Beleidsregels giften Participatiewet gemeente Best 2021

Geldend van 08-04-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2020

Intitulé

Beleidsregels giften Participatiewet gemeente Best 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best,

in zijn vergadering van 23 maart 2021,

gelet op artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht en artikel 31, tweede lid, onderdeel m van de Participatiewet;

Besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregels:

Beleidsregels giften Participatiewet gemeente Best 2021

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Participatiewet

    • b.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

    • c.

      gift: een bijdrage of meerdere bijdragen met een onverplicht karakter tot een totaalbedrag van € 1000,00 per kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. Giften

Artikel 2. Giften in de vorm van geld

  • 1. Voor alle giften wordt een drempelbedrag van € 1000,00 per kalenderjaar gehanteerd.

  • 2. Een gift of giften die het drempelbedrag overstijgen, worden tot de middelen van de belanghebbende gerekend.

Artikel 3. Giften voor bijzondere kosten

  • 1. Giften worden niet als middelen voor de bijstand aangemerkt, voor zover deze worden verstrekt voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden.

  • 2. Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank, kerken en soortgelijke charitatieve instellingen worden niet als middel beschouwd.

  • 3. Voor alle giften geldt een meldingsplicht.

  • 4. Voor alle giften voor bijzondere kosten wordt een drempelbedrag van € 1000,00 per kalenderjaar gehanteerd.

Artikel 4. Giften in natura

  • 1. Voor alle giften in de vorm van natura wordt een drempelbedrag van € 1000,00 per kalenderjaar gehanteerd.

  • 2. Een gift of giften in natura die het drempelbedrag overstijgen, worden tot middelen van de belanghebbende gerekend.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht tot 1 november 2020.

Toelichting

Algemeen

De definitie van een gift kan worden omschreven als ‘een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terugverlangd’. Deze beleidsregel geeft aan hoe er met het ontvangen van giften moet worden omgegaan. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door giften niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Het uitgangspunt hierbij is dat kerkelijke, particuliere en maatschappelijke initiatieven zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Wanneer deze giften niet leiden tot een duidelijke besparing op de kosten van levensonderhoud, zal vrijlating in beginsel mogelijk moeten zijn. Dit mag niet leiden tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is. Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating daarom niet onbeperkt zijn.

Bij het vaststellen van deze beleidsregels is geen onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder een lagere bijstandsnorm ontvangen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de landelijke zienswijze met betrekking tot kwetsbare jongeren (zie ook Gemeentenieuws SZW 2018 3). Kwetsbare jongeren vallen vaak tussen wal en schip wat betreft (schuld)hulpverlenende instanties. Het is wenselijk om (verdere) schuldproblematiek te voorkomen bij deze groep. Er is daarom gekozen om geen aparte (beleids-)regel op te nemen voor jongeren van 18 tot 21 jaar.

Uit deze beleidsregels volgt wanneer giften in de bijstand tot de middelen moeten worden gerekend. Het omgekeerde is niet per definitie het geval. Wanneer er sprake is van giften die buiten deze beleidskaders vallen, betekent het niet automatisch dat mag worden aangenomen dat deze niet tot de middelen gerekend hoeven worden. Ten aanzien van deze giften zal altijd nog een specifieke afweging moeten worden gemaakt of de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

De genoemde criteria in deze beleidsregels zijn slechts handvatten om tot een redelijke afweging te komen wat wel en wat niet verantwoord is in het kader van (verdere) bijstandsverlening: in bijzondere gevallen kan het individualiseringsprincipe worden toegepast.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepaling

Eerste lid: een gift kan zowel eenmalig verstrekt zijn of een zeker periodiciteit kennen. Daarnaast kunnen giften in verschillende vormen aan de belanghebbende worden geschonken: per bankoverschrijving, contant of in natura. Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-prijzengids. Uitzonderingen op giften in natura zijn giften die worden verstrekt vanuit charitatieve instellingen, zoals de Voedselbank, Kledingbank, Fonds Bijzondere Noden, Stichting Leergeld etc. Dergelijke giften worden buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2. Giften

Eerste lid: bij het vaststellen van de hoogte van de vrijlating is aansluiting gezocht bij een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: 25-1-2012, nr. 09/5310 WWB, ECLI:NL: CRVB:2012. In deze uitspraak heeft de Raad besloten dat giften verantwoord zijn om vrij te laten, voor zover deze per kalenderjaar beneden de voor die persoon geldende bijstandsnorm per maand blijft. Vanuit een praktisch en systeemtechnisch oogpunt, is gekozen voor een vast drempelbedrag van € 1000,00 per jaar per uitkering. Daarnaast zorgt een vast bedrag voor gelijkheid onder alle belanghebbenden, ook wanneer men gedurende het jaar meerdere uitkeringsnormen ontvangt. Voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden de vrijlatingen per uitkering, niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

Er geldt wel een meldingsplicht voor het ontvangen van giften, ondanks het feit dat giften lager dan € 1000,00 niet van invloed zijn op het recht op uitkering. Daarmee vallen deze giften niet onder de werkingssfeer van artikel 17, lid 1, Participatiewet.

Het drempelbedrag ad € 1000,00 wordt toegerekend aan een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Wanneer iemand minder dan het drempelbedrag aan giften heeft ontvangen, mag het restant niet mee worden genomen naar het volgend jaar. Voor mensen die gedurende het jaar een uitkering toegekend hebben gekregen, geldt dat de drempel van € 1000,00 geldt voor de periode van de aanvraag van de bijstandsuitkering tot en met 31 december van dat jaar.

Tweede lid: wanneer de gift het drempelbedrag van € 1000,00 overstijgt, dient het meerdere als middel in aanmerking genomen te worden. Bij de beoordeling of een bijdrage als een gift kan worden beschouwd is het niet van belang of deze eenmalig is verstrekt of een zekere periodiciteit kent. Ook is het niet van belang of de bijdrage door een natuurlijk persoon of particuliere instelling plaatsvindt. Doorslaggevend is of de bijdrage een onverplicht karakter kent. Bijdragen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten (zoals leningen) kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. Er kan pas worden aangenomen dat er sprake is van een lening als er een daadwerkelijk terugbetalingsverplichting bestaat. Hiervoor hoeft niet altijd een schriftelijk bewijsstuk aangeleverd te worden (ECLI:NL: CRVB:2011: BQ6012).

Giften boven het vastgestelde drempelbedrag hebben meestal het karakter van inkomsten. Er is sprake van een besteedbaar inkomen dat hoger ligt dan het bestaansminimum. Dit is vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet aanvaardbaar. Er zal volgens artikel 32 lid 1 en artikel 58 lid 4 van de wet verrekening plaatsvinden met de bijstand voor wat betreft het bedrag dat het drempelbedrag overstijgt. Indien dit niet (meer) mogelijk is, dient (voor het resterende gedeelte) een terugvordering opgesteld te worden. Wanneer de gift zodanig hoog is, dat deze niet verrekend kan worden met de bijstand zal het meerdere worden toegerekend aan het vermogen van de belanghebbende.

Voorbeeld

Er wordt een gift ontvangen ter hoogte van € 3000,00. Het gevolg is dat een bedrag van € 1000,00 wordt vrijgelaten van deze gift (er blijft dan nog € 2000,00 over). Er zal geen bijstand worden verstrekt gedurende de maand waarin de gift ontvangen is, omdat de gift, minus de vrijlating de van toepassing zijnde bijstandsnorm overstijgt. Als het bedrag van de gift zo hoog is dat dit niet (in zijn gehele omvang) verrekend kan worden op de maanduitkering, dan zal het meerdere (de gift van € 3.000,00, minus de vrijlating van € 1000,00 minus de van toepassing zijnde norm) worden toegerekend aan het vermogen van belanghebbende. Als het vermogen van de belanghebbende onder de voor hem geldende vermogensvrijlating blijft, zal zijn uitkering niet worden beëindigd.

Artikel 3. Giften voor bijzondere kosten

Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is, worden niet tot de middelen gerekend wanneer deze het drempelbedrag van € 1000,00 per kalenderjaar niet overstijgen.

Artikel 4. Giften in de vorm van natura

Een gift hoeft niet enkel verstrekt te worden in de vorm van geld. Dit kan ook in de vorm van natura zijn. Hierbij is eveneens sprake van een vrijlating ter hoogte van € 1000,00 per kalenderjaar. Bij een gift in natura is echter het “beschikkingsvereiste” van toepassing.

Voorbeeld: Een gift in natura kan zijn een gekregen vliegticket, welke rechtstreeks is betaald door een derde aan het reisbureau, een gekregen auto of juwelen. Het gaat hier echter niet om een geldbedrag waar beschikking over bestaat en daarom is het geen middel. De verkregen gift in natura zal omgerekend worden naar een geldelijke waarde waarvan € 1000,00 wordt vrijgelaten en het (eventuele) meerdere zal worden toegerekend aan het vermogen. Omdat het meerdere zal worden toegerekend aan het vermogen en niet aan het inkomen zal er geen verrekening plaats vinden met de bijstand zoals dat wel van toepassing is bij een gift in de vorm van geld.

Bovenstaand houdt niet in dat al hetgeen is verkregen in natura geen inkomen kan zijn.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.