Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk houdende regels omtrent afvalstoffen Afvalstoffenverordening Beverwijk 2019

Geldend van 12-03-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk houdende regels omtrent afvalstoffen Afvalstoffenverordening Beverwijk 2019

De raad van de gemeente Beverwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 10.23, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26 van de Wet milieubeheer;

rekening houdend met het gemeentelijk grondstoffenbeleid;

besluit vast te stellen de volgende verordening: Afvalstoffenverordening Beverwijk 2019.

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Andere inzamelaars: de krachtens artikel 4 aangewezen personen of instanties, belast met de afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2. Gebruiker van een perceel: degene die gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 3. Hoogbouw of gestapelde bouw: gebouw dat bestaat uit een aantal op elkaar gestapelde woningen, alle niet grondgebonden woningen zoals bovenwoningen, portiekwoningen en flats.

  • 4. Inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

  • 5. Inzameldienst: de krachtens artikel 3 aangewezen dienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 6. Laagbouw: woningen met een beperkt aantal verdiepingen en die beschikking hebben over een buitenruimte op de begane grond. Onder laagbouw vallen o.a. rijtjeswoningen en vrijstaande huizen. Maar ook op de begane grond gelegen appartementen die beschikking hebben over een buitenruimte vallen onder laagbouw.

  • 7. Perceel: huis- en of verblijfplek waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

  • 8. Ter inzameling aanbieden: wijze van overdragen van afvalstoffen aan een aangewezen inzamelaar, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe aangewezen inzamelmiddelen of -voorzieningen, of op een daartoe aangewezen plaats.

  • 9. Inzamelmiddelen: middelen die dienen voor het ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een rolcontainer, afvalemmer, plastic afvalzak.

  • 10. Inzamelvoorzieningen: voorzieningen die dienen voor het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer.

  • 11. Uitsluitend recht: het op grond van deze verordening aan een daartoe aangewezen aanbestedende dienst verleende exclusieve recht als bedoeld in artikel 2.24 sub a Aanbestedingswet 2012 tot het verrichten van activiteiten binnen de gemeente Beverwijk in het kader van afvalbeheertaken die op grond van de Wet Milieubeheer aan de gemeente zijn opgedragen en de Beheer Openbare Ruimte-taken.

  • 12. Wet: de Wet milieubeheer.

  • 13. Zwerfafval: huishoudelijke afval van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes, blikjes, verpakkingsmateriaal en etenswaren, dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet bestemd voor zijn, of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op die plaatsen is terechtgekomen.

Artikel 2. Doelstelling

De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.

§ 2. Huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen de inzameldienst aan die is belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2. Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3. Het college kan een aanbestedende dienst een uitsluitend recht verlenen als bedoeld in artikel 2.24 sub a Aanbestedingswet 2012 voor het verrichten van activiteiten in het kader van:

    • -

      afvalbeheerstaken die op grond van de Wet Milieubeheer aan de gemeente zijn opgedragen;

    • -

      de Beheer Openbare Ruimte-taken.

  • 4. Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdige beslissing) is niet van toepassing.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

  • 1. Het is voor anderen dan de inzameldienst verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij de inzamelaar:

    • a.

      daartoe is aangewezen door burgemeester en wethouders;

    • b.

      bij nadere regels van burgemeester en wethouders van het verbod is vrijgesteld; of

    • c.

      verplicht is tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer.

  • 2. Op de aanwijzing van een inzamelaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, is artikel 3, vierde lid, van overeenkomstige van toepassing.

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

Artikel 6. Algemene verboden

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:

  • a.

    ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b.

    over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid; of

  • c.

    achter te laten op een andere plaats dan de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.

Artikel 7. Afvalscheiding

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen regels over de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk door de inzameldienst worden ingezameld, over de frequentie van de inzameling van elk van deze bestanddelen, en over de locaties van deze inzameling bij of nabij elk perceel.

  • 2. In ieder geval worden de volgende bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    • -

      groente-, fruit- en tuinafval (GFT);

    • -

      papier en karton;

    • -

      verpakkingsglas;

    • -

      textiel;

    • -

      PBD (plastic, blik en drankenkartons)

    • -

      elektrische of elektronische apparatuur;

    • -

      bouw- en sloopafval, gips en puin (BSA);

    • -

      grof tuinafval;

    • -

      hout (A,B,C)

    • -

      asbest en asbesthoudend afval.

    • -

      gevaarlijke stoffen

    • -

      gasflessen/brandblussers/overige drukhouders

    • -

      grond

    • -

      banden

    • -

      dakafval

    • -

      geëxpandeerd polystyreenschuim

    • -

      harde kunststoffen,

    • -

      vlakglas,

    • -

      metalen,

    • -

      matrassen

  • 3. In het belang van een doelmatig afvalstoffenbeheer kunnen burgemeester en wethouders de aanwijzing van afzonderlijk in te zamelen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in het tweede lid, of fracties daarvan, achterwege laten of toevoegen.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

  • 1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 7 anders dan afzonderlijk:

    • a.

      ter inzameling aan te bieden, bedoeld in artikel 10;

    • b.

      achter te laten op een inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen. Deze regels kunnen voor categorieën van gevallen of personen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dagen en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

  • 1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door burgemeester en wethouders te stellen regels over het gebruik van:

    • a.

      inzamelmiddelen voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel;

    • b.

      inzamelvoorzieningen voor het aanbieden ter inzameling nabij een perceel en op wijkniveau.

  • 2. Het is verboden om een inzamelmiddel na afloop van de tijden, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor categorieën van percelen. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod inhouden.

§ 3. Bedrijfsafvalstoffen

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen krachtens artikel 3.

Artikel 12. Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Het is verboden, anders dan in overeenstemming met artikel 11, bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, aan de inzameldienst over te dragen of bij de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5, achter te laten.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

  • 1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door burgemeester en wethouders te stellen regels over de dagen, tijden, wijzen en plaatsen van inzameling van de krachtens artikel 11 aangewezen bedrijfsafvalstoffen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het aanbieden of overdragen van bedrijfsafvalstoffen. Deze regels kunnen mede worden vastgesteld voor anderen dan de inzameldienst. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, inhouden.

§ 4. Zwerfafval en overige

Artikel 14. Dumpingsverbod

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, buiten een inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen in overeenstemming met deze verordening;

    • b.

      het (thuis) composteren van huishoudelijk groente-, fruit- of tuinafval op het perceel waar dit is ontstaan;

    • c.

      het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • d.

      handelingen die zijn verboden bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit.

  • 3. Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

  • 1. Het is verboden afval, zoals toegelicht onder de definitie ‘zwerfafval’ in artikel 1, achter te laten in de openbare ruimte, anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen.

  • 2. Reclamedrukwerk, ander promotiemateriaal en de verpakking daarvan, die in weerwil van het eerste lid in de openbare ruimte wordt weggeworpen of achtergelaten, wordt terstond opgeruimd door degene die het in de betreffende omgeving onder het publiek verspreidde.

  • 3. Het is verboden ter inzameling gereedstaande afvalstoffen mee te nemen, of inzamelmiddelen te doorzoeken of te verspreiden, te stoten, te verspreiden, te schoppen, omver te werpen of door deze anderszins te behandelen.

  • 4. Het verbod als bedoeld in het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      medewerkers van de gemeente die zijn aangewezen dan wel bevoegd het aangeboden afval te doorzoeken of te controleren op samenstelling;

    • b.

      medewerkers van de inzameldienst die zijn aangewezen dan wel bevoegd het aangeboden afval namens de gemeente te doorzoeken of te controleren op samenstelling;

    • c.

      toezichthouders die van de gemeente de opdracht hebben gekregen het aangeboden afval te doorzoeken of te controleren op samenstelling.

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

  • 1. Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.

  • 2. Degene die de inrichting drijft, verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, afval of andere materialen die kennelijk uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van ten minste 25 meter van de inrichting.

  • 3. De vorige leden gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

  • 1. Het is verboden een weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, te verontreinigen of het milieu nadelig te beïnvloeden door afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten.

  • 2. Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.

Artikel 20 Parkeren op clusterplaatsen

Het college kan regels stellen aan het parkeren op en nabij clusterplaatsen op dagen en tijden dat de inzamelmiddelen voor huishoudelijke afvalstoffen worden aangeboden.

§ 5. Handhaving en toezicht

Artikel 21. Strafbare feiten

Overtreding van artikel 4, artikel 6 of van artikel 8 tot en met artikel 10 en artikel 12 tot en met artikel 19 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 22. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 23 Overgangsbepalingen

  • 1. De op basis van de APV 2013 hoofdstuk 12 Afvalstoffen eerder genomen (aanwijzings)besluiten blijven van kracht en gelden als (aanwijzings)besluit op basis van deze verordening en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten.

  • 2. Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in het eerste lid blijven – voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een aanwijzing bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

  • 3. Ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in het eerste lid blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een ontheffing als bedoeld in deze verordening.

  • 4. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in het eerste lid blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 5. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening bedoeld in het eerste lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

  • 6. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening bedoeld in het eerste lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in deze verordening.

  • 7. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het tweede lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het derde lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in het eerste lid is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld het eerste lid.

  • 7. De intrekking van de verordening bedoeld in het eerste lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Beverwijk 2019.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking een dag na de bekendmaking (publicatie).

Beverwijk,

de raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

Ondertekening

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Deze verordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval is grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden ingezameld. Gemeenten werken mee in het Programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) en het rijksbrede programma Circulaire Economie om te komen tot een vermindering van het restafval per persoon per jaar en om een verbetering te bereiken van de kwaliteit van afvalscheiding en inzameling. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.

2. Hoofdlijnen van de verordening

Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoren, winkels, dienstverleners) waar deze afvalstoffen ontstaan - of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De verordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte.

Huishoudelijke afvalstoffen

Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe krachtens deze verordening is aangewezen. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst voor huishoudelijk afval en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.

Bedrijfsafvalstoffen

Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door kantoren, winkels en diensten (hierna: KWD) binnen de gemeente van belang. De inzameling van dergelijk bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wet milieubeheer (hierna: Wm) en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels die van belang zijn indien de inzameling van de inzameldienst aan de orde is of die de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte betreffen. De, door de gemeente aangewezen, inzameldienst zamelt alleen huishoudelijk afval in en geen bedrijfsafval namens de gemeente, behoudens het bedrijfsafval in de winkelgebieden die daarvoor gebruik maken van de bestaande ondergrondse containers voor huishoudelijk afval. Bedrijven dienen hiervoor zelf een contract met een eigen gekozen inzamelaar af te sluiten.

Afval in de openbare ruimte

Wat betreft het afval in de openbare ruimte is voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval. 

Grondslag

De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wm, waarin de gemeenteraad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de APV voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening.

Het gemeentelijke grondstoffenbeleidsplan

Bij de vaststelling van deze verordening is rekening gehouden met het gemeentelijk grondstoffenbeleid.

3. Wettelijke begrippen

In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities voor in de verordening opgenomen.

Ter bevordering van de leesbaarheid zijn in deze verordening echter wel enkele begripsbepalingen opgenomen, waaronder ‘inzamelen’, ‘zwerfafval’ en ‘inzamelmiddel’. In aanvulling op het begrip ‘inzamelen’ geldt de onderstaande aanvulling.

Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts kan geschieden door aangewezen inzameldiensten en, anderzijds, dat door gebruikers van de percelen waar huishoudelijke afvalstoffen ontstaan, deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overdragen aan inzamelaars, of achterlaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling of het aanbieden ter inzameling door of aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze dat plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals groente-, fruit- en tuinafval (hierna: GFT-afval) of papier en karton, over de middelen waarmee dat dient te gebeuren. In schema is de terminologie van artikel 10.24 van de Wm en artikel 1.1 van de Wm dus als volgt gebruikt t.a.v. de huishoudelijke afvalstoffen:

De gebruiker van een perceel

De inzameldienst of inzamelaar

Overdragen (aan de inzameldienst of aangewezen inzamelaar)

Innemen (door een inzameldienst of aangewezen inzamelaar)

Ter inzameling aanbieden (al dan niet via inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen)

Inzameling (via de betreffende middelen of voorzieningen) door de inzameldienst

Achterlaten op een ter beschikking gestelde plaats

Inzamelplaats

Uitvoeringsbesluit van burgemeester en wethouders

De verordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende onderwerpen aan burgemeester en wethouders:

  • Nadere regels over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 3, derde lid).

  • Nadere regels over vrijstelling voor categorieën personen en organisaties als inzamelaars (artikel 4, eerste lid).

  • Regels over afzonderlijke bestanddelen (geclausuleerd), frequentie en locatie van inzameling (artikel 7).

  • Nadere regels inclusief vrijstelling voor gescheiden aanbieden ter inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 8, tweede lid), zoals het nader omschrijven van de bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen, of over fracties waarvan vermenging is toegestaan.

  • Regels over het gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (artikel 10).

  • Nadere regels over bedrijfsafvalstoffen (artikel 11 en 12)

  • Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen (artikel 13).

  • Parkeren op clusterplaatsen (artikel 20)

Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door burgemeester en wethouders die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhouden maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kunnen worden in het uitvoeringsbesluit van burgemeester en wethouders. Deze besluitvorming gaat over:

  • De aanwijzing van de inzameldienst (artikel 3).

  • De aanwijzing van de inzamelplaats (artikel 5).

  • De dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel 9).

  • De aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (artikel 22).

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1. Begrippen

Onder artikel 1 zijn enkele begrippen opgenomen ter verduidelijking. Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).

Artikel 2. Doelstelling

In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als volgt: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

In het eerste lid geeft de gemeenteraad aan burgemeester en wethouders de opdracht om een inzameldienst aan te wijzen, die met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor de inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de gemeenteraad en burgemeesters en wethouders. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven. In het vijfde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten zijn gemoeid dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing. Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden. Nadere regels over de inzameling kunnen, indien noodzakelijk, door burgemeester en wethouders op grond van het vijfde lid worden gesteld.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen. Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen. Ten tweede kunnen burgemeester en wethouders bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In artikel 4, het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt dat er met vrijstellingen van het verbod huishoudelijke stoffen in te zamelen gewerkt kan worden. Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden. De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft - anders dan de aanwijzing van de inzameldienst - het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden mogelijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen en op grond van artikel 10.26, tweede lid, van de Wm. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten. Het onderscheidt zich dus als locatie waar huishoudelijke afvalstoffen in een inzamelmiddel, zoals een vuilniszak, een rolcontainer of een afvalemmer naar toe worden gebracht, van een inzamelvoorziening, zoals een boven- of een ondergrondse container, waarin collectief huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten met het oog op de inzameling daarvan.

Artikel 6. Algemene verboden

Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen niet anders mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 3, 4 en 5 zijn aangewezen. Dit tot de gebruikers van percelen waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan gerichte verbod is de keerzijde van de in die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte verbod.

Artikel 7. Afvalscheiding

Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.

Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd. GFT-afval moet volgens dit artikel verplicht afzonderlijk wordt ingezameld. De gemeenteraad kan volgens artikel 10.21, derde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Deze vrijheid is ingeperkt door artikel 3 van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Dat verplicht gemeenten ertoe om afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens gescheiden in te zamelen.

Bij de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot afvalstoffen dient het gemeentebestuur bovendien rekening te houden met het vigerende Landelijk afvalbeheersplan (hierna: LAP). In het LAP zijn bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen benoemd, die door de consument gescheiden dienen te worden. In het Landelijke afvalbeheerplan worden de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval genoemd die gescheiden kunnen worden ingezameld:

  • groente-, fruit- en tuinafval (GFT): dat deel van de huishoudelijke afvalstoffen dat van organische oorsprong is, beperkt is van omvang en apart wordt ingezameld;

  • papier en karton: huishoudelijk oud papier en karton dat droog en schoon en niet vervuild is met andere afvalfracties;

  • verpakkingsglas: op kleur gescheiden eenmalige glasverpakkingen zoals flessen, potten en andere glazen verpakkingen;

  • textiel; alle kleding of producten van textiel die niet nat of vervuild zijn;

  • PBD (plastic, blik en drankenkartons): Verpakkingen van plastic, metalen en drink- pakken (zoals bedoeld in het kader van de Raamovereenkomst verpakkingen;

  • elektrische of elektronische apparatuur: de producten zoals genoemd in de regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur;

  • bouw- en sloopafval, gips en puin (BSA): afvalmateriaal dat bestaat uit losse brokstukken, grotendeels bestaande uit stenen en beton van gesloopte of verbouwde gebouwen, harde steenachtige materialen, zoals gipsplaten, gasbeton, dakpannen, sloophout en isolatiematerialen,

  • grof tuinafval; plantaardige of organische afvalstoffen door aard, samenstelling of omvang niet vallen onder GFT afval en vrijkomend bij de aanleg, het onderhoud of verwijdering van particulier groet, zoals grof loofafval, snoeihout etc., met uitzondering van bielzen, tuinhekken en tuinschuttingen;

  • hout (A,B,C): hout A (pallethout): massief hout dat geen oppervlakte behandeling heeft ondergaan, hout ongesorteerd B: hout dat een oppervlakte behandeling heeft ondergaan en is gelijmd of geïmpregneerd, hout geïmpregneerd C: hout dat is geïmpregneerd, te herkennen aan groene of bruine kleur, zoals bielzen of tuinhout;

  • asbest en asbesthoudend afval: afval waarin zich asbest bevindt;

  • gevaarlijke stoffen: Het gaat hier om andere gevaarlijke stoffen dan verf, lijm, kit of hars en verpakkingen met resten gevaarlijke stoffen, zoals bestrijdingsmiddelen, halogeenhoudende chemicaliën en laboratoriumchemicaliën.

  • gasflessen/brandblussers/overige drukhouders: deze flessen/blussers/houders zijn nooit leef en bevatten nog gevaarlijke of brandbare gassen.

  • grond; grond die niet zichtbaar vermengd is met resten puin, kool, gas, hout, ijzer of asbest, en niet verontreinigd is op basis van historisch gebruik van de locatie van herkomst of op basis van uitgevoerd milieukundig onderzoek. Onder deze categorie worden ook graszoden (afkomstig van particuliere tuinen) ingenomen.

  • banden: schone banden van motoren en personenauto’s, zonder velgen;

  • dakafval; dakbedekkingmaterialen, bestaand uit beplantingsmateriaal van hout of kunststof, voorzien van een laag koolteer of bitumen, ook dakgrid, waaraan zich teer of bitumen bevinden valt hieronder;

  • geëxpandeerd polystyreenschuim (EPS): Het betreft de EPS-fractie uit gemengd (kunststof) verpakkingsafval (piepschuim) en uit bouw- sloopafval.

  • harde kunststoffen: kunststoffen die niet toebehoren aan verpakkingen en veelal een mix bevatten van diverse kunststoffen zoals PE en PVC. Enkele voorbeelden van harde kunststoffen zijn: kratten, kisten, emmers, speelgoed en tuinmeubelen, PVC rioolbuizen en PVC schroten, kledinghangers, gieters en plantenbakken;

  • vlakglas: glas voornamelijk afkomstig van woningbouw en sloop en renovatiewerkzaamheden;

  • metalen: producten met als belangrijkste bestanddeel ferro en non-ferro zoals ijzer, staal en aluminium;

  • matrassen: Het lichaamsondersteunend onderdeel van een bed dat onder andere in een ledikant, op een lattenbodem, een spiraalbodem, of op een boxspring wordt gelegd

Toelichting op de afzonderlijk in te zamelen bestanddelen

Deze lijst is overgenomen uit het LAP3. Het derde lid van artikel 7 biedt mogelijkheid om meer maatwerk te kunnen geven, bijv. i.v.m. nascheiding; de lijst is in zoverre facultatief, dat daarin variatie kan worden aangebracht of dat deze kan worden aangevuld.

Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de gemeenteraad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de afvalstoffenverordening afwijken:

  • a.

    van de inzameling bij elk perceel (bepaald mag worden nabij elk perceel),

  • b.

    van de frequentie van eenmaal per week (bepaald mag worden met welke regelmaat bij de verordening),

  • c.

    van de inzameling in het gehele grondgebied (bepaald mag worden dat in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld),

  • d.

    van de afzonderlijke inzameling van GFT-afval (bepaald mag worden dat bestanddelen GFT-afval afzonderlijk worden ingezameld),

  • e.

    en bepaald mag worden dat GFT-afval met andere daarbij aangewezen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk van het overige huishoudelijke afval wordt ingezameld.

De frequentie waarmee deze gescheiden inzameling aan huis plaatsvindt, is voor de stromen die aan huis worden opgehaald momenteel tenminste eenmaal per week. Indien de frequentie lager is dan eenmaal per week, is de inspraakverordening van toepassing en is artikel 5 van de modelverordening verplicht. Dit vloeit voort uit artikel 10.26, tweede lid, en artikel 10.27 van de Wm.

Een afvalstoffenverordening die één van deze mogelijkheden (Wm artikel 10.26 a t/m e) benut, dient te worden voorbereid met toepassing van de inspraakverordening die op grond van artikel 150 van de Gemeentewet is vastgesteld (artikel 10.26 van de Wm). Indien toepassing wordt gegeven aan de onderdelen b of c, dan moet de gemeente zorgen voor een daartoe ter beschikking gestelde plaats voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen. Dat laatste is geregeld in artikel 5 van deze verordening.

Het regelen van de frequentie en locatie inzameling wordt in beginsel overgelaten aan burgemeester en wethouders. De raad bepaalt wel welke bestanddelen in ieder geval afzonderlijk ingezameld dienen te worden. Dit is onder meer van belang omdat artikel 8 aan burgers het verbod oplegt om die bestanddelen ongescheiden ter inzameling aan te bieden.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden. Concrete omschrijvingen van de bestanddelen die niet gescheiden hoeven worden aangeboden kunnen door burgemeester en wethouders in de nadere regels op grond van artikel 8 worden gegeven om discussies te slechten en om in het kader van de handhaving houvast te bieden (welles/nietes-lijst). Ook kan van de vrijstellingsmogelijkheid gebruik worden gemaakt om te regelen dat bepaalde hoeveelheden (fracties) van de bestanddelen mogen voorkomen bij de inzameling van andere bestanddelen.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

De tijdstippen voor de inzameling worden door burgemeester en wethouders bepaald. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een rolcontainer, afvalemmer, plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen dienen het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen.

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

De inzameldienst kan ook bedrijfsafvalstoffen (of bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de winkelgebieden wordt bedrijfsafval ingezameld door de aangewezen inzameldienst voor het huishoudelijk afval via de bestaande ondergrondse afvalcontainers voor huishoudens. Aparte contracten zijn hiervoor afgesloten met de betreffende winkeliers. De aangewezen inzamelaar voor het huishoudelijk afval maakt géén gebruik voor het inzamelen van bedrijfsafval van aparte inzamelmiddelen/voorzieningen. Door de gemeente is het voor de aangewezen inzameldienst HVC ook toegestaan om ook het rest-, gft-, papier- en plastic metalen drankenkarton-afval bij basisscholen in te zamelen die in het kader van educatie actief aan afvalscheiding willen doen. In het zogenaamde Activiteitenbesluit vallen scholen onder type A inrichtingen en wijken daarmee af van een huishouden en is het afval waarvan de scholen zich ontdoen, bedrijfsafval. De wet milieubeheer bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de inzameling van het huishoudelijk afval. Dit betekent dat er een uitzonderingsregel is voor gemeenten om de inzameling van bedrijfsafval uit te voeren wanneer dit bedrijfsafval wat betreft omvang en samenstelling gelijk is aan dat van huishoudens. In die zin lijkt het afval op scholen veel op de eigenschappen van huishoudelijk afval.

Artikel 12. Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de door de gemeente aangewezen inzameldienst.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.” Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels gelden voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

Artikel 14. Dumpingsverbod

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. In artikel 10.25, onder a, van de Wm is de mogelijkheid voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening.

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in hun afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.

Eerste lid

Dit lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.

Derde lid

Het begrip zwerfafval zelf behoeft geen verdere definitie nu uit de redactie blijkt dat van zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omgeschopt, etc. De redactie brengt ook mee dat doorzoeken op een manier die geen zwerfafval veroorzaakt, bijvoorbeeld door morgensterren, ook onder het verbod valt.

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

Dit sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar heeft het meer toegespitst op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Het dient ter aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

Het gaat in dit artikel over laden en lossen en het biedt de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen.

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet om het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan.

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

Artikel 20 Parkeren op clusterplaatsen

Een verkeersbesluit is nodig voor een parkeerverbod met een restrictie van dagen, tijden en locatie en voorzien van de juiste verkeersborden. Dit maakt het mogelijk om te handhaven via bekeuren of andere dwangmiddelen.

Artikel 21. Strafbare feiten

Geen toelichting.

Artikel 22. Toezichthouders

Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 23. Overgangsrecht

Geen toelichting

Artikel 24. Citeertitel

Geen toelichting

Artikel 25. Inwerkingtreding

Geen toelichting