Regeling vervallen per 20-09-2022

Damoclesbeleid gemeente Bladel (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet)

Geldend van 21-12-2019 t/m 19-09-2022

Intitulé

Damoclesbeleid gemeente Bladel (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet)

De burgemeester van de gemeente Bladel;

gelet op artikel 13b Opiumwet en artikel 3 Politiewet 2012;

besluit:

vast te stellen de volgende regeling:

Damoclesbeleid gemeente Bladel (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet)

1. Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met drugshandel. Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) is het juridisch instrument om bestuurlijk op te treden tegen deze illegale handel. In dit beleid staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de bestuurlijke dwangmiddelen bij drugshandel.

2. Juridisch kader

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II), artikel 10a (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs) en artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b Opgenomen (Artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik (softdrugs ≤ 5 gram, harddrugs ≤ 0,5 gram).

Artikel 13b luidt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

  • a. Een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.  

Eveneens is de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van kracht (in werking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, 5391), waarop het beleid is afgestemd.

 

3. Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)

Deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester:

  • 1.

    bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven;

  • 2.

    als een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet in woningen of lokalen danwel op daarbij behorende erven voorhanden zijn. 

    Doel

    Dit handhavingsbeleid heeft tot doel:

  • -

    het teniet doen van de naamsbekendheid van en de aanloop van en naar het drugspand;

  • -

    te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een maatregel die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • -

    te bewerkstelligen dat er door de gekozen bestuursdwangmaatregel een einde komt aan de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat;

  • -

    te bewerkstelligen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

  • -

    kenbaar te maken aan de burger welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding;

  • -

    de handhavingsactiviteiten van politie, openbaar ministerie en gemeente op elkaar af te stemmen en complementair te laten zijn.

     

    Last onder bestuursdwang

    Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken en vanwege het gewenste effect van de last onder bestuursdwang, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom.

     

    Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang

    Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden, indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.

     

    Categorieën in beleid

    Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • A.

    Woningen en bijbehorende erven:

    de drugshandel in woningen dan wel bij woningen behorende erven;

  • B.

    Lokalen en bijbehorende erven:

    de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven.

     

    Definities

    ‘Drugs’

    Een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet.

     

    ‘Drugshandel’

    In deze beleidsregel wordt onder ‘drugshandel’ verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet in een woning of lokaal en/of de daarbij behorende erven.

     

    ‘Voorbereidingshandelingen’

    Van voorbereidingshandelingen is sprake als in een woning en/of lokaal of op daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) of (een) stof(fen) voorhanden is/zijn die strafbaar zijn op grond van 10a en/of 11a van de Opiumwet.

    Die bepalingen staande in artikel 10a, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.

    Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof (opslag van 2000 liter zoutzuur in een woonwijk) of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar soms ook uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties.

     

    Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen staande in artikel 10 of 11a van de Opiumwet vallen binnen de reikwijdte van dit beleid. Het beleid geldt niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. De uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a van die Wet. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandeling gaat.

     

    ‘Grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt

    Artikel 11a van de Opiumwet stelt alleen de voorbereiding strafbaar van teelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet) dan wel de voorbereiding van teelt van een grote hoeveelheid (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet). Bij de vaststelling van hetgeen wat beroeps- of bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren, terug te vinden in de Aanwijzing Opiumwet, een rol: 

  • -

    De schaalgrootte van de teelt: de hoeveelheid aan planten. Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik;

  • -

    De mate van professionaliteit, afgemeten aan het soort perceel waarop geteeld wordt, belichting, verwarming, bevloeiing, etc. (opgenomen in bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet);

  • -

    Indien, ongeacht de hoeveelheid planten, wordt voldaan aan twee of meer punten, genoemd in de lijst indicatoren met betrekking tot de mate van professionaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet, wordt aangenomen dat sprake is van beroepsmatig- of bedrijfsmatig handelen;

  • -

    Het doel van de teelt. Indien er sprake is van het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen, wordt, ongeacht de hoeveelheid planten, aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. 

    ‘Woning’

    De wetgever heeft ervan afgezien het begrip ‘woning’ te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een ‘woning’: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat voor bewoning wordt gebruikt (woongenot) en mag worden gebruikt. Of een woning in de aangetroffen staat wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen dan wel bestuurlijke rapportage van de politie.

     

    ‘Lokaal’

    Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Dit is onder andere het geval als er sprake is van schijnbewoning. Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.

     

    ‘Recreatiewoning’

    Een recreatiewoning kan, als deze uitsluitend recreatief wordt gebruikt, als lokaal gekwalificeerd worden, maar onder omstandigheden – bijvoorbeeld als daarin legaal permanent gewoond wordt – ook als woning.

  • A.

    Woningen en daarbij behorende erven: drugshandel / voorbereidingshandelingen 

    Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

     

    Sluitingstermijnen

    De onderstaande bestuurlijke maatregelen worden genomen bij constatering van drugshandel in woningen. Daarbij geldt voor de constatering van overtredingen een recidivetermijn van 5 jaar.

     

    - Softdrugs in woningen en/of bijbehorende erven

     

    Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

     

  • Overtreding

    Maatregel/sluiting

    In een woning (+ bijbehorende erven) wordt softdrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid

    van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten.

    1ste constatering: 3 maanden sluiting

    2de constatering: 6 maanden sluiting

    3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden ten aanzien van (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

  • Overtreding

    Maatregel/sluiting

    In een woning (+ bijbehorende erven)

    is/zijn (een) voorwerp(en) en/of (een)

    stof(fen) ex artikel 11a Opiumwet

    voorhanden.

    1ste constatering: 3 maanden sluiting

    2de constatering: 6 maanden sluiting

    3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

- Harddrugs in woningen en/of bijbehorende erven

 

Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram (Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine), 1 pil/tablet (bijv. XTC), 1 bolletje, 1 wikkel en 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB). Dit op basis van de Aanwijzing Opiumwet.) worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

  • Overtreding

    Sluiting

    In een woning (+ bijbehorende erven) wordt

    harddrugs geconstateerd met een

    handelshoeveelheid van > 0,5 gram.

    1ste constatering: 4 maanden sluiting

    2de constatering: 6 maanden sluiting

    3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

  • Overtreding

    Sluiting

    In een woning (+ bijbehorende erven) is/zijn

    (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) ex

    artikel 10a, eerst lid, onder 3°, van de

    Opiumwet voorhanden.

    1ste constatering: 4 maanden sluiting

    2de constatering: 6 maanden sluiting

    3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

B. Lokalen en daarbij behorende erven drugshandel / voorbereidingshandelingen

 

Drugshandel /voorbereidingshandelingen in of bij lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt het een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Dit vormt een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

 

Sluitingstermijnen

Lokalen en daarbij behorende erven worden gesloten in de onderstaande gevallen. Daarbij geldt voor de constatering van overtredingen een recidivetermijn van 5 jaar.

 

- Softdrugs in lokalen en bijbehorende erven

 

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

  • Overtreding

    Sluiting

    In een al dan niet voor het publiek

    toegankelijke lokaal (+ bijbehorende erven)

    wordt softdrugs met een handels-

    hoeveelheid van > 30 gram of > 5

    planten/stekjes/plantenresten

    geconstateerd.

    1ste constatering: 6 maanden sluiting

    2de constatering: 12 maanden sluiting

    3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is/zijn worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

  • Overtreding

    Sluiting

    In een al dan niet voor het publiek

    toegankelijke lokaal (+ bijbehorende erven)

    is/zijn (een) voorwerp(en) en/of (een)

    stof(fen) ex artikel 11a Opiumwet

    voorhanden

    1ste constatering: 6 maanden sluiting

    2de constatering: 12 maanden sluiting

    3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

- Harddrugs in lokalen en/of bijbehorende erven

 

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram (Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine), 1 pil/tablet (bijv. XTC), 1 bolletje, 1 wikkel en 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB). Dit op basis van de Aanwijzing Opiumwet.) worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

  • Overtreding

    Sluiting

    In een al dan niet voor het publiek

    toegankelijke lokaal (+ bijbehorende erven)

    wordt harddrugs geconstateerd met een

    handelshoeveelheid van > 0,5 gram.

    1ste constatering: 12 maanden sluiting

    2de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

  • Overtreding

    Sluiting

    In een al dan niet voor het publiek

    toegankelijke lokaal (+ bijbehorende erven)

    zijn (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) ex

    artikel 10a, eerste lid onder 3°, van de

    Opiumwet voorhanden.

    1ste constatering: 12 maanden sluiting

    2de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

4. Cumulatie

Bij cumulatie van overtredingen en op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (zie hieronder).

 

5. Afwijkingsbevoegdheid

De bestuurlijke maatregelen zijn in dit beleid weergegeven. In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. Er kunnen zich echter feiten en omstandigheden voordoen die dermate ernstig zijn of verzachtend zijn dat van dit beleid afgeweken kan worden. Bij verzwarende omstandigheden kan bijvoorbeeld een stap in de sanctiestrategie worden overgeslagen of voor een langere periode worden gesloten.

 

Relevante indicatoren voor bepalen zwaarte sanctie

De navolgende (niet-limitatieve) indicatoren zijn betrokken bij het bepalen van de zwaarte voor de op te leggen sancties:

  • -

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet;

  • -

    de vraag of sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • -

    de vraag of sprake is van één of meer (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • -

    (andere) signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, een weegschaal, assimilatielampen, een tabletteermachine (productie van pillen) e.d.;

  • -

    de mate van brandgevaar en/of ander gevaar voor de omgeving; de mate van risico voor omwonenden;

  • -

    de mate van overlast en de effecten op de omgeving;

  • -

    de vraag of sprake is van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • -

    de vraag of sprake is van recidive;

  • -

    het bestaan van een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • -

    de vraag of sprake is van (mogelijke) mensenhandel/arbeidsuitbuiting;

  • -

    de mate waarin het pand/de ruimte bekend staat als drugsadres;

  • -

    de mate waarin het pand/de ruimte betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

  • -

    de aannemelijkheid dat behalve het pand of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband.

 

6. Inschrijving kadaster

De burgemeester is verplicht om een besluit tot sluiting, dat is gegrond op artikel 13b Opiumwet dan wel op artikel 174a Gemeentewet, zo spoedig mogelijk in te schrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (Kadaster).

 

7. Intrekking eerder besluit  

Het Damoclesbeleid 2018 gemeente Bladel (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet), vastgesteld op 1 mei 2018 door de burgemeester van Bladel wordt ingetrokken.

 

8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

 

9. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Damoclesbeleid gemeente Bladel (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet).

 

Aldus vastgesteld op 19 november 2019.

 

De burgemeester van de gemeente Bladel,

Ir. R.P.G. Bosma