Regeling vervallen per 30-12-2021

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen gemeente Best 2020 en verder.

Geldend van 10-10-2019 t/m 29-12-2021

Intitulé

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen gemeente Best 2020 en verder.

Burgemeester en wethouders,

Gelet op het bepaalde in de Algemene subsidieverordening 2018 en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht

besluiten

vast te stellen, de:

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen gemeente Best 2020

Artikel 1 Begripsomschrijvingn

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Bevoegd gezag: een door de gemeente Best gecertificeerde voorschoolse voorziening die als zodanig onder de Wet kinderopvang is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best;

  • c.

    Gecertificeerd VVE-programma: een erkend programma voor voorschoolse educatie gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen, dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands JeugdInstituut;

  • d.

    Integraal Kindcentrum (IKC): Een integraal centrum waarin onderwijs, peuteropvang en kinderopvang samenwerken om kinderen van 0-12 jaar een dagprogramma te bieden;

  • e.

    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk via de Belastingdienst aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;

  • f.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang;

  • g.

    Ouders: ouder(s) of verzorger(s) van de peuter;

  • h.

    Peuter: een in Best woonachtig kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar;

  • i.

    Peuterarrangement: een arrangement voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

  • j.

    Voor- en vroegschooleducatie (VVE): educatie voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar groep 3 van de basisschool uitstromen, waarin via een gecertificeerd VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren vna de ontwikkeling van de kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • k.

    Voorschoolse voorziening: een locatie/groep waar een peuterarrangement in combinatie met een VVE programma wordt aangeboden;

  • l.

    Wet OKE: wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie;

  • m.

    WPO: Wet op het Primair Onderwijs

Artikel 2 Algemene subsidieverordening

De Algemene subsidieverordening gemeente Best is van toepassing op subsidies die op basis van deze regeling worden verleend.

Artikel 3 Doelgroepen

  • 1.

    Subsidie voor voorschoolse educatie kan worden aangevraagd voor ouders van doelgroepkinderen die recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    Subsidie voor voorschoolse educatie kan worden aangevraagd voor ouders van doelgroepkinderen die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    Doelgroepkinderen zijn peuters waarvan door het consultatiebureau objectief is vastgesteld:

    • a.

      dat sprake is van een van een achterstand in de taal-en/of spraakontwikkeling, of

    • b.

      dat sprake is van een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling, of

    • c.

      dat sprake is van een achterstand in de motorische ontwikkeling, of

    • d.

      dat het kind niet of gebrekkig Nederlands spreekt.

  • 4.

    Naast subsidie zoals genoemd in lid 1 en 2 kan ook subsidie voor een voorschoolse voorziening worden aangevraagd voor ouders van niet doelgroepkinderen waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Ouders van niet doelgroepkinderen die recht hebben op kinderopvangtoeslag komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • 6.

    Aanspraak op subsidie kan slechts bestaan voor een peuter die zijn woonplaats heeft in de gemeente Best vanaf een leeftijd van 2 jaar en 6 maanden tot de dag dat het kind 4 jaar wordt.

  • 7.

    Na de vierde verjaardag van het kind is verlenging van de subsidie slechts mogelijk indien:

    • a.

      het kind nog niet naar de basisschool kan en verlenging noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het kind blijkens een indicatie van het consultatiebureau;

    • b.

      het om kinderen gaat die in mei, juni of juli de leeftijd van vier jaar bereiken en om die reden nog niet instromen op de basisschool.

Artikel 4 Aanvraag van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor de ouders wordt aangevraagd door het bevoegd gezag van de voorschoolse voorziening.

  • 2.

    De aanvraag voor de subsidie dient in afwijking van de Algemene Subsidieverordening uiterlijk vóór 1 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het subsidiejaar ingediend te worden.

  • 3.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4.

    De beslistermijn op de aanvraag is uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 5.

    De subsidie wordt betaald aan het bevoegd gezag van de voorschoolse voorziening.

Artikel 5 Verplichtingen voorschoolse voorziening

  • 1.

    De voorschoolse voorziening dient te voldoen aan de wettelijke vereisten en criteria van de Wet OKE, de WPO, de Wet kinderopvang, het Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie en het gemeentelijke beleid voor de voorschoolse educatie.

  • 2.

    Als de voorschoolse voorziening nog niet volledig voldoet aan alle voorwaarden uit lid 1, kan het college besluiten, onder voorwaarden, alsnog subsidie toe te kennen. Van het bevoegd gezag van de voorschoolse voorziening wordt dan verwacht dat aantoonbare inspanningen worden gepleegd om in de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te gaan voldoen. Indien deze inspanningen niet worden gepleegd, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 3.

    De voorschoolse voorziening werkt samen met een basisschool binnen een IKC.

  • 4.

    Met betrekking tot de samenwerking tussen de voorschoolse voorziening en de basisschool in het IKC is sprake van:

    • a.

      een afgestemde doorgaande leerlijn tussen voorschoolse voorziening en basisschool;

    • b.

      afgestemde activiteiten tussen voorschoolse voorziening en basisschool om ouders te betrekken bij de uitvoering van de voor- en vroegschoolse educatie;

    • c.

      een afgestemde VVE-coördinatie tussen voorschoolse voorziening en basisschool.

  • 5.

    De voorschoolse voorziening biedt voorschoolse educatie conform een gecertificeerd VVE-programma.

  • 6.

    De voorschoolse voorziening sluit met ouders die subsidie ontvangen een overeenkomst met daarin de rechten en plichten voor die ouders om in aanmerking te blijven komen voor subsidie.

  • 7.

    De voorschoolse voorzieningen rapporteert per kwartaal over de uitvoering van de voorschoolse educatie door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 8.

    Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in de Algemene subsidieverordening gemeente Best en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze regeling, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien voor één van vestigingen van de voorschoolse voorziening vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

Artikel 6 Verplichtingen ouders

  • 1.

    De ouders werken mee aan het opstellen en uitvoeren van de overeenkomst zoals genoemd in artikel 5 lid 6.

  • 2.

    Ouders van peuters zoals genoemd in artikel 3 lid 1 en 2 nemen binnen het door de voorschoolse voorziening geboden aanbod minimaal 12 uur voorschoolse educatie per week af.

  • 3.

    Ouders verstrekken de voorschoolse voorziening gegevens over de hoogte van het verzamelinkomen op basis van een inkomensverklaring van de Belastingdienst of de meest recente aanslag van de inkomstenbelasting.

  • 4.

    In de overeenkomst die de voorschoolse voorziening met de ouders sluit verklaart de ouder dat de gegevens over het verzamelinkomen naar waarheid zijn verstrekt.

  • 5.

    Voor ouders die geen inkomensgegevens overleggen wordt voor de bepaling van de hoogte van de ouderbijdrage uitgegaan van het hoogste verzamelinkomen in de kinderopvangtoeslagtabel.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie en ouderbijdrage

  • 1.

    Het college verleent subsidie voor voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen zoals genoemd in artikel 3 lid 1 en 2 voor maximaal 16 uur per week tot een maximum van 640 uur per jaar.

  • 2.

    Het college verleent subsidie voor voorschoolse voorziening voor ouders van peuters waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag zoals genoemd in artikel 3 lid 4 voor maximaal 8 uur per week tot een maximum van 320 uur per jaar.

  • 3.

    Voor de subsidie zoals genoemd in lid 1 en 2 geldt voor de eerste 8 uur per week een inkomensafhankelijke ouderbijdrage volgens de tabel van de kinderopvangtoeslag.

  • 4.

    Het college bepaalt jaarlijks het maximale subsidiebedrag per peuter per uur.

  • 5.

    Voor ouders die tot de doelgroep van artikel 3 lid 1 en 2 behoren wordt de tweede 8 uur of een deel daarvan niet in rekening gebracht door de voorschoolse voorziening aan de ouders. De gemeente betaalt dit bedrag aan de voorschoolse voorziening.

  • 6.

    Ouders die tot de doelgroep van artikel 3 lid 2 en 4 behoren betalen voor de eerste 8 uur per week een ouderbijdrage per uur conform de inkomensafhankelijke tabel ouderbijdragen voor de kinderopvangtoeslag. De bijdrage wordt betaald aan en in rekening gebracht door de voorschoolse voorziening.

  • 7.

    De voorschoolse voorziening zoals genoemd in lid 1 wordt voor de tweede 8 uur per week volledig gesubsidieerd.

  • 8.

    De hoogte van de subsidie voor de eerste 8 uur bedraagt per peuter per uur:

    • a.

      voor de doelgroep van artikel 3 lid 1 het verschil tussen het maximale subsidiebedrag zoals genoemd in lid 4 en de wettelijke maximum uurprijs dagopvang;

    • b.

      voor de doelgroep van artikel 3 lid 2 het verschil tussen het maximale subsidiebedrag zoals genoemd in lid 4 en de ouderbijdrage zoals genoemd in lid 5;

    • c.

      voor de doelgroep van artikel 3 lid 4 het verschil tussen het maximale subsidiebedrag zoals genoemd in lid 4 en de ouderbijdrage zoals genoemd in lid 5.

  • 9.

    De hoogte van de totale subsidie betreft het aantal geplaatste uren vermenigvuldigd met het bedrag zoals genoemd in lid 5 en 8.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor de doelgroep genoemd in artikel 3 lid 4 geldt een subsidieplafond.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 3.

    Indien het bedrag waarvoor op basis van deze subsidieregeling een subsidie per kalenderjaar zou moeten worden verleend, aan diegene die daartoe tijdig een aanvraag hebben ingediend en die aan de vereisten voldoen, groter is dan het op grond van het tweede lid vastgestelde plafond voor subsidies, worden de betrokken subsidies naar evenredigheid verminderd.

Artikel 9 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    Uiterlijk 13 weken na afloop van het kalenderjaar waarin subsidie is verkregen rapporteert het bevoegd gezag over het totaal van de hiervoor vermelde per kwartaal verkregen gegevens voorzien van een inhoudelijk en financieel verslag.

  • 2.

    Het bevoegd gezag is verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

    • a.

      inkomensverklaringen of andere bewijzen van de hoogte van gezinsinkomens;

    • b.

      verklaringen van geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;

    • c.

      plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      VVE-indicaties, afgegeven door het consultatiebureau voor plaatsingen van doelgroepkinderen.

    • 3.

      De subsidie wordt uiteindelijk vastgesteld en afgerekend op de daadwerkelijke bestede uren per peuter.

Artikel 10 Aanvullende beleidsregels hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan aanvullende beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

  • 2.

    Het college kan van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van deze regeling afwijken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze regels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking en zijn van toepassing op aanvragen om subsidie voor de uitvoering vanaf 1 januari 2020.

  • 2.

    Met inwerkingtreding van deze regeling komt de Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen 2016 te vervallen.

  • 3.

    Peuters die voor 1 januari 2020 geplaatst zijn op een voorschoolse voorziening conform de bepalingen van de Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen 2016 behouden het recht op deelname op grond van die regeling tot zij uitstromen naar de basisschool.

  • 4.

    Het overgangsrecht is niet van toepassing op peuters die voor 1 januari 2020 op de wachtlijst stonden en op 1 januari 2020 nog niet waren geplaatst.

  • 5.

    De rechten op grond van de Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen 2016 kunnen op verzoek van ouders worden omgezet naar de rechten op grond van deze regeling.

  • 6.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen gemeente Best 2020 en verder.

Ondertekening

24 september 2019

Burgemeester en wethouders van BestNamens deze,

Hans Ubachs, burgmeester en Ceciel Noordman, secretaris