Regeling vervallen per 17-08-2016

Regeling WVK-groep

Geldend van 01-01-2011 t/m 16-08-2016

Intitulé

Regeling WVK-groep

De raad van de gemeente Bladel;

gelet op de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, de Gemeentewet en de Wet sociale werkvoorziening;

overwegende:

dat voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening samenwerking tussen gemeenten noodzakelijk is;

dat de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden (Staatsblad 2005, 530) leidt tot aanpassing van bepalingen met betrekking tot raden en colleges;

dat de Wet tot wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met nieuwe voorschriften van begroting en verantwoording (Staatsblad 2003, 314) leidt tot aanpassingen betreffende de financiële administratie;

dat de Wet tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen (Staatsblad 2007, 564) leidt tot aanpassingen in de rechten voor Wsw-geïndiceerden;

dat het gewenst is de regeling op een aantal onderdelen te actualiseren;

gelet op het besluit van het algemeen bestuur van de WVK-groep d.d. 1 juli 2010 om de regeling WVK-groep te wijzigen;

besluit:

de gemeenschappelijke regeling ‘Regeling WVK-groep’, goedgekeurd door het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant bij zijn besluit van 14 augustus 1989 te wijzigen, waarbij deze thans komt te luiden;

‘Regeling WVK-groep’ met inwerkingtreding 1 januari 2011.

Algemene bepalingen

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder

1.

"de regeling"

de "regeling WVK-groep";

2.

"de dienst"

het openbaar lichaam "WVK-groep";

3.

"een deelnemende gemeente"

een aan deze regeling deelnemende gemeente;

4.

"wet"

de Wet sociale werkvoorziening;

5.

"Gedeputeerde Staten"

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

Artikel 2

Waar in de regeling artikelen van enige wet of wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing zijn of zijn verklaard, komen voor zoveel mogelijk in de plaats van:

de gemeente

de dienst

de gemeenteraad

het algemeen bestuur

burgemeester en wethouders

het dagelijks bestuur

de burgemeester

de voorzitter

Rechtspersoon

Artikel 3

Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd "WVK-groep".

Het is gevestigd te Bladel.

Bestuursorganen

Artikel 4

Het bestuur van de dienst bestaat uit:

  • 1.

    het algemeen bestuur;

  • 2.

    het dagelijks bestuur;

  • 3.

    de voorzitter.

Hoofdstuk I Doelstelling, belang en bevoegdheden

Artikel 5

  • 1. De dienst heeft tot doel het gemeenschappelijk belang sociale werkvoorziening ten behoeve van de deelnemende gemeenten te behartigen, alsmede de hiervoor opgebouwde infrastructuur in te zetten voor re-integratiedoeleinden.

  • 2. Daartoe dragen de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten hun bevoegdheden, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in lid 1 genoemde belang, over, te weten:

    • a.

      De volledige uitvoering van de wet en van de daaruit voortvloeiende voorschriften, voorzover die uitvoering aan de gemeenten is opgedragen.

    • b.

      Het oprichten, exploiteren en in stand houden van bedrijven voor industriële, cultuurtechnische, administratieve werkzaamheden, detacheringen en traject­begeleiding, welke zoveel mogelijk zijn gericht op het behouden dan wel bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer mede met het oog op het kunnen verrichten van arbeid onder normale omstandigheden.

  • 3. Het algemeen bestuur kan binnen het kader van het in lid 1 omschreven doel één of meerdere privaatrechtelijke rechtspersonen oprichten.

  • 4. De gemeentebesturen verplichten zich tot het medewerken aan het vinden van voldoende en geëigende werkzaamheden voor de medewerkers.

Hoofdstuk II Algemeen bestuur

Samenstelling

Artikel 6

  • 1. De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen elk uit hun midden twee leden van het algemeen bestuur aan.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een tijdvak gelijk aan dat van de zittingsduur van de gemeenteraad. Zij blijven zitting houden tot aan het tijdstip dat de opvolger zijn aanwijzing als lid van het algemeen bestuur heeft aanvaard.

  • 3. Hij die tussentijds ophoudt lid te zijn van het college van burgemeester en wethouders waaruit hij is aangewezen als lid van het algemeen bestuur, houdt van rechtswege op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede het college dat hen heeft aangewezen, op de hoogte. Het ontslag gaat onmiddellijk in en is onherroepelijk.

  • 5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeente of door het bestuur van de dienst. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld Wsw werknemers en zij die, op arbeidscontract naar burgerlijk recht, werkzaam zijn bij een door de regeling opgerichte rechtspersoon.

Werkwijze

Artikel 7

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt, danwel tenminste twee leden dat schriftelijk verzoeken met opgave van redenen.

  • 2. Voor het bepalen van het tijdstip van de vergadering en van het oproepen van de leden zijn de artikelen 19 en 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorzitter de openbare kennisgeving doet plaatshebben in één of meer dag- en nieuwsbladen welke in de deelnemende gemeenten verspreiding vinden.

Artikel 8

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur worden in het openbaar gehouden. De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter, danwel één vijfde deel der aanwezige leden zulks verlangt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens omtrent de beslotenheid en de opheffing daarvan.

  • 2. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen, betreffende onderwerpen als vermeld in artikel 24 sub a en b van de Gemeentewet.

  • 3. In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen betreffende: 

    • a.

      wijziging en opheffen van de regeling;

    • b.

      verordeningen;

    • c.

      het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen en verenigingen danwel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming.

Artikel 9

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Het reglement van orde wordt aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.

Bevoegdheden

Artikel 10

  • 1. Het algemeen bestuur treedt ten aanzien van de regeling in de bevoegdheden van de raden der gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur kan de uitoefening van de door hem te bepalen bevoegdheden volgens door hem te stellen regelen opdragen aan het dagelijks bestuur of aan de commissie als bedoeld in artikel 19 van de regeling, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      de benoeming, de schorsing of het ontslag van de directeur;

    • d.

      het nemen van besluiten over het instellen van commissies, als bedoeld in de artikelen 18 en 19 van de regeling.

  • 3. Het algemeen bestuur kan voor afzonderlijke taken en activiteiten van de dienst een bedrijf of andere tak van dienst instellen.

Vergoeding en tegemoetkoming

Artikel 11

  • 1. De leden van het algemeen bestuur kunnen voor hun werkzaamheden een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de bedragen van de tegemoetkoming op jaarbasis vast.

Hoofdstuk III Dagelijks bestuur

Samenstelling

Artikel 12

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter van de dienst;

    • b.

      drie leden die door het algemeen bestuur uit zijn midden worden aangewezen, met dien verstande dat deze leden geen lid zijn van het college, waarvan de voorzitter lid is en geen lid zijn van hetzelfde college;

    • c.

      tenminste twee en ten hoogste drie leden die door het algemeen bestuur doch niet uit zijn midden, worden aangewezen.

  • 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur en heeft daarin stemrecht.

  • 3. De in lid 1, onder c, bedoelde leden moeten op grond van hun algemene belangstelling voor de sociale werkvoorziening of hun deskundigheid op enig gebied daarvan geacht worden de geschiktheid te hebben welke nodig is om uitvoering te geven aan de taakstelling van het dagelijks bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur wijst in de eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden van het dagelijks bestuur aan.

  • 5. De leden treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur, met dien verstande dat zij in het dagelijks bestuur zitting blijven houden tot aan het tijdstip dat hun opvolgers hun aanwijzing als lid van het dagelijks bestuur hebben aanvaard.

  • 6. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door onts!ag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen één maand na dat openvallen.

  • 7. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeente of door het bestuur van de dienst. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld Wsw werknemers en zij die, op arbeidscontract naar burgerlijk recht, werkzaam zijn bij een door de regeling opgerichte rechtspersoon.

Werkwijze

Artikel 13

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert in principe éénmaal per twee maanden.

  • 2. Vergaderingen worden voorts gehouden zo dikwijls de voorzitter van het dagelijks bestuur zulks nodig oordeelt of tenminste twee leden hem dat schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoeken.

  • 3. De voorzitter is gehouden naar aanleiding van een dergelijk vorzoek, in spoedeisende gevallen binnen één week, een vergadering te beleggen. Indien hij daarmee in gebreke blijft, zijn de indieners van het verzoek gerechtigd een vergadering bijeen te roepen.

  • 4. Ten aanzien van de vergaderingen zijn de artikelen 28, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Bevoegdheden

Artikel 14

  • 1. Het dagelijks bestuur treedt ten aanzien van de regeling in de bevoegdheden van de colleges van burgemeester en wethouders der gemeenten.

  • 2. Aan het dagelijks bestuur behoren in ieder geval:

    • a.

      het behoorlijk voorbereiden, voor zover niet aan anderen is opgedragen, van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het houden van toezicht op de uitvoering van de verordeningen die vastgesteld zijn door het algemeen bestuur;

    • d.

      het, desgevraagd of uit eigen beweging, adviseren van het algemeen bestuur in alle zaken de sociale werkvoorziening en de re-integratiedienstverlening betreffende;

    • e.

      het onderhouden van contacten met organen en het voor zover nodig samenwerken met organen, organisaties, instellingen en personen, die zowel binnen als buiten het gebied, waarover de regeling zich uitstrekt, werkzaam zijn;

    • f.

      het ingevolge de Wsw en de daarbij behorende regelgeving in dienst nemen, schorsen en (doen) ontslaan van werknemers met een arbeidsovereenkomst als bedoeld in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    • g.

      het beheren van de wachtlijst als bedoeld in artikel 12 van de Wsw;

    • h.

      het beheer van de inkomsten en de uitgaven van de dienst;

    • i.

      de zorg, voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van de met deze werkzaamheden belaste functionaris;

    • j.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • k.

      het met inachtneming van de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting vaststellen van de personeelsformatie en de organisatiestructuur;

    • l.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van het ambtelijk personeel, alsmede het in dienst nemen, schorsen en ontslaan van het personeel op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, dat niet krachtens deze regeling door het algemeen bestuur wordt benoemd c.q. in dienst genomen, geschorst of ontslagen;

    • m.

      het toezien op het beheer en het onderhoud van de gebouwen, werken en inrichtingen, die de dienst bezit of op enigerlei wijze onder zich heeft;

    • n.

      het voorstaan van belangen van de dienst;

    • o.

      het houden van gedurig toezicht op al wat de dienst aangaat.

  • 3. Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dit bestuur te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit.

Vergoeding en tegemoetkoming

Artikel 15

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur kunnen voor hun werkzaamheden een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de bedragen van de tegemoetkoming op jaarbasis vast.

Hoofdstuk IV Voorzitter

Aanwijzing

Artikel 16

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter van de dienst aan.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dit bestuur uit zijn midden aan te wijzen.

  • 3. Het bepaalde in artikel 12, lid 4 tot en met 7 van de regeling is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.

Bevoegdheden

Artikel 17

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur;

    • b.

      het ondertekenen van alle stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan;

    • c.

      het zorgdragen voor het ten uitvoer brengen van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het uitvoeren van de besluiten van het dagelijks bestuur;

    • e.

      het vertegenwoordigen in en buiten rechte van de dienst;

    • f.

      de zorg voor het doen instellen van voorlopig onderzoek in zaken met een spoedeisend karakter.

  • 2. De voorzitter kan, onder eigen verantwoordelijkheid, welke van het dagelijks bestuur of van hem uitgaan opdragen aan één of meer door hem aangewezen medewerkers van de dienst.

  • 3. De voorzitter kan de vertegenwoordiging van de dienst opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 4. In rechtsgedingen tussen de dienst en de gemeente die hem heeft afgevaardigd, wordt de voorzitter vervangen door een lid van het algemeen bestuur dat geen lid van het bestuur van de betreffende gemeente is.

  • 5. Artikel 273 van de Gemeentewet is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk V Commissies

Commissies van advies

Artikel 18

  • 1. De onderscheiden bestuursorganen van de dienst kunnen commissies van advies instellen, zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan voor daarvoor in aanmerking komende leden van commissies als bedoeld in dit artikel een tegemoetkoming in de kosten voor het bijwonen van vergaderingen van die commissies vaststellen.

Bestuurscommissies

Artikel 19

  • 1. Het algemeen bestuur kan met het oog op de behartiging van een bepaald belang een commissie instellen, zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan voor de leden van de in dit artikel bedoelde commissie een tegemoetkoming in de kosten voor hun werkzaamheden vaststellen.

Hoofdstuk VI Inlichtingen, verantwoording en terugroeping

Dagelijks bestuur / algemeen bestuur

Artikel 20

  • 1. Het dagelijks bestuur of één of meer leden daarvan verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden gevraagde inlichtingen voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van het algemeen bestuur of schriftelijk verstrekt.

  • 2. Nadat de inlichtingen zijn verstekt of dienden te zijn verstrekt, kan het algemeen bestuur het dagelijks bestuur of één of meer leden daarvan ter verantwoording roepen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen. Artikel 49 en 50 van de Gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.

Lid algemeen bestuur / college

Artikel 21

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen, alle inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van dat college of schriftelijk verstrekt.

  • 2. Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan het college het lid ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Het college kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen. Artikel 49 en 50 van de Gemeentewet zijn daarop van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VII Personeel

Onderscheidend personeel

Artikel 22

De dienst kent:

  • 1.

    werknemers, die in dienst worden genomen op grond van de Wsw en waarmee een arbeidsovereenkomst krachtens boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;

  • 2.

    werknemers die door of vanwege de dienst zijn aangesteld in openbare dienst, genaamd ambtelijk personeel;

  • 3.

    werknemers in dienst van een door de regeling opgerichte rechtspersoon die zijn gedetacheerd bij of via de dienst.

Directeur

Artikel 23

  • 1. Met de dagelijkse leiding van de dienst is belast een directeur.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt het directiestatuut vast.

  • 4. De directeur is tevens secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 5. De directeur staat de bestuursorganen en de commissies van de dienst bij in de vervulling van hun taak en woont de vergaderingen van de bestuursorganen als secretaris bij.

  • 6. Alle stukken uitgaand van het algemeen en dagelijks bestuur worden door hem mede­ ondertekend.

  • 7. De directeur wordt bij ziekte, afwezigheid of schorsing vervangen door een daartoe door het algemeen bestuur aangewezen personeelslid.

Administrateur / controller

Artikel 24

  • 1. Het dagelijks bestuur wijst een administrateur/controller aan, die onverminderd de verantwoordelijkheid van de directeur, belast is met:

    • a.

      De bewaking van de rechtmatige besteding van de aan de dienst ter beschikking gestelde middelen.

    • b.

      De zorg voor de juistheid en de volledigheid van de financiële administratie en verslaglegging overeenkomstig de bepalingen van de wet.

    • c.

      Het nemen van maatregelen voor tijdige invordering van alle te ontvangen bedragen.

    • d.

      Het uitbrengen van adviezen van bedrijfseconomische aard aan de directeur.

  • 2. De administrateur wordt bij ziekte, afwezigheid of schorsing vervangen door een daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen personeelslid.

Bijwonen vergaderingen

Artikel 25

Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen personeelsleden van de dienst uitnodigen hun vergaderingen bij te wonen.

Archief

Artikel 26

Het algemeen bestuur is belast met de zorg voor de bewaring en het beheer van het archief van de regeling.

Hoofdstuk VIII Financiën

Financiële administratie

Artikel 27

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het kasbeheer en het beheer van de vermogenswaarden van de dienst.

  • 2. Met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie, het kasbeheer en de controle zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De programmabegroting en het jaarverslag/programmaverantwoording dienen te voldoen aan het bepaalde in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Begroting

Artikel 28

  • 1. Het begrotingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het dagelijks bestuur maakt elk jaar vóór 1 april de ontwerp-begroting op voor het volgende dienstjaar en zendt deze, vergezeld van een toelichting, toe aan de leden van het algemeen bestuur en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen het dagelijks bestuur vóór 1 juni van hun gevoelen omtrent de ontwerp-begroting doen blijken.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de opmerkingen van de raden van de deelnemende gemeenten, eventueel voorzien van een nota van wijzigingen, aan het algemeen bestuur.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

  • 6. Terstond na de vaststelling wordt daarvan mededeling gedaan aan de raden van de deelnemende gemeenten. Indien de vastgestelde begroting afwijkt van de ontwerp­begroting wordt deze eveneens ter kennis van de raden van de deelnemende gemeenten gebracht die terzake Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen een maand na vaststelling aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring in.

  • 8. Artikel 186 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Begrotingswijziging

Artikel 29

De in artikel 28 van deze regeling neergelegde procedure is niet van toepassing op die wijzigingen van de begroting, welke niet leiden tot een verhoging van de bijdrage der deelnemende gemeenten.

Geldmiddelen

Artikel 30

Voor zover de deelnemende gemeenten een gemeentelijke bijdrage verschuldigd zijn wordt deze bij wijze van voorschot jaarlijks voor 1 februari en voor 1 juli betaald. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

Artikel 31

Een eventueel exploitatietekort van WVK-groep wordt, evenals een eventuele uitkering uit de algemene reserves, op basis van gelijke delen aan alle deelnemende gemeenten toebedeeld.

Artikel 32

Aan een eventueel batig saldo wordt bij vaststelling van de rekening door het algemeen bestuur een bestemming gegeven.

Rekening

Artikel 33

  • 1. Het dagelijks bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de baten en lasten onder overlegging van de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar het getrouwe beeld van de baten en lasten en van een onderzoek naar de rechtmatigheid daarvan, ingesteld door een door het algemeen bestuur ingestelde deskundige overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening van het voorafgaande jaar voor 1 juli vast. Het dagelijks bestuur stuurt deze jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli aan Gedeputeerde Staten. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur ook direct mededeling aan de raden van de gemeenten.

  • 4. Artikel 186 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk X Overige bepalingen

Toetreding

Artikel 34

  • 1. Toetreding door andere gemeenten vindt plaats, nadat alle colleges van de deelnemende gemeenten daarin met toestemming van hun raden hebben bewilligd.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de voorwaarden vast en regelt de gevolgen van toetreding.

Uittreding

Artikel 35

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door het besluit van het college van burgemeester en wethouders en met toestemming van de gemeenteraad van de betreffende gemeente.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de uittreding vast.

  • 3. Een uittredende gemeente is gehouden na uittreding bij te dragen in het mogelijke exploitatietekort en in de als gevolg van de uittreding mogelijk ontstane desintegratiekosten.

  • 4. Een uitgetreden gemeente kan geen recht doen gelden op een uitkering uit de algemene reserves van WVK-groep.

Wijziging

Artikel 36

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd nadat alle colleges van de deelnemende gemeenten daarin met toestemming van hun raden hebben bewilligd.

  • 2. Een voorstel tot wijziging kan worden gedaan door het algemeen bestuur en door de colleges van een of meer der deelnemende gemeenten.

Opheffing

Artikel 37

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven na een unaniem besluit van de colleges en met toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. In geval van beëindiging besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor een liquidatieplan vast.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de liquidatie.

  • 6. De organen van de regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie.

Inwerkingtreding

Artikel 38

De regeling treedt in werking op 1 januari 2011.

Toezending

Artikel 39

De bij de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van de goed te keuren regeling aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van het college van burgemeester en wethouders van Bladel.

Duur en aanhaling

Artikel 40

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij kan worden aangehaald als "Regeling WVK-groep".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 16 december 2010.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting gemeenschappelijke regeling "Regeling WVK-groep"

Inleiding

Op 26 november 2009 is door het algemeen bestuur van WVK-groep besloten om de regeling WVK-groep te actualiseren. Dit schept de mogelijkheid om de uitgangspunten van enkele wetten die de afgelopen jaren in werking zijn getreden te verwerken in de gemeenschappelijke regeling.

Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden (2006) en modernisering Wsw (2008)

In de aangepaste gemeenschappelijke regeling worden de wijzigingen verwerkt die voortvloeien uit de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden die op 8 maart 2006 in werking is getreden.

Deze wet strekt er toe de bevoegdheidsverdeling in medebewindswetgeving in overeenstemming te brengen met de uitgangspunten van de Wet dualisering gemeentebestuur. Doorgaans betreft het de overheveling van bestuursbevoegdheden van de raad of het gemeentebestuur die naar het college overgaan. Kern van de dualisering is dat de raad zich concentreert op kaderstelling en besturen op hoofdlijnen. Het college richt zich op de uitvoerende bevoegdheden.

In de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden is ook een aanpassing voorzien van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Voor zover de Wsw nog bevoegdheden aan de raden toekende gingen deze met ingang van inwerkingtreding van de nieuwe wet over naar de colleges. Uit de nieuwe wet volgde dat gemeenschappelijke regelingen waarvoor door de inwerkingtreding van deze wet een ander bestuursorgaan het competente bestuursorgaan is met ingang van de inwerkingtreding van deze wet geacht wordt te zijn aangegaan door dat andere orgaan. In concreto betekende dit dat de gemeenschappelijke regeling WVK-groep, oorspronkelijk een regeling tussen de raden van de deelnemende gemeenten, een regeling werd van de colleges.

Op 1 januari 2008 is de gemoderniseerde Wsw in werking getreden. De wijziging van de wet richt zich op een aantal pijlers. De sturing voor de gemeenten dient verbeterd te worden. Gemeenten moeten meer regie voeren over de Wsw. Daarom is besloten om het budget niet meer toe te kennen aan gemeenschappelijke regeling maar rechtstreeks aan de individuele gemeenten. In de gemoderniseerde Wsw zijn bepaalde bevoegdheden opgedragen aan de raad. Omdat de regeling WVK-groep gebaseerd is op een integrale overdracht van de uitvoering van de Wsw dient de regeling dus ook te worden aangegaan door de raden.

In de nieuwe Wsw zijn er diverse instrumenten ingevoerd om de zeggenschap van de doelgroep te vergroten. De mogelijkheid van een persoonlijk budget (PGB), begeleid werken en de oprichting van een Wsw-raad vormen hiervan de uitwerking. De verordeningen die deze rechten vastleggen zijn door het algemeen bestuur op 19 juni 2008 vastgesteld.

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

De dualisering was ook een aanleiding om verdere verbeteringen in de begrotings- en rekeningprocedure aan te brengen. De meeste veranderingen rondom deze procedures zijn opgenomen in het "besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten" (BBV). De begrotings- en jaarrekeningcyclus maken onderdeel uit van deze gemeenschappelijke regeling. Het BBV vervangt sedert 2004 het "besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995".

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

op de gemeenschappelijke regeling "Regeling WVK-groep"

Artikel 5

Sedert 2002 beperkt het doel van de regeling WVK-groep zich niet alleen meer tot de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening maar heeft WVK-groep ook een taak in het re-integreren van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar een reguliere werkomgeving. Door WVK-groep zijn hiervoor de dochterondernemingen B.V. Kempenplus en B.V. Kempenwerk opgericht. Vanwege de "verbrede" taakstelling van WVK-groep wordt ook de mogelijkheid open gelaten om een rechtspersoon op te richten. Ook voor een samenwerkingsverband geldt daarbij dat de oprichting van een privaatrechtelijke rechtspersoon goedkeuring behoeft van Gedeputeerde Staten en dat deze oprichting bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartigirig van het daarmee te dienen openbare belang.

Artikel 6

In dit artikel wordt geregeld dat elk college twee leden uit hun midden aanwijst voor het algemeen bestuur. Hiermee krijgen de wijzigingsvoorstellen die opgesloten liggen in de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden hun beslag. De kern is dat niet meer de raden maar de colleges uit hun midden de leden voor het algemeen bestuur aanwijzen.

In dit artikel is tevens bepaald dat alle binnen WVK-groep werkzame categorieën van medewerkers geen lid van het algemeen bestuur kunnen zijn.

Artikel 11

Aan de leden van het algemeen bestuur wordt een onkostenvergoeding verstrekt ter dekking van de kosten die worden gemaakt in verband met het bestuurslidmaatschap.

Artikel 12

Gelet op het bijzondere karakter van de sociale werkvoorziening worden tenminste twee en ten hoogste drie leden van het dagelijks bestuur aangewezen buiten de kring van de colleges. Bij WVK-groep is daarbij invulling gegeven aan specifieke deskundigheid op het terrein van zorg voor verstandelijk gehandicpaten, financiën (accountancy) en industriële productie.

Artikel 16

Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur die daarmee de rol vervult van plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 18 en 19

In deze artikelen wordt de bevoegdheid vastgelegd van het algemeen bestuur om op grond van artikel 24 en/of artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) commissies in te stellen. Het betreft hier commissies van advies en/of commissies met het oog op de behartiging van een bepaald belang. Medio 2010 zijn er geen commissies ex artikel 18 en 19 ingesteld.

Artikel 21

Overeenkomstig de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden geschiedt de inlichtingen- en verantwoordingsplicht van het algemeen bestuur niet meer aan de gemeenteraad maar aan het college.

Artikel 23

In het directiestatuut wordt het mandaat van de directeur geregeld. Hierin is geregeld dat de directeur van de dienst tevens secretaris van het bestuur is. Alle stukken uitgaand van het dagelijks en algemeen bestuur worden door hem mede-ondertekend.

Artikel 27

Sedert 2004 zijn er nieuwe wettelijke regels van kracht betreffende de begroting en verantwoording door provincies en gemeenten. Deze zijn neergelegd in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Het BBV vervangt vanaf begrotingsjaar 2004 het Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995. Deze vervanging vloeit voort uit de dualisering van het gemeentebestuur. Deze dualisering leidt ertoe dat een andere begrotings- en verantwoordigingsopzet nodig is om de gemeenteraad in zijn kaderstellende en controlerende taak te ondersteunen.

Ook gemeenschappelijke regelingen dienen als gevolg van deze nieuwe regels een financiële verordening (op basis van artikel 212 Gemeentewet) en een controleverordening (op basis van artikel 213 Gemeentewet) vast te stellen. In juni 2004 zijn deze door het algemeen bestuur van WVK-groep vastgesteld.

Artikel 31

In dit artikel is bepaald dat gemeenten gelijkelijk behandeld worden bij de verdeling van exploitatietekorten en bij een uitkering uit de reserves. In het algemeen bestuur van 28 november 2009 is besloten het principe "samen uit, samen thuis" te hanteren. Dit houdt dus in dat bij een besluit tot een aanvulling van het exploitatietekort van WVK-groep elke gemeente 25% betaalt (uitgaande van 4 deelnemende gemeenten).

Artikel 34

Alle gemeenten dienen in te stemmen met de toetreding van een andere gemeente in de regeling. Omdat de regeling door toetreding wijzigt, dienen alle colleges op grond van de Wet gemeenschappelijke regeling toestemming te verlenen.