Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening brandweerzorg en rampenbestrijding 2000 van de gemeente Beuningen

Geldend van 10-07-2001 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening brandweerzorg en rampenbestrijding 2000 van de gemeente Beuningen

De raad van de gemeente Beuningen;

gelet op artikel 1, tweede lid en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, artikel 8, tweede lid van de Woningwet, artikel 8.11, derde lid en artikel 8.40 van de Wet milieubeheer, artikel 2 van de Wet rampen en zware ongevallen en artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van het algemeen bestuur van de Regionale Brandweer Nijmegen en Omstreken;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 mei 2001;

overwegende dat :

  • ·

    alle inwoners in de gemeente recht hebben op een gelijkwaardig en verantwoord zorgniveau voor wat betreft brandweer en rampenbestrijding;

  • ·

    burgemeester en wethouders de zorg hebben voor:

    • a.

      het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het

      voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband

      houdt;

    • b.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders

      dan bij brand;

  • ·

    burgemeester e wethouders belast zijn met de voorbereiding van de rampenbestrijding in de gemeente, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald;

  • ·

    de uitvoering van werkzaamheden voor wat betreft het bestrijden van zware ongevallen en rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;

  • ·

    burgemeester en wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de gemeentelijke brandweer verricht;

  • ·

    de Brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat voor het gebruik van inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

  • ·

    de Bouwverordening voorschriften bevat voor het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;

  • ·

    de Wet milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, onder meer door de brandveiligheid te bevorderen en schade aan het milieu als gevolg van branden en ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken;

  • ·

    het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid, hulpverlening en rampenbestrijding voor de gehele veiligheidsketen in onderlinge samenhang te treffen;

  • ·

    het Organisatieplan versterkte zorg voor brandweer & rampenbestrijding in de Regio Nijmegen de grondslagen bevat voor een tussen de gemeenten in de Regio Nijmegen onderling afgestemde zorg voor brandweer en rampenbestrijding;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening brandweerzorg en rampenbestrijding 2000 van de gemeente Beuningen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Verordening wordt verstaan onder:

Gemeentelijke brandweer: het gemeentelijk organisatie-onderdeel als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Brandweerwet 1985 dat belast is met de uitvoering van de zorg voor brandweer en rampenbestrijding;

Regionale Brandweer: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Brandweerwet 1985 belast met de in de gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweer Nijmegen en Omstreken vastgelegde taken op het gebied van de zorg voor brandweer en rampenbestrijding;

Rampenbestrijding: het bestrijden van rampen en zware ongevallen als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

Veiligheidsketen: het samenhangend geheel van de schakels pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg voor wat betreft brandweerzorg en rampenbestrijding;

Pro-actie: schakel van de veiligheidsketen gericht op:

·het wegnemen van structurele oorzaken van fysieke onveiligheid en het voorkomen van het ontstaan daarvan.

Preventie: schakel van de veiligheidsketen gericht op:

  • ·

    het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • ·

    het voorkomen en beperken van rampen en zware ongevallen, het voorkomen en beperken van ongevallen bij rampen en zware ongevallen;

  • ·

    de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen;

  • ·

    de uitvoering van de Brandbeveiligingsverordening;

Preparatie: schakel van de veiligheidsketen gericht op:

·het voorzien in voorbereidende maatregelen opdat de bestrijding van branden, ongevallen en rampen veilig, doelmatig en effectief kan plaatsvinden.

Repressie: schakel van de veiligheidsketen gericht op:

  • ·

    het daadwerkelijk beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • ·

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand waaronder het beperken en bestrijden van schade aan het milieu;

  • ·

    de uitvoering van werkzaamheden voor wat betreft het beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen.

Nazorg: schakel van de veiligheidsketen gericht op:

  • ·

    het bemiddelen bij en waar mogelijk bijdragen aan schadebeperking en bereddering van slachtoffers van branden en ongevallen waarbij de brandweer een taak heeft, het verlenen van psychotraumatische opvang aan brandweermedewerkers en de evaluatie van operationele inzetten van de brandweer;

  • ·

    het bijdragen aan de hervatting van het maatschappelijk leven, het coördineren van de psychotraumatische opvang van de slachtoffers en de gezamenlijk ingezette hulpverleners en de beleidsmatige en operationele evaluatie van de bestrijding van zware ongevallen en rampen;

Regionaal beleidsplan-meer-jarenbegroting brandweer-zorg & rampenbestrijding: het jaarlijks door het algemeen bestuur van de Regionale Brandweer Nijmegen en Omstreken - gehoord de raden van de deelnemende gemeenten - vast te stellen vierjaarlijks voortschrijdend gecombi neerde beleidsplan-meerjaren-begroting, waarin zowel op regionaal niveau als voor de in de regionale brandweer samenwerkende gemeenten het zorgniveau wordt uitgewerkt voor de schakels van de veiligheidsketen pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg;

Regionaal beleidsprogramma-begroting brandweerzorg &

rampenbestrijding: het jaarlijks door het algemeen bestuur van de Regionale Brandweer Nijmegen en Omstreken - gehoord de raden van de deelnemende gemeenten - vast te stellen gecombineerde beleidsprogrammabegroting, waarin voor de schakels van de veiligheidsketen pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg wordt uitgewerkt hoe het regionale zorgniveau zal worden gerealiseerd;

Lokale basiszorgniveau: het in het regionaal beleidsplan brandweerzorg en rampenbestrijding begrepen zorgniveau dat uitgangspunt vormt voor de gemeentelijke taakuitvoering op het gebied van de verschillende schakels van de veiligheidsketen voor brandweer & rampenbestrijding.

Basiszorgtaken: de door het algemeen bestuur van de regionale brandweer in overeenstemming met de plaatselijk aanwezige risico’s, het regionaal dekkingsplan en de normen uit de Handleiding Brandweerzorg- gehoord de colleges van burgemeester en wethouders van dedeelnemende gemeenten - vierjaarlijks vastgestelde minimumrepressieve taken van de brandweer gericht op de eerste inzet bijbrand, het verlenen van technische hulp en het uitvoeren vanreddingen c.q. verkenningen bij ongevallen met gevaarlijke stoffen;

Specialistische taken: de door het algemeen bestuur van de regionale brandweer – gehoord de colleges van burgemeester & wethouders van de deel-nemende gemeenten - in overeenstemming met de lokale

mogelijkheden en de normen van de Handleiding Brandweerzorg en voorts op basis van geografische spreiding vierjaarlijks in aanvulling op de basiszorgtaken vastgestelde repressieve taken van de gemeentelijke brandweer;

Coördinerende en facilitaireregionale taken: de door het algemeen bestuur van de regionale brandweer – gehoord de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten - in overeenstemming met de normen van de Handleiding Brandweerzorg vierjaarlijks vastgestelde regionale taken ter ondersteuning van de gemeentelijke brandweerkorpsen;

Dekkingsplan: het door het algemeen bestuur van de regionale brandweer in overeenstemming met plaatselijk aanwezige risico’s, geografische

omstandigheden en de normen van de Handleiding Brandweerzorg in samenwerking met de gemeentebesturen vierjaarlijks vastgestelde plan met betrekking tot de verdeling van de verzorgingsgebieden over de gemeentelijke brandweerkorpsen in de Regio Nijmegen en de spreiding van de repressieve brandweereenheden;

Bijstand: aanvullend potentieel van buiten de eigen brandweer als

bedoeld in paragraaf 2 van de Brandweerwet 1985, aangevraagd door het bevoegd gezag, bestaande uit basiszorg- , specialistische en andere eenheden van brandweerkorpsen van andere gemeenten en andere regionale brandweren;

Commando- & adviesstructuur: de door het algemeen bestuur van de regionale brandweer vastgestelde regeling met betrekking tot de operationele leiding over inzetten van de brandweer en de afstemming met het opperbevel van de burgemeester;

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

De gemeente beschikt over een gemeentelijke brandweer.

Artikel 3 Taken van de gemeentelijke brandweer

De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 4 aan de regionale brandweer overgedragen taken, uit:

  • a.

    de feitelijke uitvoering van taken en werkzaamheden verbonden aan de schakels van de veiligheidsketen pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg;

  • b.

    de door het algemeen bestuur van regionale brandweer toegewezen specialistische taken en de uitvoering van door dit algemeen bestuur toegewezen coördinerende en facilitaire regionale taken;

  • c.

    andere dan de onder a genoemde taken en werkzaamheden, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mensen, dieren en het milieu, te weten:

1º het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen;

2º het verrichten van wacht- en bewakingsdiensten bij evenementen;

3º het geven van voorlichting en instructie aan burgers en instellingen;

4º de door burgemeester & wethouders aan te wijzen andere taken en werkzaamheden.

Artikel 4 Aan de regionale brandweer en andere gemeentelijke brandweren overgedragen taken

  • 1.

    Naast de in artikel 3, tweede lid van de Brandweerwet 1985 genoemde taken zijn aan de

    regionale brandweer de volgende taken van de gemeentelijke brandweer overgedragen:

    1º de alarmering, het verzorgen van het verbindingsverkeer en de ondersteuning met

    operationele informatie tijdens operationele inzetten van de gemeentelijke brandweer;

    2º de door burgemeester en wethouders, gehoord de gemeenteraad, op basis van een daartoe

    met de regionale brandweer te sluiten dienstverleningsovereenkomst aan dit openbaar

    lichaam overgedragen taken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen – gehoord de raad – besluiten de in artikel 3 genoemde taken aan een ander brandweerkorps van een aan de regionale brandweer deelnemende gemeente overdragen. Zij sluiten daartoe een dienstverleningsovereenkomst met die gemeente.

Artikel 5 Gemeentelijk beleidsplan-meerjarenbegroting, beleidsprogramma-begroting en jaarverslag-rekening brandweerzorg en rampenbestrijding

  • 1.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks ter uitvoering van het regionaal beleidsplan-meerjarenbegroting brandweerzorg & rampenbestrijding een vierjaarlijks voortschrijdend beleidsplan-meerjaren- begroting vast waarin het lokale basiszorgniveau zowel voor brandweer als rampenbestrijding voor de schakels van de veiligheidsketen pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg wordt uitgewerkt.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks ter uitvoering van het regionaal beleidsplan-meerjarenbegroting brandweerzorg & rampenbestrijding een beleidsprogramma-begroting brandweerzorg en rampenbestrijding vast, waarin wordt aangegeven op welke wijze het gemeentelijk aandeel in het regionale zorgniveau zal worden gerealiseerd.

  • 3.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks voor 1 maart een jaarverslag-jaarrekening vast waarin op de door de regionale brandweer aangegeven onderwerpen de voortgang van het gemeentelijk beleidsplan en de uitvoering van het gemeentelijk beleidsprogramma met betrekking tot de zorg voor brandweer en rampenbestrijding worden gerapporteerd.

Artikel 6 Gemeentelijk actieplan, activiteitenschema en jaarrapportage rampenbestrijding

  • 1. De gemeenteraad stelt vierjaarlijks ter uitvoering van het door het algemeen bestuur van de regionale brandweer vastgestelde integraal beleid of beheersplan rampenbestrijding voor het verzorgingsgebied van de regionale brandweer het gemeentelijk actieplan rampenbestrijding met kwaliteitsdoelstellingen voor de gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie vast.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks ter uitvoering van het gemeentelijk actieplan rampenbestrijding, als bedoeld in het eerste lid, een gemeentelijk activiteitenschema rampenbestrijding vast waarin de toewijzing van middelen en de rampenbestrijdingsopleidingen en oefeningen op bestuurlijk en op uitvoerend niveau zijn geregeld.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een rapportage vast waarin zij verantwoording afleggen over de uitvoering van het gemeentelijk activiteitenschema rampenbestrijding en de mate waarin de kwaliteitsdoelstellingen uit het gemeentelijk actieplan rampenbestrijding zijn gerealiseerd.

Artikel 7 Personeel gemeentelijke brandweer en rampenbestrijdingsorganisatie

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat de omvang en samenstelling van het personeel van de gemeentelijke brandweer toereikend is om de aan de gemeentelijke brandweer opgedragen taken en werkzaamheden op het door burgemeester en wethouders vastgestelde niveau te kunnen uitvoeren.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat de omvang, samenstelling en beschikbaarheid van het gemeentelijk personeel dat met de uitvoering van gemeentelijke rampenbestrijdingstaken is belast toereikend is om de opgedragen taken en werkzaamheden in het kader van de rampenbestrijding op het door burgemeester en wethouders vastgestelde niveau te kunnen uitvoeren.

  • 3. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid wordt in het gemeentelijke beleidsprogramma-begroting brandweerzorg en rampenbestrijding een overzicht van de organieke omvang en samenstelling van de gemeentelijke brandweer opgenomen en in het gemeentelijk jaarverslag brandweerzorg en rampenbestrijding een overzicht van de feitelijke omvang en samenstelling van de gemeentelijke brandweer.

Artikel 8 Opleiding en oefening

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het gemeentelijk brandweerpersoneel, die voor de uitoefening van de taken als bedoeld in artikel 3 en in overeenstemming met het door het algemeen bestuur van de regionale brandweer vastgestelde basiszorgniveau en toegewezen specialistische taken noodzakelijk zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van gemeentelijk personeel dat met de uitvoering van gemeentelijke rampenbestrijdingstaken is belast.

Artikel 9 Commandant brandweer

  • 1. De werkzaamheden ter uitvoering van de taakstelling, bedoeld in artikel 3, worden opgedragen aan de commandant van de gemeentebrandweer, die hiervoor verantwoording verschuldigd is aan burgemeester en wethouders.

  • 2. De commandant van de gemeentelijke brandweer is met de dagelijkse leiding over de gemeentelijke brandweer belast.

  • 3. De commandant van de gemeentelijke brandweer is adviseur van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van het beleid betreffende de zorg voor brandweer en rampenbestrijding.

  • 4. De commandant van de gemeentelijke brandweer is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding ten behoeve van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester en de uitvoering van het vastgestelde beleid.

  • 5. De commandant van de gemeentelijke brandweer oefent de in dit artikel genoemde bevoegdheden uit in overeenstemming met de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde instructie.

Artikel 10 Materieel en uitrusting

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat de omvang en samenstelling van het materieel en de huisvesting van de gemeentelijke brandweer toereikend is om de aan de gemeentelijke brandweer opgedragen taken en werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3, op het door hen vastgestelde niveau te kunnen uitvoeren.

  • 2. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid wordt in het gemeentelijke beleidsprogramma brandweerzorg en rampenbestrijding een overzicht van de organieke omvang en samenstelling van het materieel van de gemeentelijke brandweer opgenomen en in het gemeentelijk jaarverslag brandweerzorg en rampenbestrijding een overzicht van de feitelijke omvang, samenstelling en spreiding over de verschillende uitrukposten van het materieel van de gemeentelijke brandweer.

  • 3. Burgemeester en wethouders bepalen, in overeenstemming met het door het algemeen bestuur van de Regionale Brandweer Nijmegen en Omstreken vierjaarlijks vastgestelde dekkingsplan, de plaats(en) en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de gemeentelijke brandweer zijn ondergebracht en het gemeentelijk brandweerpersoneel gehuisvest is.

Artikel 11 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen, de controle, het onderhoud en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde gewaarborgd is.

Artikel 12 Citeertitel en in werking treden

  • 1.

    Deze Verordening kan worden aangehaald als Verordening brandweerzorg en rampenbestrijding 2000 van de gemeente Beuningen.

  • 2.

    Deze Verordening treedt in werking met ingang van 10 juli 2001

  • 3.

    Op de in het tweede lid genoemde datum vervalt de Verordening betreffende de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 october 1988, in werking per 1 maart 1987, zoals deze sedertdien is gewijzigd.

Beuningen 26 juni 2001,

De raad voornoemd,

De secretaris, de voorzitter,

Nota-toelichting

TOELICHTING

Algemeen

De wettelijke grondslag voor de zorg voor brandweer en rampenbestrijding is vastgelegd in de volgende wetten:

  • ·

    Gemeentewet, waarin naast de algemeen verordenende bevoegdheid voor ondermeer het onderwerp brandveiligheid ook het opperbevel van de burgemeester is geregeld.

  • ·

    Brandweerwet 1985, waarin regels worden gegeven met betrekking tot de brandveiligheid en de organisatie van het brandweerwezen.

  • ·

    Wet rampen en zware ongevallen, waarin regels worden gegeven over de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop.

  • ·

    Woningwet, waarin regels worden gegeven met het oog op het bevorderen van het brandveilig bouwen en het gebruiken van brandveilige bouwwerken.

  • ·

    Wet Milieubeheer, waarin regels worden gegeven met het oog op de bescherming van het milieu ondermeer tegen de gevolgen van brand.

  • ·

    Arbeidsomstandighedenwet, welke ondermeer regels geeft, respectievelijk de grondslag vormt voor nadere regelgeving met het oog op het welzijn, de gezondheid en de arbeidsveiligheid van werknemers in het algemeen en de arbeidsomstandigheden van het brandweerpersoneel in het bijzonder.

    Gemeentewet

    De algemeen verordenende bevoegdheid van de raad berust op artikel 149 van de Gemeentewet. In de Algemene Plaatselijke Verordening zijn in de regel bepalingen opgenomen met het oog op de brandveiligheid.

    Op grond van artikel 173 van de Gemeentewet is het opperbevel bij brand alsmede bij ongevallen anders dan brand, voor zover de brandweer daarbij een taak heeft, op gedragen aan de burgemeester. De burgemeester is bevoegd hiertoe de bevelen te geven die met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn.

    Brandweerwet 1985

    Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 bepaalt dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling ter zake tot stand is gekomen. De gemeenteraad regelt de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer bij verordening. (eerste lid) De regels inzake de organisatie betreffen in elk geval de personeels- en materieelssterkte. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen over de minimum-sterkte voorschriften worden gegeven. (derde lid)

    Burgemeester en wethouders hebben de zorg voor:

    • a.

      het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

    • b.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand. (vierde lid)

    Burgemeester en wethouders zijn belast met het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van de gemeentelijke brandweer. (vijfde lid)

    De taak van de brandweer bestaat in elk geval uit de feitelijke uitvoering van werkzaamheden ter zake van de in het vierde lid genoemde onderwerpen alsmede terzake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen. (zesde lid)

    Artikel 3 van de Brandweerwet 1985 vormt de grondslag voor de regionale brandweer en de aan dit rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam in ieder geval op te dragen taken.

    Indien de bijstand, verleend door de regionale brandweer, niet toereikend is, verzoekt de burgemeester op grond van artikel 7 van de Brandweerwet 1985 de Commissaris van de Koningin de nodige voorzieningen te treffen.

    Op grond van artikel 12 van de Brandweerwet 1985 stelt de raad bij verordening regels vast omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. (Brandb e veiligingsverord e ning)

    Op grond van artikel 13 van de Brandweerwet 1985 is bij algemene maatregel van bestuur (derde lid) bepaald welke inrichtingen door burgemeester & wethouders kunnen worden aangewezen waarvoor de verplichting geldt over een bedrijfsbrandweer te beschikken. (Niet van toepassing voor onze gemeente.)

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 14 van de Brandweerwet 1985 zijn in het Besluit brandweerpersoneel de eisen van aanstelling en bevordering (waaronder de opleidingseisen) de rangen en keuring en controle op lichamelijke en geestelijke geschiktheid vastgelegd.

    Wet rampen en zware ongevallen

    Artikel 2 van de Wet rampen en zware ongevallen bepaalt dat burgemeester & wethouders belast zijn met de voorbereiding van de rampenbestrijding in de gemeente, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald. Zij bevorderen in het bijzonder het houden van oefeningen en de totstandkoming van afspraken, die nodig zijn voor een doelmatige rampenbestrijding.

    Artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen draagt de raad op een rampenplan vast te stellen.

    Artikel 4 van deze wet bepaalt wat het rampenplan in ieder geval dient te bevatten.

    Ingevolge artikel 7 van de Wet rampen en zware ongevallen stelt de

    burgemeester voor elke ramp, waarvan de plaats, de aard en gevolgen voorzienbaar zijn, een rampbestrijdingsplan vast, waarvan het geheel van bij die ramp te nemen maatregelen is opgenomen.

    Artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen draagt het opperbevel in geval van een ramp of zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan aan de burgemeester op. Degenen die aan de rampenbestrijding deelnemen, staan onder zijn bevel. Hij doet zich bijstaan door een door samengestelde gemeentelijke rampenstaf. Degene die de leiding over de brandweer heeft, is tevens belast met de operationele leiding van de rampenbestrijding, tenzij de burgemeester een andere voorziening treft.

    Op grond van de artikelen 15, 17 en 18 van de Wet rampen en zware ongevallen richt de burgemeester verzoeken om bijstand van provinciale en rijksdiensten of van militairen in geval van een ramp of zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan aan de Commissaris van de Koningin.

    De Wet rampen en zware ongevallen kent voorts diverse aanwijzingsbevoegdheden aan gedeputeerde staten, de Commissaris van de Koningin en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toe, met betrekking tot:

    • ·

      het uitwerken en wijzigen van het gemeentelijk rampenplan (artikel 6);

    • ·

      het wijzigen van een rampbestrijdingsplan (artikel 7;

    • ·

      het opleggen van de verplichting tot het opstellen van een intergemeentelijk rampbestrijdingsplan (artikel 9);

    • ·

      het door de burgemeesters inzake de rampenbestrijding te voeren beleid en het voorzien in de operationele leiding van de rampenbestrijding (artikel 12);

    • ·

      over gezamenlijke oefeningen met het oog op de rampenbestrijding in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden (artikel 19);

    Woningwet

    Artikel 8, eerste lid van de Woningwet draagt de raad op een bouwverordening vast te stellen.

    Artikel 8, tweede lid bepaalt dat de bouwverordening voorschriften bevat omtrent ondermeer de brandveiligheid. Hoofdstuk 6 van de bouwverordening bevat voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van bouwwerken waaronder de verplichting van een gebruiksvergunning voor het in gebruik hebben of houden van bepaalde categorieën bouwwerken.

    Wet Milieubeheer

    Artikel 8.11, derde lid van de Wet milieubeheer bepaalt dat aan een milieuvergunning voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu. Voor zover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

    Deze voorschriften kunnen gericht zijn op het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

    Artikel 8.40 van de Wet milieubeheer bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot daarin aangewezen categorieën van inrichtingen, die geen milieuvergunning behoeven, regels worden gesteld, die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Deze regels kunnen gericht zijn op het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

    Arbeidsomstandighedenwet

    De werkzaamheden van de brandweer zijn onderworpen aan het bepaalde in de Arbeidsomstandig-hedenwet. De Arbeidsomstandighedenwet beoogt zodanige voorwaarden te scheppen dat van het verrichten van arbeid geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer.

    Artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet draagt de werkgever hiertoe op om de gevaren voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk te voorkomen. Bij het vervullen van brandweer- en rampenbestrijdingswerkzaamheden zijn de brandweermedewerkers niet zelden aan een verhoogd veiligheidsrisico onderworpen. Daar waar gevaren voor de veiligheid en de gezondheid van de brandweermedewerkers redelijkerwijs niet kunnen voorkomen moeten andere doelmatige maatregelen worden getroffen. Daarbij dienen maatregelen gericht op de collectieve bescherming voorrang te hebben boven maatregelen gericht op de individuele bescherming. Slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op de individuele bescherming, dienen doelmatige en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer beschikbaar worden gesteld.

    Artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet tenslotte verplicht werknemers om de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht te nemen ter vermijding van gevaren voor de veiligheid of gezondheid van hen zelf of van anderen dan wel met het oog op het welzijn.

    Het samenstel van de artikelen 3 en 11 van de Arbeidsomstandighedenwet vormt feitelijk de grondslag voor de organisatie, inzetprocedures en specifieke uitrusting van de brandweer. Deze zijn erop gericht dat de brandweer op een zo arbeidsveilig mogelijke wijze hulp kan verlenen aan hen die in nood zijn.

    Artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet bevat voorschriften met betrekking tot de voorlichting, het onderricht en de instructie van werknemers en vormt hiermee de grondslag voor bijscholings- en vaardigheidstrainingen van de brandweer. Brandweermedewerkers vervullen een zogenaamde veiligheidsfunctie. Het samenstel van voorschriften in de Arbeidsomstandighedenwet komt erop neer dat niemand bevoegd is een veiligheidsfunctie uit te oefenen, zonder hiervoor over de noodzakelijke kennis te beschikken en adequaat opgeleid en geoefend te zijn.

    De artikelen 22 tot en met 23b van de Arbeidsomstandighedenwet bevatten voorschriften met betrekking tot de verplichting tot instelling, de taken, de deskundigheid en uitrusting van bedrijfshulpverleners. In bedrijven vormen bedrijfshulpverleningsorganisaties de voorposten voor de brandweer.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De in dit artikel omschreven begrippen zijn ontleend aan de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Handleiding Brandweerzorg (mei 1992) + Aanvulling Technische Hulpverlening (oktober 1996) en de landelijke referentiekaders voor de schakels van de veiligheidsketen en de bedrijfsvoering (1996/1997) zoals uitgebracht door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2 Gemeentelijke Brandweer

Het gestelde in dit artikel vloeit voort uit het bepaalde in artikel 1 van de Brandweerwet 1985.

Indien een gemeente geen eigen brandweer heeft dan zou artikel 2 van de Verordening brandweerzorg en rampenbestrijding kunnen luiden:

De gemeente beschikt over een brandweer; hierin is voorzien in een regeling met (naam of namen g e meenten of naam regionale brandweer).

Artikel 3 Taken van de gemeentelijke brandweer

Uit het bepaalde in de artikelen 1, vierde lid en 12 juncto artikel 1, zesde lid van de Brandweerwet 1985 vloeit voort dat de taken van de brandweer in ieder geval bestaan uit de feitelijke uitvoering van werkzaamheden gericht op het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij branden en al hetgeen daarmee verband houdt. Een verband is gelegd met de schakels van de veiligheidsketen. (a.) Als uitvoeringsniveau geldt het lokale basiszorgniveau zoals dit vierjaarlijks door het algemeen bestuur van de regionale brandweer voor alle deelnemende gemeenten na voorafgaande consultatie van de colleges van burgemeester & wethouders wordt vastgesteld.

Met betrekking tot de operationele taakuitvoering in het kader van de repressie omvatten de taken van de gemeentelijke brandweer in ieder geval de door het algemeen bestuur van de regionale brandweer vierjaarlijks na consultatie van de colleges van burgemeester & wethouders en in overeenstemming met de plaatselijk aanwezige risico’s, het dekkingsplan en de normen uit de Handleiding Brandweerzorg vastgestelde basiszorgtaken. Voorts wijst het algemeen bestuur van de regionale brandweer vierjaarlijks na consultatie van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en in overeenstemming met de lokale mogelijkheden en de normen van de Handleiding Brandweerzorg en tenslotte op basis van geografische spreiding specialistische taken en coördinerende en facilitaire regionale taken toe.(b) De specialistische, coördinerende en facilitaire regionale taken worden behalve in de gemeente in het kader van de bijstandsverlening ook in andere deelnemende gemeenten van de regionale brandweren uitgevoerd. Tot de groep van specialistische taken worden gerekend, zwaardere technische hulpverleningen, optreden bij ongevallen met gevaarlijke stoffen, uitvoeren van gecompliceerde reddingen c.q. het overbruggen van hoogteverschillen, bestrijden van incidenten op de grote vaarwegen, optreden bij waterongevallen en de rampbestrijdingstaken grootschalig watertransport, meetploegen en logistiek. Tot de regionale coördinerende en facilitaire taken behoren de invulling van de commando & adviesstructuur, alarmering en verbindingen (waaronder het regionale verbindingsvoertuig), operationele informatievoorziening, regionale meetplanorganisatie en de operationele rampenbestrijdingsorganisatie.

Aan de brandweer kunnen ook andere taken en werkzaamheden worden opgedragen voor zover deze geen betrekking hebben op het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mensen, dieren en milieu (de wettelijke brandbestrijdings- en hulpverleningstaken) Het betreft over het algemeen zogenaamde dienstverleningstaken. (c.) De kosten voor de brandweer om deze taken en werkzaamheden uit te voeren kunnen op de opdrachtgevers worden verhaald indien de taken en werkzaamheden in de gemeentelijke retributieverordening zijn opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om andere taken en werkzaamheden aan te wijzen.

Artikel 4 Aan de regionale brandweer en andere gemeentelijke brandweren opgedragen taken

Eerste lid

Aan de regionale brandweer zijn, naast de in de Brandweerwet 1985 genoemde taken, de alarmering, verbindingen en operationele informatievoorziening opgedragen. Het is niet doelmatig om deze taak door elke gemeentelijk brandweer zelf te laten uitvoeren. Intergemeentelijke samenwerking leidt niet alleen tot een aanzienlijke kostenbesparing maar tevens tot een grotere effectiviteit. (1º)

Burgemeester en wethouders kunnen gehoord de raad besluiten om één of meer van de in artikel 3 bedoelde taken op basis van een dienstverleningsovereenkomst aan de regionale brandweer opgedragen. Uit doelmatigheidsoverwegingen kunnen burgemeester & wethouders ervoor kiezen bij voorbeeld het adviseren met betrekking tot brandveiligheidsaangelegenheden in relatie tot bouw- en milieuvergunningaanvragen niet in eigen beheer uit te voeren, doch op te dragen aan de regionale brandweer.(2º)

Tweede lid

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten één of meer van de in artikel 3 bedoelde taken op basis van een dienstverleningsovereenkomst aan een andere in de regionale brandweer deelnemende gemeente op te dragen. Doelmatigheidsoverwegingen kunnen aan een dergelijke keuze ten grondslag liggen. Op basis hiervan kunnen gemeenten hun capaciteit voor het uitvoeren van bepaalde taken en werkzaamheden bundelen.

Artikel 5 Gemeentelijke beleidsplan-meerjarenbegroting, beleidsprogramma-begroting en

jaarverslag-rekening brandweerzorg & rampenbestrijding

Grondslag voor de uitvoering van het beleid betreffende de zorg voor brandweer en rampenbestrijding en daarmee ook voor de taakuitvoering door de brandweer vormt de beleids- en begrotingscyclus. Met het oog op de onderlinge vergelijking (monitoring, intercollegiale toetsing en beleidsevalu a tie) van de in de regionale brandweer samenwerkende gemeenten stelt het algemeen bestuur – gehoord de colleges van burgemeester & wethouders van de deelnemende gemeenten – productdefinities vast, die uitgangspunt vormen voor het beleids- en begrotingsinstrumentarium van zowel de regionale brandweer als van de deelnemende gemeenten.

Eerste lid

Grondslag voor het gemeentelijk beleidsplan-meerjarenbegroting brandweerzorg & rampenbestrijding vormt het regionaal beleidsplan-meerjarenbegroting. In het vierjaarlijks voortschrijdende regionaal beleidsplan-meerjarenbegroting dat jaarlijks door het algemeen bestuur – gehoord de raden van de deelnemende gemeenten – wordt vastgesteld, wordt zowel op regionaal als op lokaal niveau het zorgniveau uitgewerkt voor de schakels van de veiligheidsketen. Aldus op intergemeentelijk niveau vastgestelde beleidsprioriteiten krijgen hiermee hun vertaling in de beleidsprioriteiten van de afzonderlijke gemeenten. Achtergrond hiervan is het zo doelmatig en effectief mogelijk inzetten van de bij de gemeenten beschikbare capaciteit en andere middelen om de gezamenlijk vastgestelde beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren. Naast de regionaal afgesproken beleidsprioriteiten blijven raad en college van burgemeester & wethouders volledig bevoegd om aanvullende beleidskeuzes te maken.

Tweede lid

Grondslag voor het gemeentelijk beleidsprogramma-begroting brandweerzorg & rampenbestrijding vormt het regionaal beleidsplan-meerjarenbegroting. In het gemeentelijk beleidsprogramma-begroting wordt aangegeven op welke wijze het gemeentelijk aandeel in de gezamenlijke regionale zorg zal worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om de vertaling van de gezamenlijk vastgestelde en voor alle deelnemende gemeenten geldende beleidsprioriteiten naar concrete gemeentelijke activiteiten voor het komend jaar.

Derde lid

Als sluitstuk van de beleids- en begrotingscyclus stelt de raad jaarlijks voor 1 maart een jaarverslag-jaarrekening vast waarin door burgemeester en wethouders verantwoording wordt afgelegd over het gevoerde beleid en beheer met betrekking tot de gemeentelijke zorg voor brandweer en rampenbestrijding. Het gemeentelijke jaarverslag-jaarrekening vormt een bouwsteen voor het jaarverslag-jaarrekening van de regionale brandweer, dat door het dagelijks bestuur jaarlijks voor 1 april aan het algemeen bestuur van de regionale brandweer en aan de besturen van de deelnemende gemeenten wordt aangeboden.

Artikel 6 Gemeentelijke actieplan, activiteitenschema en jaarrapportage rampenbestrijding

De adequate voorbereiding van de aan de regionale brandweer deelnemende gemeenten, de regiopolitie, de sector ambulancehulpverlening van de GGD en de regionale brandweer zelf op de rampenbestrijding maakt de gecoördineerde en gestructureerde aanpak noodzakelijk. Daartoe kent de rampenbestrijdingsorganisatie een eigen beleids- en begrotingscyclus.

Eerste lid

Het algemeen bestuur stelt – gehoord de colleges van burgemeester & wethouders van de deelnemende gemeenten – vierjaarlijks het integraal beleid of beheersplan rampenbestrijding voor het gebied van de regionale brandweer vast. Hierin wordt de intergemeentelijke en multidisciplinaire afstemming van de voorbereidingen, opleidingen en oefeningen van de deelnemende gemeenten, de sector ambulance-hulpverlening van de GGD en de regiopolitie in het kader van de rampenbestrijding vastgelegd. Het integraal beleid rampenbestrijding wordt tevens vastgesteld door het algemeen bestuur van de GGD en door het regionaal college van de regiopolitie.

De vertaling van het integraal beleid rampenbestrijding naar de kwaliteitsdoelstellingen voor de gemeentelijke organisatie vindt plaats in het vierjaarlijks door de raad vast te stellen gemeentelijk actieplan rampenbestrijding.

Tweede lid

Het algemeen bestuur stelt – gehoord de colleges van burgemeester & wethouders van de deelnemende gemeenten – vierjaarlijks ter uitvoering van het integraal beleid of beheersplan rampenbestrijding het regionaal actieplan rampenbestrijdingsorganisatie vast. Hierin worden op basis van een sterkten-zwakten-kansen-bedreigingen-analyse de doelstellingen geformuleerd voor verbetering van de voorbereidingen van de regionale brandweer, de regiopolitie en de sector ambulancehulpverlening. Het regionaal actieplan rampenbestrijdingsorganisatie wordt tevens vastgesteld door het algemeen bestuur van de GGD en door het regionaal college van de regiopolitie.

Het regionaal actieplan rampenbestrijdingsorganisatie wordt jaarlijks uitgewerkt in het door het algemeen bestuur – gehoord de colleges van burgemeester & wethouders van de deelnemende gemeenten – vast te stellen regionaal activiteitenschema rampenbestrijdingsorganisatie en het regionaal oefenschema. In het regionaal activiteitenschema rampenbestrijdingsorganisatie worden de rampenbestrijdingsactiviteiten van de (regionale) brandweer, de regiopolitie en de sector ambulancehulpverlening weergegeven. In het regionaal oefenschema zijn de oefeningen voor de gemeentelijke operationele teams en beleidsteams opgenomen en voorts de oefeningen van het commando rampterrein/coördinatieteam plaats incident en van de brandweereenheden van de regionale rampenbestrijdingsorganisatie en tenslotte de multidisciplinaire oefeningen geprogrammeerd.

Het equivalent van het regionaal actieplan rampenbestrijdingsorganisatie op gemeentelijk niveau, te weten het vierjaarlijkse gemeentelijk actieplan rampenbestrijding wordt jaarlijks uitgewerkt in het door de raad vast te stellen gemeentelijk activiteitenschema rampenbestrijding. Hierin worden gemeentelijke rampenbestrijdingsactiviteiten opgenomen, waaronder opleidingen en oefeningen en het hiervoor noodzakelijke middelenbeslag.

Derde lid

In een jaarlijkse door burgemeester en wethouders vast te stellen rapportage legt het college verantwoording af over de uitvoering van het gemeentelijk actieplan en het gemeentelijk activiteitenschema rampenbestrijding.

Artikel 7 Personeel gemeentelijke brandweer en rampenbestrijdingsorganisatie

Artikel 1, derde lid van de Brandweerwet 1985 bepaalt dat de verordening regels bevat met betrekking tot de personeels- en materieelsterkte. In de voorganger van deze verordening, de organisatie en beheersverordening brandweer, was daarom nog de minimum-sterkte van het brandweerpersoneel en het brandweermaterieel opgenomen. Aangezien het jaarlijkse gemeentelijke beleidsprogramma-begroting brandweerzorg en rampenbestrijding een overzicht bevat van de toegestane formatieve en materiële sterkte van de gemeentelijke brandweer en het gemeentelijke jaarverslag-jaarrekening brandweerzorg & rampenbestrijding een overzicht van de feitelijke personele en materiële sterkte bevat ontbreekt de noodzaak om de minimum-sterkte in de verordening vast te leggen. Voorts kan hierbij in overweging worden genomen dat bij de vierjaarlijkse vaststelling van het basiszorgniveau, de basiszorg-, specialistische en regionale coördinatie en logistieke taken tevens de noodzakelijke minimum-sterkte in beschouwing zal worden genomen.

Eerste lid

Zoals voor alle overige gemeentelijke taken kan worden volstaan met opdragen van de zorgplicht aan burgemeester & wethouders om de omvang en samenstelling van het gemeentelijk brandweer-personeel toereikend is om de opgedragen taken op het door burgemeester & wethouders vastgestelde niveau te kunnen uitvoeren.

Tweede lid

Op soortgelijke wijze als in het eerste lid wordt aan burgemeester & wethouders de zorgplicht opgedragen met betrekking tot de omvang, samenstelling en beschikbaarheid van het gemeentelijk personeel dat met de uitvoering van gemeentelijke rampbestrijdingstaken is belast.

Derde lid

Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt in het gemeentelijk beleidsprogramma-begroting een overzicht van de organieke personele sterkte en de samenstelling hiervan van de gemeentelijke brandweer opgenomen en in het gemeentelijk jaarverslag-jaarrekening brandweerzorg & rampenbestrijding de feitelijke personele sterkte en samenstelling.

Artikel 8 Opleiding en oefening

De aard van het brandweerwerk en de veiligheidsrisico’s die hierbij voor het brandweerpersoneel in het geding zijn, maken het deelnemen aan opleidingen en oefeningen, waaronder bijscholings- en vaardigheidstraining noodzakelijk. Het algemeen bestuur van de regionale brandweer stelt hiertoe de uitgangspunten voor de gemeentelijke opleidings- en oefenplannen vast.

Artikel 9 Commandant Brandweer

De commandant van de gemeentelijke brandweer draagt integrale managementverantwoordelijkheid voor de gemeentelijke brandweer en de daaraan opgedragen taken. Hij of zij is adviseur van de bestuursorganen van de gemeente met betrekking tot het beleid en de uitvoering van de zorg voor brandweer & rampenbestrijding. De commandant van de gemeentelijke brandweer oefent zijn functie als brandweerofficier in het kader van de hiervoor aangehaalde commando- & adviesstructuur uit. De functie van de gemeentelijke commandant in de regionale operationele rampenbestrijdingsorganisatie is afhankelijk van de door betrokkene gevolgde opleidingen, kennis en ervaring.

Artikel 10 Materieel en uitrusting

Eerste lid

Onder verwijzing naar de toelichting bij artikel 7 kan worden volstaan met het toekennen van de zorgplicht aan burgemeester & wethouders met betrekking tot de toereikendheid van de omvang en samenstelling van het gemeentelijk brandweermaterieel en huisvesting.

Tweede lid

Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid wordt in het gemeentelijke beleidsprogramma-begroting brandweerzorg en rampenbestrijding een overzicht van de organieke sterkte en samenstelling van het gemeentelijk brandweermaterieel opgenomen en in het gemeentelijk jaarverslag-jaarrekening de feitelijke omvang, samenstelling en spreiding van het brandweermaterieel over de verschillende uitrukposten van de brandweer.

Derde lid

Met het oog op de verdeling van de verzorgingsgebieden over de gemeentelijke brandweerkorpsen en de spreiding van de repressieve brandweereenheden stelt het algemeen bestuur van de regionale brandweer – gehoord de colleges van burgemeester & wethouders van de deelnemende gemeenten – vierjaarlijks voor het gezamenlijke gebied van de deelnemende gemeenten het dekkingsplan vast. Ter uitvoering hiervan bepalen burgemeester & wethouders de plaatsen en de wijze waarop het gemeentelijk brandweermaterieel is ondergebracht en het gemeentelijk brandweerpersoneel is gehuisvest.

Artikel 11 Bluswatervoorziening

De zorg voor de brandveiligheid omvat ook de verantwoordelijkheid voor een adequate bluswatervoorziening. Bluswater wordt over het algemeen verkregen uit het drinkwaternet. Hiernaast wordt gebruik gemaakt van open water, geboorde putten, speciale bluswaterreservoirs en eventueel een apart bluswaterleidingnet. De hoeveelheid bluswater per tankautospuit die bij een brand ten behoeve van de eerste inzet van de brandweer minimaal noodzakelijk is varieert met het type bouwwerk, de grootte van het brandcompartiment en de weerstand tegen branddoorslag en overslag (WBDBO) in minuten. Op grond van het Brandbeveiligingsconcept “Beheersbaarheid bij brand” van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (1995) geldt het volgende:

  • ·

    woningen van na 1945 die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO van tenminste 60 minuten: 30 m3 per uur.

  • ·

    woningen van voor 1945 die niet uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO van van tenminste 60 minuten: 60 m3 per uur.

  • ·

    overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO van tenminste 60 minuten: 30 m3 per uur.

  • ·

    overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO overeenkomstig het bepaalde in het brandbeveiligingsconcept “Beheersbaarheid van brand” en waarbij door bouwkundige voorzieningen geen branduitbreiding naar buiten te verwachten valt: 30 m3 per uur.

  • ·

    overige gebouwen die zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO overeenkomstig het bepaalde in het brandbeveiligingsconcept “Beheersbaarheid van brand” hetzij van tenminste 60 minuten en waarbij ter voorkoming van branduitbreiding bovendien wordt uitgegaan van een inzet van de brandweer voor het koelen en blussen van gevelst: 60 m3 per uur.

  • ·

    overige gebouwen die niet afdoende zijn uitgevoerd als brandcompartiment met een WBDBO is de behoefte aan bluswater afhankelijk van de bij de planbeoordeling in het kader van de aanvraag van een bouwvergunning noodzakelijk geachte repressieve inzet.

Bij de afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening kunnen burgemeester en wethouders op grond van de bouwverordening een niet-openbare bluswatervoorziening eisen als voorwaarde voor het verlenen van een bouwvergunning. In het bijzonder moet hierbij worden gedacht aan ver buiten de bebouwde kom gelegen bouwwerken of indien een grote hoeveelheid bluswater ineens noodzakelijk is zoals bij een sprinklerinstallatie. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt hierbij de grens tussen de publieke plicht om voor voldoende bluswater te zorgen en de particuliere noodzaak voor anderen om dit te doen.

Artikel 12 Citeerartikel en in werking treden

Op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 moet de vastgestelde verordening binnen een week aan gedeputeerde staten worden gezonden.