NADERE REGELS JEUGDHULP EN GEBRUIKELIJKE ZORG JEUGD GEMEENTE BEST 2020

Geldend van 19-11-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2020

Intitulé

NADERE REGELS JEUGDHULP EN GEBRUIKELIJKE ZORG JEUGD GEMEENTE BEST 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 2.3.1 van de Jeugdwet 2015 en de artikelen 2 lid 3, artikel 5, artikel 8 en artikel 9 lid 3 van de Verordening jeugdhulp gemeente Best 2015;

besluit

vast te stellen de Nadere regels jeugdhulp en gebruikelijke zorg jeugd gemeente Best 2020.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Deze nadere regels vormen een uitwerking van artikel 2 lid 3 en artikel 9 lid 3 van de Verordening jeugdhulp gemeente Best 2015.

  • 2. Alle begrippen die in onderhavige nadere regels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven in het eerste lid hebben dezelfde betekenis als de begrippen in de verordening, de Jeugdwet 2015 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 3. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • b.

      sociaal netwerk: personen behorend tot de huiselijke kring of andere personen waarmee een sociale relatie wordt onderhouden;

    • c.

      verordening: de Verordening jeugdhulp gemeente Best 2015;

    • d.

      wet: Jeugdwet.

    • e.

      Subcategorie aan ondersteuning: onderdeel binnen een individuele voorziening jeugd die als zodanig apart te benoemen is. De volgende subcategorieën worden onderscheiden:

      • Persoonlijke verzorging;

      • Begeleiding individueel;

      • Begeleiding groep of dagactiviteiten

    • f.

      Kortdurende situatie: er is op korte termijn zicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van het kind. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

    • g.

      Langdurige situatie: situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig is.

HOOFDSTUK 2 NADERE REGELS JEUGDHULP

Artikel 2. Beschikbare individuele voorzieningen

De individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 van de verordening, zijn beschikbaar voor zover zij zijn opgenomen in de productenlijst individuele voorzieningen jeugdhulp van het betreffende jaar.

Artikel 3. Voorwaarden pgb ten behoeve van inzet sociaal netwerk

  • 1. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp alleen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, wanneer er sprake is van persoonlijke verzorging en individuele begeleiding en deze hulp noodzakelijk is voor het kunnen wonen en functioneren van de jeugdige binnen het eigen gezin. De geboden hulp overstijgt de gebruikelijke zorg en inzet voor elkaar.

  • 2. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet worden betaald uit het pgb.

  • 3. De persoon die hulp gaat bieden heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige voor hem/haar niet tot overbelasting leidt.

  • 4. Aan de inzet van personen uit het sociale netwerk zijn de volgende kwaliteitseisen verbonden:

    • a.

      De persoon verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige en ouder;

    • b.

      De persoon, uitgezonderd de inwonende gezinsleden van de jeugdige, is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van personen die in hun opdracht beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger in contact kunnen komen met jeugdigen of ouders aan wie de jeugdhulpaanbieder jeugdhulp verleent. Een verklaring is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene is gaan werken voor de aanvrager;

    • c.

      De persoon doet melding bij het college van iedere calamiteit bij het verlenen van de hulp;

    • d.

      De persoon doet melding bij het college en/of het Algemeen meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van iedere vorm van geweld en het vermoeden tot kindermishandeling;

    • e.

      De persoon stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te voeren.

Artikel 4. Tarief

  • 1. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op het ondersteuningsplan, waarin staat hoe het pgb besteed wordt;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatieve zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de gemiddelde kostprijs van de voorziening in natura vermenigvuldigd met het aantal subcategorieën aan ondersteuning dat binnen de voorziening nodig is.

  • 2. De hoogte van een pgb kan zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten.

HOOFDSTUK 3 NADERE REGELS VASTSTELLEN GEBRUIKELIJKE ZORG JEUGD

Artikel 5. Gebruikelijk zorg

Gebruikelijk zorg is de hulp en ondersteuning in de vorm van begeleiding en verzorging, die ouders verwacht worden te bieden aan hun kind(eren), gewogen naar leeftijd en een normaal ontwikkelingsprofiel.

Artikel 6. Algemene uitgangspunten

  • 1. Alle kinderen, onafhankelijk van hun leeftijd, hebben recht op een fysieke en sociale veilige woonomgeving en een passend pedagogisch klimaat ten behoeve van de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

  • 2. Het bieden van een fysieke en sociale veilige woonomgeving en een passend pedagogisch klimaat van ouders aan kinderen tot een leeftijd van 18 jaar is gebruikelijke zorg, zowel in kortdurende als langdurige situaties.

  • 3. Het college hanteert het zorgplan als uitgangspunt in het bepalen van de noodzakelijke zorg. In het zorgplan staat de zorgbehoefte van het kind, ligt vast wat de doelen zijn van de inzet van zorg, welke zorg nodig is en welke zorg passend is.

  • 4. Bij het vaststellen van de zorg maakt het college een afweging ten aanzien van gebruikelijke en boven gebruikelijke zorg, rekening houdend met het beoordelingskader van kinderen (artikel 2.4) en de draaglast en draagkracht van ouders (artikel 2.7).

  • 5. Behandeling is in principe voorliggend op begeleiding en ondersteuning ouders.

  • 6. De ouders kunnen zichzelf niet inzetten ten behoeve van boven gebruikelijke zorg op basis van een PGB, indien er sprake is van overbelasting bij de ouders.

  • 7. Het college beoordeelt in aanvulling op artikel 10.4 van de verordening jeugdhulp de PGB-bekwaamheid van ouders, indien zorg op basis van een PGB wordt aangevraagd (zie 10-punten PGB-vaardigheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).

Artikel 7. Kortdurende en langdurige situaties

  • 1. Bij gebruikelijk zorg maakt het college onderscheid in kortdurende en langdurige situaties.

  • 2. In kortdurende situaties moet alle persoonlijke verzorging en begeleiding door de ouders worden geboden, voor zover de handelingen door de ouders of andere huisgenoten uitvoerbaar zijn dan wel zijn aan te leren.

  • 3. In langdurige situaties beoordeelt het college wat gebruikelijke en ongebruikelijke zorg is op basis van het algemeen beoordelingskader bij kinderen (artikel 2.4) en van de draagkracht en draaglast van de ouders (artikel 2.7).

  • 4. In chronische situaties is pas sprake van boven gebruikelijk zorg wanneer de omvang van de hulp en zorg substantieel meer is dan een gezond kind van dezelfde leeftijd gemiddeld nodig heeft. Met substantieel wordt een omvang bedoeld van gemiddeld meer dan een uur per etmaal. Dit uur is in de thuissituatie geen bovengebruikelijke zorg, maar hoort nog tot gebruikelijk zorg en zorg.

  • 5. Voor zover een ouder / verzorger geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijk zorg uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hem of haar mogelijk een verminderde bijdrage verwacht op dit onderdeel. Bij kinderen geldt deze uitzondering alleen voor zover het handelingen betreft die bij een gezond kind dan wel een kind zonder beperkingen niet voorkomen.

  • 6. Voor zover een ouder / verzorger overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen of een verminderde bovengebruikelijk zorg verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt, op basis van een analyse waar de overbelasting door veroorzaakt wordt, het volgende:

    • a.

      wanneer voor de ouder eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend.

    • b.

      als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning, dient men die overbelasting op te heffen door deze ondersteuning door (andere) zorgverleners uit te laten voeren.

  • 7. Voor zover de jeugdige zich in de terminale levensfase bevindt, kan een ouder/verzorger, broer/zus en/of andere huisgenoot afhankelijk van de situatie vrijgesteld worden van de gebruikelijk zorg.

Artikel 8. Algemeen beoordelingskader bij kinderen

Het college beoordeelt de noodzaak en de omvang van bovengebruikelijke zorg op het gebied van persoonlijke verzorging en zelfstandig leven in verhouding met de eigen kracht van ouder / verzorger en het sociaal netwerk op basis van de volgende factoren:

A. Leeftijd

Het college houdt bij de beoordeling rekening met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Beoordeeld wordt wat per leeftijdscategorie passend is bij de persoonlijke verzorging en begeleiding in verhouding tot de ontwikkeling van het kind. In verband met de verschillen hanteert het college bij de beoordeling van wat tot gebruikelijk zorg van ouders voor hun kinderen behoort, een marge. Zie bijlage 1 voor de Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijk zorg van ouders aan kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel.

B. Aard van de persoonlijke verzorging en begeleiding

Zorghandelingen die het kind zelfstandig kan uitvoeren vallen altijd onder gebruikelijke zorg.

Gebruikelijk zorg bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen.

C. Frequentie en patroon van de persoonlijke verzorging en begeleiding

Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse persoonlijke verzorging en begeleiding van een kind, worden als gebruikelijk zorg aangemerkt.

D. Omvang van de met de persoonlijke verzorging en begeleiding gemoeide tijd

De omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijk zorg sprake is.

E. Samenhangende beoordeling

De hiervoor genoemde criteria moeten telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van het kind worden beoordeeld.

Artikel 9. Richtlijnen gebruikelijke zorg bij persoonlijke verzorging

  • 1. Persoonlijke verzorging betreft begeleiding die de jeugdige van 0-18 jaar nodig heeft bij zelfzorgactiviteiten, zoals gespecifieerd in de Jeugdwet.

  • 2. Het college hanteert de richtlijnen voor normtijden persoonlijke verzorging in bijlage 2 van deze nadere regels.

  • 3. Naast de uitzonderingen in artikel 2.3 onder 5, 6 en 7 hanteert het college de volgende uitzonderingen bij persoonlijke verzorging:

    • a.

      als gebruikelijke persoonlijke verzorging bij kinderen van niet uitstelbare aard is en degene die de gebruikelijk zorg moet verlenen niet beschikbaar is, wegens reguliere school- of werkweek van hem/haar zelf of van het kind, kan hiervoor een individuele voorziening worden toegekend. Bij zorghandelingen tijdens de kinderopvang of tijdens het onderwijs, is sprake van persoonlijke verzorging als het gaat om handelingen die organisaties voor kinderopvang of onderwijs normaal niet bieden.

    • b.

      Als een kind van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder / verzorger verwacht het college geen bijdrage van de ouders.

  • 4. Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvang: De reguliere opvang/zorg die instanties voor kinderopvang bieden is gebruikelijk zorg. Alleen voor de zorg die aanvullend nodig is aan de opvang/zorg is er aanspraak op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. De niet-uitstelbare persoonlijke verzorging kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden.

  • 5. Persoonlijke verzorging tijdens onderwijs: De school biedt gangbare en normale dagelijkse hulp. Voor deze gangbare en normale dagelijkse hulp kan geen individuele voorziening worden ingezet. Gedurende de tijd dat een kind de school bezoekt, is er voor de niet-uitstelbare hulp geen verplichting voor de ouders om deze gebruikelijk zorg op school te leveren. Deze hulp kan dus worden toegekend. De onderwijsregelgeving is voorliggend op een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet tijdens schooltijd.

Artikel 10. Richtlijnen gebruikelijke zorg bij begeleiding

  • 1. Begeleiding bevat voornamelijk het ondersteunen bij en aanleren van praktische vaardigheden om de uitingsvormen van probleemgedrag of de aandoening te beperken. Begeleiding kent zowel ondersteunende als activerende activiteiten.

  • 2. Begeleiding is de gespecialiseerde ondersteuning die mogelijk op meerdere levensdomeinen nodig is als er sprake is van:

    • beperkte (sociale) zelfredzaamheid en klachten ten gevolge van psychische problematiek, en/of beperkte ontwikkelingsachterstand, en/of een verstandelijke beperking en/of gedragsproblematiek en/of geheugen- en oriëntatiestoornissen;

    • de jeugdige en/of het gezin moeite heeft bij het aanbrengen van structuur en het voeren van regie over het dagelijks leven;

    • ouders en/of het netwerk beperkte mogelijkheden hebben om ondersteuning te bieden;

    • de verhouding draagkracht en draaglast van de jeugdige en/of ouders niet in balans is.

  • 3. Het college hanteert de richtlijnen voor normtijden gebruikelijke zorg bij begeleiding in bijlage 3 van deze nadere regels.

  • 4. Naast de uitzonderingen in artikel 2.3 onder 5, 6 en 7 hanteert het college geen extra uitzonderingen bij begeleiding.

  • 5. Het college beoordeelt ouderlijk toezicht aan kinderen als gebruikelijk zorg. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Bij een cognitief beperkt kind met gedragsproblemen kan het zijn dat er meer dan gebruikelijk correctie en aansturing van gedrag en vaak ook meer aandacht voor vaste structuur nodig is.

  • 6. Voor begeleiding tijdens kinderopvang geldt:

    • a.

      Wanneer ouders werken, onderwijs volgen of andere activiteiten ondernemen, zijn zij verantwoordelijk voor de opvang, begeleiding en verzorging van hun kinderen. Het college indiceert geen begeleiding voor begeleiding die wordt beschouwd als gebruikelijk zorg, ook niet als deze begeleiding nodig is gedurende de tijd dat de ouders werken, onderwijs volgen of andere activiteiten ondernemen.

    • b.

      Wanneer sprake is van bovengebruikelijke begeleiding, stelt het college de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vast over het hele etmaal/zeven dagen per week, dus inclusief de tijd dat ouders werken, onderwijs volgen of andere activiteiten ondernemen. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens de kinderopvang.

  • 7. Voor begeleiding tijdens school geldt:

    • a.

      Het college indiceert geen begeleiding tijdens de schooltijd van het kind voor begeleiding die buiten de schooltijd als gebruikelijk zorg wordt beschouwd.

    • b.

      Wanneer sprake is van bovengebruikelijke begeleiding, stelt het college de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vast over het hele etmaal/zeven dagen per week, dus inclusief de tijd dat het kind op school is. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens het onderwijs.

Artikel 11. Richtlijnen bij (dreigende) overbelasting van ouders

  • 1. Er kan sprake zijn van overbelasting van ouders bij een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Het college bepaalt of er sprake is van overbelasting op basis van een duidelijke beschrijving van de klachten aangevuld met een advies van de huisarts, behandelaar en/of hulpverlener.

  • 2. Indien er sprake is van overbelasting van de ouders kan het college de gebruikelijk zorg opnieuw beoordelen en zo nodig een gewijzigd besluit nemen. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regels treden in werking op 1 oktober 2020.

Deze nadere regels worden aangehaald als: ‘Nadere regels jeugdhulp en gebruikelijke zorg jeugd gemeente Best 2020’.

BIJLAGE 1. RICHTLIJNEN TEN AANZIEN VAN GEBRUIKELIJK ZORG VAN OUDERS AAN KINDEREN MET EEN NORMAAL ONTWIKKELINGSPROFIEL

Baby: 0-1 jaar

  • hebben eventueel als dagbesteding een vorm van kinderopvang.

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig.

  • toezicht van een volwassene is zeer nabij nodig.

  • vanaf 3 maanden slapen de meeste baby’s door en overdag slapen ze 2 tot 3 keer. Vanaf een maand of 8 slaapt de baby 14-16 uur per dag. Slaapritmes zijn zeer wisselend per kind en per moment.

  • vanaf 6 maanden kan een baby dingen gericht gaan pakken, en gaat het zich omrollen, zitten, schommelen in een stoel (oefenen met evenwicht). Deze beweeglijkheid vraagt zicht op een kind.

  • aan het eind van het 1e jaar gaat een kind kruipen en staan, sommigen zelfs lopen. Deze beweeglijkheid vraagt zicht op een kind.

Baby naar Peuter: 1-2 jaar

  • hebben eventueel als dagbesteding een vorm van kinderopvang.

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig.

  • toezicht van volwassene is nabij nodig.

    • -

      rond 15 maanden kunnen meeste peuters lopen.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling.

    • -

      bij 1,5 jaar kunnen meeste kinderen de trap opkruipen, gaan op onderzoek uit, kunnen actief lopen.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      kunnen een beetje meedoen/meehelpen met aankleden, spulletjes opruimen, e.d.

    • -

      vanaf 1,5 jaar wordt een kind ‘ondeugend’ en gaat bijv. slaan of gillen om aandacht te trekken. Deze fase is ook wel de ‘peuterpubertijd’ waarin een kind flinke driftbuien kan hebben.

    • -

      rond het 2e jaar breidt de woordenschat van een peuter uit, ze kunnen praten in twee-woord-zinnen. Ouders stimuleren kinderen door aanbieden en stimuleren van taal.

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding.

Peuter: 2-3 jaar

  • hebben eventueel als dagbesteding een vorm van kinderopvang.

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer).

  • hebben bij alle activiteiten rondom persoonlijke verzorging een ouder nodig.

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, en controle nodig bij de toiletgang.

    • -

      leeftijd van zindelijkheid verschilt enorm per leeftijd, varieert van 1,5 jaar tot tegen het 4e jaar.

    • -

      er kan een verschil zijn tussen zindelijkheid overdag en ’s nachts.

    • -

      ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling.

    • -

      kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen.

    • -

      kunnen hurken, een bal wegschoppen/gooien, van richting veranderen tijdens rennen, trap oplopen.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen.

    • -

      kinderen kunnen rond deze leeftijd al een beetje meehelpen/meewerken met aan en uitkleden.

    • -

      vanaf 2 jaar groeit zelfstandigheid, minder op zelf gericht, leert rekening houden met.

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding.

    • -

      moeite met delen en gevoelens van jaloezie. Kan zin doordrijven door speelgoed van andere kinderen af te pakken. Dilemma: onafhankelijk zijn vs. goedkeuring willen uit angst het fout te doen.

    • -

      een kind van 2 jaar kan beter alleen bezig zijn als het je hoort of ziet. Dat wil niet zeggen dat je steeds bij je kind moet zitten. Ga je eigen gang, maar zorg dat je peuter je af en toe hoort.

    • -

      een kind van 3 jaar kan al wat beter alleen spelen, maar twintig minuten is lang.

    • -

      temperament is van invloed op hoe lang kunt zelf kan spelen (meer behoefte aan afwisseling aan beweging, of juist meer rustig en terugtrekken om zelf te spelen).

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven

Peuter naar Kleuter: 3-4 jaar

  • hebben eventueel als dagbesteding een vorm van kinderopvang.

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer). Dit kan iets langer dan bij 2-3 jarige.

  • hebben bij alle activiteiten rondom persoonlijke verzorging een ouder nodig.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling.

    • -

      kan nog niet plotseling draaien of stoppen, kan 40-60 cm ver springen, zelfstandig traplopen (beurtelings ene na andere voet), vanaf 3,5 jaar springen met voeten tegelijk, fietsen met zijwieltjes, steppen en klimmen in een klimrek.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen.

    • -

      veel kinderen kunnen zich rond deze leeftijd zelf uitkleden (met een beetje hulp).

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang.

    • -

      hier worden ze steeds zelfstandiger in, maar hulp is nog echt nodig. Richting het 4e jaar moeten ze steeds meer zelf kunnen i.v.m. naderende schoolgang.

    • -

      richting de 4 jaar zijn ze vaak overdag zindelijk, en ’s nachts niet altijd.

    • -

      ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders.

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding.

    • -

      een 3-4 jarige peuter kan steeds meer qua motorische vaardigheden/spel zoals: papier knippen, plakken m.b.v. vinger, een brug of toren bouwen met 8 of 9 blokken, rondjes en plusjes tekenen, vloeistof inschenken zonder morsen en een eenvoudige puzzel maken.

    • -

      kunnen iets langer zelf spelen dan 2-3 jarigen, een half uur is lang voor een kleuter.

    • -

      temperament is van invloed op hoe lang zelf spelen kan (meer behoefte aan afwisseling en beweging, of juist meer rustig en terugtrekken om zelf te spelen).

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

Kleuter naar Schoolkind: 4-6 jaar

  • hebben een reguliere dagbesteding, oplopend van 22 tot 25 uur/week (basisschool groep 3 en 4) en daarnaast eventuele aanvullende reguliere (kinder)opvang/BSO/e.d.

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is).

    • -

      Ouders kunnen hun kinderen jonger dan 7 jaar niet alleen laten voor een bepaalde tijd ook niet in de auto, schoolpleinen (buiten schooltijd) en speeltuinen etc.

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen.

    • -

      zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook.

    • -

      ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders.

    • -

      hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling.

    • -

      hebben goede algemene lichaamsbeheersing, wisselen voortdurende van houding tussen zitten, staan en hurken, hebben plezier in rennen, klimmen en springen en kunnen goed hinkelen.

    • -

      het evenwicht is zo goed dat kind over balk of streep kan lopen.

    • -

      vanaf 5e jaar komt er interesse in sport, er ontwikkelt zich een wedstrijdgevoel (wil de beste zijn).

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      zelfredzaamheid groeit, kan steeds meer zelf, zoals zelf veter strikken, vlot eten, e.d.

  • hebben minder begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding.

    • -

      kunnen zich vanaf 5 jaar steeds beter en langer concentreren (10 minuten concentreren, mits omstandigheden juist zijn, en afhankelijk van type kind en temperament).

    • -

      eerste vriendschappen ontstaan, er wordt gespeeld in groepjes van 2-5 kinderen.

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

    • -

      krijgen zicht op het verkeer, kan leren oversteken, kijken of er iets aan komt en snapt ook waarom hij dat moet doen.

    • -

      Rond 4 jaar beginnen kinderen te fietsen. Maar ze slingeren bij het omkijken en balans houden bij langzaam fietsen is moeilijk. Pas als het kind de fiets zonder nadenken kan besturen, kan het leren deelnemen in het verkeer. Meestal is dit rond 5 jaar.

    • -

      Tot 6 jaar beseffen kinderen niet echt wat dood betekent. Tot deze leeftijd is verkeer nog spel. Ze kunnen alle antwoorden goed geven en willen het graag goed doen, maar omdat ze het begrip gevaar niet kennen, zullen ze op enig moment toch gevaarlijk gedrag gaan vertonen. Kies bewust waar je fietst en denk niet dat als je kind kan fietsen, het ook een goede verkeersdeelnemer is.

Schoolkind: 7-9 jaar

  • hebben een reguliere dagbesteding, oplopend van 22 tot 25 uur/week (basisschool groep 5 en 6) en daarnaast eventuele aanvullende reguliere (kinder)opvang/BSO/e.d.

  • kunnen met minimaal toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is, kan zelfstandig spelen al dan niet met een vriendje).

    • -

      ouders wordt aangeraden om kinderen in de leeftijd 8-10 jaar niet alleen te laten. Als ouders er voor kiezen om dit te doen dan is 30 minuten maximaal, alleen bij daglicht en in de vroege avonduren.

  • hebben stimulans en controle nodig rondom persoonlijke verzorging.

    • -

      hebben de vaardigheden voor persoonlijke verzorging, zoals zichzelf wassen, aan- en uitkleden, en tanden poetsen.

    • -

      hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie.

    • -

      zijn zindelijk.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling.

    • -

      grove en fijne motoriek verbetert aanzienlijk, kind beweegt veel, wordt sterker, leniger, behendiger.

    • -

      8- en 9-jarigen ontwikkelen zich fysiek minder snel dan afgelopen jaren. Doordat armen en benen sneller groeien wordt het kind sneller moe, is onevenwichtiger en heeft behoefte aan beweging (kan bijv. moeilijk 10 minuten stil zitten).

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      kunnen dingen zelfstandig, maar hebben sociaal emotioneel nog duidelijk behoefte aan nabijheid (voor gelezen worden i.p.v. zelf lezen, samen tv kijken of spelletjes spelen).

    • -

      leert behoeften steeds beter uitstellen, snapt dat dit ook op een later moment kan.

    • -

      kan steeds beter omgaan met regels en afspraken.

    • -

      concentreren voor ongeveer 20 minuten is mogelijk (mits omstandigheden juist zijn, en afhankelijk van type kind en temperament).

    • -

      kunnen zelfstandig hobby’s / sport uitvoeren (ouders brengen en halen).

  • hebben minder begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding.

    • -

      vinden vanaf 7 jaar spelen met spelregels fijn.

    • -

      besef van goed en fout komt, wat zich ook uit in spel.

    • -

      de groep is uitgangspunt voor wat er gespeeld wordt, er is meer sprake van competitie.

  • hebben minder begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

    • -

      Voor kinderen van 7 en 8 jaar is er begeleiding nodig.

    • -

      Over het algemeen kunnen kinderen van 9 jaar zonder begeleiding over straat mits de omgeving veilig is, het kind de regels kent en de route geoefend is.

Schoolkind naar Puber: 10-12 jaar

  • hebben een reguliere dagbesteding, oplopend van 22 tot 25 uur/week (basisschool groep 7 en 8) en daarnaast eventuele aanvullende reguliere (kinder)opvang/BSO/e.d.

  • kunnen korte periode zonder toezicht van volwassenen.

    • -

      kinderen kunnen in leeftijd 11-12 jaar voor het eerst alleen gelaten worden voor maximaal 1,5 tot 2 uur, alleen bij daglicht en bij de vroege avonduren.

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig bij hun persoonlijke verzorging.

    • -

      kunnen zich wassen en tanden poetsen. Hebben ouders nodig om hen eraan herinneren en stimuleren dit voldoende te doen.

    • -

      hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling (denk aan het motiveren voor sport en bewegen (niet te lang achter een scherm zitten)).

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      leert abstract denken, kan dingen beter overzien, tijds- en afstandsbesef komt steeds meer.

    • -

      is al redelijk zelfstandig, in staat verantwoordelijkheid te dragen, heeft opvoeders nog wel nodig.

    • -

      kunnen zelfstandig hobby’s / sport uitvoeren (brengen en halen niet noodzakelijk).

  • hebben minimale begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer.

    • -

      Vanaf 9 à 10 jaar schatten kinderen gevaarlijke situaties beter in. Ze begrijpen waarom ze bijvoorbeeld niet dicht bij gevaarlijke voertuigen in de buurt moeten komen. Wel hebben ze nog moeite met gecompliceerde situaties en met het combineren van meerdere regels.

    • -

      Het beoordelen van eigen gedrag en keuzes en het inleven in anderen is nog onderontwikkeld. Hierdoor kunnen kinderen niet goed inschatten wat een bestuurder van een voertuig gaat doen. Ook kunnen ze slecht onderscheid maken tussen wat wel en niet belangrijk is in een bepaalde situatie.

    • -

      Vanaf 11 jaar kunnen kinderen hun aandacht gericht focussen op bijvoorbeeld verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

Puber: 12-14 jaar

  • hebben een reguliere dagbesteding, oplopend van 22 tot 25 uur/week (middelbare school klas 1 en 2).

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen.

    • -

      kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden, maar niet ‘s nachts.

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp, maar wel toezicht/controle nodig.

    • -

      begin van de groeispurt (meestal rond 13e/14e jaar), veranderingen van het lichaam, seksuele rijping maakt het nodig dat ouders aandacht hebben voor seksuele opvoeding.

    • -

      sturen en motiveren voor veranderende persoonlijke verzorging wenselijk.

    • -

      hebben bij gebruik van medicatie toezicht, stimulans en controle nodig.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid

    • -

      brein ontwikkelt zich in hoog tempo, steeds meer verbindingen in het brein waardoor puber beter kan nadenken over dingen en zich beter kan verwoorden.

    • -

      kunnen zich 30 minuten of langer concentreren op een taak.

    • -

      gebieden in brein voor controlefuncties nog in ontwikkeling. Puber leert al beetje plannen, het werkgeheugen gebruiken en op tijd te stoppen. Hersenen hebben nog moeite met schakelen, het lijkt of ze alles tegelijk doen, maar dan kunnen ze nog niet.

    • -

      vraagt om begeleiding van ouders als het gaan om plannen en organiseren van dagelijks leven (persoonlijke verzorging, huiswerken, hobby’s/sport, sociale contacten, e.d.).

    • -

      kunnen zelfstandig hobby’s / sport uitvoeren (brengen en halen niet noodzakelijk).

  • hebben minimale begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer.

    • -

      vanaf 11 à 12 jaar zijn de meeste kinderen goed in staat om alle aspecten van het verkeer te begrijpen.

Puber naar Vroeg-adolescent: 14-16 jaar

  • hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week (middelbare school).

  • geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen.

    • -

      kunnen langer alleen gelaten worden, maar niet ‘s nachts.

    • -

      kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden.

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht/controle nodig.

    • -

      pubertijd maakt wel dat interesse hierin kan verminderen, bijv.: een puber snapt niet dat een ouder zich druk kan maken over vieze kleren. Dit vraagt sturing van ouders.

    • -

      vanaf 15 jaar kunnen lichaamsgeuren steeds sterker worden, dit vraagt om extra aandacht voor persoonlijke hygiëne en kan voor onzekerheid bij pubers zorgen.

    • -

      hebben bij gebruik van medicatie toezicht, stimulans en controle nodig.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      zelfstandigheid groeit, pubers kunnen over het algemeen goed afspraken en risico’s inschatten, maar als ze zich in een emotioneel prikkelende omgeving bevinden vergeten ze wat is afgesproken. Vanaf het 15e jaar wordt plannen moeilijker door ontwikkeling in meerdere hersengebieden.

    • -

      Pubers zoeken contact met elkaar en halen daar steun en/of experimenteren met elkaar. De puber wil zo graag bij de groep horen dat hij daar veel voor over heeft zoals spijbelen of straf van ouders.

  • ouders begeleiden dit proces door hun kind te herinneren aan afspraken, te weten waar hun kind is en normen en waarden mee te geven naast dat wat pubers leren in hun vriendengroep.

    • -

      Vanaf het 15e jaar krijgen veel pubers hun eerste verkering. Bijna de helft van de pubers heeft voor het 16e jaar al een keer gevreeën.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk, stimuleren van wenselijk gedrag, stimuleren tot ontwikkeling door aanbieden nieuwe dingen, voorbeeldgedrag).

  • hebben geen begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer.

Puber / Vroeg-adolescent: 16-18 jaar

  • hebben een reguliere dagbesteding, oplopend van 22 tot 25 uur/week (middelbare school, vervolgonderwijs of werk).

  • geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen.

    • -

      kunnen steeds meer uren alleen gelaten worden.

    • -

      kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden.

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig.

    • -

      hebben bij gebruik van medicatie jaar toezicht, stimulans en controle nodig.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      vanaf 16e jaar mogen jongeren scooter gaan rijden, ze worden zelfstandiger, mobieler en onafhankelijker van zijn ouders. Er gebeurt veel in het leven van de puber wat fijn is maar ook onzeker kan maken. Dit vraagt betrokkenheid en coaching van de ouders waar kan.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk, stimuleren van wenselijk gedrag, stimuleren tot ontwikkeling door aanbieden nieuwe dingen, voorbeeldgedrag of het zelfstandig gaan wonen).

    • -

      het is een dynamische periode. Tegenslagen en overwinningen leiden tot persoonlijkheidsontwikkeling. Ouders vinden hierbij de balans tussen meehelpen en zelf laten doen.

  • hebben geen begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer.

Adolescent / Jongvolwassene: 18-23 jaar

  • hebben een reguliere dagbesteding, oplopend van 22 tot 25 uur/week (vervolgonderwijs of werk).

  • geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen.

    • -

      kunnen alleen gelaten worden.

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp of toezicht nodig.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    • -

      voor de wet zijn ze volwassenen. Hersenen ontwikkelen zich nog door tot hun 25e levensjaar. Pas dan zijn alle functies die volwassenen vanzelfsprekend vinden aanwezig.

    • -

      velen gaan in deze leeftijdscategorie op zichzelf wonen.

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling

    (bv. huiswerk, stimuleren van wenselijk gedrag, stimuleren tot ontwikkeling door aanbieden nieuwe dingen, voorbeeldgedrag of het zelfstandig gaan wonen).

    • -

      het is een dynamische periode. Tegenslagen en overwinningen leiden tot persoonlijkheidsontwikkeling. Ouders vinden hierbij de balans tussen meehelpen en zelf laten doen.

Deze indeling is geïnspireerd op informatie uit de Ontwikkelmeter Jeugd. Een product van Pleegzorg Advies Nederland (2011). Auteurs: Eline Engelhart en Hans de Win.

BIJLAGE 2. NORMTIJDEN PERSOONLIJKE VERZORGING

De gemeente kent de volgende normtijden voor hulp en zorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) als persoonlijke verzorging wordt geïndiceerd en er dus sprake is van boven gebruikelijke zorg. Deze zijn afkomstig uit de CIZ indicatiewijzer (2014).

Activiteiten persoonlijke verzorging

Overzicht handelingen

Gemiddelde tijd per keer in minuten

Max. frequentie per dag

1.1 Zich wassen

Delen van het lichaam

10

1x

Gehele lichaam

20

1x

1.2 Zich aankleden

Volledig aan-/uitkleden

15

2x

Gedeeltelijk uitkleden

10

1x

1.3 In en uit bed gaan

Hulp bij uit bed komen

10

1x

Hulp bij in bed gaan

10

1x

Hulp bij middagrust

10

2x

1.4 Zich verplaatsen in zit- of lighouding (hulp bij bewegen, houding)

15

Maatwerk

1.5 Naar toilet gaan en zich reinigen c.q. incontinentiemateriaal verwisselen

15

Maatwerk

1.6 Eten en drinken

Hulp bij broodmaaltijd

10

2x

Hulp bij warme maaltijd

15

1x

Hulp bij drinken

10

6x

1.7 Toiletgang

Stomaverzorging bij lokaal intacte huis

20

Maatwerk

Stomazakje wisselen

10

Maatwerk

Katheterzaak legen / wisselen

10

Maatwerk

Uritip aanbrengen

15

Maatwerk

Klysma microlax

15

Maatwerk

2.1 Persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid

Zorg voor tanden

5

2x

Zorg voor haren

5

1x

Zorg voor nagels

5

1x per week

Scheren

10

1x

Inspectie van intacte huid op (dreigende vervormingen, ontstekingen en/of infecties

10

Maatwerk

Zalven van de intacte huid

10

Maatwerk

Verzorging aan smetplekken (roodheid en irritaties huid)

10

Maatwerk

2.2 Aanbrengen / verwijderen prothese

Aanbrengen prothese / hulpmiddel

15

1x

Verwijderen prothese / hulpmiddel

15

1x

2.3 Aanleren en begeleiden van PV-activiteiten

Aanleren van kind, ouders en/of sociaal netwerk gekoppeld aan activiteiten 1.1. tot en met 2.2

Gelijk aan één of meer van de aan te leren activiteiten 1.1 tot en met 2.2 plus maximaal in totaal 30 minuten per week

Gelijk aan één of meer van de aan te leren activiteiten 1.1 tot en met 2.2.

Bron: CIZ Indicatiewijzer – Toelichting op de beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014, zoals vastgesteld door het ministerie van VWS, versie 7.1, juli 2014

BIJLAGE 3. NORMTIJDEN GEBRUIKELIJKE ZORG BIJ BEGELEIDING (ZELFSTANDIG LEVEN INDIVIDUEEL)

De gemeente kent de volgende normtijden als Zelfstandig leven individueel wordt geïndiceerd en er dus sprake is van boven gebruikelijke zorg. Deze zijn afkomstig uit de CIZ indicatiewijzer (2014).

De frequentie waarmee de begeleiding wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te bieden.

Begeleidingsactiviteit

Frequentie

Gemiddelde duur per keer

Max. omvang per week in uren

Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en / of

Het ondersteunen bij praktische vaardigheden / handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid

1x per week

60-180 min.

1 – 3 uur

2x per week

60-180 min.

2 – 6 uur

3x per week

30-90 min.

1,5 – 4,5 uur

4x per week

30-90 min.

2 – 6 uur

5x per week

15-90 min.

1 – 7,5 uur

6x per week

15-90 min.

1,5 – 9 uur

1x per dag

15-90 min.

1,5 – 10 uur

2x per dag

15-45 min.

3,5 – 10 uur

3x per dag

15-30 min.

5 – 10 uur

4x per dag

15-30 min.

7 – 9 uur

Het bieden van toezicht

Bovengebruikelijk toezicht bij kinderen is toezicht dat nodig is vanwege de aandoeningen, stoornissen of

beperkingen van het kind en is aanvullend op gebruikelijk ouderlijk toezicht.

13 uur

3.1 Het bieden van toezicht tijdens onderwijs

4 uur

3.2 Het bieden van toezicht tijdens onderwijs + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen

7 uur

Oefenen

1 – 3 uur

Combinaties:

1 en/of 2 + oefenen

13 uur

1 en/of 2 + 3

13 uur

1 en/of 2 + 3 + oefenen

16 uur

1 en/of 2 + 3.1 + oefenen

20 uur

1 en/of 2 + 3 + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen (wel of niet incl. oefenen)

20 uur

1 en/of 2 + 3 + 3.1 + 3.2 (gemotiveerd toekennen: wel of niet incl. oefenen)

25 uur

Bron: CIZ Indicatiewijzer – Toelichting op de beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014, zoals vastgesteld door het ministerie van VWS, versie 7.1, juli 2014