Nota Prostitutiebeleid gemeente Bladel

Geldend van 09-12-2000 t/m heden

Intitulé

Nota Prostitutiebeleid gemeente Bladel

Nota Prostitutiebeleid gemeente Bladel

Inhoud

1. Inleiding

1.1 Algemeen

1.2 Gevolgen voor de gemeenten

1.3 Regionaal en Lokaal prostitutiebeleid

1.4 Doe l stellingen

1.5 Waarom een lokaal prostitutiebeleid

2. Juridisch Kader

2.1 Inleiding

2.2 Vergunningstelsel

2.3 Weigeringsgronden

3. Maximumstelsel

3.1 Algemeen

3.2 Uitgangspunten van beleid

3.3 Nadere motivering maximumstelsel

3.4 Beschrijving maximumstelsel

3.5 Vormen van prostitutie, seksinrichtingen en ge volgen voor maximumstelsel

4. Nadere eisen en vergunningverlening

4.1 Aanvraagprocedure

4.2 Vergunningve r lening

4.3 Vestigingseisen

4.4 Persoonseisen

4.5 Inrichtingseisen seksinrichting

4.6 Eisen aan de werksituatie

5. Handhavingsarrangement

5.1 Alg e meen

5.2 Gemeente

5.3 Politie

5.4 Justitie

5.5 Uitgangspunt

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Op 26 oktober 1999 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel inzake opheffing van het algemeen bordeelverbod. De wetswijziging treedt in werking op 1 oktober 2000. De betreffende wet strekt tot opheffing van het algemeen bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) en tot opneming van een bepaling (artikel 250a Wetboek van Strafrecht) die voorziet in zwaardere strafbaarstelling van mensenhandel en van vormen van exploitatie van prostitutie waarbij sprake is van onvrijwilligheid of betrokkenheid van minderjarigen.

De wetswijziging heeft tot gevolg dat de exploitatie van prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten meer worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksinrichtingen te verbieden.

Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod liggen de volgende doelstellingen ten grondslag:

  • ·

    Beheersing en regulering van exploitatievan prostitutie;

  • ·

    Verbetering van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie;

  • ·

    Bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik;

  • ·

    Bescherming van de positie van prostituees;

  • ·

    Ontvlechting van criminaliteit en criminele randverschijnselen;

  • ·

    Terugdringing van de omvang van prostitutie door illegalen (personen zonder geldige verblijfstitel).

1.2 Gevolgen voor de gemeenten

De opheffing van het bordeelverbod heeft gevolgen voor de gemeenten. De Minister van Justitie is van menig dat, aangezien het de gemeenten zijn die daadwerkelijk te maken hebben met de effecten van het verschijnsel prostitutie, het aan de gemeenten moet worden overgelaten om vast te stellen in welke mate en onder welke voorwaarden zij prostitutie en de diverse verschijningsvormen daarvan, binnen hun grenzen toelaatbaar achten. Beleid kan worden gevoerd op twee hoofdonderdelen:

  • 1.

    In de eerste plaats kunnen gemeenten in hun Algemene Plaatselijke Verordening regels geven die betrekking hebben op de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Hierin wordt een vergunningstelsel opgenomen. In een vergunning kunnen dan onder meer regels worden gesteld over de inrichting van een prostitutiebedrijf, de hygiëne en brandveiligheid alsmede ook over de bedrijfsvoering en arbeidsomstandigheden.

  • 2.

    In de tweede plaats kunnen gemeenten een vestigingsbeleid voeren op basis van het bestemmingsplan. Hierin kan onder meer worden aangegeven in welke gedeelten van de gemeente wel of geen seksinrichtingen toelaatbaar zijn. Het is noodzakelijk de bestemmingsplannen te inventariseren en deze bij te stellen.

Ten aanzien van dit laatste punt het volgende. In veel (oude) bestemmingsplannen is: niets: geregeld over seksinrichtingen. De vraag is in hoeverre het exploiteren van een seksinrichting is toegestaan onder bestaande bestemmingen. Met name horeca-, bedrijven en dienstverlenende bestemmingen zijn bestemmingen waar een prostitutiebedrijf zich mogelijk kan vestigen. Herziening van bestemmingsplannen is wellicht noodzakelijk. Hierbij spelen de factoren tijd en wettelijke beperkingen een rol. Daarnaast is het beperken van het aantal seksinrichtingen door middel van het bestemmingsplan eveneens aan wettelijke beperkingen gebonden.

Aanpassing van de bestemmingsplannen dient de gemeente zelf te regelen. Hiervoor staan in principe de volgende werkwijzen ter beschikking:

  • ·

    Specifieke aanpassing van ieder bestemmingsplan op zich;

  • ·

    Opstelling van een paraplubesluit geldend voor alle plannen of een deel daarvan;

  • ·

    Een combinatie van beide mogelijkheden.

Hoewel er een relatie kan worden gelegd naar de inhoud van deze nota, is aanpassing van de bestemmingsplannen op zich verder een zaak die buiten het bestek van deze nota valt.

Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege, op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid ex artikel 149 en 151a Gemeentewet, is volgens de minister van Justitie in strijd met artikel 19 Grondwet (vrije keuze van arbeid).

Met het vervallen van het algemeen bordeelverbod is de noodzaak ontstaan voor regulering. Het primaat voor deregulering van de exploitatie van seksinrichtingen ligt bij de gemeentelijke overheid. De gemeente zorgt voor de noodzakelijke regelgeving en het daarop gebaseerde beleid. Ook is de gemeente primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de regelgeving en de handhaving daarvan. De politie heeft daarbij een aanvullende taak op het gebied van toezicht en handhaving.

De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) heeft een uitvoerende taak op het terrein van volksgezondheid.

Het voeren van een lokaal prostitutiebeleid vergt een goede afstemming en duidelijke beleidslijnen en vast omkaderde afspraken op het gebied van beleid, controle en handhaving.

Deze nota bevat een nadere uitwerking van de voorschriften die zijn neergelegd in de gemeentelijke prostitutieverordening, op te nemen in hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel (APV Bladel). Samen met de verordening schetst deze nota het beleidskader van het lokaal prostitutiebeleid.

Verder bevat deze nota een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan (in de meeste gevallen door de burgemeester).

1.3 Regionaal en lokaal prostitutiebeleid

Prostitutie is niet een puur lokaal verschijnsel. Daarom zijn hierover in regionaal verband ambtelijk afspraken gemaakt om het lokaal beleid op elkaar af te stemmen. De vier gemeenten binnen de (politie)regio de Kempen hebben binnen de gemeentegrenzen geen seksinrichtingen. Het regionaal afstemmen van het prostitutiebeleid heeft duidelijk meerwaarde. Niet alleen omdat de prostitutiebranche zelf vaak bovengemeentelijk georganiseerd is. Deze meerwaarde blijkt met name uit de volgende overwegingen:

  • ·

    Regionale afspraken vormen ondersteuning voor de afzonderlijke gemeenten in de regio bij het opstellen van lokaal beleid;

  • ·

    Gemeenten kunnen leren en gebruik maken van elkaars ervaringen;

  • ·

    Een identieke (gelijkluidende) regelgeving in de regio maakt handhaving van de nieuwe regels eenvoudiger en daarmee effectiever en efficiënter;

  • ·

    Er kunnen regionale afspraken worden gemaakt over vergunningen- en vestigingsbeleid waardoor onder meer ongewenste verschuivingeffecten voorkomen worden maar wat ook weer duidelijkheid creëert voor alle betrokkenen;

  • ·

    De politie kan één standaard hanteren ten aanzien van toezicht en controle, kan deze inzet regionaal organiseren en heeft te maken met eenduidige voorschriften, vergunningsvoorwaarden, inrichtings-, bedrijfsvoerings-en vestigingseisen;

  • ·

    Bij weigering van een vergunning is lokaal beleid dat is ingebed in regionaal beleid een sterke basis voor de rechter.

1.4 Doelstellingen

De doelstellingen van het lokale en regionale beleid dienen aan te sluiten bij de gestelde doelstellingen van de wetgever (zie inleiding). Voorop staat dat de huidige prostitutiebranche gereguleerd moet worden en beheersbaar wordt. Tevens zal de branche zich moeten ontwikkelen als een legale branche waarbij eventuele criminele randverschijnselen achterwege dienen te blijven. Ook zal de positie van de prostituee dienen te worden verbeterd.

Naast deze doelstellingen is het van belang aan te sluiten bij de insteek van de wetgever (vestiging van seksinrichtingen moet mogelijk zijn). De doelstellingen en de insteek van de wetgever staan centraal bij de vormgeving van het beleid.

1.5 Waarom een lokaal prostitutiebeleid

Om te voorkomen dat de gemeente na de wetswijziging wordt geconfronteerd met een mogelijke toestroom van prostitutiebedrijven van elders en de daarmee gepaard gaande problematiek, is het wenselijk een gemeentelijk prostitutiebeleid vast te stellen.

De bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie kan gepaard gaan met een aantal onwenselijke randverschijnselen (toenemende verkeersbewegingen, geluidsoverlast). Deze problemen spelen zich voornamelijk af op het gebied van de openbare orde en woon- en leefklimaat.

Het ontwikkelen van een prostitutiebeleid is noodzakelijk:

  • ·

    Indien omliggende, grotere steden waar nu reeds seksinrichtingen gedoogd worden een stringenter prostitutiebeleid gaan hanteren bestaat de kans op verschuiving van seksinrichtingen naar die plaatsen waar geen beleid is geformuleerd;

  • ·

    Omdat het een legale bedrijfsvorm wordt bestaat de kans op een groter aantal aanvragen van nieuwe ondernemers ten behoeve van het vestigen van seksinrichtingen;

  • ·

    Door het formuleren van beleid kunnen eisen worden gesteld aan ondernemers op het gebied van gezondheid, veiligheid, openbare orde, bedrijfsvoering enz.;

  • ·

    Door het formuleren van beleid kan getracht worden de ongewenste neveneffecten van prostitutie, zoals uitbuiting en mensenhandel, te beperken.

Met het vaststellen van een prostitutiebeleid wordt kenbaar gemaakt hoe het bevoegde bestuursorgaan omgaat met de bevoegdheden zoals deze middels wetswijziging en aanpassing APV zijn toegekend.

2. Juridisch Kader

2.1 Inleiding

Het bordeelverbod was geregeld in artikel 250 Wetboek van Strafrecht. Op grond van dit verbod kon een gemeente niet sturend of regulerend optreden t.a.v. prostitutie en de nevenverschijnselen daarvan. Een dergelijk initiatief zou immers een zekere vorm van medewerking impliceren aan een praktijk die wettelijk verboden is. Op grond hiervan kende de gemeentelijke wetgever slechts een aanvullende bevoegdheid; ter bescherming van de openbare zedelijkheid konden andere gedragingen strafbaar worden gesteld dan die welke reeds in het Wetboek van strafrecht strafbaar werden gesteld. Een en ander betrof een aantal neveneffecten voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de gemeente. Kortom: de activiteit zelf kon gemeentelijk niet worden aangepakt. Wel kon worden opgetreden tegen de gevolgen van de exploitatie van een bordeel met als motief aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Hoofdstuk 3 van de A.P.V. vult deze gemeentelijke aanvullende bevoegdheid in naar analogie van de model-APV van de VNG. Dit hoofdstuk blijft tot de wetswijziging op normale wijze van kracht.

De gemeentelijke bevoegdheid om bij verordening voorschriften inzake prostitutie vast te stellen, heeft door het vervallen van het bordeelverbod een autonoom karakter: bij gebrek aan nadere formele regels zijn gemeenten immers niet verplicht om ter uitvoering daarvan bij verordening regels vast te stellen.

In de Gemeentewet wordt een nieuw artikel 151 a ingevoerd, dat als volgt luidt:

De raad kan een verordening vaststellen waarin voorschriften worden gesteld mett betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde te gen bet a ling.

Per 1 oktober 2000 is de vestiging van seksinrichtingen en escórtbedrijven in principe toegestaan. Om de vestiging van deze dan legale bedrijfsvoering te reguleren stelt de gemeente., op grond van het gestelde in artikel 151a Gemeentewet, in een nieuw hoofdstuk 3 van de APV regels t.a.v. deze materie. Deze regels zijn, gebaseerd op de model-APV van de VNG.

2.2 Vergunningstelsel

Dit nieuwe hoofdstuk 3 gaat in artikel 3.2.1 uit van een vergunningstelsel: het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren.

Een vergunningplicht is op zijn plaats indien de te reguleren activiteit op zichzelf niet als ontoelaatbaar wordt beschouwd, maar het wenselijk wordt geacht dat daarop voorafgaand toezicht kan worden uitgeoefend. Verboden is in dat geval niet de activiteit zelf, maar het verrichten daarvan zonder toestemming (vergunning).

Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod ligt de gedachte ten grondslag dat (exploitatie van) prostitutie voortaan op zichzelf als een toelaatbare activiteit moet worden beschouwd en slechts strafbaar is indien er sprake is van onvrijwilligheid of van betrokkenheid van minderjarigen dan wel illegale prostitue(e)s. Omdat de bepalingen van hoofdstuk 3 zich richten op het reguleren van eerstgenoemde, niet langer strafbare vormen van prostitutie, is daarin gekozen voor de vergunningfiguur.

De vergunningverplichting heeft voor de seksinrichtingen en escortbedrijven tot gevolg dat op de exploitant en beheerder een groot aantal gedragseisen van toepassing wordt. Deze eisen zijn vergelijkbaar met de voorschriften uit het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet.

Hoofdstuk 3 van de APV heeft niet alleen betrekking op bordelen, maar op alle seksinrichtingen, dus ook op inrichtingen waar vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, zoals seksbioscopen en -theaters. Niet alleen seksinrichtingen, maar ook escortbedrijven zijn vergunningplichtig. Dat is het gevolg van het hiervoor omschreven artikel 151a Gemeentewet. Op escortbedrijven zijn echter minder regels van toepassing, omdat een escortbedrijf immers niet een échte seksinrichting is.

2.3 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 3.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Het artikel bevat drie imperatieve weigeringsgronden. De vergunning wordt geweigerd indien:

  • a.

    de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de gedragseisen als genoemd in artikel 3.2.2. van de verordening.

  • b.

    de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening.

  • c.

    er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet.

Daarnaast wordt in artikel 3.3.2 een aantal gronden gegeven waarop het bevoegd bestuursorgaan de vergunning kan weigeren. Deze weigeringsgronden hebben betrekking op:

  • ·

    De openbare orde

  • ·

    Overlast

  • ·

    Het woon- en leefklimaat

  • ·

    De veiligheid van personen en goederen

  • ·

    De volksgezondheid en zedelijkheid

  • ·

    De arbeidsomstandigheden van de prostituee.

3. Maximumstelsel

3.1 Algemeen

Om de illegale situatie binnen de prostitutiebranche te legaliseren heeft de wetgever de gemeente instrumenten aangereikt die moeten leiden tot normalisering, sanering en regulering van deze branche. De situatie moet beheersbaar zijn.

In het maximumstelsel is het maximum aantal binnen de gemeente (en regio) toe te laten seksinrichtingen vastgesteld op één.

3.2 Uitgangspunten van beleid

Omwille van een goede afstemming en te komen tot uniformering van beleid is de regionale werkgroep APV van mening samenwerking te zoeken binnen de regio. Daar het voeren van een nulbeleid niet mogelijk is het wenselijk te kiezen voor een systeem waarin seksinrichtingen in bestemmingsplannen negatief worden bestemd, op een bepaald gedeelte van de gemeente na, waar in het voor dat gebied geldende bestemmingsplan niets over prostitutie is geregeld. In de delen van de gemeente waar bestemmingsplannen gelden waarin prostitutie negatief is bestemd, kunnen op basis van de APV dan geen vergunningen worden afgegeven voor seksinrichtingen. In het gedeelte van de gemeente waar een bestemmingsplan geldt waarin niets over prostitutie is geregeld, is eventuele vestiging van een seksinrichting wel mogelijk, mits er een vergunning kan worden afgegeven op basis van de APV. Hiervoor is dan noodzakelijk dat de overige weigeringsgronden in de APV (artikel 3.3.2 o.a. gedragseisen exploitant/beheerder, openbare orde, aantasting woon- en leefklimaat) niet van toepassing zijn.

Door een beroep te doen op deze weigeringsgronden kan het aantal, het soort en de omvang van seksinrichtingen gereguleerd en beperkt worden.

Deze systematiek heeft als voordeel dat er in het kader van de APV geen concentratiegebieden voor prostitutie behoeven te worden aangewezen. Het gebied waar het niet verboden is eventueel een seksinrichting te vestigen, kan dan immers direct uit de geldende bestemmingsplannen worden afgeleid.

Het aantal vergunningen aan een maximum te verbinden (meteen maximum van één inrichting per gemeente). Gelet op het vorenstaande te kiezen voor de volgende uitgangspunten:

  • a.

    vaststelling van een lokaal (gemeentelijk) maximum aantal seksinrichtingen (één per gemeente);

  • b.

    verplaatsing van inrichtingen binnen de regio is mogelijk mits dit niet strijdig is met het lokale maximum van de vestigingsgemeente;

  • c.

    vestiging van nieuwe inrichtingen is toegestaan mits dit niet strijdig is met het regionale maximum aantal en het lokale maximum aantal van de vestigingsgemeente.

3.3 Nadere motivering maximumstelsel

Zoals hiervoor is aangegeven is regulering en beheersing van het aantal seksinrichtingen binnen de regio wenselijk. Ongelimiteerde groei kan leiden tot ongewenste effecten. Door het toestaan van maximaal één seksinrichting blijft de problematiek beheersbaar. Dit is in het belang van (de positie van) de mensen die in deze branche werkzaam zijn, de mensen die gebruik maken van de diensten van deze branche en de mensen die leven in de nabijheid van een seksinrichting. Daarbij gaat het vooral om aspecten van hygiëne, veiligheid, arbeidsomstandigheden en leefomstandigheden. Afhankelijk van de soort inrichting kunnen seksinrichtingen voor de omgeving hinder en overlast veroorzaken. Daarbij kan gedacht worden aan:

  • ·

    Geluidsoverlast, voornamelijk door bezoekers bij het aankomen en verlaten van de seksinrichting op late tijdstippen;

  • ·

    Aan- en wegrijdend verkeer (met name op late tijdstippen);

  • ·

    Het.parkeren van voertuigen van bezoekers;

  • ·

    Het ongewild geconfronteerd worden met erotisch-pornografische afbeeldingen, waren en activiteiten, met name voor wat betreft kinderen.

Vorenstaande motivering het maximumstelsel te hanteren neemt niet weg dat het verschijnsel prostitutie als zodanig wordt onderkend en de ruimte krijgt om zich legaal te vestigen. De belangen van de gemeenten (o.a. volksgezondheid en openbare orde) enerzijds en de belangen van de seksbranche: (o. a. arbeidsomstandigheden, veiligheid en hygiëne) anderzijds, nopen echter tot het gelimiteerde toestaan van deze branche. Gekozen is voor een aanpak in regionaal verband in de Kempen.

Iedere gemeente in deze regio (Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden) opteert voor maximering van het aantal seksinrichtingen.(maximaal één).

3.4 Beschrijving maximumstelsel

Het maximumstelsel gaat uit van:

  • ·

    Een regionaal maximum;dit is maximaal vier (vergunningen voor) seksinrichtingen binnen de regio de Kempen (optelsom van de gemeenten binnen de regio de Kempen);

  • ·

    Een lokaal maximum: dit is maximaal één (vergunning voor) seksinrichting binnen elke gemeente die momenteel geen seksinrichtingen binnen de grenzen heeft. Dit geldt dus in feite voor elke gemeente binnen de politieafdeling de Kempen.

Met dit stelsel wordt bereikt dat legale vestiging van seksinrichtingen mogelijk is, dat bestaande inrichtingen zich binnen de regio kunnen verplaatsen en dat nieuwe vestiging van buiten de regio alleen mogelijk is bij opheffing van een bestaand bedrijf binnen de regio.

Omdat er naar aard en soort seksinrichting vele verschijningsvormen zijn wordt het nodig geacht dat er een maximum wordt gehanteerd per soort inrichting. Daarvoor is een nadere beschrijving van de diverse vormen noodzakelijk.

3.5 Vormen van prostitutie, soorten seksinrichtingen en gevolgen voor maximumstelsel

Op het terrein van seksinrichtingen zijn er diverse verschijningsvormen. Voor de bepaling van het maximumaantal moet duidelijk zijn wat onder een seksinrichting wordt verstaan. Daarbij wordt de omschrijving in de APV als uitgangspunt genomen.

Er zal in het onderstaande onderscheid worden gemaakt in inrichtingen die onder: het maximumstelsel vallen en vormen van prostitutie of inrichtingen die buiten het maximumstelsel vallen.

A. De thans volgende vormen van seksinrichtingen vallen onder de verqunninqplicht en daar om ook onder het maximumstelsel:

1. Seksinrichtingen

Artikel 3.1.1 onder c van de APV verstaat onder seksinrichting: "de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografsche aard plaatsvinden".

Onder seksinrichtingen worden volgens de APV in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, als dan niet in combinatie met elkaar”. Genoemde vormen hebben met elkaar gemeen dat zij perceelsgebonden zijn. Voor het overige is er een wezenlijk verschil.

Een seksbioscoop is een perceelsgebonden seksinrichting waarin hoofdzakelijk erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven door middel van audiovisuele apparatuur. Verwant hieraan is de seksautomatenhal, waarin dergelijke erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven m.b. v. automaten en het sekstheater, waarin deze voorstellingen "live" worden gepresenteerd. Parenclubs, bordelen, massagesalons en dergelijke zijn perceelsgebonden inrichtingen waarin veelal meerdere prostituees hun diensten aanbieden.

2. Escortbedriiven

Onder een escortbedrijf wordt verstaan (artikel 3.1.1 onder d) "de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend". Escort is een vorm van prostitutie die, vanwege het niet perceelsgebonden karakter, nauwelijks haar weerslag kent op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van een buurt.

Los van de feitelijke mogelijkheden daartoe zal in de bestemmingsplannen geen nadere regelingen kunnen worden. opgenomen ten aanzien van escortbedrijven. Hoewel handhaving van de vergunningplicht in de praktijk zeer moeilijk zal blijken te zijn is in de model APV (art. 3.2.1) wel de vergunningplicht opgenomen om een drempel op te werpen voor illegale vestiging en meer zicht te krijgen op deze weinig transparante tak van prostitutie.

Escortbedrijven vallen volgens artikel 3.2.1 onder de vergunningplicht en tellen derhalve mee in het maximumstelsel.

3. Thuisprostitutie met een openbaar karakter

Thuisprostitutie zal over het algemeen op kleine schaal plaatsvinden in het huis van de prostitue(e) zelf en in veelmindere mate haar weerslag hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van de omgeving. Veelal zijn deze situaties in de buurt niet eens bekend. Voor de hantering van het maximumstelsel worden thuiswerksituaties daarom buiten beschouwing gelaten indien van een openbaar karakter geen sprake is.

Zodra er welsprake is van een openbaar karakter (blijkend uit publiciteit, reclame, advertenties in kranten of op internet of door dat de situatie overlast veroorzaakt), dient dit als openbaar prostitutiebedrijf en derhalve als een seksinrichting te worden aangemerkt, ook al werkt er slechts één prostituee en betreft het een particuliere woning. In dat geval telt deze inrichting mee voor de bepaling van het (regionale en lokale) maximum.

Thuisprostitutie zal altijd bedrijfsmatig plaats vinden. Dit is ook het geval indien er geen sprake is van een openbaar karakter. Teneinde de noodzakelijke voorschriften te kunnen geven en ook hier ongewenste verschijningsvormen (denk aan de zogenaamde kamerverhuurbedrijven) te voorkomen wordt in de APV een zodanige bedrijfsmatige prostitutie aangemerkt als vergunningplichtig prostitutiebedrijf.

In geval van overlast kan worden opgetreden op basis van de APV.

Deze drie genoemde vormen zijn volgens artikel 3.2.1 APV vergunningplichtig en vallen dus onder het maximumstelsel.

B. De volgende vormen van prostitutie vallen buiten de verqunningplicht en dus ook buiten het max i mumstelsel

1. Thuisprostitutie zonder openbaar karakter

Thuisprostitutie zal over het algemeen op kleine schaal plaatsvinden in het huis van de prostitue(e) zelf en in veel mindere mate haar weerslag hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van de omgeving. Veelal zijn deze situaties in de buurt niet eens bekend. Voor de hantering van het maximumstelsel worden thuiswerksituaties daarom buiten beschouwing gelaten indien van een open baar karakter geen sprake is.

Zodra er wel sprake is van een openbaar karakter (blijkend uit publiciteit, reclame, advertenties in kranten of op internet of door dat de situatie overlast veroorzaakt), dient dit als openbaar prostitutiebedrijf en derhalve als een seksinrichting te worden aangemerkt, ook al werkt er slechts één prostituee en betreft het een particuliere woning. In dat geval telt deze inrichting mee voor de bepaling van het (regionale en lokale) maximum.

Thuisprostitutie zal altijd bedrijfsmatig plaats vinden. Dit is ook het geval indien er geen sprake is van een openbaar karakter. Teneinde de noodzakelijke voorschriften te kunnen geven en ook hier ongewenste verschijningsvormen (denk aan de zogenaamde kamerverhuurbedrijven) te voorkomen wordt in de APV een zodanige bedrijfsmatige prostitutie aangemerkt als vergunningplichtig prostitutiebedrijf. In geval van overlast kan worden opgetreden op basis van de APV.

2. Raamprostitutie

Dit is een inrichting met één of meerdere ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. Raamprostitutie valt onder het begrip seksinrichting. De exploitatie van raamprostitutie zal, eerder dan bij andere soorten inrichtingen, ernstige hinderen overlast voor de straat en buurt opleveren. Deze vorm komt tot op heden niet voor in de Kempen en in de gemeente Bladel.

Gelet op de weerslag die deze vorm kan hebben op het woon- en leefklimaat, dient te worden voorkomen dat er raamprostitutie gaat plaatsvinden. Voor de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) wordt deze vorm dan ook buiten beschouwing gelaten.

Het verbod van raamprostitutie is opgenomen inde APV (art. 3.2 6).

3. Straatprostitutie

De wetswijziging tot opheffing van het bordeelverbod heeft geen gevolgen voor de straatprostitutie. Het is echter bij uitstek een vorm van prostitutie die nader beleid tóch gewenst maakt. Straatprostitutie heeft een zeer nadelige invloed op het woon- en leefmilieu, en ook op de openbare orde, en leidt tot overlastsituaties. Ook vanuit een oogpunt van zedelijkheid en volksgezondheid wordt straatprostitutie ongewenst geacht.

Voor de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) wordt ook deze vorm eveneens buiten beschouwing gelaten. Het verbod van straatprostitutie is opgenomen in de APV (art. 3.2.6).

4. Sekswinkels

Onder sekswinkels wordt begrepen een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht dan wel verhuurd.

Ook ten aanzien van sekswinkels is een nieuw artikel in de APV opgenomen (art. 3.2.7). Daarbij is ervoor gekozen sekswinkels niet onder het begrip seksinrichting en daarmee ook niet onder de vergunningplicht te brengen. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat de vestiging van sekswinkels doorgaans afdoende zal kunnen worden gereguleerd langs de weg van het bestemmingsplan en dat het - ter bescherming van de openbare orde of de woon- en leefomgeving - niet nodig is deze bedrijven in de regel aan voorafgaand toezicht te onderwerpen.

Omdat er geen sprake is van vergunningplicht worden sekswinkels voor de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) buiten beschouwing gelaten.

4. Vergunningverlening en nadere eisen

4.1 Aanvraagprocedure

Een vergunning ex artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel (APV Bladel) moet schriftelijk worden aangevraagd. Een model-aanvraagformulier is als bijlage II bij deze nota gevoegd. Bij de aanvraag dienen in ieder geval de volgende bescheiden te worden overgelegd:

  • ·

    Een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager/exploitant en de beheerder;

  • ·

    Een geldige verblijfstitel van de exploitanten de beheerder;

  • ·

    Een uittreksel uit het GBA van zowel de exploitant als de beheerder(s);

  • ·

    Een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

  • ·

    Een document (zoals een huurcontract of eigendomsakte) waaruit: blijkt dat de aanvrager over de ruimte beschikt of gaat beschikken waarin de seksinrichting of escortbedrijf wordt gevestigd;

  • ·

    Een nauwkeurige plattegrond van de seksinrichting of escortbedrijf waarop tevens de oppervlakte van de in de seksinrichting of escortbedrijf aanwezige ruimten staat aangegeven;

  • ·

    Een ondernemingsplan waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van de seksinrichting of escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en voorts welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituees, bevordering van de hygiëne en bescherming van de gezondheid van de bezoeker en prostituee;

  • ·

    Een situatietekening, schaal tenminste 1:1000, waaruit blijkt de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting of escortbedrijf;

  • ·

    Indien het een seksinrichting betreft tevens: een nauwkeurige plattegrond/tekening van de gehele seksinrichting, schaal tenminste 1:100, met vermelding van de oppervlakte van de verschillende ruimte(n) in m². Tevens dient per ruimte de functie aangegeven te worden een en ander zoals beschreven in de Bouwverordening;

  • ·

    Indien het een escortbedrijf betreft tevens een nauwkeurige plattegrondtekening van het escortbedrijf, schaal tenminste 1:100, met vermelding van de oppervlakte van de ruimte(n) in m²;

  • ·

    Indien het een escortbedrijf betreft een lijst van telefoonnummers waaronder het escortbedrijf haar diensten aanbiedt.

In het model-aanvraagformulier wordt melding gemaakt van het feit dat bovenbedoelde stukken bij de aanvraag moeten worden ingeleverd.

Indien de aanvrager bij herhaling weigert te voldoen aan het verzoek om bovengenoemde stukken over te leggen wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (artikel 4:2 en 4:5 Algemene wet bestuursrecht).

Voor de bepaling van de volgorde van de aanvraag in het kader van bovengenoemd maximumstelsel geldt als eerste aanvrager degene die als eerste de aanvraag en alle bovengenoemde stukken heeft overlegd.

4.2 Vergunningverlening

Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan (artikel 3.2.1 APV). Een model-vergunning is als bijlage III bij deze nota gevoegd. Om vergunning te krijgen dient volgens artikel 3.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening vestiging op grond van het bestemmingsplan mogelijk te zijn. Er zal derhalve steeds eerst worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan.

Indien het bestemmingsplan zich niet verzet tegen vestiging zal daarna worden getoetst aan de.overige weigeringsgronden van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Aan een vergunning voor een seksinrichting op grond van artikel 3.2.1. van Algemene Plaatselijke Verordening wordt in het belang van openbare orde en het woon- en leefklimaat, in ieder geval de voorschriften verbonden die hieronder staan genoemd.

Algemeen

  • ·

    De exploitant/beheerder is gehouden tot een zodanige exploitatie van de seksinrichting of escortbedrijf dat geen inbreuk wordt gemaakt op de openbare orde, het woon- en leefklimaat en/of de openbare zedelijkheid;

  • ·

    Het is de exploitant/ beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden tijdens de opening personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt in het bedrijf toe te laten of aanwezig te laten zijn;

  • ·

    De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verplicht een register bij te houden met daarin opgenomen de naam, het adres en de geboortedatum van alle in het: bedrijf werkzame personen;

  • ·

    De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verplicht het register als bedoeld in de vorige bepaling desgevraagd ter inzage te geven aan een ambtenaar van politie of een daartoe aangewezen toezichthouder.

Daarnaast verbindt het bevoegd bestuursorgaan andere voorschriften aan de vergunning. Deze voorschriften hebben betrekking op de openbare zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituee en de volksgezondheid (zie verderop in deze notitie).

4.3 Vestigingseisen

Volgens artikel 3.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel kan vergunning voor een seksinrichting onder andere worden geweigerd in het belang van de openbare orde, in het belang van voorkomen of beperken van overlast en in het belang van de verkeersvrijheid. Op grond van deze weigeringsgronden wordt een vergunningaanvraag getoetst aan de onderstaande criteria:

  • ·

    Geen vestiging van seksinrichtingen in of aan woonstraten. Onder het begrip woonstraten wordt in dit verband verstaan: voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen waaraan bebouwing is gelegen die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning c.q een woonfunctie heeft;

  • ·

    Geen. vestiging van seksinrichtingen binnen een straal van 250 meter van een ander prostitutiebedrijf, ter voorkoming van concentratie van seksinrichtingen;

  • ·

    Geen vestiging van seksinrichtingen binnen een straal van 250 meter van (een onderdeel van) een onderwijsinrichting c.q, school;

  • ·

    Geen vestiging van seksinrichtingen binnen een straal van 250 meter van een wijk- en/of jeugd- en jongerencentrum.

4.4 Persoonseisen

In artikel 3.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening is vastgelegd, dat exploitanten beheerder van een seksinrichting of een escortbedrijf aan een aantal gedragseisen dienen te voldoen; De leden 2 tot en met 5 van voornoemd artikel geven aan wanneer in elk geval sprake is van "in enig opzicht slecht levensgedrag”. In een dergelijk geval wordt geen vergunning verleend.

Daarnaast biedt het eerste lid de mogelijkheid om ook in andere gevallen te oordelen dat er sprake is van "in enig opzicht slecht levensgedrag".

Toetsing vindt plaats aan de hand van het opvragen en beoordelen van gegevens uit justitiële documentatie. Dit opvragen gebeurt door de gemeente zelf. De aanvrager hoeft daarom niet bij de aanvraag een verklaring van goed gedrag te overleggen. Evenals bij een aanvraag om drank- en horecavergunning het geval is, zal het bestuursorgaan: gegevens opvragen bij de justitiële Documentatiedienst te Almelo (Algemeen Documentatieregister en Strafregister) en bij de politie afdeling De Kempen (Politieregister).

Bij de beoordeling wordt aangesloten bij de reeds bestaande jurisprudentie in deze met betrekking tot de Drank- en Horecawet.

4.5 Inrichtingseisen seksinrichting

Seksinrichtingen dienen te voldoen aan de eisen die ter zake in het Bouwbesluit (Hoofdstuk 2) en de gemeentelijke bouwverordening zijn gesteld.

Voor zover het Bouwbesluit zulks niet reeds voorschrijft, dient de seksinrichting - in het belang van de hygiëne en de gezondheid van de prostituee en de bezoeker en de werkomstandigheden van de prostituee - in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

Verbliifsruimten

  • 1.

    De werkruimte moet overeenkomstig artikel 215 van het Bouwbesluit een oppervlakte hebben van tenminste 5 m², een breedte van tenminste 1,80 m en een hoogte van 2,40 m.

  • 2.

    In iedere werkruimte dient een bed of rustbank aanwezig te zijn.

  • 3.

    In een seksinrichting moet, hetzij een afzonderlijke kleedruimte voor de prostituees, hetzij voor iedere prostituee afsluitbare hang-/legkast in de werkruimte aanwezig zijn.

  • 4.

    In de kleedruimte moet voor iedere prostituee een afsluitbare hang-/legkast aanwezig zijn. De kleedruimte moet naast de oppervlakte van het aantal geplaatste hang-/legkasten een oppervlakte hebben van tenminste 5 m², een breedte van tenminste 1,80 m en een hoogte van 2,40 m.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in lid 4 bedoelde hoogte tot een hoogte van minimaal 2,10 m.

Dagverblijf en keuken

  • 1.

    In een seksinrichting waar vijf of meer werkruimten zijn, moet een dagverblijf voor de prostituees aanwezig zijn. Het dagverblijf moet een oppervlakte hebben van ten minste 16 m², een breedte van ten minste 3,35 m en een hoogte van 2,40 m.

  • 2.

    In een seksinrichting waar vijf of meer werkruimten zijn, moet een keuken ten behoeve van het bereiden van maaltijden aanwezig zijn. De keuken moet een oppervlakte hebben van ten minste 5 m² en een breedte van ten minste 1,80 meter en een hoogte van 2,40 m.

  • 3.

    Burgmeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in lid 1 en 2 bedoelde hoogte tot een hoogte van minimaal 2,10 m.

Gebruik

Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden gebruikt worden.

Temperatuur en luchtverversing (technische voorschriften)

  • 1.

    In de seksinrichting moet ten behoeve van de in het gebouw aanwezige verblijfsruimten en -indien aanwezig- vitrines tenminste een opstelplaats voor een stooktoestel in een afsluitbare stookruimte aanwezig zijn welke is afgestemd op de daarin aanwezige verwarmingsapparatuur.

  • 2.

    De voorziening voor toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht dient te voldoen aan het bepaalde in artikel 271 van het Bouwbesluit. Artikel 30, lid 13 en 14 (doorspuibaarheid) van het Bouwbesluit is van overeenkomstige toepassing.

Verlichting ruimten

  • 1.

    De daglichttoetreding van de seksinrichting dient te voldoen aan artikel 277 van het Bouwbesluit.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor ruimten welke op het moment van inwerkingtreding van deze nadere regels voor prostitutiedoeleinden werden gebruikt ontheffing verlenen.

Wasbakken badruimte

  • 1.

    In de werkruimte dient een wasbak met warm en koud stromend waterr aanwezig te zijn. De wasbakken moeten doelmatig zijn geplaatst.

  • 2.

    In een seksinrichting dient per vijf werkruimten tenminste één badruimte, waaronder mede wordt verstaan een doucheruimte en één toilet of een combinatie van een badruimte met toilet, aanwezig te zijn.

  • 3.

    Indien in de seksinrichting meer dan vijf werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal badruimten met vijf werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal badruimten dien het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van vijf.

  • 4.

    De badruimten moeten een vloeroppervlakte hebben van tenminste 1,2 m², en een breedte van tenminste 0,8 meter en een hoogte van minimaal 2,10 m. Indien de badruimte is samengevoegd met een toiletruimte dient te oppervlakte van deze samengevoegde ruimte minimaal 2,2 m² te bedragen.

  • 5.

    De badruimten moeten doelmatig zijn ingericht en beschikken over warm en koud stromend water.

Toiletten

  • 1.

    In een seksinrichting moet tenminste één toilet aanwezig zijn.

  • 2.

    In een seksinrichting met vijf of meer werkruimten moeten tenminste twee toiletten naar sekse gescheiden aanwezig zijn en van een duidelijk opschrift, aanduidende de sekse, waarvoor zij bestemd zijn, voorzien zijn.

  • 3.

    Indien in de seksinrichting meer dan vijf werkruimten aanwezig zijn., moet het aantal toiletten per werkruimte een worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal toiletten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van vijf.

  • 4.

    De toiletten moeten een vloeroppervlakte hebben van tenminste 1 m², een breedte van minimaal 0,80 meter en een minimale hoogte van 2,10 meter.

  • 5.

    De toiletten moeten doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en van het benodigde zijn voorzien. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig afgesloten dat het bij gebruik behoorlijke afzondering waarborgt. Een toilet moet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met een stankafsluiting.

  • 6.

    In of in de onmiddellijke nabijheid van de toiletten moet een voldoende aantal wasbakken aanwezig zijn. De wasbakken moeten zindelijk worden gehouden en doelmatig zijn geplaatst. De wasbakken moeten beschikken over stromend water en van het benodigde zijn voorzien.

Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid

  • 1.

    Ruimten in de seksinrichting waarin zich één, of meer prostituees plegen te bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheden tot ontvluchting indien de normale uitgangen daartoe voldoende zijn. Deze moeten, mede gelet op het aantal anderen personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten worden vrijgehouden van obstakels.

  • 2.

    De toegangsdeur(en) van een werkruimte dienen van binnenuit te allen tijde te openen te zijn zonder gebruikmaking van losse voorwerpen.

  • 3.

    Het bedoelde in het tweede lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg.

  • 4.

    Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de weg moet in open verbinding staan met andere ruimten.

  • 5.

    Indien het voldoen aan het bepaalde in het vierde lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd, dienen maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostituees anderszins wordt gewaarborgd.

Bovenstaande eisen zullen als voorwaarden aan een te verlenen vergunning worden verbonden.

4.6 Eisen aan de werksituatie

In de prostitutiebranche worden gezondheidsrisico's gelopen, met name op het terrein van besmetting met seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) waarvan aids de meest beruchte is. Deze risico's betreffen zowel de prostituee als de bezoeker. Dit betekent dat binnen een prostitutiebedrijf arbeidsomstandigheden, hygiëne en bescherming van de volksgezondheid bijzondere aandacht dienen te krijgen. De exploitant/ beheerder van de seksinrichting of escortbedrijf is hiervoor eindverantwoordelijk. Voort wordt van de exploitant/ beheerder verwacht dat deze een actief beleid voert ter bevordering van de arbeidsomstandigheden, de hygiëne en de gezondheid. Om dit inzichtelijk te maken moet: de exploitant bij de aanvraag een ondernemingsplan overleggen.

In ieder geval dient de exploitant te voldoen aan, de volgende eisen:

  • ·

    De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de seksinrichting of voort het escortbedrijf werkzame prostituees, alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico's voorprostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken;

  • ·

    In de seksinrichtingen dienen voldoende voorbehoedsmiddelen en voorlichtingsmateriaal over seksueel overdraagbare aandoeningen beschikbaar te zijn;

  • ·

    Ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting of escortbedrijf stelt de exploitant/beheerder huisregels op. Deze huisregels worden op zodanige wijze bekendgemaakt dat iedere bezoeker/klant er kennis van kan nemen. De exploitant/beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels;

  • ·

    De exploitant/beheerder van een seksinrichting is verplicht de sociaal verpleegkundige(n) van de GGD minimaal een maal per jaar, en verder voorzover noodzakelijk, toegang te verschaffen voor het houden van hygiënecontrole; de exploitant/beheerder is hierbij gehouden de adviezen van de GGD op te volgen; de kosten van de controle zijn voor rekening van de exploitant/beheerder van de seksinrichting;

  • ·

    De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan werkbezoeken van de GGD aan (individuele) prostituees en voorlichtingscampagnes van de GGD ten behoeve van prostituees. Hij/zij dient daartoe de verpleegkundige/arts van de GGD toegang tot het bedrijf te verlenen;

  • ·

    De exploitant/beheerderstelt de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame.prostituees in de gelegenheid zich bij de GGD tenminste eenmaal per 6 weken te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen; de kosten hiervan zijn voor rekening van de prostituee zelf;

  • ·

    De prostituee kiest zelf de arts die het soa-onderzoek verricht en mag niet worden verplicht gebruik te maken van een door de exploitant of beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf aangewezen arts;

  • ·

    De aanwezige vertrekken en sanitaire voorzieningen dienen te allen tijde in hygiënische staat te verkeren;

  • ·

    In iedere werkruimte dienen voldoende schone handdoeken en vloeibare zeep aanwezig te zijn;

  • ·

    Het bedlinnen in de werkruimten dient dagelijks te worden verschoond. Het bedlaken wordt na iedere bezoeker vervangen;

  • ·

    Het is de exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden een prostituee te verplichten alcoholhoudende dranken te consumeren al dan niet in het gezelschap van bezoekers;

  • ·

    Het is de exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van soa;

  • ·

    Het is de exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken door prostituees.

Bovenstaande eisen zullen als voorschriften aan een te verlenen vergunning worden verbonden (zie ook model-vergunning, bijlage III).

De GGD voert de inspecties uit. In de brief van de GGD van 11 april 2000 heeft deze instantie voorgesteld om van bovenstaande eisen de 4e, 5e en 6e voorwaarde in ieder geval in een te verlenen vergunning op te nemen. Bij deze wordt derhalve dit voorstel overgenomen.

5. Handhavingsarrangement

5.1 Algemeen

De verschillende partners hebben ieder hun eigen belang en hun eigen invalshoek bij de benadering van de prostitutiebranche. Het verkrijgen van een vertrouwensrelatie in deze branche enerzijds en het repressief optreden daartegen anderzijds kunnen met elkaar conflicteren. De branche moet de kans krijgen zichzelf te ontwikkelen tot een "normale" branche. Om die reden wordt voor de regio De Kernpen niet gepleit voor het in het voornoemde "Handboek lokaal prostitutiebeleid" voorgestelde breed samengesteld handhavingsteam. Binnen de regio zal wel, daar waar dit gewenst en/of noodzakelijk is, worden samengewerkt met de andere partners op basis van ieders eigen verantwoordelijkheid en insteek.

Handhaving zal aan drie kwaliteitscriteria dienen te voldoen te weten: effectief, efficiënt en consequent. Na afweging van deze criteria zal het handhavingsarrangement worden gevolgd zoals dat onder deze paragraaf is aangegeven.

5.2 Gemeente

De gemeenten hebben voor wat betreft de handhaving primair een taak in de zorg voor de naleving van de vergunningvoorschriften. De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde. De sanctiemiddelen zijn van bestuursrechtelijke aard en zijn verankerd in de Gemeentewet.en de Algemene wet bestuursrecht.

5.3 Politie

In de politieafdeling De Kempen is er op dit moment onvoldoende inzicht in de bedrijfsvoering van prostitutiebedrijven. Er is tot op heden geen structurele aanpak bij de handhaving en bij de uitvoering van de controles is er nagenoeg geen samenwerking met andere organisaties.

Het verdient aanbeveling om, in nauwe samenspraak met de betrokken partners gedurende het eerste jaar alle (bekende) prostitutiebedrijven minstens één keer per kwartaal te controleren, ter bereiking van de beoogde doelstellingen van de wetswijziging. In het districtelijke driehoeksoverleg kunnen hierover nadere afspraken gemaakt worden.

5.4 Justitie

Bij de inwerkingtreding van de wetswijziging wordt van het OM verwacht dat de opsporing en vervolging van strafbare vormen van prostitutie (en mensenhandel) wordt geïntensiveerd. De controles zullen hierbij een belangrijke rol gaan spelen.

5.5 Uitgangspunt

Uitgangspunt bij handhaving van gemeentelijke regelgeving is dat bestuursrechtelijke handhaving de voorkeur heeft. Het strafrecht is slechts "ultimum remedium". Bij de overtreding van de APV zal dus altijd eerst de bestuursrechtelijke weg gevolgd moeten worden. Daarvoor is vereist dat het vastgestelde beleid in de praktijk nauwgezet wordt toegepast. Gedogen, waar het beleid dat niet toestaat, bemoeilijkt de bestuursrechtelijke weg te zeerste. Het maakt ook de kans op een succesvolle strafrechtelijke aanpak kleiner.

In het handhavingsarrangement wordt in een aantal gevallen uitgegaan van proces-verbaal bij recidive. Ter vergroting van de kans op een geslaagde vervolging is het van groot belang in de processenverbaal te beschrijven welke bestuursrechtelijke (en eventueel strafrechtelijke) stappen al ondernomen zijn.

Onderstaand schema is gebaseerd op een landelijk model als vermeld in "het handboek lokaal prostitutiebeleid" van het Ministerie van Justitie.

1. Exploitatie zonder vergunning

Overtreding

Politie/

Toezichthouder

Gemeente

Openbaar minis-

terie

Anderen

Exploitatie past

niet binnen het

prostitutiebeleid

(art. 3.2.1 APV)

Rapport opmaken

t.b.v. gemeente; bij

herhaling tevens

PV t.b.v. OM

Sluiting

(conform Awb)

Vervolging op

grond van de APV

Afhankelijk van

situatie evt. in

schakelen van

derden bijv. belastingdienst, arbeidsinspectie,

GGD

Exploitatie: past

binnen het prosti-

tutiebeleid

(art. 3.2.1 APV)

Rapport opmaken

t.b.v. gemeente;' bij

herhaling tevens

PV t.b.v. OM

1e keer:

schriftelijke. aan-

zegging dat• ver-

gunning moet wor

den aangevraagd

en tevens sluiting

voor. onbepaalde

tijd tot vergunning

is verleend

Vervolging (in

geval van.PV) op

grond van de APV

Zie boven

2. Exploitatie in strijd met vergunning

Overtreding

Politie)

Toezichthouder

Gemeente

Openbaar minis-

terie

Anderen

Handelen in strijd

met gedragseisen

(art. 3.2.2 APV)

Rapport t.b.v. ge-

meente

Intrekking vergun

ning en sluiting

pand

Wijzigen inrichting

zonder vooraf-

gaande toestem-.

ming

(art. 3.2.1 APV)

Rapport t.b.v. ge-

meente

1 e keer:

schriftelijke waar

schuwing

2 e keer:

tijdelijke sluiting

3 e keer:

intrekking vergun

ning

--

-

Afwezigheid van

exploitant en be-

heerder

(art. 3.2.5 lid 1

APV)

Rapport t.b.v. ge-

meente en PV

t.b.v. OM bij recidi-

ve

1 e keer:

schriftelijke waar-

schuwing

2 e keer:

tijdelijke sluiting (1

week)

3 e keer:

intrekking vergun

ning

Vervolging bij reci

dive

Handelen in strijd

met sluitingsuur

(art. 3.2.3 APV)

Rapport t.b.v. ge-

meente.en PV

t.b.v. OM bij recidi-

ve

1 e keer:

schriftelijke waar-

schuwing

2e keer:

tijdelijke sluiting (1

week)

3 e keer:

intrekking vergun

ning..

Vervolging bij reci

dive

Ontbreken toezicht

door exploitant

(art. 3.2.5, lid 2a

APV)

Rapport t.b.v. ge-

meente en PV

t.b.v. OM

Afhankelijk van

ernst gepleegde

strafbare feiten

waarschuwen,

sluiten of intrekken

Afhankelijk van

gepleegde feiten

Afhankelijk van

situatie evt. in

schakelen van

derden, bijv..be

lastingdienst, ar

beidsinspectie,

GGD

Schijnbeheer

Rapport t.b.v. ge-

meente

Intrekking vergun-

ning en sluiting

pand

-

-

Ontbreken toezicht

door exploitant

(art. 3.2.5, lid 2b

APV)

Rapport t.b.v ge-

meente en PV

t.b.v. OM

1 e keer:

schriftelijke waar-

schuwing

2 e keer:

tijdelijke sluiting (1

maand)

3 e keer:

intrekking vergun

ning

Vervolging

Afhankelijk van

situatie evt. in

schakelen derden,

bijv belastingdienst

arbeidsinspectie,

GGD

Overlast voor de

omgeving

Rapport t.b.v. ge-

meente en PV

t b.v. OM bij recidi-

ve

1 e keer:

schriftelijke waar-

schuwing

2 e keer:

tijdelijkee sluiting (1

maand) .

3e keer:

intrekking vergun

ning

Vervolging bij reci-

dive

-

Gebruik van de-

inrichting in strijd

met de vergun-

ningsvoorwaarden

(art. 3.3.3 APV)

Rapport t.b.v. ge-

meente en PV

t.b.v. OM bij recidi-

ve

1 e keer:

schriftelijke waar-

schuwing

2 e keer:

tijdelijke sluiting (1

maand)

3 e keer:

intrekking vergun

ning

Vervolging bij reci-

dive

Afhankelijk van

situatie evt. in

schakelen van

derden, bijv. be

lastingdienst, ar

beidsinspectie

3. Exploitatie in strijd met artikel 250a Wetboek van Strafrecht

Overtreding

Politie/

toezichthouder

Gemeente

Openbaar Minis-

terie

Anderen

Overtreding artikel

250a WvSR

(mensenhandel,

minderjarigen ed.)

Rapport t.b.v. ge-

meente en PV

t.b.v. OM

Sluiting voor onbepaalde tijd en

intrekking vergun-

hing

Vervolging

Afhankelijk van

situatie evt. in

schakelen van

derden, bijv belas

tingdienst, ar

beidsinspectie,

GGD

BIJLAGE 1

Algemene Plaatselijke Verordening

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

PARAGRAAF 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 3.1.1. Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

b Prostituee:

degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

c Seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

d Escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

e Sekswinkel:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

f Exploitant:

de natuurlijke persoon of personen of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

g Beheerder:

de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;

h Bezoeker:

degene die aanwezig is in een seksinrichting met uitzondering van:

  • 1.

    de exploitant;

  • 2.

    de beheerder;

  • 3.

    de prostituee;

  • 4.

    het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

  • 5.

    toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2;

  • 6.

    andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3.1.3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

PARAGRAAF 2 SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE

Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen

  • 1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder;

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig besluiten) is niet van toepassing op dit artikel.

Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1. De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • b.

      is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

    • c.

      heeft de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt.

  • 2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van artikel 37 van het wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld.

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten.

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      2. de artikelen 137 c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a, (oud) 252, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417 bis, 426, 429 quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jo artikel 8 of jo artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

      5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijkgesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 3.2.3 Sluitingstijden

  • 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

    A op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 en 08.00 uur:

    B op zaterdag en zondag tussen 02.00 en 08.00 uur.

  • 2. Het bevoegd orgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1.4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • 3. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.2.4, eerste lid, gesloten dient te zijn.

  • 4. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

  • 1. Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.2.3, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting als dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 3.2.6 Straatprostitutie

  • 1. Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

    • a.

      op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;

    • b.

      gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.

  • 2. Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 3. Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 4. De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.

  • 5. De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 6. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3.2.7 Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • a.

      indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • b.

      anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.

PARAGRAAF 3 BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 3.3.1 Beslissingstermijn

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien:

    • a.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.2.2 gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

    • c.

      er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

  • 2. De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in art. 3.2.6, eerste lid, kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • d.

      in het belang van de veiligheid van personen of goederen;

    • e.

      in het belang van de verkeersvrijheid of –veiligheid;

    • f.

      in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;

    • g.

      in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

PARAGRAAF 4 BEEINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER

Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie

  • 1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3.4.2 Wijziging beheer

  • 1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.2.1, tweede lid, onder b, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

BIJLAGE II

AANVRAAGFORMULIER

Aanvraag ter verkrijging van een vergunning vooreen seksinrichting of escortbedrijf (art. 3.2.1 APV)

AAN: de burgemeester / het college van burgemeester en wethouders van Bladel

Postbus 11

5530 AA Bladel

GEGEVENS OMTRENT DE INRICHTING

1. Adres en aard van de inrichting

Adres:

Postcode:

Naam van de inrichting:

Tel.nr.:

Aard van de inrichtinq:

  • Prostitutiebedrijf

  • Seksbioscoop

  • Sekstheater

  • Seksautomatenhal

  • Thuiswerker

  • Erotische massagesalon

  • Escortbedrijf

  • Parenciub

  • Anders nl. ………………………

Kadastrale gegevens:

  • Gemeente:

  • Sectie:

  • Nummer:

2. Situatie

Deze aanvraag heeft betrekking op:

  • vestiging nieuwe onderneming

  • (overname)bestaande onderneming

  • optreden van een nieuwe beheerder

  • andere omstandigheden, namelijk:………………..

GEGEVENS OMTRENT DE EXPLOITATIE

3. De exploitant

  • a.

    Naam van natuurlijke of rechtspersoon:

  • b.

    (evt.) Voornamen:

  • c.

    Adres:

  • d.

    Postcode:

  • e.

    (evt.) Geboorteplaats en geboortedatum:

  • f.

    Ingeschreven in het Handelsregister KvK onder naam: nr.:

4. De beheerder(s)

Naam:

Voornamen:

Geboorteplaats en geboortedatum:

Adres:

Postcode:

Tel.nr.:

Naam:

Voornamen: Geboorteplaats en geboortedatum: Adres: Postcode: Tel.nr.:

4. Openingstijden

Maandag tot en met vrijdag: van uur tot uur

Zaterdag en Zondag: van uur tot :uur

Te overleggen stukken:

  • Een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager/exploitant en de beheerder;

  • Een geldige verblijfstitel van de exploitant en de beheerder;

  • Een uittreksel uit het GBA van zowel de exploitant als de beheerder(s);

  • Een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

  • Een document (zoals een huurcontract of eigendomsakte) waaruit blijkt dat de aanvrager over de ruimte beschikt of gaat beschikken waarin de seksinrichting of escortbedrijf wordt gevestigd;

  • Een nauwkeurige plattegrond van de seksinrichting of escortbedrijf waarop tevens de oppervlakte van de in de seksinrichting of escortbedrijf aanwezige ruimten staat aangegeven;

  • Een ondernemingsplan waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van de seksinrichting of escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en voorts welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituees, bevordering van de hygiëne en bescherming van de gezondheid van de bezoeker en prostituee.

  • Een situatietekening, schaal tenminste 1:1000, waaruit blijkt de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting of escortbedrijf;

  • Indien het een seksinrichting betreft tevens: een nauwkeurige plattegrond/tekening van de gehele seksinrichting, schaal tenminste 1:100, met vermelding van de oppervlakte van de verschillende ruimte(n) in m2. Tevens dient per ruimte de functie aangegeven te worden een en ander zoals beschreven in de Bouwverordening;

  • Indien het een escortbedrijf betreft tevens een nauwkeurige plattegrondtekening van het escortbedrijf, schaal tenminste 1:100, met vermelding van de oppervlakte van de ruimte(n) in m2;

  • Indien het een escortbedrijf betreft een lijst van telefoonnummers waaronder het escortbedrijf haar

diensten aanbiedt.

Woonplaats en datum,

Handtekening aanvrager:

BIJLAGE III

VERGUNNING SEKSINRICHTING

De Burgemeester van Bladel/het college van burgemeester en wethouders van Bladel,

Gezien de aanvraag van :

Adres :

Te :

Gedagtekend :

Ontvangen :

Waarbij vergunning wordt gevraagd, als bedoeld in: artikel 3.2.1, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel voor het exploiteren van een .. , op het perceel kadastraal bekend…, sectie..., nummer(s)..., plaatselijk bekend…..

Gelet op het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel;

BESLUIT/ BESLUITEN;

vergunning te verlenen voor de uitvoering van het in bovengenoemde aanvraag omschreven…, overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig .gewaarmerkte tekening, eisen en voorschriften.

Bladel,

De burgemeester van Bladel / burgemeester en wethouders van n Bladel,

Voorschriften behorende bij de

Algemeen

1.deze vergunning heeft betrekking op de volgende lokaliteit(en):

de ruimte(n) gelegen op de .... Bij wijziging van de inrichting dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 2.

    De diensten van het escortbedrijf worden aangeboden onder de volgende telefoonnummers: …………………………… …………………………..

  • 3.

    De beheerder(s) die naast de exploitant de leiding mogen uitoefenen:

Naam en voornamen: Geboorteplaats en geboortedatum: Adres: Postcode:

Naam en voornamen: Geboorteplaats en geboortedatum: Adres: Postcode:

Bij wijziging in de persoon van de beheerder dient de exploitant dit binnen één week schriftelijk door te geven aan de burgemeester/het college van burgemeester en wethouders. De nieuwe beheerder mag eerst na de wijziging van de vergunning de leiding in het escortbedrijf of seksinrichting uitoefenen.

  • 4.

    De exploitant draagt er zorg voor dat de exploitatie van het escortbedrijf of seksinrichting geen hinder voor de omgeving veroorzaakt.

  • 5.

    De seksinrichting mag niet voor het publiek geopend zijn indien de exploitant of de beheerder niet daadwerkelijk in de seksinrichting aanwezig is.

  • 6.

    De exploitant/beheerder mag gedurende de uren dat de seksinrichting gesloten moet zijn, geen bezoekers in seksinrichting hebben of toelaten.

  • 7.

    De exploitant/beheerder mag gedurende de uren dat de seksinrichting is geopend geen personen jonger dan 18 jaar in zijn seksinrichting toelaten.

  • 8.

    De voor of via het escortbedrijf of inde seksinrichting werkzame prostituee dient minimaal de leeftijd van achttien jaar bereikt te hebben en in het bezit te zijn van een geldige verblijfstitel op grond waarvan zijn/haard arbeid in Nederland is toegestaan.

  • 9.

    De exploitant dient zich vergewist te hebben dat voor of via zijn escortbedrijf of in zijn seksinrichting geen personen werkzaam zijn die niet in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel op grond waarvan zijn/haar arbeid in Nederland is toegestaan. Hiertoe dient hij een actueel bestand bij te houden van kopieën van documenten waaruit de identiteit van de in de inrichting of bedrijf werkzame personen blijkt.

  • 10.

    Deze vergunning dient altijd in het escortbedrijf of seksinrichting aanwezig te zijn, en moet op eerste vordering van de controlerende ambtenaar door de exploitant/beheerder.aan hem ter inzage worden afgegeven.

  • 11.

    De exploitant draagt er zorg voor dat het escortbedrijf of seksinrichting geëxploiteerd wordt conform het bepaalde in de nadere regels als bedoeld in artikel 3.1.3 APV Bladel, voorzover de nadere regels op het bedrijf of inrichting van toepassing zijn.

  • 12.

    Binnen één week nadat de exploitatie van het escortbedrijf of seksinrichting is beëindigd, doet de exploitant daarvan schriftelijk mededeling aan de burgemeester.

  • 13.

    Deze vergunning vervalt, indien:

    • a.

      de exploitant de exploitatie van het escortbedrijf of seksinrichting feitelijk heeft beëindigd;

    • b.

      er een wijziging heeft plaatsgevonden in de persoon van de exploitant

    • c.

      er een wijziging van bouwkundige aard in de seksinrichting heeft plaatsgevonden;

    • d.

      indien het escortbedrijf of seksinrichting naar een ander locatie wordt verplaats.

Inrichtingseisen

Verblijfsruimten

  • 1.

    De werkruimte moet overeenkomstig artikel 215 van het Bouwbesluit een oppervlakte hebben van tenminste 5 m2, een breedte van tenminste 1,80 m en een hoogte van 2,40 m.

  • 2.

    In iedere werkruimte dient een bed of rustbank aanwezig te zijn.

  • 3.

    In een seksinrichting moet, hetzij een afzonderlijke kleedruimte voor de prostituees, hetzij voor iedere prostituee afsluitbare hang-/legkast in de werkruimte aanwezig zijn.

  • 4.

    In de kleedruimte moet voor iedere prostituee een afsluitbare hang-/legkast aanwezig zijn. De kleedruimte moet naast de oppervlakte van het aantal geplaatste hang-/legkasten een oppervlakte hebben van tenminste 5 m2, een breedte van tenminste 1,80 m en een hoogte van 2,40 m.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in lid 4 bedoelde hoogte tot een hoogte van minimaal 2,10 m.

Dagverbliif en keuken

  • 1.

    In een seksinrichting waar vijf of meer werkruimten zijn, moet een dagverblijf voor de prostituees aanwezig zijn. Het dagverblijf moet een oppervlakte hebben van ten minste 16 m2, een breedte van ten minste 3,35 m en een hoogte van 2,40 m.

  • 2.

    In een seksinrichting waar vijf of meer werkruimten zijn, moet een keuken ten behoeve van het bereiden van maaltijden aarwezig zijn. De keuken moet een oppervlakte hebben van ten minste 5 m2 en een breedte van tenminste 1,80 meter en een hoogte van 2,40 m.

  • 3.

    Burgmeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in lid 1 en 2 bedoelde hoogte tot een hoogte van minimaal 2,10 m.

Gebruik

Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden gebruikt worden; \

Temperatuur en luchtverversing (technische voorschriften)

  • 1.

    In de seksinrichting moet ten behoeve van de in het gebouw aanwezige verblijfsruimten en -indien aanwezig- vitrines tenminste een opstelplaats voor een stooktoestel in een afsluitbare stookruimte aanwezig zijn welke is afgestemd op de daarin aanwezige verwarmingsapparatuur.

  • 2.

    De voorziening voor toevoer van verse luchten de afvoer van binnenlucht dient te voldoen aan het bepaalde in artikel 271 van het Bouwbesluit. Artikel 30, lid 13 en 14 (doorspuibaarheid) van het Bouwbesluit is van overeenkomstige toepassing.

Verlichtinq ruimten

  • 1.

    De daglichttoetreding van de seksinrichting dient te voldoen aan artikel 277 van het Bouwbesluit.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor ruimten welke op het moment van inwerkingtreding van deze nadere regels voor prostitutiedoeleinden werden gebruikt ontheffing verlenen.

Wasbakken badruimte

  • 1.

    In de werkruimte dient een wasbak met warm en koud stromend water aanwezig te zijn. De wasbakken moeten doelmatig zijn geplaatst.

  • 2.

    In een seksinrichting dient per vijf werkruimten tenminste één badruimte, waaronder mede wordt verstaan een doucheruimte en één toilet of een combinatie van een badruimte met toilet, aanwezig te zijn.

  • 3.

    Indien inde seksinrichting meer dan vijf werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal badruimten met vijf werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal badruimten dien het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van vijf.

  • 4.

    De badruimten moeten een vloeroppervlakte hebben van tenminste 1,2 m2, en een breedte van tenminste 0,8 meter en een hoogte van minimaal 2,10 m. Indien de badruimte is samengevoegd met een toiletruimte dien te oppervlakte van deze samengevoegde ruimte minimaal 2,2 m2 te bedragen.

  • 5.

    De badruimten moeten doelmatig zijn ingericht en beschikken over warm en koud stromend water.

Toiletten

  • 1.

    in een seksinrichting.moet tenminste één toilet aanwezig zijn.

  • 2.

    In een seksinrichting met vijf of meer werkruimten moeten tenminste twee toiletten naar sekse gescheiden aanwezig zijn en van een duidelijk opschrift, aanduidende de sekse, waarvoor zij bestemd zijn, voorzien zijn.

  • 3.

    Indien in de seksinrichting meer dan vijf werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal toiletten per werkruimte: een worden vermeerderd met één. Voorde berekening van het aantal toiletten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van vijf.

  • 4.

    De toiletten moeten een vloeroppervlakte hebben van te n minste 1 m 2 , een breedte van minimaal 0,80 meter en een minimale hoogte van 2,10 meter.

  • 5.

    De toiletten moeten doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en van het benodigde zijn voorzien. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig afgesloten dat het bij gebruik behoorlijke afzondering waarborgt. Een toilet moet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met een stankafsluiting.

  • 6.

    In of in de onmiddellijke nabijheid van de toiletten moet een voldoende aantal wasbakken aanwezig zijn. De wasbakken moeten zindelijk worden gehouden en doelmatig zijn geplaatst. De wasbakken moeten beschikken over stromend water en van het benodigde zijn voorzien.

Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid

  • 1.

    Ruimten in de seksinrichting waarin zich één of meer prostituees plegen ten bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheden tot ontvluchting indien de normale uitgangen daartoe voldoende zijn. Deze moeten, mede. gelet op het aantal andere personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten worden vrijgehouden van obstakels.

  • 2.

    De toegangsdeuren van een werkruimte dienen van binnenuit te allen tijde te openen te zijn zonder gebruikmaking van losse voorwerpen.

  • 3.

    Het bedoelde in het tweede lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg.

  • 4.

    Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de wegmoet in open verbinding staan met andere ruimten.

  • 5.

    Indien het voldoen aan het bepaalde in het vierde lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd, dienen maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostituees anderszins wordt gewaarborgd.

Eisen aan de werksituatie

  • De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees, alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico's voor prostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken;

  • In de seksinrichtingen dienen voldoende voorbehoedsmiddelen en voorlichtingsmateriaal over seksueel overdraagbare aandoeningen beschikbaar te zijn;

  • Ter bevordering van een ordelijke, hygienische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting- of escortbedrijf stelt de exploitant/beheerder huisregels op. Deze huisregels worden op zodanige wijze bekendgemaakt dat iedere bezoeker/klant er kennis van kan nemen. De exploitant/beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels;

  • De exploitant/beheerder van een seksinrichting is verplicht de sociaal verpleegkundige(n) van de GGD minimaal een maal per jaar, en verder voorzover noodzakelijk, toegang te verschaffen voor het houden van hygienecontrole de exploitant/beheerder is hierbij gehouden de adviezen van de GGD op te volgen; de kosten van de controle zijn voor rekening van de exploitant/beheerder van de seksinrichting;

  • De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan werkbezoeken van de GGD aan (individuele) prostituees en voorlichtingscampagnes van de GGD ten behoeve van prostituees. Hij/zij dient daartoe de verpleegkundige/arts van de GGD toegang tot het bedrijf te verlenen;

  • De exploitant/beheerder stelt de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid zich bij de GGD tenminste een maal per 6 weken te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen; de kosten hiervan zijn voor rekening van de prostituee zelf;

  • De prostituee kiest zelf de arts die het soa-onderzoek verricht en mag niet worden verplicht gebruik te maken van een door de exploitant of beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf aangewezen arts

  • De aanwezige vertrekken en sanitaire voorzieningen dienen te allen tijde in hygiënische staat te verkeren;

  • In iedere werkruimte .dienen voldoende schone handdoeken en vloeibare zeep aanwezig te zijn;

  • Het bedlinnen in de werkruimten dient dagelijks te worden verschoond. Het bedlaken wordt na iedere bezoeker vervangen;

  • Het is de exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden een prostituée te verplichten alcoholhoudende dranken te consumeren al dan niet in het gezelschap van bezoekers;

  • Het is de exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van soa

  • Het is de exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken door prostituees.