Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2020 (Verordening precariobelasting 2020)

Geldend van 30-11-2019 t/m 17-11-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2020 (Verordening precariobelasting 2020)

De raad van de gemeente Best;

gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2020 (Verordening precariobelasting 2020).

Artikel 1 – Definities

Deze verordening verstaat:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    seizoen: de periode april t/m oktober;

  • e.

    jaar: een kalenderjaar;

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meerdere voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • g.

    vaste standplaats: een standplaats waarbij een vergunning voor onbepaalde tijd is afgegeven;

  • h.

    een incidentele standplaats: een standplaats welke niet is een vaste standplaats;

  • i.

    niet-commercië(e)l(e) evenement/activiteit:

    • -

      een evenement/activiteit dat/die: geen individueel, persoonlijk of groepswinstoogmerk hebben, en:

    • -

      niet bedrijfsmatig van aard is, en:

    • -

      niet mede door commerciële bedrijven ontplooid, en:

    • -

      een beoogde doelstelling van sociale, pedagogische, sportieve, charitatieve, recreatieve of culturele aard, en:

    • -

      georganiseerd door stichtingen, die statutair gevestigd zijn in de gemeente Best, waarvan de inkomsten worden aangewend om de continuïteit van de eigen activiteiten te waarborgen of worden ingezet voor een goed doel.

Artikel 2 – Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 – Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens opvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 – Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    borden, masten palen en dergelijke aangebracht in verband met de verkiezing van publiekrechtelijke lichamen;

  • d.

    voorwerpen ten dienste van de gemeente of haar instellingen, alsmede het hebben van buizen en kabels ten dienste van huisaansluitingen voor riolering, gas, water en elektriciteit;

  • e.

    glas- en papiercontainers, welke zijn geplaatst ten behoeve van recyclingdoeleinden en welke gratis voor publiek gebruik zijn bestemd;

  • f.

    voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, sociaal, weldadig doel en voor zover geen sprake is van een direct of indirect commerciële (neven)activiteit met een sportief, cultureel of recreatief doel;

  • g.

    plat tegen de gevel van een perceel aangebrachte naamborden of naamplaten, uitsluitend vermeldende de naam van de bewoner en het beroep of bedrijf;

  • h.

    voor het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en van andere, hetzelfde doel nastrevende, instellingen;

  • i.

    openbare brievenbussen en telefooncellen;

  • j.

    afvoerbuizen van hemelwater, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,2 meter buiten de gevel uitsteken;

  • k.

    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten;

  • l.

    balkons en andere gelijksoortige open uitbouwen met balustrade aan een bovenverdieping van een onroerende zaak of aan een flat, welke slechts voor woondoeleinden door de gebruiker van die onroerende zaak kan worden gebruikt;

  • m.

    de onder- en bovengrondse infrastructuur van nutsbedrijven en netbeheerders;

  • n.

    voorwerpen zonder reclameopdruk en met een afmeting kleiner dan 1 m², waaronder bloembakken en plantenbakken, aangebracht door derden in het bezit van de in artikel 1 onder f. bedoelde vergunning en uitsluitend gebezigd ter opluistering, sfeer of verfraaiing van onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 5 – Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 – Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlakte maat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 – Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 – Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop met gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 – Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is naar de jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10 – Termijnen van betaling

  • 1. De aanslag moet worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 – Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening precariobelasting 2019” van 10 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening precariobelasting 2020".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van Best in zijn vergadering van 11-11-2019

Maaike Mesdag-Blom

griffier

Hans Ubachs

voorzitter

TARIEVENTABEL

Hoofdstuk 1 – Algemeen

1.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor zover daarvoor in de volgende hoofdstukken géén afzonderlijk tarief is opgenomen, per m2 of m3:

1.1.1

per week

€ 

0,60

1.1.2

per maand

€ 

2,55

1.1.3

per jaar

€ 

27,25

Hoofdstuk 2 – Bouwmaterialen en dergelijke

2.1

Het tarief bedraagt:

2.1.1

voor het hebben van een laad- en losinrichting, hijskraan, transportbrug en/of soortgelijke inrichtingen, per m2 ingenomen oppervlakte grond:

a.

per maand:

1,25

b

per jaar:

9,35

2.1.2

voor het hebben van stelconplaten, per m2 ingenomen oppervlakte grond:

a.

per maand:

1,25

b.

per jaar:

9,35

2.1.3

voor het hebben van schuttingen, steigers of dergelijke getimmerten, het opslaan van bouwmaterialen, alsmede voor het hebben van directieketen, directiewagens, schaftwagens, werk- en bergloodsen en dergelijke, per m2 ingenomen grond:

a.

per maand:

4,90

b.

per kwartaal:

9,95

c.

per jaar:

40,80

2.1.4

voor het hebben van een container met een vloeroppervlakte:

a.

tot 10 m2:

per week:

8,55

per maand:

26,35

per jaar:

210,95

b.

van 10 m2 of meer:

per week:

13,10

per maand:

40,80

per jaar:

321,15

Hoofdstuk 3 – Terrassen en dergelijke

3.1

Het tarief bedraagt:

3.1.1

voor het hebben van een terras waaronder mede begrepen de daarop geplaatste banken, tafels, parasols, stoelen e.d. voor cafés, restaurants en dergelijke inrichtingen, per m2 ingenomen oppervlakte grond:

3.1.1.1

In gebied A1:

a.

per week:

1,80

b.

per maand:

4,70

c.

per seizoen:

28,90

d.

per jaar:

43,15

3.1.1.2

In gebied B2:

a.

per week:

1,25

b.

per maand:

3,50

c.

per seizoen:

19,10

d.

per jaar:

30,10

Hoofdstuk 4 – Goederen, materialen, wagens, kramen enz.

4.1.

Het tarief bedraagt:

4.1.1.

voor het uitstallen of opslaan van al dan niet ter verkoop of verhuring aangeboden goederen of objecten, per m2 ingenomen oppervlakte grond:

a.

per week:

1,25

b.

per maand:

3,35

c.

per jaar:

26,35

4.1.2

voor het innemen van een standplaats anders dan bedoeld in artikel 1 van de Verordening marktgeld 2002, per m2 ingenomen oppervlakte grond voor voertuigen, kramen, tenten en dergelijke, welke gebruikt worden voor het uitstallen, aanbieden of verkopen van onverschillig welke goederen:

4.1.2.1

voor incidentele standplaatsen (inclusief standwerkers) per dag:

€ 

3,35

4.1.2.2

voor vaste standplaatsen:

a.

bij het éénmaal per week innemen van een standplaats:

per week:

3,25

per maand:

11,10

per jaar:

87,60

b.

bij het tweemaal per week innemen van een standplaats:

per week:

6,05

per maand:

20,40

per jaar:

150,95

c.

bij het driemaal per week innemen van een standplaats:

per week:

9,05

per maand:

31,05

per jaar:

225,20

d.

bij het viermaal of meer per week innemen van een standplaats:

per week:

11,60

per maand:

40,80

per jaar:

299,60

4.1.3

voor het hebben van tijdelijke verkoop- en/of kantoorruimte en andere soortgelijke opstallen, per m2 ingenomen oppervlakte grond:

a.

per week:

2,40

b.

per maand:

7,35

c.

per jaar:

31,05

4.1.4

voor het hebben van een automatisch verkooptoestel, indien de frontoppervlakte bedraagt:

a.

niet meer dan 0,50 m2:

per maand:

4,70

per jaar:

38,40

b.

meer dan 0,50 m2, doch niet meer dan 1 m2:

per maand:

9,35

per jaar:

76,70

c.

meer dan 1 m2:

per maand:

14,40

per jaar:

116,05

4.1.5

voor het hebben van een automatisch weegtoestel of ander toestel:

a.

per maand:

9,45

b.

per jaar:

76,70

4.1.6

voor het hebben van een etalage-/ vitrine- of uitstalkast en dergelijke, indien de frontoppervlakte bedraagt:

a.

niet meer dan 0,50 m2:

per maand:

3,55

per jaar:

28,75

b.

meer dan 0,50 m2, doch niet meer dan 1 m2:

per maand:

5,50

per jaar:

43,05

c.

meer dan 1 m2:

per maand:

7,15

per jaar:

59,80

Hoofdstuk 5 – Reclame

5.1

Het tarief bedraagt:

5.1.1

voor het hebben van een reclametegel en dergelijke, voor elke m2 ingenomen oppervlakte grond of gedeelte daarvan:

a.

per maand:

3,15

b.

per jaar:

24,50

5.1.2

voor het hebben van een tot reclame dienend bord, uithangbord, uithangteken of ander voorwerp, per m2:

a.

per maand:

4,95

b.

per jaar:

38,20

5.1.3

voor het hebben van een lichtbak, lichtreclame, letterlichtreclame, lantaarn met opschrift of reclame en dergelijk voorwerp, per m2:

a.

per maand:

5,90

b.

per jaar:

53,45

5.1.4

voor het hebben van aankondigings- of andere reclameborden, waaronder (driehoek) sandwichborden, per stuk, per dag:

4,15

Hoofdstuk 6 – Overige voorwerpen

6.1

Het tarief bedraagt:

6.1.1

voor het hebben van rails, per strekkende meter:

a.

per maand:

1,25

b.

per jaar:

9,55

6.1.2

voor het hebben van buizen, riolen, kokers, kabels en dergelijke voorwerpen, per strekkende meter:

a.

per maand:

0,35

b.

per jaar:

2,00

6.1.3

voor het hebben van een tent, podium of tribune, per m2 ingenomen oppervlakte grond, per week:

€ 

1,15

6.1.4

voor het hebben van een spandoek, banner, zeildoek met of zonder frame per dag met een maximum van € 500,00 per spandoek e.d. per jaar:

€ 

5,90

6.1.5

voor het hebben van een sierlamp of lantaarn of dergelijk voorwerp, zonder opschrift per stuk, per jaar:

€ 

26,35

6.1.6

voor het hebben van een telefooncel per stuk, per jaar:

€ 

71,80

6.1.7

Voor het hebben van een (droogloop)luifel, arcade e.d. per m2, per jaar met een maximum van € 500,00 per luifel per onroerende zaak.

26,35

6.1.8

Voor het hebben van een markies of zonnescherm, per m1, per jaar

26,35

6.1.9

Voor het hebben van een tochtscherm, windscherm, hek of andere afschutting, per m1, per jaar

26,35

Behorende bij het raadsbesluit van 11 november 2019.

De griffier van Best.


Noot
1

onder gebied A wordt begrepen het gebied van de gemeente Best, gelegen in het centrum (Hoofdstraat, Boterhoek, Raadhuisplein, Kerkstraat, Nazarethstraat, en St. Odulphusstraat).

Noot
2

onder gebied B wordt begrepen het gebied van de gemeente Best niet vallende onder gebied A.