegankelijkheid tenminste verstaan: het is mogelijk om op het evenemententerrein te komen en daar gebruik te kunnen maken van alle noodzakelijke faciliteiten zoals toiletten. Dit voorschrift wordt opgenomen bij het verlenen van vergunningen voor grootschalige evenementen.

5.3 Alcoholmatiging (jeugdigen)

Het project 'Laat je niet flessen!' is het alcoholmatigingsproject in de 21 gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant. Het project is gericht op het terugdringen van alcoholgebruik onder jongeren en het tegengaan van openbaar dronkenschap in het publieke domein. Dit gebeurt via een gecombineerde aanpak vanuit drie pijlers, te weten Voorlichting en educatie, Aanpassing van regelgeving en Handhaving. De andere partijen die intensief met de gemeenten binnen het project samenwerken zijn: GGD Brabant-Zuidoost, HALT Oost-Brabant, K2, Novadic-Kentron, Openbaar Ministerie, Politie Brabant-Zuidoost, STAP, Trimbos Instituut en Voedsel en Warenautoriteit.

In 2006 is gestart met het project en onderzoek heeft aangetoond dat de gecombineerde aanpak effectief is. Inmiddels ligt het niveau van drankgebruik in Zuidoost-Brabant gemiddeld op het landelijk gemiddelde. In absolute zin drinken jongeren echter nog te vaak, te veel en op te jonge leeftijd. Daarom hebben de gemeenten en de betrokken partners besloten om het project nog minstens vier jaar voort te zetten. In deze tweede projectperiode (2010-2013) ligt de aandacht vooral op de ondersteuning van de lokale uitvoering binnen de 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant. De oprichting van de lokale werkgroep 'Laat je niet flessen!' in 2009 is hier een directe uitwerking van. Samen met het basis- en voortgezet onderwijs, jongerenwerk, politie, Novadic-Kentron en huisartsen wordt bekeken welke acties vanuit de regionale kaders kunnen worden uitgevoerd.

Daarnaast wordt ook weer een aantal nieuwe producten en interventies ontwikkeld die beogen dat de startleeftijd verder omhoog gaat en het openbare dronkenschap afneemt. In de loop van de tweede projectperiode worden de activiteiten van ‘Laat je niet flessen!' structureel ingebed in het werk van de deelnemende organisaties.

Alcoholgebruik op jonge leeftijd tast de ontwikkeling aan van de hersenen, is schadelijk voor diverse organen, geeft een extra risico op acute alcoholvergiftigingen en vergroot de kans op verslaving op latere leeftijd. De wettelijke grens (Drank- en Horecawet) voor alcoholverstrekking is 16 jaar.

Om gevolg te geven aan het regiobeleid is een aanwijzingsbesluit genomen zoals bepaald in artikel 2.49 van de APV. Het gehele gebied binnen de bebouwde kom van de gemeente Best is aangewezen als gebied waar het verboden is op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

Daarnaast wordt er gecontroleerd in de horeca-inrichtingen, en tijdens festiviteiten en evenementen op drankverstrekking aan <16-jarigen.

Nalevingsonderzoek (2006 – 2009)van de Universiteit Twente onder horeca, sportkantines en supermarkten heeft aangetoond dat in 70 tot 100 % van de aankooppogingen het lukt om als niet-16 jarige aan alcohol te komen. Voor de horeca en sportkantines lagen deze percentages in 2009 op 99% en 98%.

Ook de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) zet zich in om met alle partners die bijdragen aan verantwoord alcoholgebruik, samen te werken met als doel een structurele oplossing voor het alcoholprobleem onder jongeren. KHN heeft in het voorjaar 2010 besloten een nieuwe koers in te zetten om proactief te sturen op verantwoord alcoholgebruik. Een van de ontwikkelde tools voor horecaondernemers is de E-learning cursus Jeugd en Alcohol die zij medewerkers in de horeca kunnen aanbieden.

5.4 Drugshandel en -gebruik

Volgens de eerder genoemde jeugdmonitor gebruikt zo’n 10% van de 16 tot en met 18-jarigen in Best regelmatig drugs, variërend van softdrugs tot cocaïne of heroïne. Door de horecaondernemers is opgemerkt dat in vrijwel alle horeca-inrichtingen en tijdens evenementen en festiviteiten drugs worden gebruikt, en ook drugshandel plaatsvindt. Dat is in strijd met de Opiumwet. Bezit van drugs door minderjarigen is niet toegestaan. Een gedoogbeleid geeft aan dat er geen vervolging plaatsvindt als meerderjarigen maximaal vijf gram softdrugs bij zich hebben voor eigen gebruik. Het bezit van harddrugs is nooit toegestaan. Handel in sorftdrug is uitsluitend binnen een coffeeshop is toegestaan. Overigens geldt binnen de gemeente Best een ‘0-beleid’ met betrekking tot coffeeshops.

Drugshandel en -gebruik is vooral een kwestie van toezicht en handhaving. Daarnaast ligt er een verantwoordelijkheid voor een horecaondernemer of organisator, als in een horeca-inrichting of tijdens een evenement drugs worden gebruikt of verhandeld.

5.5 Prostitutie

Het huidige Hoofdstuk 3 van de APV handelt volledig over de seksinrichtingen, escortbedrijven, sekswinkels en straatprostitutie. Artikel 3.12 van de APV bepaalt dat er maximaal één seksinrichting binnen de gemeente Best vergund mag worden. Momenteel is er geen sprake van een seksinrichting zoals een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub.

In 2000is een prostitutiebeleid vastgesteld dat een verdere uitwerking is van het bepaalde in hoofdstuk 3 van de APV.

6. Toezicht en handhaving

Het maken van regels is van groot belang om activiteiten in de horeca of tijdens festiviteiten en evenementen zo goed mogelijk te reguleren, maar de kans bestaat uiteraard dat om uiteenlopende redenen de regels niet worden nageleefd. Dan is het zaak om naleving van de regels te controleren en waar nodig handhavend op te treden.

Als bijlage van dit horeca- en evenementenbeleidsplan is een horecastappenplan toegevoegd. Door het hanteren van dit stappenplan is voor eenieder duidelijk wat de consequenties zijn wanneer de regels onverhoopt niet naar behoren worden nageleefd.

Voorafgaand aan de stappen uit dit horecastappenplan wordt ingezet op het voorkomen van overtredingen. Door een goede communicatie met betrokken partijen, in de reguliere bedrijfssituatie maar zeker ook bij de voorbereiding op evenementen en festiviteiten, wordt inzicht en duidelijkheid verschaft over de geldende regels. Waar mogelijk worden afspraken gemaakt waar ook de ondernemer/organisator zich in kan vinden. Vervolgens wordt toezicht gehouden op het naleven van de geldende normen/regels. Wanneer blijkt dat men zich niet aan deze normen/regels houdt, zal worden opgetreden conform dit stappenplan. De systematiek van dit stappenplan kan worden vergeleken met de voetbalregels: bij een eerste overtreding wordt bij wijze van spreken een gele kaart uitgedeeld; uiteindelijk wordt zelfs overgegaan tot een rode kaart (tijdelijke of definitieve sluiting).

Bijlage 1 Risicoanalyse evenementen

a. soort evenement Categorie

risicopunt

Markt / braderie

1

Beurs

1

Optocht, <10.000 gelijktijdige bezoekers

1

Optocht, >10.000 gelijktijdige bezoekers

2

Recreatief evenement, <10.000 gelijktijdige bezoekers

1

Recreatief evenement, >10.000 gelijktijdige bezoekers

3

(Pop)concert / tentfeest, < 10.000 gelijktijdige bezoekers

2

(Pop)concert, >10.000 gelijktijdige bezoekers

3

Festival met meerdere podia

3

Houseparty

2

Vuurwerkshow

2

(aangekondigde) demonstratie, <10.000 demonstranten

2

(aangekondigde) demonstratie, >10.000 demonstranten

3

Tourrit / wedstrijd (fiets, skeeler, motor, auto)

3

Sportevenement

3

Vliegshow

3

Auto- en motorsportevenement

3

b. samenstelling van publiek Categorie

risicopunt

Aantal gelijktijdige deelnemers en/of bezoekers

0 – 5.000

0,20

5.000 – 10.000

0,40

10.000 – 15.000

0,60

> 15.000

0,80

Leeftijdsopbouw

0 – 15 jaar (zonder aanwezigheid ouders)

0,50

0 – 15 jaar (met aanwezigheid ouders)

0,25

15 – 30 jaar

1,00

30 – 45 jaar

0,50

> 45 jaar

0,25

Alle leeftijden

0,75

Gebruik alcohol / drugs

Niet aanwezig

0

(mogelijk) aanwezig, maar geen risicoverwachting

0,25

Aanwezig met risicoverwachting

1,00

Aanwezigheid publiek

Als toeschouwer

0,50

Als toeschouwer en/of deelnemer

0,75

Als deelnemer

c. plaats en tijdstip evenement Categorie

risicopunt

Locatie evenement

In een gebouw

0,75

In een tijdelijk onderkomen (tent e.d.)

0,75

In de openlucht, op locatie die daarvoor is bestemd en ingericht

0,50

In de openlucht, op locatie die daarvoor niet is bestemd en ingericht

0,75

Gemeentegrens overstijgend

1,00

Toegankelijkheid aan- en afvoerwegen

Goede aan- en afvoerwegen

0

Redelijk (één weg voor aan- en afvoer)

0,50

Matig (weg met obstakels, zoals drempels, versmallingen)

0,75

Slecht (geen toegangsweg)

1,00

Seizoen

Lente of herfst

0,25

Zomer of winter

0,50

Duur evenement

0-3 uur, maandag t/m donderdag, daguren

0,25

0-3 uur, maandag t/m donderdag, avond-/nachturen

0,50

0-3 uur, vrijdag t/m zondag, daguren

0,50

0-3 uur, vrijdag t/m zondag, avond-/nachturen

0,75

3-12 uur, daguren

0,75

3-12 uur, avond-/nachturen

1,00

> 12 uur

1,00

Geluid

Geen

0

Achtergrondmuziek

0,25

Muziek, bij woonbebouwing, daguren

0,75

Muziek, bij woonbebouwing, avond-/nachturen

1,00

Muziek, niet bij woonbebouwing, daguren

0,50

Muziek, niet bij woonbebouwing, avond-/nachturen

0,75

Ondergrond

Harde ondergrond: steen, asfalt e.d.

0,25

Zachte ondergrond, vochtdoorlatend: zand, gras e.d.

0,50

Zachte ondergrond, drassig: zand, gras e.d.

0,75

Bijlage 2 voorbeeld risicomatrix evenementen

Toetsingscriteria

Toelichting

Gemiddeld

Hoog

Maatregelen / opmerkingen

1. PUBLIEKSPROFIEL (doelgroep):

        Bekendheid met het evenement

        Uitstraling van de doelgroep op de omgeving

c.q. naar de hulpdiensten toe.

        Bezoekersaantallen

        Eigenschappen publieksgroepen (leeftijd,

gezondheid)

        Wat is het uitstralingseffect van de gasten c.q.

programma/artiesten en zijn er problemen te

verwachten?

        Verwachtte bezoekers met tegengestelde belangen, doelen en interesses

        Groepsgedrag + zelfregulerend vermogen

        Cultuurverschillen binnen doelgroepen

        Aard van de activiteit

        Relatie activiteit tot publiek

        Hoelang duurt het evenement?

2. CAPACITEIT VAN DE ORGANISATOR

        Ervaringsinformatie organisator (betrouwbaarheid, maatschappelijke verantwoordelijkheid)

        Betrouwbaarheid met als aandachtspunt het nakomen van vastgelegde afspraken en het nakomen van afspraken vanuit moreel plichtsbesef

        Op een juiste wijze invulling geven aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid als organisator

        Management en organisatie evenement

Toetsingscriteria

Toelichting

Gemiddeld

Hoog

Maatregelen / opmerkingen

3. BESCHIKBAARHEID VAN CAPACITEIT OVE R HEID

        Capacitair vermogen op gebied van openbare orde en veiligheid ( politie, brandweer en GHOR )

        Ervaring organisatie en ervaringen van anderen o.a. overheidsdiensten met organisatie.

        Mensen en middelen die nodig zijn bij de gemeente en de milieudienst

        Mensen en middelen die nodig zijn bij gemeente, politie brandweer en GHOR

        Organisatie evenement (kwaliteit en volledigheid van draaiboek, calamiteitenplan communicatieschema)

        Informatie over Beveiligingspersoneel/ maatregelen

4. WELKE ZAKEN KUNNEN HET EVENEMENT BEÏNVLOEDEN

        Ongewenste politieke impact

        Openbare orde en veiligheid

        Extreme weeromstandigheden

        Uitval nutsvoorzieningen (water en elektra)

        Toetsing aan externe gebeurtenissen c.q. andere evenementen.

        Plaatselijke omstandigheden van infrastructurele aard zoals wegafsluitingen, overstromingen, stroomuitval en bommeldingen

        Plaatselijke bevolking (samenstelling en culturele achtergrond)

        Rol van de media

        Strijdigheid met beleidsuitgangspunten, wet- en regelgeving en beleidskader

Toetsingscriteria

Toelichting

Gemiddeld

Hoog

Maatregelen / opmerkingen

5. VERKEERSPROFIEL

        Invloed op bestaande openbare verkeersstructuur / hoe druk wordt het?

        Noodzakelijke logistiek en bereikbaarheid bezoeker (fiets, auto, trein). Is aan- en afvoer van personen c.q. goederen gegarandeerd?

        Bereikbaarheid voor hulpdiensten

        Hinder overige verkeerstromen

        Parkeren (auto’s en fietsen)

        Bereikbaarheid (bewoners, bedrijven, parkeergarages)

6. RUIMTELIJKPROFIEL (locatie)

        Hoe is het terrein ingericht (m.a.w. logische inrichting?)

        Eigendomsstructuur

        Schade gevoeligheid van de locatie

        Belangen van derde in directe omgeving van de locatie

        Externe veiligheid (aanwezigheid risicovolle bedrijven)

Bijlage 3 Korte procedurebeschrijving van evenementen en festiviteiten.

Evenementen met een verhoogd risico

Aanvraagtermijn staat vermeld in de Apv

Ontvankelijkheidstoets en verzoek om aanvulling binnen 2 weken na ontvangst aanvraag

Aanleveren laatste (kleine) wijzigingen uiterlijk 8 weken voor evenement

Verlenen vergunning uiterlijk 6 weken voor evenement

Géén spoedprocedure mogelijk ivm omvang

Evenementen met een gemiddeld risico

Aanvraagtermijn staat vermeld in de Apv

Ontvankelijkheidstoets en verzoek om aanvulling binnen 2 weken na ontvangst aanvraag

Aanleveren laatste (kleine) wijzigingen uiterlijk 6 weken na ontvangst aanvraag

Verlenen vergunning uiterlijk 8 weken na ontvangst aanvraag

Evenementen met een laag risico

  • 1.

    Meldingsplichtige evenementen; die voldoen aan de criteria uit de APV

    Meldingstermijn staat vermeld in de Apv

    Standaard voorschriften van toepassing

  • 2.

    Vergunningplichtige evenementen

    Aanvraagtermijn staat vermeld in de Apv

    Ontvankelijkheidstoets en verzoek om aanvulling binnen 2 weken na ontvangst aanvraag

    Aanleveren laatste (kleine) wijzigingen uiterlijk 6 weken na ontvangst aanvraag

    Verlenen vergunning uiterlijk 8 weken na ontvangst aanvraag

Wijzigingen in de aanvraag

In de situatie dat de vergunningsaanvraag compleet is en in behandeling is genomen of de vergunning zelfs al is verleend, kan de vergunningverlener alsnog bereid zijn om kleine wijzigingen in de aanvraag te vertalen naar een wijziging in de vergunning. Echter normaal gesproken zal bij grotere wijzigingen een nieuwe aanvraag moeten worden ingediend en zullen opnieuw de aanvraagtermijnen in acht moeten worden genomen.

Spoedprocedure bij evenementen die niet te voorzien waren

Aanvraagtermijn > 1 week

Ontvankelijkheidstoets en verzoek om aanvulling aanvraag binnen 1 dag na ontvangst aanvraag

Aanleveren laatste (kleine)wijzigingen uiterlijk 2 dagen voor evenement

Verlenen vergunning uiterlijk 1 dag voor evenement

Kennisgeving (ook bij sportfestiviteiten)

Kennisgevingstermijn staat vermeld in de Apv

Voorschriften uit het horeca- en evenementenbeleidsplan zijn van toepassing.

Bij samenloop met een evenement, geldt voor de kennisgeving dezelfde termijn als voor de evenementenvergunning..

Collectieve Festiviteiten

Voorschriften met betrekking tot geluid uit het horeca- en evenementenbeleidsplan zijn van toepassing.

Collectieve festiviteiten gaan vaak gepaard met een middelgroot of groot evenementen, waardoor voor de kennisgeving dezelfde termijn als voor de evenementenvergunning.

Bijlage 4 Geluidnormen gebieden

Geluidnormen horeca per gebied

Legenda:

….horeca 40 dB(a) geluidsgebied

.… horeca 45 dB(a) geluidsgebied

.… horeca 50 dB(a) geluidsgebied

Bijlage 5 Specifieke regels voor ijsbanen op natuurijs

1.VOORSCHRIFTEN

Voor ijsbanen op natuurijs gelden de onderstaande voorschriften:

  • 1.

    Eventuele schade is voor organisatie;

  • 2.

    Gemeente is niet aansprakelijk voor enige schade door organisator of bezoeker;

  • 3.

    De organisator draagt zorg voor toezicht tijdens de openingstijden van de ijsbaan;

  • 4.

    Aanwijzingen door of vanwege de plaatselijke politie en/of de gemeentelijke toezichthouders gegeven, dienen terstond te worden opgevolgd.

  • 5.

    De eigenaar van heeft toestemming gegeven om de grond hiervoor te gebruiken (indien het gemeentegrond betreft, is het voldoende om dat in de bijlage van het evenementenformulier aan te geven);De aangrenzende bebouwing moet te allen tijde bereikbaar zijn;

  • 6.

    De ijsbaan mag niet geplaatst worden op de rijbaan (brom)fietspad, het terrein van de weekmarkt of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

  • 7.

    De contactpersonen dienen tijdens het evenement telefonisch bereikbaar te zijn;

  • 8.

    De organisator draagt zorg voor de aanvoer van water;

  • 9.

    De organisator draagt zorg voor het plaatsen van een deugdelijke afdamming van de te realiseren schaatsbaan;

  • 10.

    Voor het gebruik van de ijsbaan op gemeentegrond mag geen entree worden geheven;

  • 11.

    De ijsbaan wordt aangelegd op verharde ondergrond (met uitzondering van de voorkeurslocatie van het veldje aan de Stanserstraat/Zwikkerstraat);

  • 12.

    De afdamming mag maximaal 2 dagen voor het in gebruik nemen van de baan worden aangelegd;

  • 13.

    Na afloop van de aaneengesloten vorstperiode moet de plek binnen 2 dagen plek schoon worden opgeleverd.

Voor ijsbanen op natuurijs is een aantal voorkeurslocaties aangewezen, opgenomen onder punt 3 in deze bijlage. Voor ijsbanen op deze locaties wordt een eenvoudige toets toegepast. Dit houdt niet in dat er geen ijsbanen op andere locaties mogelijk zijn. Een melding, danwel aanvraag om een ijsbaan op natuurijs op een niet-voorkeurslocatie zoals bedoeld in punt 3 van deze bijlage wordt volgens de procedurebeschrijving in bijlage 3 behandeld, indien nodig met toepassing van de spoedprocedure.

2.AANVOER VAN WATER

Leidingwater

Brabant Water plaatst een standpijp tegen een gereduceerd tarief wanneer er water nodig is voor het maken van een ijsbaan tijdens een vorstperiode. Brabant Water neemt in dat geval de kosten voor het aansluiten, brengen en ophalen van de standpijp en het waterverbruik tot 25m3 voor haar rekening. Kortom, de aanvrager betaalt alleen de huur van de standpijp (23,90 per dag) en het waterverbruik boven de 25m3.

Een verzoek kan worden ingediend bij Brabant Water, via telefoonnummer 073-683 88 50. Of per e-mail: regiozuidoostadministratie@brabantwater.nl. tav de heer E. Claasen of J. Verberne.

3.VOORKEURSLOCATIES IJSBANEN

Voorkeurslocaties waar ijsbanen op natuurijs geplaatst kunnen worden

Locatie omschrijving

Kadastraal nummer

1

Heuveleind 1a: Speelveld nabij Schooreind

K 3795

2

Heuveleind 1b: Speelveld nabij Heuveleindseweg

K 3760

3

Heuveleind 2: Skateplek nabij Praalheuvel

K 1460

4

Salderes: Skateplek nabij Wilg

??

5

Hoge Akker: Basketbalveld Mgr. A.F. Diepenstraat

H876

6

Speelheiden: Carpoolplaats Oude Rijksweg

B2656

7

Leemkuilen: Petanquebaantje Leemkuilen

H 6238

8

Naastenbest 1: Handbalveld Pr. Beatrixlaan

H 4682

9

Naastenbest 2: Skateplek Todo, Jac v Wassenaerstaat

H 64970

10

Wilhelminadorp: Basketbalveld Beatrixlaan/ Witte de Withstraat

H 657

11

Batadorp: Speelveld Stanserstraat/Zwikkerstraat (evt onverhard)

F917

12

Heivelden: Speelveld nabij Donderhei/Heivelden-West

K 3718

plattegrondEN voorkeurslocaties gemeente best

Voorkeurslocaties gemeente Best.

Voorkeurslocatie Heuveleind 1

voorkeurslocatie Heuveleind 2

Voorkeurslocatie Salderes.

Voorkeurslocatie Hoge Akker

voorkeurslocatie Speelheide.

voorkeurslocatie Leemkuilen

voorkeurslocatie Naastenbest 1

voorkeurslocatie Naastenbest 2

Voorkeurslocatie Wilhelminadorp

Voorkeurslocatie Batadorp

Voorkeurslocatie Heivelden

Voorkeurslocatie Heivelden

Bijlage 6

Horecastappenplan

Gemeente Best

HORECASTAPPENPLAN

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING 4

2. JURIDISCHE HANDHAVINGSMIDDELEN 5

2.1. Afstemming juridische handhavingmogelijkheden 5

2.2 Verjaringstermijn van overtredingen 5

3. DRANK- EN HORECAWET 6

3.1. Exploitatie horecabedrijf zonder vergunning artikel 3 van de Drank- en Horecawet 6

3.2. Intrekking Drank- en Horecawet vergunning 7

3.2.1 Intrekking vergunning conform artikel 31 eerste lid Drank- en Horecawet. 7

4. TERRASSEN 10

4.1. Terras zonder vergunning 10

4.2. Overtreding voorschriften terrasvergunning 10

5. GELUID 12

5.1 Geluidsnormen 12

5.2 Overtreding geluidsvoorschriften 12

5.3 Geluidsovertredingen bij evenementen en festiviteiten 13

6. BRANDVEILIGHEID 15

7. AFVALSTOFFEN 16

8. SPEELAUTOMATEN 18

8.1. Exploitatie speelautomaten zonder vergunning 18

8.2. Overtreding vergunningvoorschriften 18

8.3. Exploiteren van niet goedgekeurde speelautomaten 18

9. WAPENS 19

10. HELING 20

11. HANDEL VAN DRUGS IN EEN INRICHTING 21

11.1. Horecabedrijf niet zijnde een coffeeshop 21

11.2. Coffeeshop 22

12. SLUITINGSUUR 23

12.1 Sluitingsuur horecabedrijven 23

13. (GEVAAR VOOR) VERSTORING OPENBARE ORDE 25

13.1 Verstoring (of gevaar voor de verstoring) van de openbare orde bij evenementen 25

14. ERNSTIGE INCIDENTEN 26

15. OVERTREDING ARTIKEL 20 DRANK- EN HORECAWET 27

16. SAMENLOOP VAN OVERTREDINGEN 28

1. INLEIDING

Dit horecastappenplan maakt deel uit van het horeca- en evenementenbeleid van de gemeente Best. Sinds in 2009 is gestart met het meer proactief controleren van horeca-inrichtingen en bij evenementen is gebleken dat bij overtredingen niet constructief kon worden opgetreden, omdat eerst nagedacht moest worden over het meest geschikte instrument voor toezicht en handhaving. Dit bleek niet alleen niet adequaat genoeg; ook geeft deze handelswijze onduidelijkheid richting ondernemers en organisatoren. Daarnaast bestaat de kans op ongewenste precedentwerking.

Nu in het horeca- en evenementenbeleid een kader is neergezet voor de horecaondernemers en evenementenorganisatoren in de gemeente Best, ligt het voor de hand om dan ook direct het kader aan te geven voor het toezicht en de handhaving, zodat iedereen voldoende op de hoogte is van de consequenties van hun handelen.

Voorafgaand aan de stappen uit dit horecastappenplan wordt ingezet op het voorkomen van overtredingen. Door een goede communicatie met betrokken partijen, in de reguliere bedrijfssituatie maar zeker ook bij de voorbereiding op evenementen en festiviteiten, wordt inzicht en duidelijkheid verschaft over de geldende regels. Waar mogelijk worden afspraken gemaakt waar ook de ondernemer/organisator zich in kan vinden. Vervolgens wordt toezicht gehouden op het naleven van de geldende normen/regels. Wanneer blijkt dat men zich niet aan deze normen/regels houdt, zal worden opgetreden conform dit stappenplan.

Opbouw horecastappenplan

Eerst zal kort worden ingegaan op een aantal juridische handhavingsmiddelen. Vervolgens wordt het handhavingsbeleid uiteengezet ten aanzien van de meest voorkomende overtredingen. De gegeven opsomming is daarom niet limitatief. Niet alle overtredingen uit bijvoorbeeld de Drank- en Horecawet zijn in het stappenplan opgenomen.

Per overtreding wordt vanaf hoofdstuk 3 aangegeven op welke manier – en in hoeveel stappen- zal worden opgetreden, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de eerder door het college vastgestelde handhavingsstrategie 'Zo handhaven we in Brabant'.

De consequenties van de verschillende soorten overtredingen, en hiermee ook de manier waarop een overtreding wordt bestraft, zijn niet voor iedere overtreding gelijk. Het aantal stappen per overtreding verschilt dan ook. Inhoudelijk varieert dit van bijvoorbeeld een schriftelijke waarschuwing of proces verbaal als eerste stap, tot een definitieve dwangsom of wellicht zelfs het tijdelijk sluiten van een inrichting als laatste stap. De systematiek van dit stappenplan kan worden vergeleken met de voetbalregels: bij een eerste overtreding wordt bij wijze van spreken een gele kaart uitgedeeld; uiteindelijk wordt zelfs overgegaan tot een rode kaart (tijdelijke of definitieve sluiting).

Niet genoemde overtredingen – dat wil zeggen overtredingen welke geen specifieke afwikkeling kennen - worden zoveel mogelijk analoog aan dit horecastappenplan afgehandeld. Overtredingen van bijvoorbeeld de Warenwet of de Arbowet blijven geheel buiten beschouwing, omdat deze wetten door andere instanties uitgevoerd worden. Zoals het er nu naar uitziet zal met ingang van 2012 het toezicht (en hiermee ook de handhaving) op de Drank- en horecawet worden overgedragen van de Voedsel- en Warenautoriteit naar de gemeente.

2. JURIDISCHE HANDHAVINGSMIDDELEN

In het Horecastappenplan wordt verstaan onder:

Bestuurlijke sanctie:

een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak;

Herstelsanctie:

een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;

Bestraffende sanctie:

een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.

Bij geconstateerde overtredingen kan op twee manieren worden opgetreden, namelijk bestuursrechtelijk en strafrechtelijk.

Bestuursrechtelijke maatregelen

  • A.

    Het toepassen van bestuursdwang, zoals dit is geregeld in artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Van belang is hierbij artikel 5:23 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen dat afdeling 5.3 niet van toepassing is indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

  • B.

    Het opleggen van een last onder dwangsom, zoals dit is geregeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

  • C.

    Het overgaan tot sluiting van de inrichting overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening en/of de Drank- en Horecawet;

  • D.

    De toegang tot een ruimte ontzeggen ingevolge artikel 36 van de Drank- en Horecawet, indien daar in strijd met de wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt;

  • E.

    Het intrekken van de vergunning of het verbinden van voorschriften aan de vergunning;

  • F.

    Het stellen van nadere eisen ingevolge de Wet milieubeheer en/of het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Strafrechtelijke maatregelen

De bestuursrechtelijke regelingen die verbods- en gebodsbepalingen bevatten, bestempelen dit soort overtredingen als een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden geschiedt door de politie en door gemeentelijk (bijzonder) opsporingsambtenaren. Het Openbaar Ministerie (OM) beslist uiteindelijk over de strafvervolging.

2.1. Afstemming juridische handhavingmogelijkheden

De kracht schuilt soms in de samenloop van verschillende typen maatregelen. Een goede communicatie tussen gemeente, politie en het Openbaar Ministerie is daarom van groot belang. Strafvervolging en een bestuursrechtelijke maatregel kunnen zowel los van elkaar, gelijktijdig als na elkaar worden toegepast.

In het horecastappenplan is zoveel mogelijk aangesloten bij de eerder door het college vastgestelde handhavingsstrategie 'Zo handhaven we in Brabant' die in het kader van de professionalisering van de handhaving in 2007 als strategie is vastgesteld en die dit jaar (2010) is vernieuwd.

2.2 Verjaringstermijn van overtredingen

De verjaringstermijn van overtredingen wordt in het kader van dit horecastappenplan gesteld op 14 maanden. Dit betekent dat een tweede, derde of volgende overtreding binnen een periode van 14 maanden na de vorige geconstateerde overtreding plaats vindt. Indien tussen de eerste en de tweede overtreding de termijn van 14 maanden is verstreken, dan begint het te volgen traject bij de tweede overtreding weer opnieuw. Dit geldt ook voor de volgende constateringen.

3. DRANK- EN HORECAWET

Drank- en Horecawetvergunning.

Op grond van de Drank- en Horecawet dienen ondernemers van horeca- en slijterbedrijven in het bezit te zijn van een drank- en horecavergunning. Artikel 3 van de Drank- en Horecawet verbiedt het zonder vergunning van burgemeester en wethouders uitoefenen van een horecabedrijf of een slijtersbedrijf. Deze vergunning wordt afgegeven als aan zedelijkheids- en inrichtingseisen wordt voldaan en over kennis van sociale hygiëne wordt beschikt. Wordt niet aan de eisen voldaan, dan wordt de vergunning geweigerd.

3.1. Exploitatie horecabedrijf zonder vergunning artikel 3 van de Drank- en Horecawet

Er zijn in dit geval een aantal verschillende situaties te onderscheiden, namelijk:

  • A.

    een nieuw horecabedrijf;

  • B.

    overname van een bestaand bedrijf;

  • C.

    wijziging van de ondernemingsvorm;

  • D.

    vervallen vergunning i.v.m. tijdsverloop of afgifte vervangende vergunning.

A. Nieuw horecabedrijf

Bestuursrechtelijk

De leidinggevende krijgt van het bevoegd bestuursorgaan een vooraankondiging in het kader van de hoorplicht. In deze vooraankondiging wordt het voornemen opgenomen dat de leidinggevende de exploitatie dient te staken. Binnen twee weken kan de leidinggevende zijn zienswijze hierover indienen. Tegelijkertijd met de vooraankondiging wordt een exemplaar van het betrokken aanvraagformulier meegestuurd. Als binnen twee weken een ontvankelijke aanvraag in het kader van de drank- en horecawet is ingediend, zal het bevoegd gezag een belangenafwezig maken of er sprake is van een bijzondere omstandigheid (concreet zicht op legalisatie of onredelijkheid) die aanleiding geeft om af te zien van handhaving.

Wanneer de leidinggevende niet tijdig een ontvankelijke aanvraag indient, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, kan een herstelsanctie (last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom) worden opgelegd.

Strafrechtelijk

De politie kan bij voortzetting van de exploitatie proces-verbaal opmaken en eventueel na overleg met de officier van justitie de drankvoorraad in beslag nemen. De politie informeert het bevoegd bestuursorgaan.

B. Overname bestaand bedrijf

Bestuursrechtelijk

Bij overname van een bestaand bedrijf wordt rekening gehouden met de continuïteit van het bedrijf.

Uitgangspunt is dat de leidinggevende tijdig, dat wil zeggen drie maanden voor de geplande 'opening', een vergunning dient aan te vragen. Indien het bevoegd gezag van de voorgenomen overname op de hoogte is, kan zij in deze termijn een constateringbrief versturen.

Indien de overtreding daadwerkelijk begaan wordt, krijgt de leidinggevende van het bevoegd bestuursorgaan een vooraankondiging in het kader van de hoorplicht. In deze vooraankondiging wordt het voornemen opgenomen dat de leidinggevende de exploitatie dient te staken. Binnen twee weken kan de leidinggevende zijn zienswijze hierover indienen. Tegelijkertijd met de vooraankondiging wordt een exemplaar van het betrokken aanvraagformulier meegestuurd. Als binnen twee weken een ontvankelijke aanvraag in het kader van de drank- en horecawet is ingediend, zal het bevoegd gezag een belangenafwezig maken of er sprake is van een bijzondere omstandigheid (concreet zicht op legalisatie of onredelijkheid) die aanleiding geeft om af te zien van handhaving.

Wanneer de leidinggevende niet tijdig een ontvankelijke aanvraag indient, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, kan een herstelsanctie (last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom) worden opgelegd.

Strafrechtelijk

De politie kan bij voortzetting van de exploitatie proces-verbaal opmaken en eventueel na overleg met de officier van justitie de drankvoorraad in beslag nemen. De politie informeert het bevoegd bestuursorgaan.

C. Wijziging ondernemingsvorm

De vergunninghouder heeft verzuimd om tijdig een nieuwe vergunning aan te vragen in verband met het wijzigen van de ondernemingsvorm.

Bestuursrechtelijk

De leidinggevende krijgt van het bevoegd bestuursorgaan een vooraankondiging in het kader van de hoorplicht. In deze vooraankondiging wordt het voornemen opgenomen dat de leidinggevende de exploitatie dient te staken. Binnen twee weken kan de leidinggevende zijn zienswijze hierover indienen. Tegelijkertijd met de vooraankondiging wordt een exemplaar van het betrokken aanvraagformulier meegestuurd. Als binnen twee weken een ontvankelijke aanvraag in het kader van de drank- en horecawet is ingediend wordt de begunstigingstermijn verlengd totdat een beslissing op de aanvraag in genomen. Het bevoegd gezag zal in deze periode afzien van handhaving vanwege de bijzondere omstandigheid ’concreet zicht op legalisatie’.

Wanneer de leidinggevende niet tijdig een ontvankelijke aanvraag indient, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, kan een herstelsanctie (last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom) worden opgelegd.

Strafrechtelijk

Het bevoegd bestuursorgaan stelt de politie op de hoogte indien niet tijdig een aanvraag is ingediend.

De politie kan bij het voortzetten van de exploitatie proces-verbaal opmaken en eventueel na overleg met de officier van justitie de drankvoorraad in beslag nemen. Het bevoegd bestuursorgaan wordt geïnformeerd.

Preventieve herstelsanctie

In de situaties genoemd onder A, B en C kan reeds een herstelsanctie worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. In dit geval moet met een grote mate van waarschijnlijkheid vaststaan dat de overtreding zal plaatsvinden. Onder deze omstandigheid kan van het bevoegd bestuursorgaan niet worden verwacht dat zij lijdzaam toeziet totdat de overtreding is gepleegd.

D. Vergunning vervalt door tijdsverloop of afgifte van een vervangende vergunning.

Ingevolge artikel 33 van de Drank- en Horecawet vervalt een vergunning wanneer:

  • a.

    sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • b.

    gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • c.

    de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

In het geval er gebruik gemaakt wordt van een vervallen vergunning dient hiertegen te worden opgetreden als ware er geen vergunning afgegeven.

3.2. Intrekking Drank- en Horecawet vergunning

3.2.1 Intrekking vergunning conform artikel 31 eerste lid Drank- en Horecawet.

Een vergunning wordt ingetrokken conform het bepaalde in artikel 31, eerste lid indien:

  • ·

    de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de

  • ·

    aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als op de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • ·

    niet langer wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 en 10 geldende eisen;

  • ·

    een niet daarin vermelde persoon leidinggevende is geworden met betrekking tot de

  • ·

    inrichting, waarop de vergunning betrekking heeft;

  • ·

    zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van

  • ·

    kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of

  • ·

    zedelijkheid;

  • ·

    de vergunninghouder in het in artikel 30 bedoelde geval geen melding als in dat artikel

  • ·

    bedoeld heeft gedaan.

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal opmaken. Als de politie een proces-verbaal heeft opgemaakt, wordt deze toegestuurd aan het OM ten behoeve van eventuele strafvervolging. Hiervan wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld.

Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden - na de constatering door politie of het bevoegd bestuursorgaan - in ieder geval de

volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De leidinggevende krijgt van het bevoegd bestuursorgaan een vooraankondiging tot het intrekken van deDrank- en Horecawet vergunning. In deze vooraankondiging wordt het voornemen opgenomen dat de leidinggevende de overtredingen dient te beëindigen. Binnen twee weken kan de leidinggevende zijn zienswijze hierover indienen.

Na het verlopen van de zienswijzetermijn, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, zal overgegaan worden tot het intrekken van de Drank- en Horecawet vergunning.

Daarnaast wordt een dwangsom opgelegd om te waarborgen dat de inrichting niet is geopend zonder de benodigde Drank- en Horecawet vergunning.

3.2.2 Intrekking vergunning wegens overtreding van de Drank- en Horecawet.

Een vergunning kan - een en ander conform het bepaalde in artikel 31, tweede lid - worden

ingetrokken indien:

  • 1.

    is gehandeld in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, bedoeld in artikel 4 of artikel 23, derde lid;

  • 2.

    een bij of krachtens de artikelen 2, 13 tot en met 17, 19 tot en met 21, 22, eerste lid, onder b, tot en met 23, tweede lid, of 24 gesteld verbod of het bij artikel 29, tweede lid, gesteld gebod wordt overtreden;

  • 3.

    het reglement bedoeld in artikel 9, eerste lid, niet wordt nageleefd, of niet wordt voldaan aan het gebod, bedoeld in artikel 9, tweede lid, dat de dagen en tijdstippen waarop bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit zijn aangegeven;

  • 4.

    er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet BIBOB).

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal opmaken. Als de politie een proces-verbaal heeft opgemaakt, wordt deze toegestuurd aan het OM ten behoeve van eventuele strafvervolging. Hiervan wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld.

Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden - na de constatering door politie of het bevoegd bestuursorgaan - in ieder geval de

volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De leidinggevende krijgt van het bevoegd bestuursorgaan een vooraankondiging tot het intrekken van deDrank- en Horecawet vergunning. In deze vooraankondiging wordt het voornemen opgenomen dat de leidinggevende de overtredingen dient te beëindigen. Binnen twee weken kan de leidinggevende zijn zienswijze hierover indienen.

Na het verlopen van de zienswijzetermijn, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, zal overgegaan worden tot het intrekken van de Drank- en Horecawet vergunning.

Daarnaast wordt een dwangsom opgelegd om te waarborgen dat de inrichting niet is geopend zonder de benodigde Drank- en Horecawet vergunning.

4. TERRASSEN

Het terras maakt ingevolgde de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) deel uit van de horeca-inrichting. Een terrasvergunning wordt verleend op grond van artikel 2.29, eerste lid van de APV. Ten aanzien van terrassen is naast deze vergunning tevens het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. In dit Besluit zijn onder andere voorschriften opgenomen ten behoeve van het voorkomen van geluidhinder.

4.1. Terras zonder vergunning

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal opmaken. Als de politie een proces-verbaal heeft opgemaakt, wordt deze toegestuurd aan het OM ten behoeve van eventuele strafvervolging. Hiervan wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld.

Bestuursrechtelijk

De leidinggevende krijgt van het bevoegd bestuursorgaan een vooraankondiging in het kader van de hoorplicht. In deze vooraankondiging wordt het voornemen opgenomen dat de leidinggevende het terras moet verwijderen en de exploitatie hiervan dient te beëindigen. Binnen twee weken kan de leidinggevende zijn zienswijze hierover indienen. Tegelijkertijd met de vooraankondiging wordt een exemplaar van het betrokken aanvraagformulier meegestuurd. Als binnen twee weken een ontvankelijke aanvraag in het kader van de APV (terrasvergunning) is ingediend, wordt de begunstigingstermijn verlengd totdat een beslissing op de aanvraag in genomen. Het bevoegd gezag zal in deze periode afzien van handhaving vanwege de bijzondere omstandigheid ’concreet zicht op legalisatie’

Wanneer de leidinggevende niet tijdig een ontvankelijke aanvraag indient, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, zal een herstelsanctie (last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom) worden opgelegd.

4.2. Overtreding voorschriften terrasvergunning

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal opmaken. Als de politie een proces-verbaal heeft opgemaakt, wordt deze toegestuurd aan het OM ten behoeve van eventuele strafvervolging. Hiervan wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld.

Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden – na de constatering door politie of bevoegd bestuursorgaan - in ieder geval de

volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De leidinggevende krijgt van het bevoegd bestuursorgaan een vooraankondiging tot het opleggen van een last onder dwangsom. In deze vooraankondiging wordt het voornemen opgenomen dat de leidinggevende de overtredingen dient te beëindigen. Binnen twee weken kan de leidinggevende zijn zienswijze hierover indienen.

Na het verlopen van de zienswijzetermijn, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, kan een last onder dwangsom worden opgelegd.

Derde overtreding

Indien na afloop van de begunstigingstermijn de overtreding niet is beëindigd dan is de dwangsom van rechtswege verbeurd. Het bevoegd bestuursorgaan gaat over tot:

1.constateringbrief dat de dwangsom is verbeurd. 2. een invorderingsbeschikking wanneer het verbeurde bedrag niet binnen 6 weken is betaald.

Vierde overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan trekt de terrasvergunning behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden in.

In dit geval krijgt de leidinggevende van het bevoegd bestuursorgaan een voornemen tot intrekking. Binnen twee weken kan de leidinggevende zijn zienswijze hierover indienen.

Na deze twee weken zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid of een rechtvaardigheidsgrond, zal overgegaan worden tot intrekking van de vergunning.

Spoedeisend karakter

Indien bij eerste constatering de veiligheid in het geding is, wordt in afwijking van het vorenstaande

direct aan het bevoegd bestuursorgaan voorgesteld om spoedeisende bestuursdwang toe te passen

(fysieke maatregelen treffen) en eventueel de terrasvergunning in te trekken.

5. GELUID

5.1 Geluidsnormen

Met het van kracht worden van het (Activiteitenbesluit) op 1 januari 2008, zijn nieuwe geluidsnormen van toepassing geworden. In het Activiteitenbesluit is voor wat betreft de geluidsnormen geen overgangsrecht opgenomen. Dit betekent dat de geluidsnormen gelden voor alle inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit vallen, ongeacht het verleden van de inrichting.

Op grond van het Activiteitenbesluit en de APV van de gemeente Best is het voor horeca-inrichtingen mogelijk om een ontheffing van de geldende geluidsnormen in te dienen. Dit kan een aantal keer per jaar op individuele basis (precieze aantal is opgenomen in de APV); daarnaast worden jaarlijks een aantal collectieve festiviteiten vastgesteld waarbij de reguliere geluidsnormen niet gelden. Tijdens deze festiviteiten is het niet zo dat de norm geheel wordt losgelaten, maar dan gelden hogere geluidsnormen, zoals opgenomen in het horeca- en evenementenbeleid waarvan dit stappenplan deel uitmaakt. Ook bij evenementen geldt de hogere geluidsnorm zoals is opgenomen in het horeca- en evenementenbeleid.

5.2 Overtreding geluidsvoorschriften

Overtredingen van geluidsvoorschriften bij horecabedrijven en/of evenementen kan op verschillende manieren aan het licht komen. Zowel door het proactief controleren van de geluidsbelasting (geluidsmetingen), het controleren van noodzakelijke voorzieningen als door ingediende klachten kan duidelijk worden dat men zich niet houdt aan de geldende geluidsvoorschriften. Bij ingediende klachten zal altijd eerst onderzoek worden gedaan naar de oorzaak van de klacht en zal objectief moeten worden vastgesteld dat de normen worden overtreden, voordat dit horecastappenplan daadwerkelijk zal worden toegepast.

Bestuursrechtelijk

Wanneer door middel van harde bewijzen duidelijk is geworden dat de geldende normen inderdaad zijn overtreden (minimaal één juridisch houdbare geluidsmeting), worden de volgende stappen gevolgd:

Eerste overtreding

De leidinggevende (overtreder) wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

Een handhavingstraject wordt opgestart. Dit houdt in dat in dat in beginsel een vooraankondiging tot het opleggen van een last onder dwangsom wordt verstuurd, inhoudend dat maatregelen moeten worden genomen om te voldoen aan de geldende geluidsnormen binnen een te stellen termijn, dan wel dat per direct aan de geldende geluidsnorm moet worden voldaan. Het is voor de overtreder mogelijk om binnen twee weken een zienswijze in te dienen. Daarnaast zal de brief een waarschuwing bevatten dat bij een volgende overtreding op grond van artikel 4.6 van de APV voor een half jaar een verbod van incidentele ontheffingen wordt opgelegd. Na het verlopen van de zienswijzetermijn, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, zal een last onder dwangsom worden opgelegd.

Derde overtreding

Indien na afloop van de begunstigingstermijn de overtreding niet is beëindigd dan is de dwangsom van rechtswege verbeurd. Het bevoegd bestuursorgaan gaat over tot:

  • 1.

    constateringbrief dat de dwangsom is verbeurd;

  • 2.

    verbod op een incidentele ontheffing van een half jaar (in dezelfde brief);

  • 3.

    een invorderingsbeschikking wanneer het verbeurde bedrag niet binnen 6 weken is betaald.

Vierde overtreding

Nadat een vierde keer een overtreding van de geluidsnorm plaatsvindt, gaat het bevoegd bestuursorgaan opnieuw over tot het sturen van een constateringsbrief dat de dwangsom is verbeurd, alsmede tot een invorderingsbeschikking wanneer het verbeurde bedrag niet binnen 6 weken is betaald.

Tevens wordt aangekondigd dat bij een volgende overtreding zal worden overgegaan tot het tijdelijk sluiten van de inrichting op grond van artikel 2.31 van de APV, voor de duur van een weekend (of een andere periode, afhankelijk van de inrichting). De overtreder heeft hierbij de mogelijkheid om binnen twee weken zijn zienswijze kenbaar te maken.

In bepaalde gevallen is een andere mogelijkheid om naast de bestaande dwangsom tevens een maatwerkvoorschrift (nadere eis) op te leggen. Hierbij valt te denken aan technische voorzieningen, zoals een geluidsbegrenzer. Tegen het ontbreken van deze voorzieningen, zoals een geluidsbegrenzer, kan vervolgens handhavend worden opgetreden (hierbij wordt weer met de eerste overtreding begonnen).

Het opleggen van een maatwerkvoorschrift dient wel altijd goed gemotiveerd en onderbouwd te worden, bij voorkeur met een akoestisch rapport of geluidsmeting.

Vijfde overtreding

Nadat een vijfde keer een overtreding is geconstateerd, zal worden overgegaan tot de daadwerkelijke sluiting van de inrichting voor de duur van een weekend(of een andere periode, afhankelijk van de inrichting), op grond van artikel 2.31 van de APV. Een eventuele zienswijze zal hierin meegewogen worden. Alleen wanneer daaruit blijkt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid of een rechtvaardigheidsgrond, zal niet worden overgegaan worden tot sluiting van de inrichting.

Daarnaast wordt een dwangsom opgelegd om te waarborgen dat de inrichting niet geopend is gedurende de periode dat zij feitelijk tijdelijk gesloten is.

Zesde overtreding (en verder)

Nadat een zesde keer (en volgend) een overtreding van de geluidsnorm plaatsvindt, wordt de inrichting wederom gesloten op grond van artikel 2.31 van de APV. Hierbij wordt een steeds langere periode van sluiting aangehouden; uiteindelijk kan zelfs tot definitieve sluiting (het intrekken van de drank- en horecavergunning) worden overgegaan. Wederom zal ook een dwangsom worden opgelegd om te waarborgen dat de inrichting niet geopend is gedurende de periode dat zij feitelijk tijdelijk gesloten is.

Strafrechtelijk

Naast het bestuursrechtelijke traject is het voor de politie en/of een bijzonder opsporingsambtenaar mogelijk om strafrechtelijk op te treden. Het verdient de voorkeur om bij geluidsovertredingen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk op te treden, om herhaling zoveel mogelijk te voorkomen.

5.3 Geluidsovertredingen bij evenementen en festiviteiten

Voor overtredingen van de geluidsvoorschriften bij festiviteiten (verhoogde normen voor inrichtingen, individueel dan wel collectief) wordt het stappenplan genoemd onder paragraaf 5.2 gevolgd.

De handhaving van overtredingen van de geluidsvoorschriften bij evenementen is ingewikkelder, omdat veel evenementen slechts eenmalig worden gehouden; een stappenplan waarbij wordt uitgegaan van meerdere constateringen kan hierbij dus niet worden toegepast. Om overtredingen van de geluidsvoorschriften bij dit soort evenementen te voorkomen, is in het horeca- en evenementenbeleid opgenomen dat in de vergunningvoorschriften kan worden opgenomen dat de geluidsinstallatie bij het evenement voorafgaand moet worden ingeregeld in het bijzijn van een akoestisch adviseur. Ook dient een akoestisch rapport te worden opgesteld, waarvoor tijdens het evenement diverse geluidmetingen moeten worden uitgevoerd. Op deze manier kan worden gewaarborgd dat de geluidsvoorschriften van de evenementenvergunning niet zullen worden overschreden. Overigens zullen deze voorwaarden ook worden opgenomen bij vaker voorkomende evenementen waarbij is gebleken of op basis van de aangeleverde gegevens wordt verwacht dat niet aan de normen wordt of kan worden voldaan.

Daarnaast is het mogelijk om in dit soort gevallen bij verwachte overtredingen (klaarblijkelijk gevaar voor de overtreding, gebaseerd op ervaringen uit het verleden) preventief een last onder dwangsom op te leggen om te voorkomen dat de normen worden overschreden.

6. BRANDVEILIGHEID

De regels ten aanzien van brandveiligheid in horeca-inrichtingen vinden hun grondslag in het Gebruiksbesluit (Besluit brandveilig gebruik bouwwerken) en in verleende gebruiksvergunningen. De juridische basis voor een gebruiksvergunning bij evenementen is afdeling 18 van de APV.

Voor overtredingen op het gebied van brandveiligheid in horeca-inrichtingen en tijdens evenementen waarvoor een gebruiksvergunning is afgegeven zal conform de geldende handhavingsstrategie “Zo handhaven wij in Brabant ' worden gehandhaafd. Vanzelfsprekend zal bij het stellen van de begunstigings-termijn in het geval van een evenement rekening worden gehouden met het feit dat het een evenement betreft; uitgangspunt is dat bij de aanvang van het evenement de brandveiligheid in orde is.

Bij spoedeisende situaties:

Dit betreft het aantreffen van een situatie die acuut gevaar oplevert of een ernstige en levensbedreigende situatie. In deze gevallen kan gezien de ernst en de mate van de overtreding overgegaan worden tot het uitoefenen van spoedeisende bestuursdwang, zoals (gedeeltelijke) sluiting van het betreffende pand of het intrekken van de verleende evenementen- en gebruiksvergunning.

In de te volgen bestuursrechtelijke procedure kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

Legalisatie (op zeer korte termijn) is mogelijk (dat wil zeggen in overeenstemming te brengen met

het Gebruiksbesluit, dan wel de verleende evenementen- en/of gebruiksvergunning)

  • ·

    bij de eerste controle wordt de overtreding geconstateerd en krijgt de exploitant een mondelinge aanzegging om de overtreding binnen een zeer korte termijn, doch uiterlijk binnen x uur (afhankelijk van de beschikbare tijd voor het evenement) ongedaan te maken. Een en ander is afhankelijk van de te treffen voorziening naar beoordeling van de deskundige;

  • ·

    er dient duidelijk aangegeven te worden welke voorzieningen er getroffen moeten worden;

  • ·

    indien bij de tweede controle wordt geconstateerd dat de overtreding nog steeds voortduurt, wordt door het bevoegde bestuursorgaan opgetreden. Dat wil zeggen de inrichting wordt (tijdelijk) gesloten totdat de voorziening is getroffen en/of de versiering wordt door de toezichthouder zelf verwijderd (of een andere maatregel).

Legalisatie (op zeer korte termijn) is niet mogelijk:

·dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de nooduitgang helemaal ontbreekt, of een andere ingrijpende voorziening die veel tijd gaat kosten moet getroffen worden. In dat geval kan tot onmiddellijke sluiting worden overgegaan. Er is dan echter sprake van spoedeisende bestuursdwang; de beschikking wordt in dit geval achteraf verstuurd (artikel 5:31, lid 2 Awb). Bij sluiting wordt de openbare bekendmaking gebruikt, middels aanplakking op het betreffende pand.

In het geval van een evenement, zullen direct (spoedeisend belang)de verleende evenementenvergunning en gebruiksvergunning worden ingetrokken.

Strafrechtelijk flankerend beleid

De strafrechtelijke aanpak is nader bepaald in overleg met politie en Openbaar Ministerie (OM). Deze

aanpak bestaat uit een proces-verbaal, dat leidt tot een dagvaarding, een aangeboden transactiebedrag dan wel een ander traject (beslissing OM). De keuze tot vervolging (gedifferentieerd naar soort strafbaar feit met betrekking tot brandonveiligheid) wordt door het OM bepaald. Door een lik-op-stuk-beleid wordt de overtreder direct op zijn gedrag aangesproken.

Het flankerend beleid bij overtredingen brandveiligheid komt neer op:

  • ·

    eerste overtreding en geen eerdere overtreding (geen historie);

  • ·

    tweede overtreding (blijvend na hercontrole): proces-verbaal;

  • ·

    eerste overtreding en wel eerdere overtreding (historie): recidive en proces-verbaal;

  • ·

    tweede overtreding (blijvend na hercontrole) en wel eerdere overtreding (historie): recidive en proces-verbaal.

7. AFVALSTOFFEN

Vooral na evenementen komt het regelmatig voor dat, ondanks de hiervoor opgenomen voorschriften in de evenementenvergunning, de omgeving van het evenement niet schoon wordt achtergelaten. Het komt voor dat men in het geheel niet -of veel te laat- opruimt. Ook worden vuilniszakken voor de gemeentedienst achtergelaten. Dit is een absoluut ongewenste situatie, in verband met het uiterlijk aanzien van de gemeente, maar ook in verband met verkeersveiligheid (verwaaide afvalstoffen) en/of de volksgezondheid.

Bij evenementen wordt derhalve de volgende bestuursrechtelijke strategie gehanteerd:

Eerste constatering

Nadat geconstateerd wordt dat de afvalstoffen na een evenement niet naar behoren zijn opgeruimd, wordt

door de toezichthouder beoordeeld wat de aard van de overtreding is. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen een ongewenste en een ernstig ongewenste situatie.

Wanneer sprake is van een normale ongewenste overtreding, zal conform de geldende handhavingsstrategie “Zo handhaven wij in Brabant ' worden gehandhaafd. Vanzelfsprekend zal bij het stellen van de begunstigingstermijn in het geval van een evenement rekening worden gehouden met de specifieke situatie, zoals het feit dat het een evenement betreft en dat de afvalstoffen eventueel kunnen verwaaien.

Indien sprake is van een ernstig ongewenste situatie (bijvoorbeeld in geval van verkeersonveiligheid) mondeling een voornementot een last onder bestuursdwang bekend gemaakt. De organisator kan hierbij mondeling zijn zienswijze kenbaar maken. Vervolgens wordt direct schriftelijk een last onder bestuursdwang opgesteld en uitgereikt (een eventuele zienswijze wordt hierin verwerkt). Hierbij wordt een begunstigings-termijn aangehouden voor het alsnog zelf opruimen van de afvalstoffen van ten hoogste 2 uur. Wanneer na deze begunstigingstermijn blijkt dat de afvalstoffen nog niet zijn opgeruimd, dan wordt de last daadwerkelijk uitgevoerd; de kosten worden achteraf in rekening gebracht bij de overtreder.

Alleen bij zeer ernstige situaties kan ervoor worden gekozen om de bestuursdwang direct mondeling aan te zeggen, met toepassing van de artikelen 4:11 (zonder voornemen en zienswijze) en 5:31 (toepassen bestuursdwang zonder voorafgaande last).

Tevens wordt wanneer naar verwachting sprake is van een terugkerend evenement en wanneer sprake is van klaarblijkelijk gevaar (recidive) direct een voornemen tot een preventieve last onder dwangsom opgesteld (ten behoeve van toekomstige evenementen) en verstuurd. Het is mogelijk voor de organisator om hier een zienswijze tegen in te dienen. Wanneer een volgende evenementenvergunning voor het terugkerende evenement wordt verleend, zal tevens een definitieve last onder dwangsom worden verstuurd. Alleen wanneer uit een zienswijze blijkt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid of een rechtvaardigheidsgrond, zal niet worden overgegaan worden tot het opleggen van de definitieve last onder dwangsom.

Tweede constatering

Herhaling ernstig ongewenste situatie

Wanneer na de eerste constatering gekozen is voor het opleggen van een preventieve last onder dwangsom, is hiermee de dwangsom van rechtswege verbeurd. Het bevoegd bestuursorgaan gaat over tot:

1.constateringbrief dat de dwangsom is verbeurd. 2. een invorderingsbeschikking wanneer het verbeurde bedrag niet binnen 6 weken is betaald.

Wanneer voor dit evenement geen last onder dwangsom is opgelegd, wordt ditmaal opnieuw een last onder bestuursdwang opgelegd zoals bij de eerste constatering is aangegeven. Tevens wordt wanneer naar verwachting sprake is van een terugkerend evenement direct een voornemen tot een preventieve last onder dwangsom opgesteld (ten behoeve van toekomstige evenementen) en verstuurd. Het is mogelijk voor de organisator om hier een zienswijze tegen in te dienen.

Wanneer een volgende evenementenvergunning voor het terugkerende evenement wordt verleend, zal tevens een voornemen definitieve last onder dwangsom worden verstuurd. Alleen wanneer daaruit blijkt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid of een rechtvaardigheidsgrond, zal niet worden overgegaan worden tot het opleggen van de definitieve last onder dwangsom.

Nieuwe ernstig ongewenste situatie

Evenals bij een eerste constatering wordt een last onder bestuursdwang opgelegd zoals bij de eerste constatering is aangegeven. Tevens wordt wanneer naar verwachting sprake is van een terugkerend evenement direct een voornemen tot een preventieve last onder dwangsom opgesteld (ten behoeve van toekomstige evenementen) en verstuurd. Het is mogelijk voor de organisator om hier een zienswijze tegen in te dienen. Wanneer een volgende evenementenvergunning voor het terugkerende evenement wordt verleend, zal tevens een definitieve last onder dwangsom worden verstuurd. Alleen wanneer daaruit blijkt dat sprake is van een bijzondere omsta n digheid of een rechtvaardigheidsgrond, zal niet worden overgegaan worden tot het opleggen van de definitieve last onder dwangsom.

Geen ernstig ongewenste situatie

Een handhavingstraject wordt opgestart. Dit houdt in dat in dat in beginsel een voornemen tot een preventieve last onder dwangsom wordt verstuurd (ten behoeve van toekomstige evenementen) Het is voor de overtreder mogelijk een zienswijze in te dienen. Wanneer een volgende evenementenvergunning voor het terugkerende evenement wordt verleend, zal tevens een definitieve last onder dwangsom worden verstuurd. Alleen wanneer daaruit blijkt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid of een rechtvaardigheidsgrond, zal niet worden overgegaan worden tot het opleggen van de definitieve last onder dwangsom.

Derde constatering

Wanneer een derde keer eenzelfde constatering wordt gedaan (ernstig ongewenste situatie) verbeurt de dwangsom van rechtswege. Het bevoegd bestuursorgaan gaat over tot:

1.constateringbrief dat de dwangsom is verbeurd. 2. een invorderingsbeschikking wanneer het verbeurde bedrag niet binnen 6 weken is betaald.

Tevens wordt aangekondigd dat bij een volgende constatering zal worden overwogen om voor een bepaalde periode géén evenementenvergunning meer af te geven.

Vierde constatering

Bij deze derde overtreding verbeurt de dwangsom van rechtswege. Het bevoegd bestuursorgaan gaat wederom over tot het versturen van een constateringbrief dat de dwangsom is verbeurd en tot het versturen van een invorderingsbeschikking wanneer het verbeurde bedrag niet binnen 6 weken is betaald.

Tevens wordt door het bevoegd bestuursorgaan besloten om voor een periode van een jaar géén evenementenvergunning meer voor eenzelfde evenement te verlenen.

Strafrechtelijk

Naast het bestuursrechtelijke traject is het voor de politie en/of een bijzonder opsporingsambtenaar mogelijk om strafrechtelijk op te treden. Het verdient de voorkeur om bij overtredingen van de schoonmaak-voorschriften zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk op te treden, om herhaling zoveel mogelijk te voorkomen.

8. SPEELAUTOMATEN

De volgende overtredingen worden onderscheiden:

8.1. Exploitatie speelautomaten zonder vergunning

Voor het plaatsen van speelautomaten dient door het bevoegd bestuursorgaan een vergunning te zijn afgegeven op grond van de Wet op de kansspelen. Blijkt bij een controle dat een speelautomaat is geplaatst zonder dat daarvoor een vergunning is afgegeven, dan maakt de politie tegen de leidinggevende een proces-verbaal op en wordt de speelautomaat in beslag genomen.

8.2. Overtreding vergunningvoorschriften

Bij overtreding wordt door het bevoegd bestuursorgaan een schriftelijke waarschuwing gedaan. Bij een volgende geconstateerde overtreding wordt door de politie een proces-verbaal opgemaakt en wordt de speelautomaat in beslag genomen. Indien een door het bevoegd bestuursorgaan gegeven waarschuwing niet wordt opgevolgd kan tevens bestuursdwang worden toegepast, een dwangsom worden opgelegd of de aanwezigheidsvergunning worden ingetrokken.

8.3. Exploiteren van niet goedgekeurde speelautomaten

De leidinggevende /exploitatievergunninghouder krijgt van de politie een proces-verbaal. De politie/bijzonder opsporingsambtenaar van de gemeente neemt de speelautomaat in beslag.

Wanneer tegen een exploitatievergunninghouder proces-verbaal wordt opgemaakt, wordt het Nederlands Meetinstituut (NMi) op de hoogte gebracht.

9. WAPENS

Bij overtreding van de Wet Wapens en Munitie (WWM) in de inrichting worden in ieder geval de volgende stappen genomen. Van belang bij een overtreding van deze wet is de toerekenbaarheid cq. verwijtbaarheid van de ondernemer.

Eerste overtreding

De politie maakt bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal op en zal tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen overgegaan. Als de politie een proces-verbaal heeft opgemaakt, wordt deze toegestuurd aan het OM ten behoeve van eventuele strafvervolging. Hiervan wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld.

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt wederom een proces-verbaal op van de overtreding en zal tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen overgegaan. Indien er sprake is van het stelselmatig voorhanden hebben van een (vuur)wapen in de inrichting, waardoor verstoring van de openbare orde wordt verondersteld, beslist, na advies van de politie, het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting op grond van artikel 2:31 van de APV tijdelijk te sluiten. De periode van sluiting is maximaal drie maanden.

Derde overtreding en volgende overtredingen

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt telkenmale herhaald, met dien verstande dat de inrichting wordt gesloten voor een periode van maximaal 6 maanden. Wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het van kracht blijven van de Drank- en Horecavergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, dan beslist, na advies van de politie, het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid onder d, van de Drank- en Horecawet in te trekken.

Bij overtreding van de Wet Wapens en Munitie in de inrichting door de ondernemer zelf wordt direct tot stap 2 (tweede overtreding) overgegaan.

Indien er sprake is van een ernstig incident en/of ernstige verstoring van de openbare orde, dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde, dan kan door het bevoegd bestuursorgaan direct tot sluiting van de inrichting en/of het intrekken van de Drank- en Horecavergunning worden besloten. Het horecastappenplan is in een zodanig geval niet van toepassing. De duur van de sluiting van de inrichting is gesteld op maximaal 12 maanden.

10. HELING

Evenals bij overige overtredingen, is ook bij dit soort overtredingen de toerekenbaarheid/verwijtbaarheid van de ondernemer van belang. Wanneer er sprake is van heling worden in ieder geval de volgende stappen ondernomen:

Eerste overtreding

De politie maakt bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal op en zal tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen overgegaan. Als de politie een proces-verbaal heeft opgemaakt, wordt deze toegestuurd aan het OM ten behoeve van eventuele strafvervolging. Hiervan wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld.

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt wederom een proces-verbaal op van de overtreding en zal tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen overgegaan. Na advies van de politie beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting op grond van artikel 2:31 van de APV tijdelijk te sluiten. De periode van sluiting is maximaal drie maanden.

Derde overtreding en volgende overtredingen

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt telkenmale herhaald, met dien verstande dat de inrichting wordt gesloten voor een periode van maximaal 6 maanden. Wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het van kracht blijven van de Drank- en Horecavergunning of een geldend verlof verleend op basis van de Drank- en Horecaverordening, gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, dan beslist, na advies van de politie, het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de Drank- en Horecavergunning op grond van artikel 31, eerste lid onder d, van de Drank- en Horecawet in te trekken.

Wanneer de overtreding door de ondernemer zelf is begaan, wordt direct tot stap 2 (tweede overtreding) overgegaan.

Indien er sprake is van een ernstig incident en /of ernstige verstoring van de openbare orde dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde dan kan door het bevoegd bestuursorgaan direct tot sluiting van de inrichting en/of het intrekken van de Drank- en Horecavergunning of het nog geldende verlof worden besloten. Het horecastappenplan is in een zodanig geval niet van toepassing. De duur van de sluiting van de inrichting is gesteld op maximaal 12 maanden.

11. HANDEL VAN DRUGS IN EEN INRICHTING

In dit hoofdstuk wordt onder de handel van hard- en softdrugs verstaan het verkopen, bewerken, verwerken afleveren, vervaardigen of verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van deze drugs. Bij het gebruiken, bereiden of aanwezig hebben (gebruikershoeveelheden) van softdrugs is wel sprake van een overtreding; hierbij wordt echter een lichter regime toegepast, waarbij door de politie in ieder geval een waarschuwing wordt gegeven en een melding naar het bevoegd gezag wordt gestuurd.

Indien uit onderzoek van de politie blijkt dat er sprake is van handel in hard- of softdrugs in een horeca-inrichting, niet zijnde een coffeeshop, wordt bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk opgetreden. Van belang bij een overtreding is de toerekenbaarheid/verwijtbaarheid van de ondernemer.

11.1. Horecabedrijf, niet zijnde een coffeeshop

Softdrugs, zoals bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet

Indien de handel in softdrugs wordt vastgesteld door de politie worden de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De politie maakt bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal op en zal tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen overgegaan. Als de politie een proces-verbaal heeft opgemaakt, wordt deze toegestuurd aan het OM ten behoeve van eventuele strafvervolging. Hiervan wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld. De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt een proces-verbaal op en zal tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen overgegaan. Na advies van de politie beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet of artikel 2.31 van de APV. De duur van de sluiting wordt gesteld op maximaal 6 maanden. Indien door deze maatregel de leidinggevende niet meer voldoet aan de eisen uit het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999 (zie in het bijzonder artikel 5) dan beslist het bevoegd gezag behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de Drank- en Horecavergunning in te trekken.

Derde overtreding

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt herhaald met dien verstande dat de sluitingstermijn wordt gesteld op maximaal 12 maanden.

Vierde overtreding

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt herhaald met dien verstande dat de inrichting definitief wordt gesloten.

Harddrugs, zoals bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet

Indien er sprake is van een vermoeden van handel in harddrugs krijgt de leidinggevende van het bevoegd bestuursorgaan een schriftelijke waarschuwing, tenzij na overleg met het openbaar ministerie hiervan dient te worden afgezien. Indien de handel in harddrugs wordt vastgesteld door de politie worden de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

Indien de handel in harddrugs wordt vastgesteld krijgt de leidinggevende van de politie een proces-verbaal en zal tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen overgegaan. Na advies van de politie beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet of artikel 2.31 van de APV.

De duur van de sluiting van de inrichting wordt gesteld op 6 maanden. Indien door deze maatregel de leidinggevende niet meer voldoet aan de eisen uit het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999 (zie in het bijzonder artikel 5) dan beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de Drank- en Horecavergunning in te trekken.

Tweede overtreding

De stap vermeld onder de eerste overtreding wordt herhaald met dien verstande dat de sluitingstermijn van de inrichting wordt gesteld op maximaal 12 maanden.

Derde overtreding

De stap vermeld onder de eerste overtreding wordt herhaald met dien verstande dat de inrichting definitief wordt gesloten.

11.2. Coffeeshop

Vestiging coffeeshop

Indien een coffeeshop wordt gevestigd zonder (exploitatie)vergunning dan wordt de leidinggevende eerst schriftelijk gewaarschuwd door het bevoegd bestuursorgaan. Indien geen gehoor wordt gegeven aan de schriftelijke waarschuwing dan wordt de inrichting definitief gesloten.

12. SLUITINGSUUR

12.1 Sluitingsuur horecabedrijven

Het sluitingstijdstip is geregeld in artikel 2.30 van de APV. Bij overtreding van het sluitingstijdstip kan de burgemeester op grond van artikel 2.31, eerste lid van de APV bevelen tot tijdelijk andere dan de in artikel 2.30 van de APV genoemde sluitingsuren of tijdelijk algehele sluiting van één of meer horecabedrijven bevelen.

Eerste overtreding

De politie/bijzonder opsporingsambtenaar van de gemeente maakt bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal op. Hiervan wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld.

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie/bijzonder opsporingsambtenaar van de gemeente maakt een proces-verbaal op van de

overtreding. Naar aanleiding hiervan wordt een bestuurlijk handhavingstraject opgestart. Dit houdt in dat in dat in beginsel een voornemen tot een preventieve last onder dwangsom wordt verstuurd, inhoudend dat per direct aan de geldende sluitingstijd moet worden voldaan. Het is voor de overtreder mogelijk een zienswijze in te dienen.

Na het verlopen van de zienswijzetermijn, zal een eventuele zienswijze gewogen worden. Indien geen sprake is van een bijzondere omstandigheid, zal een last onder dwangsom worden opgelegd.

Derde overtreding

De politie/bijzonder opsporingsambtenaar van de gemeente maakt opnieuw een proces-verbaal op van de overtreding. Indien na afloop van de begunstigingstermijn de overtreding niet is beëindigd dan verbeurt de dwangsom van rechtswege. Het bevoegd bestuursorgaan gaat over tot:

1.constateringbrief dat de dwangsom is verbeurd. 2. een invorderingsbeschikking wanneer het verbeurde bedrag niet binnen 6 weken is betaald.

Vierde overtreding

Nadat een vierde keer een overtreding van de sluitingstijd plaatsvindt, gaat het bevoegd bestuursorgaan opnieuw over tot het sturen van een constateringsbrief dat de dwangsom is verbeurd, alsmede tot een invorderingsbeschikking wanneer het verbeurde bedrag niet binnen 6 weken is betaald.

Tevens wordt aangekondigd dat bij een volgende overtreding zal worden overgegaan tot het tijdelijk sluiten van de inrichting op grond van artikel 2.31 van de APV, voor de duur van een weekend (of een andere periode, afhankelijk van de inrichting). De overtreder heeft hierbij de mogelijkheid om binnen twee weken zijn zienswijze kenbaar te maken.

De politie kan bij een vierde overtreding een recidive proces-verbaal opmaken en inzenden aan het OM teneinde het OM een andere strafrechtelijke vervolgingsbeslissing te laten nemen naar aanleiding van het recidivegedrag.

Vijfde overtreding

Nadat een vijfde keer een overtreding is geconstateerd, zal worden overgegaan tot de daadwerkelijke sluiting van de inrichting voor de duur van een weekend (of een andere periode, afhankelijk van de inrichting), op grond van artikel 2.31 van de APV. Een eventuele zienswijze zal hierin meegewogen worden. Alleen wanneer daaruit blijkt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid of een rechtvaardigheidsgrond, zal niet worden overgegaan worden tot sluiting van de inrichting.

Daarnaast wordt een dwangsom opgelegd om te waarborgen dat de inrichting niet geopend is gedurende de periode dat zij feitelijk tijdelijk gesloten is.

Zesde overtreding (en verder)

Nadat een zesde keer (en volgend) een overtreding van de sluitingstijd plaatsvindt, wordt de inrichting wederom gesloten op grond van artikel 2.31 van de APV. Hierbij wordt een steeds langere periode van sluiting aangehouden; uiteindelijk kan zelfs tot definitieve sluiting (het intrekken van de drank- en horecavergunning) worden overgegaan. Wederom zal ook een dwangsom worden opgelegd om te waarborgen dat de inrichting niet geopend is gedurende de periode dat zij feitelijk tijdelijk gesloten is.

13. (GEVAAR VOOR) VERSTORING OPENBARE ORDE

Indien ten gevolge van de exploitatie van een inrichting de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid in of nabij deze inrichting wordt verstoord, of dit op voorhand redelijkerwijs mag worden aangenomen worden op grond van de Gemeentewet, de APV en /of de Drank- en Horecawet de volgende stappen genomen. Hierbij moet worden opgemerkt dat met name dit soort feiten vaak niet per proces-verbaal zijn af te doen, omdat het in dit soort situaties niet altijd mogelijk is om een verdachte aan te wijzen. Het zijn wel constateringen die de politie kan doen; hier is in dit stappenplan rekening mee gehouden.

Eerste overtreding

De politie/bijzonder opsporingsambtenaar van de gemeente maakt bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal van bevindingen op. Als de politie een proces-verbaal heeft opgemaakt waarbij strafvervolging mogelijk is, wordt deze toegestuurd aan het OM ten behoeve van eventuele strafvervolging. Te allen tijde wordt het bevoegd bestuursorgaan op de hoogte gesteld.

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt wederom een proces-verbaal van bevindingen op. Na advies van de politie beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting op grond van artikel 2.31 van de APV tijdelijk te sluiten. De periode van sluiting bedraagt maximaal drie maanden.

Derde overtreding

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt herhaald, met dien verstande dat de inrichting wordt gesloten voor een periode van maximaal 6 maanden.

Het is mogelijk andere maatregelen te nemen. De vergunning ingevolge artikel 31, eerste lid onder d van de Drank- en horecawet kan worden ingetrokken. Dit is alleen mogelijk bij zeer bijzondere omstandigheden. Niet elke overtreding kan meteen leiden tot intrekking van de vergunning. Op grond van het proportionaliteitsbeginsel dient er een redelijke verhouding te bestaan tussen de schending van de norm en de reactie op die schending.

13.1 Verstoring (of gevaar voor de verstoring) van de openbare orde bij evenementen

Voor (gevaar voor) de verstoring van de openbare orde bij festiviteiten (verhoogde normen voor inrichtingen, individueel dan wel collectief) wordt het stappenplan genoemd onder hoofdstuk 13 gevolgd.

Optreden bij (gevaar voor) de verstoring van de openbare orde bij evenementen is ingewikkelder, omdat veel evenementen slechts eenmalig worden gehouden; een stappenplan waarbij wordt uitgegaan van meerdere constateringen kan hierbij dus niet worden toegepast.

Om verstoring van de openbare orde bij dit soort evenementen te voorkomen, wordt bij een vermoeden hiervan direct contact gelegd met de aanvrager van het evenement, waarbij de zorgen worden besproken. Wanneer tijdens en na dit gesprek nog steeds het vermoeden bestaat dat de veiligheid van bezoekers niet kan worden gewaarborgd, wordt de evenementenvergunning niet verleend.

Wanneer tijdens een evenement verstoring van de openbare orde plaatsvindt, zal in overleg tussen alle betrokken partijen (in ieder geval politie en gemeente) tot een aanpak worden besloten (zie ook hoofdstuk 14 van dit horecastappenplan). Dit geldt tevens wanneer er een gevaar bestaat voor de verstoring van de openbare orde. In beide gevallen beslist het bevoegd bestuursorgaan naderhand dat voor een vergelijkbaar evenement, naar aard, omvang en plaats, géén evenementenvergunning meer zal worden verleend.

14. ERNSTIGE INCIDENTEN

Indien er sprake is van een ernstig incident en /of ernstige verstoring van de openbare orde dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde dan kan door het bevoegd bestuursorgaan direct tot sluiting van de inrichting, het intrekken van de Drank- en Horecavergunning dan wel de evenementenvergunning worden besloten. Het horecastappenplan is dan niet van toepassing. De duur van de sluiting van de inrichting is gesteld op maximaal 12 maanden.

Ingevolge artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht de bevelen te geven die voor de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn. De burgemeester is eveneens belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het hierboven vermelde toezicht.

15. OVERTREDING ARTIKEL 20 DRANK- EN HORECAWET

(schenken alcoholhoudende drank aan minderjarigen)

Een bij of krachtens artikel 20 eerste of tweede lid van de Drank- en Horecawet gesteld verbod wordt overtreden.

·Strafrechtelijk

De politie en/of de Voedsel- en Warenautoriteit constateert de overtreding, maakt eventueel een proces-verbaal /boeterapport op en verstrekt de informatie aan het college van burgemeester en wethouders.

·Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden, na de constatering door de controlerende instantie, in ieder geval de volgende stappen genomen.

Eerste overtreding

Een afschrift van het proces-verbaal/boeterapport van de politie of de Voedsel- en Warenautoriteit wordt aan het college van burgemeester en wethouders toegezonden. Het college stelt vast dat er sprake is van een overtreding van artikel 20 eerste of tweede lid van de Drank- en Horecawet en stuurt de vergunninghouder een waarschuwing, waarin gewezen wordt op bestuursrechtelijke bevoegdheden tot optreden (intrekking drank- en horecavergunning) bij herhaling van de overtreding binnen 14 maanden na de vorige overtreding. Deze brief wordt in afschrift aan de politie en de Voedsel- en Warenautoriteit gezonden.

Tweede overtreding

Een afschrift van het proces-verbaal/boeterapport van de politie of de Voedsel- en Warenautoriteit, betreffende de tweede overtreding wordt aan het college gezonden. De vergunninghouder ontvangt van het college een laatste schriftelijke waarschuwing. In deze brief wordt medegedeeld dat de Drank- en horecavergunning ingetrokken zal worden bij een volgende overtreding binnen een periode van 14 maanden na de vorige overtreding. Deze brief wordt in afschrift aan de politie en de Voedsel- en Warenautoriteit gezonden.

Derde overtreding

Een afschrift van het proces-verbaal/boeterapport van de politie of de Voedsel- en Warenautoriteit wordt aan het college van burgemeester en wethouders toegezonden. Het college van burgemeester en wethouders stelt vast dat er sprake is van een derde overtreding van artikel 20 eerste of tweede lid Drank- en Horecawet en stuurt de vergunninghouder een brief, waarin medegedeeld wordt dat zij voornemens is de drank- en horecavergunning in te trekken op grond van artikel 31 lid 4 van de Drank- en Horecawet en conform het horecastappenplan. Op grond van artikel 32, lid 1 van de Drank- en horecawet doet de burgemeester aan het college een voorstel als de vergunning op grond van artikel 31 moet worden ingetrokken. De overtreding moet hebben plaatsgevonden binnen 14 maanden na de vorige overtreding. De vergunninghouder wordt op grond van artikel 4:8 en 4:9 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld om binnen één maand na dagtekening te reageren op het voornemen van het college van burgemeester en wethouders. Na de zienswijze overwogen te hebben, zal het college van burgemeester en wethouders overgaan tot de intrekking van de drank- en horecavergunning (zie bijlage: besluit tot intrekking). De vergunninghouder kan tegen deze beschikking een bezwaarschrift indienen. Dit besluit tot intrekking van de vergunning wordt in afschrift aan de politie en de Voedsel- en Warenautoriteit gezonden.

16. SAMENLOOP VAN OVERTREDINGEN

Bij een cumulatie van incidenten, zoals omschreven in de verschillende hoofdstukken van dit horeca-stappenplan in of in de nabijheid van een inrichting, met een zodanige negatieve invloed op de omgeving dat de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat in ernstige mate wordt aangetast, kan het bevoegd bestuursorgaan ervoor kiezen om de afzonderlijke stappen per incident niet meer te volgen.

In dat geval zal het bevoegd bestuursorgaan beslissen, behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting ingevolge artikel 2.31 van de APV te sluiten. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde feiten wordt de duur van de sluiting op maximaal 12 maanden gesteld.

Afhankelijk van de ernst van de gepleegde feiten zal het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden de Drank- en Horecavergunning intrekken.