Regeling vervallen per 01-01-2015

Nota Jeugdbeleid Bloemendaal 2005

Geldend van 12-05-2005 t/m 31-12-2014

Intitulé

Nota Jeugdbeleid Bloemendaal 2005

Hoofdstuk 1 Inleiding

In de gemeente Bloemendaal is 23% van de inwoners jonger dan 24 jaar. Het merendeel van de jongeren voelt zich goed, met een minderheid gaat het minder goed, ook in Bloemendaal.

Aantal kinderen en jongeren per leeftijdsgroep en per woonkern (november 2004)

0-4 jaar

4-12 jaar

12-25 jaar

Totaal

Jongens-meisjes

Bloemendaal

191

570

904

1665

867-798

Overveen

123

518

613

1254

625-629

Vogelenzang

56

278

328

662

361-301

Aerdenhout

127

498

622

1247

615-632

Totaal

497

1864

2467

4828

2468-2360

Eigenlijk gebeurt er al vrij veel voor de jeugd in Bloemendaal en ook wordt er al heel wat aan jeugdbeleid gedaan.

Het kader voor het jeugdbeleid dient echter helder en duidelijk te worden en de vele facetten van de uitvoering verdienen een duidelijker plaats binnen dat kader. Ook is hetgeen voor de jeugd gedaan wordt niet altijd voor iedereen zichtbaar.

Met deze nota jeugdbeleid hebben wij de ambitie om vanuit een visie op inhoud en op organisatie, een kader en struktuur aan te brengen in het brede terrein van het jeugdbeleid. Tevens hebben wij de ambitie om het integrale karakter te benadrukken, de jeugd, de ouders en de instellingen vanuit de gemeentelijke regierol centraal te stellen en bekendheid te geven aan het brede terrein van jeugdbeleid.

De functie van de nota is om het jeugdbeleid uit de vrijblijvende sfeer te halen. Zonder duidelijk kader is jeugdbeleid kwetsbaar voor “de waan van de dag”.

Beleid maken kan de gemeente niet alleen en dat zou zij ook niet moeten willen. Het is de bedoeling dat de gemeente de diverse partijen actief betrekt bij het ontwikkelen van beleid. Naast formeel en informeel overleg per brief, telefoon of via de mail, is de jeugdconferentie - welke op 4 november 2004 plaatsvond - hiertoe een stap in de goede richting geweest. Zo wordt kennis vanuit verschillende invalshoeken zoveel mogelijk bij de beleidsformulering betrokken, ontstaat draagvlak en neemt de kans op een actief en succesvol jeugdbeleid toe.

De doelstelling van jeugdbeleid is -volgens de opvatting van het ministerie van VWS - de versterking van de positie van jongeren in de samenleving, het bieden van optimale ontwikkelingskansen voor alle jeugdigen, het versterken van voorzieningen voor de jeugd en het tegengaan van uitval.

Deze notitie vormt het kader voor het jeugdbeleid vanaf 2005 met het besef dat dit niet “gefixeerd” moet worden, maar steeds in ontwikkeling is. De notitie volgt de onderwerpen, genoemd in de bestuursopdracht jeugdbeleid, welke de raad op 22 april 2004 vastgesteld heeft. Aan de onderwerpen is het plan van aanpak toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Het nut van jeugdbeleid anno 2005

Waar is jeugdbeleid eigenlijk goed voor? Wie zou er baat bij moeten hebben en wordt het gevoerd vanuit een duidelijke visie? De meest logische gedachte is uiteraard dat jeugdbeleid er is voor de jeugd. De praktijk laat echter zien dat jeugdbeleid ook vaak bedoeld is voor de omgeving, voor de volwassenen. Buurtbewoners hebben invloed op het proces waarbij ze met bezwaarschriften de welwillende gemeente behoorlijk dwars kunnen zitten. Gemeenten reageren dan vaak ad hoc op problemen, maar het zou mooi zijn als de gemeente een visie heeft op jeugdbeleid en op het doel daarvan. Gemeenten die duidelijk visie tonen en ook bereid zijn aan de kant van de jeugd te gaan staan, kunnen goede resultaten bereiken.

Wat merkt de jeugd van het jeugdbeleid? Weten ze wie ze moeten spreken als ze vinden dat er iets gedaan moet worden als er weinig gras meer groeit op het trapveldje? Wat te doen als volwassenen ze steeds wegsturen of de politie bellen? Kennen ze hun rechten volgens het Verdrag van de rechten van het kind?

Zien wij de bomen van modieuze trends zoals kinderparticipatie, Glenn Mills scholen en hypermoderne overdekte JOP’s nog in het jeugdbeleidbos?

Wat kan jeugdbeleid betekenen voor de jongeren van nu?

Cliché één:

De wereld is ingewikkeld geworden voor de jongeren van nu: stiefvaders en halfbroertjes, vriendjes die de Ramadan doen terwijl je nog in Sinterklaas gelooft, pillen tegen ADHD en inentingsprikken voor de tropen, ouders die allebei hard werken en je kunt je sleutel niet vinden, een beetje vetrollen zijn in… maar zelf heb je anorexia, je ouders vinden de zandbak te vies om in te spelen maar je hebt geen andere plek, hard werken bij Albert Heyn en dan verlies je je mobieltje, je wilt chatten met je vriendin en je computer loopt vast. Kortom het is niet gemakkelijk om jong te zijn.

Jeugdbeleid kan niet alle problemen oplossen maar kan de omgeving van kinderen en jongeren wel veiliger, leerzamer, prettiger en duidelijker maken. Jeugdbeleid kan gaan over het zorgen dat jongeren kunnen meepraten over veilige fietsroutes naar huis, over een jeugdhonk waar je een plek hebt met elkaar en niemand lastige vragen stelt, over een jongereninformatiepunt waar je op kunt zoeken of het erg dom was om op dat feestje die vierde pil te slikken, over een peuterspeelzaal waar je met allerlei verschillende peuters om kan gaan, over ervoor te zorgen dat je mee mag doen met de gemeente en over een plek waar je ouders horen wat ze kunnen doen als je alleen maar huilt en huilt totdat ze er echt niet meer tegen kunnen.

Een tweede cliché:

De jeugd heeft de toekomst is maar al te waar. Kleine problemen bij kleine kinderen worden grote problemen bij grote kinderen. Iedereen is erbij gebaat wanneer kinderen opgroeien tot stabiele, gelukkige en gezonde volwassenen met een goede startkwalificatie voor de arbeidsmarkt en een duidelijk besef van burgerschap. Jeugdbeleid richt zich op individuele ontwikkelingskansen maar heeft tevens een niet te onderschatten maatschappelijke functie; namelijk het doorgeven van vaardigheden, kennis en attituden die nodig zijn voor de democratische manier van samenleven. Jongeren moeten vertrouwd raken met de democratie als politiek systeem en als sociale ethiek en dat gaat meestal niet vanzelf.

Jeugdbeleid kan een stap in de goede richting zetten door jeugdparticipatie en het aanleren van democratische vaardigheden, waarbij zij aan de jeugd en de instellingen voldoende ruimte biedt om daar zelf invulling aan te geven. Lokaal jeugdbeleid kan een belangrijke rol spelen in het scheppen van de juiste randvoorwaarden hierbij.

Een derde cliché :

Voor niets gaat de zon op. Investeren in jeugdbeleid kost geld en anders kost het tijd (en dat is eigenlijk ook geld). Er zullen keuzes gemaakt moeten worden, prioriteiten gesteld en dan is het niet slim om de minder leuke kant van het jeugdbeleid te vergeten: de problemen. Er is een groep kinderen en jongeren die problemen maken of hebben of waarvan we kunnen verwachten dat ze problemen zullen maken of krijgen. Een goed jeugdbeleid zorgt voor een goede afstemming tussen het werk van alle betrokkenen, op beleids- en op individueel nivo. Ook zorgt goed jeugdbeleid voor voldoende preventieve maatregelen, zodat steeds minder jongeren in aanraking hoeven te komen met de politie en met jeugdzorg.

Leeswijzer van de nota

In hoofdstuk C. worden de uitgangspunten en de huidige visie op het jeugdbeleid beschreven. In hoofdstuk D.1. worden de vragen en eisen vanaf verschillende nivo’s (het rijksbeleid, operatie jong, provinciaal beleid, de gemeenteraad, de jeugd zelf, de ouders, de scholen en de verenigingen en instellingen op het gebied van jeugd) behandeld. Het huidige aanbod op de negen beleidsgebieden (welzijn, onderwijs, leefomgeving, orde-en veiligheid, cultuur, arbeidstoeleiding, gezondheidszorg, sport en jeugdzorg) komt in hoofdstuk D.2. aan bod, waarna in D.3. de analyse van vraag en aanbod volgt. In hoofdstuk E. kunt u over de vormgeving van de jeugdparticipatie en de interne organisatie lezen en in hoofdstuk F. worden de beleidsvoornemens geconcretiseerd in acties. In hoofdstuk E. tenslotte wordt het plan van aanpak inclusief de financiële konsequenties schematisch weergegeven.

Hoofdstuk 3 Bepaling van het algemeen kader

3.1 Uitgangspunt: “Het Verdrag inzake de rechten van het kind

Het “Verdrag inzake de rechten van het kind” is in maart 1995 door Nederland geratificeerd. Het verdrag is een vertaling van een visie op kinderen tot 18 jaar. Een visie, die uitgaat van de erkenning dat kinderen recht hebben op een kans om prettig op te groeien in de samenleving, recht op bescherming, recht op voorzieningen, speciale zorg, recht op informatie en op een eigen mening. De ouders zijn verantwoordelijk en de overheid moet ervoor zorgen dat ouders hun kinderen goed (kunnen) opvoeden.

Door kinderen en jongeren te laten participeren aan de vormgeving van het jeugdbeleid en als uitgangspunt te nemen voor deze nota wordt ook in Bloemendaal uitvoering gegeven aan rechten van kinderen.

3.2 Huidige visie op jeugdbeleid (Bestuursakkoord nieuwe stijl 2002)

Het lokale jeugdbeleid dient zich te richten op:

  • a)

    algemeen jeugdbeleid. Dit beleid heeft een functie voor alle jeugdigen en is gericht op het ontwikkelen en instandhouden van basisvoorzieningen zoals peuterspeelzalen, kinderopvang, veilige speelplaatsen etc.

  • b)

    algemene preventie voor alle jeugdigen

  • c)

    ook moet het jeugdbeleid van gemeenten een gerichte preventieve aanpak kennen. Het gaat hierbij om problemen met/in de opvoeding, gehandicapte kinderen, emotionele verwaarlozing, te dik zijn, het verlaten van de school zonder startkwalificatie, zorgen voor overlast, criminaliteit, drankgebruik etc. Het is de opdracht aan de gemeente om door middel van het ontwikkelen en het voeren van gericht preventief beleid te voorkomen dat jongeren in de problemen dreigen te geraken of -indien ze problemen hebben- het verminderen hiervan.

  • d)

    Naast een sterke nadruk op de preventieve benadering, wordt ook het belang van een curatieve aanpak weer benadrukt.

Hoofdstuk 4 Inhoud van het jeugdbeleid

4.1 De vraag

  • 1.

    Rijksbeleid

  • 2.

    Operatie Jong

  • 3.

    Aansluiting jeugdbeleid met de provinciale jeugdzorg

  • 4.

    De Bloemendaalse politiek

  • 5.

    De interactieve jeugdconferentie

4.2 Rijksbeleid

  • 1.

    Jeugdbeleid dient een integraal en sectoroverschrijdend beleidsterrein te zijn. Het hangt samen met negen beleidsterreinen (welzijn, cultuur, sport, onderwijs, orde en veiligheid, arbeidstoeleiding, ruimtelijke ordening, jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg).

  • 2.

    In het bestuursakkoord nieuwe stijl (BANS) staan vijf criteria genoemd die richtinggevend zijn voor jeugdbeleid:

    • a.

      Jeugd-en ouderparticipatie

    • b.

      Aandacht richten op aanpak van problemen en op investeren in algemene voorzieningen voor de jeugd.

    • c.

      Extra aandacht voor risicojeugd. Niet wachten tot problemen zich voordoen maar de aandacht juist richten op jonge risicokinderen. Vroegsignalering en beperken van de risicofactoren bij het opgroeien en opvoeden.

    • d.

      De vraag staat centraal. Een samenhangend aanbod dient antwoord te geven.

    • e.

      Projecten dienen aan te sluiten op bestaand beleid en een toegevoegde waarde te hebben.

  • 3.

    De gemeente heeft de regierol. D.w.z. de gemeente betrekt alle partijen en faciliteert de instellingen op de negen beleidsterreinen om vanuit de gemeentelijke visie op jeugdbeleid de uitvoering vorm te geven. De gemeente organiseert de samenwerking en afstemming.

  • 4.

    In het kader van de Wet op de Jeugdzorg is de gemeente verantwoordelijk voor vijf functies die in onderlinge samenhang en afgestemd op de lokale situatie dienen te worden aangeboden: De vijf functies zijn: a) informatie b) signalering c) toegang en toeleiding tot het hulpaanbod d) pedagogische hulp en e) coördinatie van zorg op lokaal niveau.

Dus: Jeugdbeleid dient vraaggestuurd, preventief, algemeen en structureel te zijn.

Aan gemeenten is een belangrijke rol toegekend in het realiseren van de versterking van de positie van de jeugd en van de voorzieningen en tevens van het realiseren van de “sluitende aanpak”. Het uitgangspunt voor het gemeentelijk jeugdbeleid dient het versterken van de samenwerking tussen het jeugdwelzijnswerk, de jeugdgezondheidszorg, onderwijs, arbeidsvoorziening, politie en jeugdzorg te zijn om vroegtijdige uitval van jongeren te voorkomen.

Het kabinet heeft een prioriteitenlijst opgesteld van knelpunten, die aangepakt moeten worden:

  • a.

    Ontbreken van een éénduidige sturingsfilosofie

  • b.

    Onvoldoende functioneren van de zorgstructuur in en rondom het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en mbo en de samenwerking tussen de twee structuren

  • c.

    Onvoldoende onderwijsrendement

  • d.

    Onvoldoende samenhang in de voorzieningen 0-12 jaar

  • e.

    Ontbreken van integraal toezicht

  • f.

    Gemeentelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn onvoldoende duidelijk

  • g.

    Geen sluitende registratie en overdracht van informatie naar de betrokken partijen.

  • h.

    Ontbreken van vroeg en tijdig signaleren en beoordelen problemen en het aanpakken ervan.

  • i.

    Te geringe aandacht voor het thema jeugd en fysieke ruimte.

  • j.

    Gescheiden indicatiestellingen (beoordelen van de behoefte aan zorg).

4.1.2 Operatie Jong

Het Sociaal en Cultureel Planburo heeft geconstateerd dat de verkokering op rijksniveau door veel betrokkenen als een belemmerende factor wordt ervaren voor het lokale jeugdbeleid. Er zijn veel verschillende regelingen, organisaties en er is veel bestuurlijke drukte. Operatie Jong is een samenwerkingsverband van de ministeries van VWS, Justitie, OC en W, SZW, BZK en VW. Operatie Jong wil de samenhang in het jeugdbeleid versterken en de samenwerking tussen de ministeries en mede-overheden verbeteren met als doel een sterk en samenhangend jeugdbeleid.

Cruciaal: niet langer staan de instellingen, organisaties en departementen centraal maar het kind!

Het nieuwe beleid dient uit te gaan van de kinderen/jongeren en hen te volgen in hun levensloop op weg naar volwassenheid.

4.1.3 Aansluiting gemeentelijk jeugdbeleid met de provinciale jeugdzorg.

Op 1 januari 2005 is de Wet op de Jeugdzorg in werking getreden. Deze wet vervangt de Wet op de Jeugdhulpverlening. De nieuwe wet heeft ingrijpende gevolgen, ook voor de ketenpartners van de jeugdzorg. Provincies zijn verantwoordelijk voor het bieden van hulp aan jeugdigen met ernstige opgroeiproblemen en ouders met ernstige opvoedproblemen. Jeugdigen en ouders met lichtere opgroei-en opvoedproblemen kunnen een beroep doen op de opvoed-en opgroeiondersteuning in het kader van het preventieve lokale jeugdbeleid. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gemeente. Dit is geregeld in de Welzijnswet en de Wet collectieve preventie volksgezondheid.

In de Wet op de Jeugdzorg is opgenomen dat de provincie overleg voert met de gemeenten over de afstemming van de jeugdzorg en het lokale jeugdbeleid. In 2004 is het Provinciaal Bestuurlijk Overleg Jeugd (PBOJ) opgericht waar de wethouder Jeugd van Haarlem ook Bloemendaal vertegenwoordigt. Het PBOJ heeft aangestuurd op de oprichting van Regionale Platforms Jeugdbeleid met als doel de gemeenten en de jeugdinstellingen op één lijn te krijgen voor wat betreft een efficiëntere organisatie van de jeugdvoorzieningen. De provincie heeft middelen beschikbaar gesteld aan de gemeenten voor deze platforms en tevens voor het versterken van de preventieve jeugdvoorzieningen.

Overigens is het de bedoeling, dat de preventieve jeugdzorg opgenomen wordt in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).

Artikel 4.1.4 De Bloemendaalse politiek

In het programmaplan 2004 van de gemeenteraad staat:

1. Ontwikkelen van een visie met betrekking tot deelname van gehandicapte kinderen aan maatschappelijke activiteiten;

2. Daadwerkelijke participatie van jongeren in de werkgroep jeugd(beleid);

3. Streven naar uitbreiding van de brede schoolgedachte;

4. Aanstellen van een jeugdopbouwwerker. De aandacht van de jeugd/jongerenwerker dient uit te gaan naar de jeugd van 12-24 jaar. Uitgangspunt is plaatsen van de jeugd(opbouw)werker bij een algemene welzijnsinstelling in Bloemendaal;

5. Het op peil houden van de staat van onderhoud van speelvoorzieningen. Deze voorzieningen zijn met name gericht op de jongere jeugd; HET OP PEIL HOUDEN VAN DE STAAT VAN ONDERHOUD VAN SPEELVOORZIENINGEN

6. In deze raadsperiode twee skatebanen aanleggen;

7. Opstellen van een nota jeugdbeleid.

In het collegeprogramma 2002-2006 staat:

1. In de gemeente Bloemendaal wordt een actief jeugdbeleid gevoerd.

2. Het college ondersteunt en stimuleert de informatieuitwisseling via de website.

3. De gemeente renoveert twee speeltuinen per jaar en past ze aan aan de nieuwe kwaliteitseisen.

4. De gemeente houdt rekening met de wensen van de omwonenden en streeft ernaar om overlast terug te dringen.

Artikel 4.1.5 De interactieve jeugdconferentie.

Om de verschillende partners in het jeugdbeleid - waaronder de jeugd zelf - een plaats te geven in het beleidsproces is in de fase van beleidsvoorbereiding door de raad gekozen voor een interactieve jeugdconferentie. Deze conferentie is georganiseerd met ondersteuning van de SGBO, onderzoeks-en adviesburo van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het rapport van de SGBO is als bijlage bijgevoegd of is reeds in uw bezit.

Op 4 november 2004 heeft de interactieve conferentie jeugdbeleid in Bloemendaal plaatsgevonden. Het doel van de conferentie was om in samenspraak met de jeugd en bij het jeugdbeleid betrokken partijen zoals instellingen, verenigingen, ouders, gemeente, scholen, peuterspeelzalen, kinderopvang en de jeugd zelf richtingen, knelpunten en oplossingsmogelijkheden op het terrein van het jeugdbeleid te inventariseren. Daarnaast wordt voor het toekomstige jeugdbeleid een breed draagvlak voor de verschillende thema’s en de te ondernemen activiteiten noodzakelijk geacht. Door de diverse betrokkenen bij het jeugdbeleid met elkaar in contact te brengen en met elkaar te discussiëren over prioriteiten in het lokale jeugdbeleid wordt naast het krijgen van draagvlak tevens daadwerkelijk vorm gegeven aan de participatie bij de beleidsvoorbereiding in de gemeente, waardoor medeverantwoordelijkheid met het te voeren beleid ontstaat. Hierdoor zal het jeugdbeleid uiteindelijk doelgericht kunnen zijn en afgestemd op de vraag van de jeugd en de partners in het jeugdbeleid.

Op de jeugdconferentie zijn de volgende prioriteiten en aanbevelingen naar voren gekomen:

  • 1.

    Voorzieningen voor kinderen en jongeren

  • a.

    ontmoetingsplaatsen;

  • b.

    voetbalveldjes;

  • c.

    ongeorganiseerde jeugdactiviteiten door verenigingen;

  • d.

    fantasierijke speelplekken;

  • e.

    speelvoorzieningen.

Er blijkt grote behoefte te bestaan aan diverse soorten voorzieningen voor kinderen en jongeren. De behoefte spitst zich toe op plekken waar men gewoon kan “zijn” en plekken waar kinderen en jongeren samen informeel kunnen sporten. Door de deelnemers zijn onderhoudsarme veldjes van asfalt en het gebruik kunnen maken van de voorzieningen van (sport)verenigingen genoemd. Daarnaast is een ontmoetingsplek genoemd waar jongeren onder begeleiding van bijvoorbeeld een jongerenwerker zelf activiteiten kunnen ontplooien. De deelnemers uit de groep jeugd gaven aan zelf sterk betrokken te willen worden bij de opzet van een dergelijke locatie en bij het organiseren van activiteiten.

  • 2.

    Communicatie en participatie

  • a.

    gemeente moet afspraken nakomen;

  • b.

    meer begrip van buurtbewoners;

  • c.

    democratisch met elkaar omgaan;

  • d.

    jeugdwebsite Bloemendaal;

  • e.

    eigen internetsite door/voor de jeugd.

Jongeren vragen van buurtbewoners meer begrip voor jeugdvoorzieningen. Ook verwachten ze voldoende informatie en duidelijkheid van de gemeente over zaken die hen aangaan, hetgeen gesteund werd door de groep “vrije tijd”. Er lijkt weinig draagvlak te zijn voor formele inspraak of formele participatie (bijvoorbeeld een jongerenraad of deelname aan een saaie werkgroep). Wel bestaat er duidelijk behoefte aan betrokken te worden bij concrete plannen inzake voorlichting en jeugdvoorzieningen.

De start van een jeugdwebsite kan op veel enthousiaste reacties rekenen. Een website kan functioneren als discussieplaats voor jongeren en de gemeente, maar kan ook informatie bieden over activiteiten. Cruciaal is een goede organisatie van de website en voldoende betrokkenheid van de jongeren zelf.

  • 3.

    Ondersteuning en voorlichting

  • a.

    lokaal loket Bloemendaal;

  • b.

    voorlichting (algemeen);

  • c.

    drugs-en alcoholbeleid;

  • d.

    aanspreekpunt op school voor opvoedingsvraagstukken;

  • e.

    contactpersoon voor jongeren;

  • f.

    voorlichting aan ouders.

Tussen de groepen werd veel gediscussieerd over de behoefte aan voorlichting over bijvoorbeeld alcohol en drugs. Volgens een aantal deelnemers, met name jongeren, is er ruim voldoende informatie voorhanden over dit type onderwerp. Volgens anderen was er wel duidelijk behoefte aan meer informatie op een toegankelijke manier voor kinderen en jongeren, maar ook voor ouders. Dit onderwerp kan de gemeente samen met jongeren, ouders en scholen verder bespreken.

Verder blijkt er vraag te zijn naar een contactpersoon voor jongeren. In sommige voorstellen ligt de nadruk op een jongerenwerker die een brug kan slaan tussen gemeente en jongeren, terwijl anderen meer zien in een aanspreekpunt op school. Ook een loket, waar jeugd, ouders en onderwijs terecht kunnen voor vragen is één van de prioriteiten. De groep “gemeente” gaf aan samen met allerlei organisaties en de scholen thematisch activiteiten en voorlichting te willen organiseren.

  • 4.

    Overige

  • a.

    verkeersveiligheid;

  • b.

    regelgeving.

Verkeers(on)veiligheid was in de voorbereidende bijeenkomsten met de deelnemers een punt dat vaak genoemd werd. Op de conferentie zelf kwam dit punt minder prominent aan de orde. De groep ouders kwam met een aantal plannen op het terrein van verkeersveiligheid waar zij zelf een bijdrage aan willen en kunnen geven. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het maken van een inventarisatie van gevaarlijke plekken in het verkeer door ouders en kinderen samen en het organiseren van een straatspeeldag.

Op het terrein van de regelgeving gaven de deelnemers uit het onderwijs, de kinderopvang en de vrije tijd aan, dat er creatiever omgegaan moet worden met de regels. De gemeente en de andere organisaties moeten zich niet blind staren op de regels, maar ook durven staan voor de doelen die men wil bereiken.

4.2 Het aanbod

Artikel 4.2.1. Het gemeentelijk aanbod.

In het onderstaande zal het aanbod van de gemeente in het kort beschreven worden. Waar is de gemeente allemaal verantwoordelijk voor op de verschillende beleidsterreinen voor de jeugd? Waar moet ze de regie in voeren? Welke (gemeentelijke)voorzieningen zijn er al?

Het rijk heeft bepaald dat de gemeente primair verantwoordelijk is voor verbetering van de structuur van het jeugdbeleid. Ze moet de regie voeren over de volgende beleidsgebieden en over participatie:

· 

Preventieve Jeugdzorg

· 

Peuterspeelzalen

· 

Kinderopvang

· 

Jeugdgezondheidszorg

· 

Welzijn

· 

Veiligheid

· 

Onderwijs

· 

Sport

· 

Cultuur

· 

Participatie

De regierol houdt in dat de gemeente instellingen op het specifieke beleidsgebied en met betrekking tot de jeugd bij elkaar brengt en faciliteert om vanuit hun eigen expertise een gemeentelijk beleidsdoel vorm te geven, samenwerking stimuleert, een sluitende keten bewerkstelligt, draagvlak creëert van alle betrokkenen, voorzieningen faciliteert (bijvoorbeeld netwerken), aandacht geeft aan risicogroepen en sturing geeft aan het jeugdbeleid.

Onderwerpen op het gebied van de jeugd hebben vaak betrekking op verschillende beleidsgebieden; jeugdbeleid is een sectoroverschrijdende aangelegenheid.

Onderstaand zal ingegaan worden op de preventieve jeugdzorg, de jeugdgezondheidszorg, het orde-en veiligheidsbeleid met betrekking tot de jeugd, het voortijdig schoolverlaten, de oprichting van jongerennetwerken, de renovatie van speelvoorzieningen en interactief beleid, subsidies ten behoeve van de jeugd, jongeren(opbouw)werk, jeugdgehandicapten en het (jeugd)alcoholbeleid. Aan de overige genoemde beleidsgebieden wordt in een ander kader specifiek aandacht besteed.

Artikel 4.2.1.1 Welzijn en de preventieve jeugdzorg.

Op 1 januari 2005 is de Wet op de Jeugdzorg in werking getreden. De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor het bieden van jeugdzorg aan kinderen en jeugdigen bij wie zich ernstige opgroei-en opvoedproblemen voordoen die de draagkracht van het gezin te boven gaan (o.a. uitvoering geven aan gerechtelijke uitspraken over uithuisplaatsingen) De praktijk leert dat de aansluiting op de jeugdzorg bepaald niet vanzelfsprekend is. Gemeenten hebben als taak ernstige problemen zoveel mogelijk te voorkomen of te voorkomen dat de problematiek groter wordt (de preventieve jeugdzorg)

De gemeente dient te zorgen voor een lokaal, bij de regionale jeugdzorg aansluitend aanbod van opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning waar ouders, andere opvoeders, kinderen en jeugdigen gebruik van kunnen maken. Het aanbod is echter georganiseerd in een groot aantal specialismen verdeeld over vele instellingen. Deze worden gefinancierd uit verschillende bronnen, hetgeen versnippering van belangen in de hand werkt. In de uitvoering zien we hierdoor af en toe lange trajecten, wachttijden en nogal eens worden mensen van kastjes naar muren gestuurd.

Het lokale jeugdbeleid moet minimaal de volgende vijf functies vervullen (in samenhang en toegankelijk voor de burger).

1.Informatie en advies

Bij deze functie gaat het zowel om ongevraagde informatie over opvoeden en opgroeien als om het beantwoorden van specifieke vragen van ouders en jeugdigen. Voor zowel ouders als jeugdigen is een groot assortiment algemene opvoedingsvoorlichting beschikbaar bijvoorbeeld via de media, de bibliotheek en het internet. De rol van de gemeente kan beperkt blijven tot het opsporen van lacunes in het algemene voorlichtingsaanbod, gelet op de lokale informatiebehoefte. Omdat met openbaar voorlichtingsmateriaal niet alle burgers bereikt worden ondersteunt Bloemendaal de opvoedwinkel, waar specifieke vragen beantwoord kunnen worden. Door deze winkel worden ook oudercursussen georganiseerd. Het consultatieburo van de Thuiszorg vervult deze functie voor de allerjongsten. Voor jongeren zijn er op school vaak voorlichtingsprogramma’s over specifieke onderwerpen, zoals pesten en misbruik van genotmiddelen.

2.Signaleren

Hierbij gaat het om vroegtijdig signaleren van problemen van jeugdigen en opvoeders, ook als de betrokkenen die problemen zelf wellicht (nog) niet goed onderkennen. Hierbij is ook aandacht voor beginnende delinquentie op zijn plaats. Beroepskrachten van algemene voorzieningen, vooral in de jeugdgezondheidszorg, het peuterspeelzaalwerk, het onderwijs en de politie(wijkagenten) komen in hun dagelijks werk tal van probleemsituaties tegen.

3.Toegang en toeleiding tot het (gemeentelijk) hulpaanbod

Nadat een vraag of probleem is gesignaleerd, hetzij door een jeugdige of een ouder, hetzij door anderen moet men met zijn informatie of signaal ergens naar toe kunnen. Dit vereist in de eerste plaats dat het ondersteunings- en zorgaanbod inzichtelijk is. Een handig hulpmiddel hierbij is een “sociale kaart” van alle beschikbare vormen van opvoed-en opgroeihulp.

De toegang tot het gemeentelijk hulpaanbod en lichte pedagogische hulp door bijvoorbeeld de Opvoedwinkel blijkt niet altijd voldoende en zo ook de coördinatie van hulp niet. De jeugdgezondheidszorg, het maatschappelijk werk en het zorgaanbod op de scholen kunnen hierin (gezamenlijk en afgestemd op elkaar en op de vrager) een grotere rol spelen.

4.Pedagogische hulp.

Dit betreft kortdurende advisering en lichte hulpverlening op momenten dat de opvoeding dreigt te stagneren en extra ondersteuning voor risicogezinnen nodig is. Pedagogische hulp bestaat in veel verschillende vormen. Voor ouders zijn er vaak pedagogische spreekuren, meestal in het kader van de jeugdgezondheidszorg. Belangrijk is dat ouders daar terecht kunnen, ongeacht de leeftijd van de kinderen. Ook het algemeen maatschappelijk werk biedt pedagogische hulp. Van belang is dat jeugdigen uit de gemeente zo nodig kunnen deelnemen aan projecten voor (beginnende) delinquenten. Een goed aanbod van pedagogische hulp houdt rekening met de diversiteit aan doelgroepen in de lokale gemeenschap.

5.Coördineren van zorg in het gezin op lokaal nivo (gezinscoach)

Hierbij gaat het om hulp aan gezinnen met meervoudige problematiek. Deze gezinnen hebben te maken met diverse instanties en hulpverleners, bijvoorbeeld in verband met schuldsanering, huisvesting en problemen op school. Vaak hebben de betrokken gezinnen weerstanden tegen professionele hulpverlening.

Het Provinciaal Bestuurlijk Overleg Jeugd en het Platform Jeugd Zuid-Kennemerland.

In 2004 is het Provinciaal Bestuurlijk Overleg Jeugd (PBOJ) in het leven geroepen, bestaande uit de provincie en (regio vertegenwoordigende) portefeuillehouders jeugdbeleid. Doel van het PBOJ is het leveren van een bijdrage aan de verbetering van de aansluiting tussen het lokale jeugdbeleid in de regio’s en de provinciale jeugdzorg. Aan de regio’s is in dit kader verzocht een plan te presenteren gericht op de verbetering van deze aansluiting. Haarlem, Heemstede, Bennebroek, Zandvoort, Haarlemmerliede en Bloemendaal hebben de opdracht gekregen om de regionale samenhang in het aanbod te versterken met oog voor het benodigde maatwerk per gemeente. De mogelijkheden tot afstemming in werkwijze en aanbod worden uitgewerkt door het Regionale Platform Jeugd Zuid-Kennemerland, welk platform op 28 oktober 2004 opgericht is. Deelnemers aan dit platform zijn de beleidsmedewerkers van Haarlem, Zandvoort, Heemstede, Bennebroek, Haarlemmerliede en Bloemendaal. Voor de ambtelijke ondersteuning van dit Platform en de uitvoering van de vijf functies is door de provincie voor 2004 en voor 2005 een bedrag van € 100.583,- per jaar beschikbaar gesteld. Voor 2006 wordt een zelfde bedrag verwacht. De middelen zijn overgemaakt aan de gemeente Heemstede die ze beheert voor de regio. Na het jaar 2006 is de financiële situatie met betrekking tot de preventieve jeugdzorg onbekend.

In de afgelopen periode is op ambtelijk nivo een globale inventarisatie gemaakt van het aanbod in de regio van de functies die voorafgaan aan de jeugdzorg. De inventarisatie maakt min of meer duidelijk wat de gemeenten al doen, waar overeenkomsten en verschillen zitten en op welke onderdelen er versterking nodig is. De activiteiten, die het Regionale Platform Jeugd de meeste prioriteit wil geven, hebben betrekking op een goed geschakelde invulling van de functies signalering en toegang c. q. toeleiding tot (licht) pedagogische hulp. Daarbij wordt er de voorkeur aan gegeven om vroeg te beginnen, dus versterking van deze functies in de voorschoolse periode en in de basisschoolleeftijd.

Deze versterkte schakeling komt tot uiting in:

a.Uitbreiding van het peuteradviesteam.

Het peuterspeelzaalwerk is een werksoort in ontwikkeling. De leidsters worden niet langer meer aangesproken op de realisatie van een aanbod van spel en opvang maar ook op het gebied van signaleren, verwijzen en ontwikkelingsstimulering. De leidsters geven aan hierin ondersteuning nodig te hebben in gevallen waarbij zij vragen hebben over de ontwikkeling of het gedrag van een peuter. Binnen de opvoedwinkel is een telefonisch spreekuur ingesteld, bemand door een orthopedagoog/psycholoog. Helpt dit niet, dan dient er een beroep op het peuteradviesteam (waarin verschillende disciplines samenwerken, de ZorgBalansgroep met een een consultatieburoarts, het Spalier met een orthopedagoog en de jeugd-Riagg met een psycholoog) gedaan te kunnen worden. In Haarlem zijn hier uitstekende ervaringen mee opgedaan.

Werkzaamheden:

  • a.

    in kaart brengen van de omvang van de vraag binnen het peuterwerk in de regio naar scholing en deskundigheidsbevordering

  • b.

    overleg met deelnemende instellingen aan het peuteradviesteam gericht op een aanbod voor peuters in de hele regio. Deelnemers aan het peuteradviesteam financieren hun deelname in het kader van hun reguliere werkzaamheden.

  • c.

    In overleg met de provincie en buro Jeugdzorg bespreken van de inzet vanuit de Jeugdzorg op deze preventieve taak (“ondersteuning van de voorliggende voorzieningen”)

  • b.

    Uitbreiding van de mobiele teams in verband met de verbetering van de zorgstruktuur in het basisonderwijs.

Op basisscholen blijkt sprake te zijn van een grote behoefte aan ondersteuning op het gebied van signaleren en doorverwijzen, gekoppeld aan een rechtstreeks aanbod van hulp. In Haarlem en Zandvoort wordt al gewerkt met de zgn. mobiele teams. Scholen en ouders zijn zeer tevreden over deze aanpak waarin op de school-een aantal uren per week- een maatschappelijk werker en een sociaal verpleegkundige aanwezig zijn. Het mes van het mobiel team snijdt aan twee kanten. Het team is aanwezig en aanspreekbaar voor de leerkrachten op school. Zij leren in directe samenwerking met het mobiele team te signaleren; de zorg wordt gedeeld c.q. overgenomen. Dit kan een daadwerkelijke lastenverlichting betekenen. Daarnaast is het team zichtbaar aanwezig voor ouders; er wordt praktische hulp geboden. Zowel de GGD als de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening (SMD) vormen de teams. Het is de bedoeling de mobiele teams als pilot te verbreden naar de regiogemeenten.

Werkzaamheden:

  • a.

    Maken van samenwerkingsafspraken tussen de GGD, de SMD en de scholen. Onderzoeken of ook de scholen een financiële bijdrage kunnen geven.

  • b.

    Start op enkele scholen in Heemstede, Haarlemmerliede, Bennebroek, Haarlem-Schalkwijk en Bloemendaal.

  • c.

    De Opvoedwinkel

De regiogemeenten vinden elkaar in het belang dat zij aan de Opvoedwinkel hechten. De opvoedwinkel wordt gezien als hét punt voor algemene informatie en advies over opvoeding- dit in samenhang en samenwerking met de systematische, individuele zorg van de jeugdgezondheidszorg.

Het hangt vooral af van de vraag hoe de provincie omgaat met de preventieve taak van buro Jeugdzorg, hoe de regiogemeenten de opvoedwinkel verder kunnen aankleden.

d.Het VIOS-project

De Kennemer Kring van schoolleiders heeft het initiatief genomen tot het project “Veilig in en om de school”. In dit project worden docenten en leerlingen getraind om te bemiddelen bij incidenten en om om te gaan met negatief gedrag zoals pesten. Op deze manier wordt geïnvesteerd in een constructief en veilig schoolklimaat. De proef met het VIOS is op verscheidene middelbare scholen in de regio gestart. In Bloemendaal loopt op het Kennemer Lyceum momenteel een pilot. De wens van de Kennemer Kring en buro Halt is o.a. om de pilot voort te zetten c.q. uit te breiden.

e.Verduidelijking van de vraag

De regio wenst beter zicht te krijgen op de vragen van jongeren. Hiertoe heeft Bloemendaal een jeugdconferentie gehouden. De kosten van deze conferentie worden gedeeltelijk betaald uit de middelen die de provincie beschikbaar heeft gesteld. De bedoeling is de jeugd via panels en projectgroepen betrokken te houden bij het beleid en de uitvoering.

De exacte invulling van de mobiele teams, uitbreiding van de taken van de opvoedwinkel, het VIOS-project, de vraagverduidelijking en het peuteradviesteam zal bewerkstelligd worden via het Regionaal Overleg Jeugd Zuid-Kennemerland.

Artikel 4.2.1.2. Jeugdgezondheidszorg

Per 1 januari 2003 hebben de gemeenten de regie gekregen over de integrale jeugdgezondheidszorg. Deze jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD volgt de jongeren in hun ontwikkeling vanaf 4 jaar tot hun 19e verjaardag. De schoolarts roept het kind enkele malen op om groei en gezondheid te controleren.

De Thuiszorg Zuid-Kennemerland, deel uitmakend van Stichting ZorgBalans houdt zich in het kader van de JGZ bezig met de begeleiding van de gezondheid, groei en ontwikkeling van kinderen tussen de 0 en 4 jaar (kraamzorg en consultatieburo’s).

Het landelijke basistakenpakket valt uiteen in een uniform deel en een maatwerkdeel. In tegenstelling tot het uniforme deel is het maatwerkdeel onderwerp van gemeentelijk beleid. De ZorgBalansgroep legt jaarlijks haar voorstel tot maatwerk voor aan de gemeente.

In het uniforme gedeelte zit het bezoek aan het consultatieburo, inentingen en gehoortest.

Het maatwerkdeel levert aan kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar en aan hun ouders in Bloemendaal de volgende diensten:

1. Opvoedingsondersteuning;

2. Zorg aan risicogroepen (op huisbezoek gaan, “bemoeizorg”);

3. Themabijeenkomsten/voorlichting aan groepen;

4. Samenwerkingsprojecten (bijvoorbeeld met de peuterspeelzalen);

5. Registratiegegevens over Bloemendaalse jongeren ten behoeve van beleid.

Voor overlappingen en witte vlekken is aandacht. Vertegenwoordigers van de JGZ, de Opvoedwinkel en de gemeente zijn daarover met elkaar in gesprek.

Ter illustratie, dat de kinderen en jongeren ook in Bloemendaal niet zonder fysieke, sociaal-emotionele, opvoed- en schoolproblemen door het leven gaan is onderstaande tabel in deze nota gevoegd. De tabel bevat gegevens van leerlingen uit groep 2 en groep 7 van het basisonderwijs en uit klas 2 van het voortgezet onderwijs in Bloemendaal die de jeugdgezondheidszorg bezochten voor een periodiek geneeskundig onderzoek in de periode 2002-2003.

De gegevens in deze rapportage geven alleen het aantal keren weer dat de jgz-arts of -verpleegkundige naar aanleiding van hun bevindingen vervolgacties ondernamen. Van de leerlingen die niet verschenen zijn op de oproep (12,9%) zijn geen gegevens bekend en dus ook niet verwerkt. In Bloemendaal zijn in totaal 1675 jongeren onderzocht.

Alinea 

Groep 2

BSO

Groep 2

BSO

Groep 7

BSO

Groep 7

BSO

Klas 2

VO

Klas 2

VO

Signalering

aantal

%

Aantal

%

aantal

%

Alinea 

Alinea 

Alinea 

Alinea 

Alinea 

Alinea 

Alinea 

Visus

26

4,4%

24

4,3%

17

3,2%

Gehoor

36

6,1%

2

0,4%

8

1,5%

Groei/rijping

20

3,4%

9

1,6%

16

3,0%

Houding/rug

24

4,1%

48

8,7%

37

6,9%

Motoriek

24

4,1%

0

0,0%

2

0,4%

Mondgezondheid

3

0,5%

0

0,0%

1

0,2%

Luchtwegen

5

0,8%

1

0,2%

3

0,6%

Overig medisch

28

4,8%

15

2,7%

58

10,9%

Spraak-taal

22

3,7%

0

0,0%

3

0,6%

Bedplassen

3

0,5%

6

1,1%

2

0,4%

Kindermishandeling

2

0,3%

0

0,0%

0

0,0%

Gedrag

15

2,5%

1

0,2%

2

0,4%

Sociaal-emotioneel

20

3,4%

8

1,4%

18

3,4%

Opvoedproblemen

13

2,2%

6

1,1%

1

0,2%

Schoolleerprolemen

5

0,8%

2

0,4%

4

0,7%

Schoolverzuim

0

0,0%

0

0,0 %

1

0,2%

Overige

5

0,8%

7

1,3%

3

0,6%

Inherent aan opgroeien zijn gevoelens van onzekerheid en experimenteergedrag. Volgens de jeugdmonitoren van de GGD zijn de meeste vormen van risicogedrag in de afgelopen jaren toegenomen. Risicogedrag is niet alleen naar buiten gericht (spijbelen, overmatig drankgebruik en vandalisme) maar is ook naar binnen gericht (problematisch eetgedrag). Naar binnen gekeerd gedrag komt vaker voor bij meisjes. Risicofactoren zijn: hyperactiviteit, gebrek aan toezicht in het gezin, conflictueuze thuissituatie, de beschikbaarheid van alcohol en drugs en de invloed van de media. Dit geldt ook in negatieve zin: als één van de belangrijkste motieven voor grensoverschrijdend gedrag gelden status en erbij willen horen. Daarnaast spelen motieven als verveling en geen uitzicht zien voor de toekomst.

Vroegtijdige interventie bij risicogedrag is van groot belang. Het grootste probleem hierbij is het bereiken van probleemgezinnen.

De JGZ heeft nadrukkelijk verbinding met het jeugdbeleid gezien de aandacht voor de jeugd in situaties met extra gezondheidsrisico’s en tevens kan in samenwerking tussen jeugdbeleid en JGZ een bijdrage geleverd worden aan het leren verminderen van een ongezonde levensstijl en gedrag.

De Jeugdgezondheidszorg van de GGD en de Thuiszorg kan in het jeugdbeleid een belangrijke rol spelen, aangezien de JGZ 90% van alle jeugdigen van 0-19 jaar en hun ouders bereikt. Kinderen en ouders ervaren de contacten met de JGZ als laagdrempelig en niet-stigmatiserend. Dat biedt veel kansen voor een adequate invulling van de vijf functies van de preventieve jeugdzorg. Wel is het zo, dat de functies voorlichting, lichte pedagogische hulp en zorgcoördinatie in het maatwerkdeel van het basispakket zitten. De functies signaleren en toeleiding tot het hulpaanbod zitten in het basispakket. Bij de regionale invulling van het maatwerkdeel zal hier rekening mee gehouden moeten worden.

Artikel 4.2.1.3. Veiligheid met betrekking tot de jeugd.

Jeugdcriminaliteit is een verzamelbegrip waar vele en diverse strafbare gedragingen onder vallen. Van normoverschrijdend gedrag (baldadigheid) tot discriminatie en het plegen van delicten.

Uit onderzoek is gebleken dat bij jeugdigen bepaalde factoren kunnen leiden tot probleemgedrag op latere leeftijd. Deze factoren zijn o.a.: schoolverzuim, schooluitval, problemen in het gezin, drankgebruik ouders, verwaarlozing, conflictueuze situatie thuis en gebrek aan vrijetijdsbesteding. Daarom wordt veel belang gehecht aan een vroegtijdige onderkenning van deze factoren door scholen en hulpveleningsinstellingen. De gemeente draagt bij door het verwijzen naar hulpverleningsinstellingen en het geven van maatwerkoplossingen.

Uit het rapport “criminaliteitsbeeldanalyse jeugd 1998-2003” blijkt hoeveel jonge verdachten, gekoppeld aan de gemeente Bloemendaal, er door de politie geregistreerd zijn,.

In 2003 waren er in Bloemendaal 550 geregistreerde verdachten en in 2002 een aantal van 566. Het aantal minderjarige verdachten schommelt sterk. In 1998 waren er 59 minderjarige verdachten geregistreerd. Dit steeg naar 84 in 1999 om in de jaren erna weer gestaag te dalen naar 64 in 2003. Het jaar 2002 vormt een uitzondering op de daling, aangezien er in dat jaar 102 minderjarige verdachten zijn geregistreerd. Het aandeel vrouwelijke verdachten is circa 10%. Het aandeel verdachten onder de 12 jaar is minimaal.

Het blijkt dat Bloemendaal veel te maken heeft met incidenten gepleegd door jongeren die niet uit Bloemendaal komen (50%). Het is daarom van belang goed in beeld te krijgen waar deze jongeren wel vandaan komen. De Bloemendaalse jeugd van 12-18 jaar pleegt trouwens ongeveer evenveel incidenten in de eigen gemeente als in Haarlem. Hiernaast lijkt het aantal incidenten binnen de delictgroep “openbare orde” (drugs-en drankoverlast, vernieling) sinds het jaar 2000 te stijgen; de politie volgt deze ontwikkeling.

Het basisteam Duinrand stelt maandelijks een hangplekken top 10 samen. In december 2004 staan de Wickevoort Crommelinlaan (parkje bij het bruggetje) en het Veen en Duinpad (het bruggetje) op nummer 1 en 2. Bispinckpark 31 (Josephschool ) staat op nummer 6, de dr. Schaepmanlaan en de Prins Hendriklaan staan resp. op nummer 9 en 10. De resterende plaatsen worden ingenomen door hangplekken in Heemstede.

Vanuit het jeugdbeleid kan een bijdrage worden geleverd aan het voorkomen van jeugdcriminaliteit. Daarbij gaat het om een vroegtijdige signalering door de politie (de gebiedsgebonden agenten) van problemen van of met jeugdigen. Naast buro Halt neemt de politie deel aan de netwerken 12 – en 12 + (zie onder het kopje D.2.1.4.) Daarnaast is het zaak dat aandacht wordt besteed aan preventieactiviteiten ter voorkoming van jeugdcriminaliteit. Met name beschikt Halt over expertise op het gebied van jeugdcriminaliteit en de afdoening van alternatieve straffen die aan jeugddelinquenten opgelegd zijn.

Projecten, waaraan Bloemendaal meedoet ter voorkoming van jeugdcriminaliteit:

  • 1.

    Het Schooladoptieplan. De gemeente voert de regie over het schooladoptieplan. Aan elke basisschool is een agent toegewezen, die als aanspreekpunt van allerlei vragen en problemen fungeert. Vroegtijdige signalering en het geven van voorlichting zijn zaken die in de aanpak centraal staan. Vanaf 1 janauri 2004 voert de gemeente de regie over het schooladoptieplan.

  • 2.

    Het project: De Veilige school. Doel van dit project is tweeledig: enerzijds wordt de (on)veiligheid op de school bespreekbaar gemaakt, anderzijds worden de scholen praktische handreikingen geboden om gestructureerd te werken aan het verbeteren van de veiligheid in en rond de school. Onderwerpen die in “De Veilige School” aan de orde zijn gekomen is geweld en pesten maar ook speelgedrag en omgangsvormen bij leerlingen. Het project “De Veilige School” is inmiddels overgegaan in het VIOS-project.

  • 3.

    Het VIOS-project. Dit betreft een project voor Veiligheid In en Om de School (voor het voortgezet onderwijs). In dit project worden docenten en leerlingen getraind om te bemiddelen bij incidenten en om om te gaan met negatief gedrag. Op deze manier wordt geïnvesteerd in een veilig en constructief schoolklimaat.

  • 4.

    Bloemendaal participeert in het project “huiselijk geweld” georganiseerd door de GGD. Bij dit project gaat het om bewustwording van wat huiselijk geweld is en om dit soort geweld uit de taboesfeer te halen.

Artikel 4.2.1.4. Welzijn in samenhang met:

  • 1.

    voortijdig schoolverlaten en de oprichting van jongerennetwerken,

  • 2.

    speelvoorzieningen,

  • 3.

    subsidies ten behoeve van de jeugd.

  • 4.

    jongeren(opbouw)werk

  • 5.

    jeugdgehandicapten

  • 6.

    jeugdalcoholbeleid

De Welzijnswet biedt een globaal kader voor het bevorderen van welzijn op lokaal nivo en fungeert als kader voor gezins-en opvoedingsondersteuning. De wet geeft de gemeente alle vrijheid bij het invullen van hun decentrale verantwoordelijkheid. Het is nog niet bekend hoe een en ander vorm gaat krijgen in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

1.Vroegsignalering, voortijdig schoolverlaten en de opzet van netwerken.

In 2004 hebben 27 Bloemendaalse jongeren het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie, waardoor ze een goede aansluiting op de arbeidsmarkt missen. Onder startkwalificatie wordt verstaan: een afgeronde opleiding op het nivo van beginnend beroepsbeoefenaar wat neerkomt op minimaal niveau twee van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) of een diploma Havo.

Was vroeger een diploma van het lager beroepsonderwijs of mavo voldoende voor toegang tot de arbeidsmarkt nu moet de jeugd (veel) langer leren voordat een formele plek op de arbeidsmarkt kan worden verworven.

Er zijn verschillende maatregelen getroffen om een sluitende aanpak van voortijdig schoolverlaten mogelijk te maken, zoals het versterken van toezicht op de naleving van de leerplichtwet en de oprichting van het RMC (Regionale Meld-en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten). Bij het realiseren van een sluitende aanpak zijn meerdere instanties betrokken en de gemeentelijke inzet is vooral bedoeld om afstemming en samenwerking te bevorderen tussen het onderwijs, arbeidstoeleiding en (preventieve) jeugdzorg.

Uit gegevens van het RMC blijkt, dat de 27 Bloemendaalse kinderen vooral het NOVA college voortijdig hebben verlaten (16 x) Hiernaast werden de Lieven de Key, de Hartenlust Mavo en het Linnaeus College voortijdig de rug toegekeerd. Het blijkt dat vooral het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs - waaruit een groot deel van risicokinderen afkomstig is – voortijdig verlaten wordt. Risicoleerlingen zijn leerlingen die gezien hun gedrag, gezinsachterstand of leercapaciteiten een verhoogd risico lopen om het niveau van de startkwalificatie niet te halen.

Om te voorkomen dat leerlingen uitvallen, om ervoor te zorgen dat problemen vroegtijdig worden gesignaleerd en dat docenten en ouders worden ondersteund is het noodzakelijk dat binnen de school een zorgstruktuur wordt gecreëerd. Onder het kopje “preventieve jeugdzorg” (D.2.1.1.) wordt reeds voorgesteld om mobiele teams in te schakelen. Er wordt –in het kader van de regievoering- echter meer verwacht van de gemeente.

Ten behoeve van de vroegsignalering en het bieden van concrete daadwerkelijk hulp bij o.a. voortijdig schoolverlaten neemt Bloemendaal deel aan het regionale Netwerk 12 + dat gecoördineerd wordt door Stichting Casca en gesubsidieerd door o.a. de gemeente Bloemendaal. Eens in de zes weken komen uitvoerenden van Halt, Politie, gemeente Heemstede, Bloemendaal, Bennebroek, de lokale scholen voor voortgezet onderwijs, jeugdgezondheidszorg, jeugdreclassering, Algemeen Meldpunt Kindermishandeling, Bureau Jeugdzorg en de Brijder Verslavingszorg bijeen. Schoolverlaters zonder startkwalificatie, veelvuldig schoolverzuimers, drankgebruik ouders, (zeer) agressief gedrag van kinderen, risicogezinnen, ontwikkelingsstoornissen etc. worden in dit gezamenlijk netwerk behandeld en er wordt -zo mogelijk- concreet iets aan gedaan. Bijvoorbeeld het geven van passende begeleiding voor problemen in de persoonlijke levenssfeer die toeleiding naar school in de weg staan. Ook kan men door deelname meer bekendheid krijgen van elkaars werk waardoor samenwerken eenvoudiger wordt en “dubbel doen” wordt vermeden.

Aangezien het Netwerk 12 + goed werkt en uit verschilllende onderzoeken blijkt dat vroegsignalering voorspellende werking heeft, is besloten een Bloemendaals Netwerk 12- op te zetten. Dit netwerk is per 31 januari 2005 van start gegaan. Hieraan nemen de peuterspeelzalen, de basisscholen, kinderopvang, Algemeen Meldpunt Kindermishandeling, de gemeente, Bureau Jeugdzorg, de GGD en het consultatieburo deel. Van belang is dat circa 90% van de leerplichtige Bloemendaalse kinderen een Bloemendaalse school bezoekt. Het jaar 2005 is een proefjaar voor het Netwerk 12 -. Na evaluatie zal eind 2005 besloten worden omtrent voortgang.

De netwerken sluiten aan bij de preventieve jeugdzorg wat de functies informeren, signaleren en coördineren betreft. Ook de afstemming in de hulpverlening is een belangrijk doel.

2.Speelvoorzieningen

Deze activiteit vertrekt vanuit kansen in de ontwikkeling van kinderen in plaats van problemen. Vraaggericht werken is het centrale begrip. Voorwaarde is dat de overheid ouders als volwaardige partners ziet en hen –waar mogelijk- inschakelt bij het creëren van een veilige opvoedingsomgeving of bij het zoeken naar oplossingen die bruikbaar zijn voor ouders en jongeren in de buurt. Belangrijk is dat ouders en de jeugd zelf een stem hebben bij de inrichting van hun eigen opvoedingsomgeving of de invulling van een activiteitenaanbod in hun buurt of wijk.

Mede vanuit deze visie maakt de gemeente samen met de omwonenden en met jongeren plannen voor het renoveren van speelplaatsen en/of het realiseren van nieuwe speelplaatsen of ontmoetingsplekken.

In de gemeente Bloemendaal zijn 22 speelplaatsen, waarvan acht in Bloemendaal, vier in Overveen, vier in Aerdenhout en zes in Vogelenzang. In 2001 is een inventarisatie gemaakt van alle speelvoorzieningen in de gemeente Bloemendaal en is prioritering aangebracht in noodzaak en urgentie van renovatie.

Vooral speelvoorzieningen c.q. ontmoetingsplekken voor de oudere jeugd stuiten op weerstand van de buurt. Om draagvlak en medeverantwoordelijkheid in de buurt te verkrijgen wordt een interactieve werkwijze toegepast. De omwonenden (volwassenen en jeugd) in een wijde cirkel rondom de speelplek worden uitgenodigd om de inrichting van de toekomstige speelplek te bespreken aan de hand van het aantal kinderen in de buurt, de leeftijd van die kinderen, de wensen en de niet-wensen en het beschikbare budget. Zij worden twee of drie keer uitgenodigd om het plan- wat zoveel mogelijk met de suggesties, kritiek en de wensen van de jeugd en de volwassenen rekening houdt- te bespreken. Indien nodig wordt het plan aangepast. De reactie van de bevolking op deze interactieve werkwijze is zeer positief.

Bij de de renovatie of het nieuw inrichten van speelplaatsen wordt rekening gehouden met:

  • ·

    Het besluit “Veiligheid attractie- en speeltoestellen”;

  • ·

    Veiligheid van de speelplek;

  • ·

    Bereikbaarheid (afhankelijk van de leeftijd van de kinderen);

  • ·

    Herbergzaamheid (kinderen moeten zich veilig en beschut kunnen voelen op de speelplaats);

  • ·

    Samenhang met de woonomgeving (de speelplek moet passen in de woonomgeving);

  • ·

    De spelvormen van de kinderen (beweging, constructie of wedstrijdspel en ontmoeting, rust);

  • ·

    De vraag c.q. mening van de jongeren en de omwonenden.

Vanaf 2001 zijn er vele plannen geopperd. Een aantal kon niet uitgevoerd worden vanwege bezwaren uit de buurt. De volgende speelplaatsen zijn samen met de jeugd en de omwonenden opgeknapt:

• speelplek aan de Graaf Dirklaan

• speelgelegenheid aan de Deken Zondaglaan

• speelplek aan de Teylingerweg

• drie speelvoorzienigen aan de Veldhof

• een speelvoorziening aan de Van Kempenhof

• een speelvoorziening aan de Johannes Postlaan

• een speelvoorziening aan de Prins Hendriklaan

• een speelvoorziening aan de Donkerelaan

Hiernaast is financiële ondersteuning geboden aan de gemeente Haarlem in verband met deelname aan een groot skatepark bij de grens van Overveen met Haarlem. Voortgegaan zal worden met het jaarlijks renoveren van twee speeltuinen op interactieve wijze.

3.Subsidies

De gemeente subsidieert/ondersteunt de volgende instellingen/voorzieningen op het gebied van de jeugd. Hiernaast worden verenigingen financieel bijgestaan met voorzieningen en activiteiten waar ook de jeugd gebruik van maakt.

Subsidie

Activiteiten

leeftijd

bedrag

Inkomsten/uitgaven

1.Jeugdsport-

verenigingen (inclusief scouting)

Stimulering van sport voor de jeugd

Tot 18 jaar

€ 21.207,-

wordt behandeld in sportnota

Uitgavenbudget

2.Stichting Casca

Netwerk 12 -

Voorkomen van voortijdig schoolverlaten, signaleren van problemen en zo mogelijk oplossen

0-12 jaar

Incidenteel gesubsidieerd over 2004 en 2005

Uitgavenbudget

3.Stichting Casca

Netwerk 12+

Voorkomen van voortijdig schoolverlaten, signalering van problemen en zo mogelijk oplossen

12-24 jaar

€ 4.442,-

Uitgavenbudget

4.Peuterspeelza

len

Opvang en begeleiding van peuters

2-4 jaar

€ 114.758,-

Uitgavenbudget

5.Cultureel Jongeren Paspoort

Stimuleren van cultuur voor de jeugd

Tot 18 jaar

€ 2.687,-

Uitgavenbudget

6.De Opvoedwinkel

Opvoedonder-

steuning

0-24 jaar

€ 2.042,-

Uitgavenbudget

7.Stichting Jeugdhonk Vogelenzang

Activiteiten, ontmoeting

4-24 jaar

€ 243,-

Uitgavenbudget

8.Stichting Sportsupport

Het stimuleren van mensen met een handicap tot deelname aan sport.

Tot 24 jaar

€ 2.304,-

Uitgavenbudget

9.Rolstoelhockey

Hockey voor gehandicapte kinderen (en volwassenen)

Tot 24 jaar

€ 1.264,-

Uitgavenbudget

10.Paardrijden voor gehandicapten

Paardrijden voor gehandicapte kinderen

Tot 24 jaar

€ 960,-

Uitgavenbudget

11.Sport-in (incidentele subsidies)

Activiteiten passend binnen de beleidsregels voor incidentele subsidies

Tot 24 jaar

€ 5.907,-

voor alle incidentele subsidies over 2005

Uitgavenbudget

12.Brijder Verslavingszorg (+ zomercampagne)

Preventieve verslavingszorg en informatie

12-24 jaar

€ 2.405,-

(+ € 928,-)

Uitgavenbudget

13.Vrijwilligerscen

trale

Bemiddeling bij

vrijwilligerswerk

16- 24 jaar

€ 1.532,-

Uitgavenbudget

14.Stichting ’t WEB

Belangenbeharti

ging vrijwilligers

0-24 jaar

€ 2.754,-

Uitgavenbudget

15.Het schooladoptieplan

Veiligheid op en rond de basisschool

5-12 jaar

€ 3.787,-

Uitgavenbudget

16.Buro Halt

Voorkomen van vandalisme onder jongeren

12-18 jaar

€ 8.992,-

Uitgavenbudget

17.VIOS-project

Veiligheid In en Om de school

12-24 jaar

€ 17.000,- incidenteel uit budget orde-en veiligheid

Uitgavenbudget

18.Jeugd

gezondheidszorg

Basis- en maatwerkdeel

Tot 19 jaar

€ 207.264,-

€ 194.490,-

Uitgavenbudget

Inkomstenbudget

19.Bijdrage aan Haarlem in aanlegkosten skatepark nabij Overveen

Skaten, voetballen en basketballen

8-24 jaar

€ 40.000,- incidenteel te betalen in drie jaar

Uitgavenbudget

4.Jongerenwerk

Jeugdwerk wordt omschreven als de poging van volwassenen om de jeugd in leeftijdsgebonden organisaties in de vrijetijdssector ontspanning te bieden, te vormen en te helpen. Jeugdwerk speelt zich vooral af in de vrije tijd, buiten school, buiten het werk en buiten het gezin. Jongerenwerk is jeugdwerk voor de groep van 10 tot en met 23 jaar.

De verschijningsvormen van het hedendaags jongerenwerk

  • 1.

    het professionele sociaal-culturele jongerenwerk richt zich op de leeftijdgroep van 10-23 jaar. 1.1 het buurt-of omgevingsgerichte jongerenwerk (jongerenopbouwwerker) 1.2 het open jongerenwerk (begeleider in een jeugdhonk)

  • 2.

    het professionele sociaal-culturele tienerwerk (begeleider naschoolse opvang)

  • 3.

    vrijwillig jongerenwerk in levensbeschouwelijke organisaties, belangenorganisaties en spel-en interesseorganisaties

  • 4.

    ambulant jongerenwerk en straathoekwerk (gericht op probleemjongeren op straat).

Taken van het jeugd-en jongerenwerk:

  • 1.

    organiseren van recreatieve activiteiten;

  • 2.

    vraagbaak;

  • 3.

    actief benaderen van groepen jongeren en gezamenlijk oplossingen zoeken voor hun problemen;

  • 4.

    ondersteunen van jongeren bij belangenbehartiging.

Vaak is er onbegrip over de rollen die de gemeente en het jeugd-en jongerenwerk spelen. Gemeenten hebben weinig zicht op wat een jongerenwerker doet, hetgeen zorgt voor veel te hoog gespannen verwachtingen. De gemeente vraagt het jeugd-en jongerenwerker nogal eens taken uit te voeren die hij/zij niet kan waarmaken of die niet zijn afgesproken. Veel gemeenten zien het jeugd-en jongerenwerk een actieve rol spelen in het jeugdbeleid. Vooral het actief benaderen van groepen jongeren scoort hoog en vindplaatsgericht werken. Maar dat is een rol die lang niet door alle jeugd-en jongerenwerkers wordt gespeeld. Veel jeugd- en jongerenwerk beperkt zich tot accommodatiegericht en recreatief werk oftewel activiteiten in een welzijnsinstelling en/of jeugdhonk.

5.Welzijn en gehandicapte jongeren

In artikel 23 van het “Verdrag van de rechten van het kind” staat de volgende bepaling met betrekking tot gehandicapte kinderen:

“Voor kinderen met een handicap zijn de volgende punten van belang:

Zij moeten zoveel mogelijk gebruik kunnen maken van de algemene voorzieningen die er voor alle kinderen zijn. Zij moeten, daar waar het nodig is, gebruik kunnen maken van speciale voorzieningen.

Kinderen met een handicap zijn deel van onze maatschappij. Ze moeten zoveel mogelijk naar de gewone scholen mogen en kunnen gaan ….”

De gemeente subsidieert het paardrijden voor gehandicapten, Rolstoelhockey, Stichting Sportsupport en Stichting ’t WEB. Laatstgenoemde Stichting behartigt de belangen van lichamelijk gehandicapten en chronisch zieken in Zuid-Kennemerland.

Schattingen over het aantal gehandicapten in Bloemendaal lopen uiteen. Een handicap wordt in belangrijke mate bepaald door de mogelijkheden die een persoon heeft om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. “t WEB zet zich in voor een volwaardige integratie en participatie van mensen met een handicap in de maatschappij.

Volgens info van Sociale Zaken zijn er in 2003 in Bloemendaal twee aanvragen voor een WVG-voorziening voor jongeren onder de 25 jaar toegekend. Drie jongeren maakten van het collectief vervoer gebruik, waarvan twee in 2003 beëindigd werden.

In 2004 zijn er elf aanvragen voor de WVG binnengekomen van jongeren onder de 25 jaar. Op niet alle aanvragen is reeds een besluit genomen. Het betreffen diverse voorzieningen, zoals woningaanpassingen, rolstoelen, scootmobiel, aanpassing van fietsen, collectief vervoer en één cliënt die alles aanvraagt. Via het leerlingenvervoer zijn acht gehandicapte jongeren bekend. Deze cijfers geven zeker niet het werkelijke aantal weer, aangezien niet elke gehandicapte een beroep op de WVG of het leerlingenvervoer kan of wil doen. Het aantal gehandicapte jongeren in Bloemendaal is niet bekend.

6.Welzijn en “jeugd en alcohol”

In het kader van de uitvoering van de drank-en Horecawet hebben wij besloten (9 november 2004) om bij het opstellen van het jeugdbeleid aandacht te schenken aan de problematiek ten aanzien van jeugd en alcohol.

Het drinken van alcohol is onder jongeren de laatste jaren sterk toegenomen. De oorzaak van de toename van drankgebruik (op steeds vroegere leeftijd en in steeds grotere hoeveelheden) onder jongeren is een combinatie van diverse factoren, te weten:

  • ·

    hogere bestedingsbudget van jongeren;

  • ·

    de ruimere beschikbaarheid van drank;

  • ·

    de steeds “slimmere” marketing die speciaal gericht is op de jeugd (zoals de introductie van zoete mixdrankjes);

  • ·

    de behoefte aan time-outsituaties, waar veel regels even niet gelden.

De jeugd vormt een belangrijke risicogroep voor de ontwikkeling van alcoholgerelateerde problemen. Het lichaam is nog niet volgroeid en daarom extra gevoelig voor alcoholmisbruik. Overmatig alcoholgebruik kan beschadiging van de lever, hersenen en zenuwstelsel veroorzaken. Tevens kan teveel drinken leiden tot kanker, hart-en vaatziekten. Daarnaast vinden veel alcoholgerelateerde ongevallen plaats onder de jeugd. Een kwart van de jongeren tussen 15 en 25 jaar drinkt excessief en 30% van de scholieren heeft bij de laatste gelegenheid vijf of meer glazen alcohol gedronken .

De verandering in drinkgedrag van jongeren vraagt om aandacht van alle betrokkenen, die van invloed kunnen zijn op of (mede)verantwoordelijk zijn voor het drinkgedrag van jongeren: ouders, onderwijs, de horeca en de GGD. Daarbij wordt van de lokale overheid verwacht dat ze maatregelen initieert. Overmatig alcoholgebruik leidt immers tot schade die overigens vele malen groter is dan de schade als gevolg van drugsgebruik. Vanuit haar verantwoordelijkheid voor de openbare orde, volksgezondheid en jeugdbeleid heeft de gemeente een belangrijke taak in het ontwikkelen en uitvoeren van een alcoholmatigingsbeleid, hetgeen een integrale aanpak vereist.

De gemeentelijke taak in het lokale gezondheidsbeleid biedt vele mogelijkheden voor alcoholmatigingsactiviteiten. De gemeente kan invulling geven aan preventieactiviteiten (samen met GGD en Brijder Verslavingszorg) voor de jeugd, die kennis en inzicht vergroten over de risico’s van alcoholgebruik.

Vanuit het jeugdbeleid kan de gemeente- in samenspraak met welzijnsvoorzieningen en sport - naar mogelijkheden zoeken voor richtlijnen voor de beschikbaarheid van alcohol en activiteiten stimuleren die gericht zijn op de matiging van alcohol.

Vanuit het beleidsterrein openbare orde en veiligheid heeft de gemeente de Drank-en Horecawet en de APV tot haar beschikking om een alcoholmatigingsbeleid te voeren. Ook kan de gemeente afspraken maken met de horeca in de vorm van convenanten. Vanuit haar regiefunctie dient de gemeente de verschillende partijen (politie, ouders, horecaondernemers, Brijder Verslavingszorg, GGD en de jongeren) bij elkaar te brengen en activiteiten op elkaar af te stemmen.

De gemeente subsidieert Brijder Verslavingszorg en daarnaast de zomercampagne van de Brijder (jongeren bezoeken campings en lichten andere jongeren voor). Ook kan de gemeente het aantal schenkuren bespreekbaar maken tijdens jeugdactiviteiten bij instellingen voor sport.

De GGD biedt (individuele) cursussen sociale vaardigheden aan. Tijdig aandacht hiervoor biedt op latere leeftijd een basis om sociale druk te kunnen weerstaan.

Artikel 4.3 Analyse van vraag en aanbod

Bezien we de vijf soorten vragen en het gemeentelijk aanbod, dan kunnen we concluderen dat de gemeente veel doet op het brede terrein van het jeugdbeleid. Het ontbreekt echter aan een duidelijk kader en een heldere structuur.

Een nieuwe indeling in het jeugdbeleid dringt zich op waarvoor de benaming programmalijnen op haar plaats is. De eerste programmalijn betreft de individuele preventieve jeugdzorg, de tweede programmalijn gaat over de collectieve voorzieningen voor de jeugd in de preventieve sfeer en de derde programmalijn betreft de zgn. “blije” voorzieningen (bijvoorbeeld speelvoorzieningen- en sportvoorzieningen). De vierde programmalijn gaat over communicatie, regievoering en participatie.

Tevens is het tijd voor een nieuwe kijk, nieuwe visies. Nieuwe visies op inhoud en op organisatie welke gelden voor de preventieve jeugdzorg en de collectieve jeugdvoorzieningen in de preventieve sfeer en tevens introduceren we een nieuwe visie op inhoud voor de “blije” voorzieningen. In de nieuwe visies staan het kind, de vraag en zijn/haar levensloop centraal en dus niet (meer) de instellingen of het aanbod.

Artikel Programmalijnen in het jeugdbeleid

Artikel Programmalijn 1: de (individuele) preventieve jeugdzorg

Er is onvoldoende samenhang in het woud van hulpverleningsvoorzieningen en de sluitende keten is nog niet tot stand gekomen. Jongeren moeten veel te lang wachten voordat ze bij Buro Jeugdzorg terecht kunnen. De vijf functies (genoemd op blz.11en 12) zijn nog niet volledig ingevuld. Ouders en jongeren moeten zelf het juiste aanbod zien te vinden en worden soms van het kastje naar de muur gestuurd.

De gemeente is bezig om de regierol vorm te geven wat niet altijd gemakkelijk is, zeker niet als er geen subsidierelatie is. De oprichting van het Regionale Platform Jeugd is een stap in de goede richting. Omdat een éénduidige sturingsfilosofie ontbreekt zal in onderstaande een nieuwe visie gelanceerd worden, waarvan het de bedoeling is dat de instellingen die ook gaan onderschrijven zodat beoordeling van de subsidie vanuit een gezamenlijke visie op inhoud en op organisatie kan plaatsvinden. Verder dienen de instellingen meer gegevens te overleggen zodat de gemeente resultaten kan vergelijken en meten en tekortkomingen of overlappingen sneller aan het licht kunnen komen. In hoofdstuk F. wordt bovenstaande geconcretiseerd in de actiepunten 1 tot en met 6.

Visie op inhoud van de preventieve jeugdzorg

  • ·

    Kinderen en jongeren hebben – ondanks alle goede zorgen en aandacht van de ouders - meer nodig om zich te ontwikkelen dan ouders kunnen bieden;

  • ·

    De gemeentelijke overheid heeft daarom een secundaire pedagogische verantwoordelijkheid;

  • ·

    De gemeentelijke overheid biedt een pedagogische infrastructuur om te voldoen aan de vragen van het kind/de jongeren en hun ouders.

Visie op organisatie in de preventieve jeugdzorg

Vraaggerichte integrale procesketen waarin het kind c.q. de jongere centraal staat

dagelijks specifiek diagnose processturing

opvoeden opvoeden therapie

KIND 0 0 0 0

generalisten specialisten expert rol management

regierol gemeente

Generalisten zijn de ouders, het onderwijs en voorliggende voorzieningen met verstand van opvoeden in het algemeen. De specialisten hebben verstand van problematische opvoedingssituaties en hoe deze ten goede te beïnvloeden (bijvoorbeeld maatschappelijk werk). De experts hebben verstand van specifieke zaken nodig om problematische situaties te beïnvloeden (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater).

De gemeente voert de regie en zet de eigen koers uit op basis van haar visies op inhoud en op organisatie en stuurt (het management van) de instellingen. De gemeente stimuleert samenwerking en afstemming tussen de instellingen en zij bevordert dat de instellingen zelf de nodige deskundigheid of expertise inhuren en/of onderling uitwisselen opdat de vrager niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd.

Zowel intern als extern dient er vraaggericht en integraal gewerkt te worden.

Artikel Programmalijn 2: de collectieve jeugdvoorzieningen in de preventieve sfeer

Bij de collectieve jeugdvoorzieningen in de preventieve sfeer gaat het bijvoorbeeld om thematische voorlichting aan jeugd in samenwerking met scholen en andere instellingen. Voorlichting over bijvoorbeeld de mogelijkheden en bekendheid van instellingen op het gebied van de preventieve jeugdzorg, over “hoe een feestje ook leuk kan zijn met minder drank of zonder pil” over sportstimulering, over voeding, over omgaan met stress, over weerbaarheid, sociale vaardigheden, over hoe je agressie kunt beheersen, over verkeersveiligheid etc. Momenteel is er onvoldoende over-en inzicht in alle activiteiten van de verschillende instellingen en ook is niet duidelijk bij wie waar behoefte aan is.

Eerder genoemde visie op inhoud is ook op programmalijn 2 van toepassing.

Voor de uitvoering van deze programmalijn verwijzen we naar de actiepunten 7 tot en met 11.

Artikel Programmalijn 3: de algemene “blije” jeugdvoorzieningen

“Blije” voorzieningen zijn voorzieningen die het welzijn van burgers kunnen bevorderen en niet het oplossen van problemen als uitgangspunt hebben (bijvoorbeeld sportvoorzieningen, speeltuinen, peuterspeelzalen, bibliotheek, scouting, theater Caprera).

Tijdens de jeugdconferentie gaf de jeugd aan behoefte te hebben aan een jeugdhonk, trapveldjes, hangplekken en laagdrempelige sportvoorzieningen. Ook landelijk blijkt dat de aandacht voor de jeugd en de fysieke ruimte nog niet optimaal is.

De “blije” voorzieningen worden in hoofdstuk F geconcretiseerd in de actiepunten 12 tot en met 16.

Visie op inhoud en organisatie van jeugdbeleid wat betreft de

“blije” voorzieningen.

*integraal, interactief en sterk vraaggericht

*uitgaan van de leefwereld en het eigen vermogen van de jeugd. De jeugd staat centraal

* gemeente betrekt de jeugd, ouders, instellingen en verenigingen bij de vorming van het beleid en bij de uitvoering is de rol van de gemeente voorwaardenscheppend. *gemeente is gericht op de ontwikkeling en instandhouding van de basisvoorzieningen zoals kinderopvang, peuterspeelzalen en veilige speelplaatsen

Artikel Programmalijn 4: communicatie, regievoering en participatie

Op de jeugdconferentie werd het belang van goede communicatie tussen de gemeente en de jongeren benadrukt. Er is echter nog onvoldoende wederzijdse communicatie met de jongeren, de ouders en (vertegenwoordigers van) instellingen.

Regievoering is aan bod gekomen in hoofdstuk D.2.1. en participatie komt aan bod in hoofdstuk E.1. “Vormgeving jeugdparticipatie”. Het voert te ver om in deze nota jeugdbeleid een visie neer te zetten over communicatie.

Ook ten aanzien van programmalijn 4 wordt een aantal acties voorgesteld, namelijk de acties 17 tot en met 19.

5.Organisatie van het jeugdbeleid

Artikel 5.1 Vormgeving jeugdparticipatie

De meerderheid van jongeren tussen 12-24 jaar participeert in clubhuizen, muziek-en toneelverenigingen, sport- en hobbyclubs. Daarnaast verricht bijna een derde van de jongeren tussen 12 -19 jaar vrijwilligerswerk in een leerlingen- of medezeggenschapsraad, klust voor kerk of moskee (in den lande) of geeft leiding binnen scouting oftewel participeert maatschappelijk. Met politieke participatie wordt de betrokkenheid van jongeren bij het beleid van de gemeente of vrije tijdsvereniging aangeduid.

Waarom jongerenparticipatie bij het jeugdbeleid?

Volgens het Bestuursakkoord-Nieuwe-Stijl is jongerenparticipatie één van de voorwaarden voor goed jeugdbeleid. Om drie redenen leidt jongerenparticipatie tot beter jeugdbeleid:

  • 1.

    het democratisch recht op inspraak van jongeren onder de 18 jaar (Verdrag van de rechten van het kind)

  • 2.

    burgerschapsvorming. Door participatie kunnen jongeren kennismaken met het lokale bestuur en inspraak in het gemeentelijke beleid. Dit kan vruchten afwerpen. Jongeren die zich vanaf een vroege leeftijd betrokken voelen bij het bestuur van hun gemeente zullen later eerder bereid zijn zich voor hun gemeente in te zetten. Daarnaast kan het op individueel niveau een gunstig effect hebben.

  • 3.

    het realiseren van beleid dat aansluit bij de behoeften van de doelgroep. Als beleid gemaakt wordt met de groep, dan heeft een plan veel meer kans van slagen. Jongerenparticipatie is een manier om informatie te krijgen en meer draagvlak voor het beleid.

Een belangrijke motivatie voor jongeren om te participeren is- naast het feit, dat participeren erg leerzaam kan zijn- het vertrouwen dat hun inbreng zin heeft, dat ze serieus worden genomen en dat volwassenen iets met hun inbreng doen. Het is belangrijk dat de resultaten (positief en negatief) breeduit en snel gecommuniceerd worden met de jongeren.

Welke methode?

Er zijn verschillende methoden voor jongerenparticipatie. Jeugdparticipatie vereist een tweerichtingsverkeer tussen jeugdigen en volwassenen. Jongeren voelen zich vaak niet zo aangetrokken tot volwassenenparticipatie (b.v. jeugdraden of deelname aan een ambtelijke werkgroep tijdens schooltijd). Alternatieve participatievormen die beter aansluiten bij de belevingswereld van jongeren zijn bijvoorbeeld de schouw, een rondetafel gesprek of deelname aan een jeugdpanel (“als je een inloopspreekuur organiseert onder schooltijd verdien je de gouden eikel”) De jeugdconferentie vonden ze mega gaaf.

Het belangrijkste kenmerk van een jeugdpanel is dat het flexibel is. Per vraag, thema of beleidsterrein wordt een (nieuwe) groep jongeren uitgenodigd die geïnteresseerd is in het onderwerp. De jongeren kunnen niet rustig achterover zitten en wat roepen, maar moeten zelf aan de slag. Zodoende worden ze serieus genomen en krijgen ze (mede)verantwoordlijkheid en het onderwerp meer draagvlak.

Tijdens de jeugdconferentie brachten de jongeren een jeugdwebsite naar voren als vorm van participatie die hun erg aanspreekt. Bij een jongerenwebsite is sprake van wederzijdse communicatie, een grote variatie is mogelijk, laagdrempelig, aantrekkelijk voor een brede doelgroep en te combineren met andere projecten.

Welke methode gekozen wordt hangt af van het doel, de verwachtingen en op welke jongeren men zich richt.

Nb: Deze nota jeugdbeleid is in een ronde tafelgesprek met de jeugd, de ouders, de wethouder, de ambtenaar jeugdbeleid en enkele raadleden besproken. Aanbevelingen door en opmerkingen van de jeugd zijn erin verwerkt.

Artikel 5.2 Vormgeving interne organisatie

De “werkgroep jeugd” is geen juiste benaming voor het overlegorgaan binnen de gemeente dat zich bezighoudt met jeugdbeleid. De “regiegroep integraal jeugdbeleid” komt meer overeen met wat de bedoeling is. De regiegroep bestaat uit een bestuurlijk verantwoordelijk coördinerend wethouder jeugd bijgestaand door een coördinerend ambtenaar jeugd. Verder is de coördinator WPZ aanwezig en de teamleider groenvoorziening.

Onder de regiegroep hangen diverse panels of projectgroepen (jeugd, ouderen etc.) die adviseren aan de regiegroep. Ook kan de regiegroep jeugd bijgestaand worden door “Codename Future”, “Jong Nederland”, de SGBO, de Nationale Jeugdraad etc.

Er vindt –indien nodig- overleg plaats met de diverse beleidsterreinen en takken binnen en buiten in de organisatie.

6.Conclusies en beleidsvoornemens.

Bij de fomulering van de conclusies en beleidsvoornemens is geprobeerd zoveel mogelijk rekening te houden met de bestaande voorzieningen voor de jeugd en tevens met het rijksbeleid, het provinciaal beleid, operatie jong, het gemeentelijk beleid, de wensen en belevingswereld van de jeugd, de ouders en vertegenwoordigers van scholen, instellingen en verenigingen. Uiteraard kan niet alles wat men wil, maar is het noodzakelijk om keuzes te maken, wensen te combineren of een omweg te bewandelen.

Artikel Programmalijn 1: de individuele preventieve jeugdzorg

Vanuit haar regiefunctie en haar visies op jeugdbeleid stimuleert de gemeente samenwerking en afstemming tussen instellingen en tevens bevordert zij dat instellingen zo min mogelijk vragers verwijzen, maar zelf de nodige deskundigheid of expertise inhuren en/of onderling uitwisselen.

Het doel is dat er minder Bloemendaalse kinderen bij buro Jeugdzorg terechtkomen. Om de jongeren ook in de organisatie van de preventieve jeugdzorg te laten participeren wordt voorgesteld een jeugdpanel te vormen.

Actie 1: Het Regionaal Platform Jeugd Zuid-Kennemerland gaat in gesprek met de regionale instellingen op het gebied van de preventieve jeugdzorg. Het is de bedoeling dat de instellingen volgens de nieuwe visies op inhoud en op organisatie gaan werken. De subsidies aan deze instellingen dienen vanuit de visies op inhoud en op organisatie beoordeeld te worden en zo nodig aangepast. De visies zullen ingevuld worden door een intentieverklaring.

Actie 2: Een jeugdpanel (jeugdadviesgroep) organiseren rondom preventieve jeugdzorg.

De leidsters van de peuterspeelzalen worden sinds enkele jaren niet meer alleen aangesproken op de realisatie van spel en opvang voor peuters, maar ook op signalering en ontwikkelingsstimulering. Naast scholing in het signaleren vragen de leidsters “waar ze met hun signalen naar toe moeten” en waar ze kunnen overleggen over gedrag van peuters. Het peuteradviesteam is een samenwerkingsverband tussende Kennemer Thuiszorg, het Spalier en de Jeugd-RIAGG. Dit adviesteam voorziet in de functies informatie, signalering en pedagogische hulp. Exacte invulling zal bewerkstelligd worden door het Regionaal Platform Jeugd Zuid-Kennemerland.

Actie 3 : Uitbreiding van de consultatiefunctie voor de beroepskrachten in het peuterspeelzaalwerk, het zgn. “Peuteradviesteam”

Op basisscholen blijkt een grote behoefte te zijn aan ondersteuning op het gebied van signaleren en doorverwijzen, gekoppeld aan een rechtstreeks aanbod van hulp mede in verband met het voortijdig schoolverlaten. In Haarlem en Zandvoort wordt gewerkt met zgn. mobiele teams. Ouders en scholen zijn zeer tevreden over deze aanpak waarin op de school-een aantal uren per week-een maatschappelijk werker en een sociaaal verpleegkundige aanwezig zijn. In de teams zijn de GGD en de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening betrokken. Exacte invulling zal bewerkstelligd worden door het Regionaal Platform Jeugd Zuid-kennemerland.

Actie 4: Verbetering van de zorgstruktuur in het basisonderwijs: uitbreiding van de mobiele teams.

De jeugdgezondheidszorg van de Thuiszorg en de GGD kan in het jeugdbeleid een belangrijke rol spelen, aangezien de JGZ 90% van alle jeugdigen van 0-19 jaar en hun ouders bereikt. Kinderen en ouders ervaren hun contacten met de JGZ als laagdrempelig en niet-stigmatiserend. Dat biedt veel kansen voor (mede)invulling van de vijf functies van de preventieve jeugdzorg. Wel is het zo, dat de functies voorlichting, lichte pedagogische hulp en zorgcoördinatie in het maatwerkdeel van het basispakket zit. De overige twee functies (signalering en toeleiding tot het hulpaanbod) zitten reeds in het basispakket. Het maatwerkdeel is globaal ingevuld, maar niet gespecificeerd.

Actie 5: Bij de regionale invulling van het maatwerkdeel van de Jeugdgezondheidszorg dient rekening gehouden te worden met de invulling van drie van de vijf functies van de preventieve jeugdzorg (voorlichting, lichte pedagogische hulp en zorgcoördinatie)

In 2004 hebben 27 Bloemendaalse jongeren het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Hiervan hebben 16 jongeren het ROC-NOVA College verlaten (Middelbaar beroepsonderwijs). In verband met het voorkomen van risicogedrag en het voortijdig schoolverlaten zonder startkwalificatie is enige jaren geleden het regionale Jeugdnetwerk 12 + opgericht en vanaf 31 januari 2005 een proef gestart met het Bloemendaalse Jeugdnetwerk 0-12 jaar. Deelnemers van het regionale Netwerk 12+ zijn de scholen voor voortgezet onderwijs, de politie, het AMK, buro Jeugdzorg, de reclassering, gemeenten, de schoolarts, buro Halt etc. Deelnemers aan het Bloemendaalse Jeugdnetwerk 12- zijn de peuterspeelzalen, de basisscholen, gemeente Bloemendaal (leerplicht en incidenteel jeugd) politie, de GGD, het consultatieburo, Algemeen Meldpunt Kindermishandeling en buro Jeugdzorg.

Actie 6: De subsidie aan het Bloemendaalse Jeugdnetwerk 12- eind 2005 evalueren en bezien op voortzetting.

Artikel Programmalijn 2 : Collectieve voorzieningen in de preventieve sfeer

Op de jeugdconferentie werd door met name ouders prioriteit gegeven aan voorlichting over alcohol en het aanstellen van een vertrouwenspersoon op de scholen. Het blijkt echter dat zowel de scholen als Brijder Verslavingszorg reeds voorlichtingsavonden over alcohol en drugs geven en ook individuele adviezen en informatie. Wel zal er meer bekendheid gegeven moeten worden aan de vertrouwenspersonen op de scholen en aan de voorlichting over alcohol met betrekking tot de jeugd.

Actie 7: De reeds bestaande activiteiten op het terrein van voorlichting voor/door/over jongeren op scholen en door andere instellingen onderzoeken. Via de website meer bekendheid geven aan deze activiteiten.

Actie 8: Een overzicht maken van alle regionale voorzieningen op het gebied van jeugdzorg en het overzicht op de website plaatsen

Actie 9: Een projectgroep alcoholbeleid met betrekking tot de jeugd opzetten bestaande uit vertegenwoordigers van de sectoren 1 (horecabeleid), 3 (orde-en veiligheidsbeleid), 2 (jeugdbeleid), ouders, jeugd, de GGD en Brijder Verslavingszorg

Op het terrein van de verkeersveiligheid hebben ouders op de jeugdconferentie aangegeven samen met de kinderen een inventarisatie te willen maken van gevaarlijke plekken in het verkeer en na te gaan wat de mogelijkheden zijn ter verbetering.

Actie 10: Een ouderpanel organiseren over verkeersveiligheid bestaande uit ouders die deelgenomen hebben aan de jeugdconferentie en een “schouw” plannen met

deze ouders.

In het project “Veilig in en om de school” (VIOS) worden docenten en leerlingen getraind om te bemiddelen bij incidenten en om om te gaan met negatief gedrag, zoals pesten. Op deze manier wordt geïnvesteerd in een veilig en constructief schoolklimaat. De pilot VIOS is op verscheidene middelbare scholen in de regio gestart, ook in Bloemendaal. De ervaringen zijn positief en door de Kennemer Kring van schoolleiders is verzocht om voortzetting van het project.

Programmalijn 2 : Collectieve voorzieningen in de preventieve sfeer

Op de jeugdconferentie werd door met name ouders prioriteit gegeven aan voorlichting over alcohol en het aanstellen van een vertrouwenspersoon op de scholen. Het blijkt echter dat zowel de scholen als Brijder Verslavingszorg reeds voorlichtingsavonden over alcohol en drugs geven en ook individuele adviezen en informatie. Wel zal er meer bekendheid gegeven moeten worden aan de vertrouwenspersonen op de scholen en aan de voorlichting over alcohol met betrekking tot de jeugd.

Actie 7: De reeds bestaande activiteiten op het terrein van voorlichting voor/door/over jongeren op scholen en door andere instellingen onderzoeken. Via de website meer bekendheid geven aan deze activiteiten.

Actie 8: Een overzicht maken van alle regionale voorzieningen op het gebied van jeugdzorg en het overzicht op de website plaatsen

Actie 9: Een projectgroep alcoholbeleid met betrekking tot de jeugd opzetten bestaande uit vertegenwoordigers van de sectoren 1 (horecabeleid), 3 (orde-en veiligheidsbeleid), 2 (jeugdbeleid), ouders, jeugd, de GGD en Brijder Verslavingszorg

Op het terrein van de verkeersveiligheid hebben ouders op de jeugdconferentie aangegeven samen met de kinderen een inventarisatie te willen maken van gevaarlijke plekken in het verkeer en na te gaan wat de mogelijkheden zijn ter verbetering.

Actie 10: Een ouderpanel organiseren over verkeersveiligheid bestaande uit ouders die deelgenomen hebben aan de jeugdconferentie en een “schouw” plannen met

deze ouders.

In het project “Veilig in en om de school” (VIOS) worden docenten en leerlingen getraind om te bemiddelen bij incidenten en om om te gaan met negatief gedrag, zoals pesten. Op deze manier wordt geïnvesteerd in een veilig en constructief schoolklimaat. De pilot VIOS is op verscheidene middelbare scholen in de regio gestart, ook in Bloemendaal. De ervaringen zijn positief en door de Kennemer Kring van schoolleiders is verzocht om voortzetting van het project.

Actie 11: De pilot “Veilig in en om de school” (VIOS) op ten minste één middelbare school in Bloemendaal voortzetten.

Voor financiële ondersteuning van dit project (mede) een beroep doen op het Maatschappelijk Projectenfonds van de RABO-bank Zuid-Kennemerland of een andere sponsor.

Programmalijn 3. De “blije”voorzieningen.

Niet alleen op de jeugdconferentie is door kinderen en jongeren de behoefte geuit aan een fysieke ruimte waar ze elkaar kunnen ontmoeten en waar men, samen met een begeleider activiteiten kan opzetten. Er zijn verschillende factoren die het slagen van een dergelijke voorziening meebepalen. Zo is de betrokkenheid van jongeren vanaf het begin nodig om ervoor te zorgen dat de invulling van de ruimte past bij de wensen van de toekomstige gebruikers. Tegelijkertijd kunnen er vrijwilligers geworven worden voor activiteiten en beheer van de ruimte. “Jong Nederland” ”Codename Future” of welzijnsorganisatie Casca kan gevraagd worden om samen met de jongeren en de gemeente een organisatorische rol te spelen. Voor financiële ondersteuning kan een beroep gedaan worden op het Maatschappelijke Projectenfonds van de RABO-bank Zuid-Kennemerland of een andere sponsor.

Actie 12: Voor het opzetten van een jeugdhonk een projectgroep starten. Jongeren worden gevraagd het initiatief te nemen met betrekking tot deelnemers, locatie, activiteiten en begeleiding.

Actie 13: Voortgaan met het renoveren van twee speelplaatsen per jaar op interactieve wijze met de jongeren en de omwonenden.

Actie 14: Het financieel steunen van laagdrempelige sportvoorzieningen zal behandeld worden in de nota Sport.

Met betrekking tot de deelname van gehandicapte kinderen aan maatschappelijke activiteiten stellen wij het volgende voor.

Actie 15: In de nota Sport zal het aanbieden van een passende sport aan Bloemendaalse jeugdige gehandicapten( afgestemd op de mogelijkheden van de gehandicapte) in overleg met Stichting Sportsupport verder behandeld worden.

Ook een voorziening waar vraag naar is zijn de zgn. “hangplekken”, plaatsen in de openbare ruimte waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten. Qua investering zijn dit makkelijke voorzieningen om te realiseren. Een paar bankjes, een prullenbak, veel meer is er vaak niet nodig. Een stuk lastiger is het om bezwaren van buurtbewoners en eventuele overlast te voorkomen. In diverse gemeenten is ervaring opgedaan met het vastleggen van afspraken over tijdstippen, geluidsoverlast etc. in een convenant tussen gemeente, jongeren en de buurt.

Actie 16: In overleg met jongeren, ouders en buurtbewoners één ontmoetingsplek proberen te realiseren en na evaluatie mogelijk meer. Bezien (in samenspraak met de omwonenden en de jongeren) of de huidige hangplek bij de Wickevoort Crommelinlaan opgeknapt kan worden en of de parkeerplaats kan verworden tot een omheind geasfalteerd skate-, voetbal- en basketbalveldje.

Artikel Programmalijn 4 : communicatie, regievoering en participatie

Tijdens de jeugdconferentie is als prioriteit door de jongeren genoemd dat de gemeente duidelijker moet communiceren en haar afspraken moet nakomen. Door diverse groepen is een website voor jongeren genoemd om onderling en met de gemeente te communiceren en informatie uit te wisselen. In samenwerking met jongeren en bijvoorbeeld scholen dient nagegaan te worden wat het hoofddoel is van de website, wie de website gaan maken, wie er voor het beheer zorgt en of het een gemeentelijke website wordt voor jongeren of dat het een website wordt van de jongeren zelf.

Actie 17: In samenwerking met jongeren, scholen en een begeleider (b.v. Nationale jeugdraad, Codename Future of Jong Nederland ) een jongerenwebsite opzetten

(www.jongbloemendaal.nl)

De werkgroep jeugd is niet de juiste benaming van het overlegorgaan binnen de gemeente dat zich bezighoudt met de jeugd en het jeugdbeleid. De regiegroep integraal jeugdbeleid zou beter zijn. Onder die regiegroep hangen diverse panels (jongeren, ouders, gemeentelijk) die adviseren aan de regiegroep. De regiegroep bestaat uit een coördinerend wethouder en een coördinerend ambtenaar jeugd. Daarnaast bestaat de regiegroep uit de coördinator WPZ en de teamleider groenvoorziening. Tijdens de jeugdconferentie is de behoefte geuit aan een contactpersoon bij de gemeente. Dit zou de coördinerend ambtenaar jeugd kunnen zijn, opdat de signalen snel opgepakt kunnen worden. Wij zijn geen voorstander van het aanstellen van een jongerenopbouwwerker, wel van het inhuren van young professionals of vrijwilligers van bijvoorbeeld Codename Future, de Nationale Jeugdraad, de SGBO of Jong Nederland op incidentele basis.

Actie 18: De werkgroep Jeugd in het vervolg aanmerken als de regiegroep Jeugdbeleid.

De regiegroep kan bijgestaan worden door professionals van bijvoorbeeld “Jong Nederland”, Codename Future”, de SGBO of welzijnsorganisatie Casca.

Om participatie te bevorderen is uitbreiding van de regiegroep jeugdbeleid geen optie, want dat is veel te saai voor de jeugd en bovendien onder schooltijd. Jeugdpanels, ronde tafelgesprekken, projectgroepen waar de jeugd deel van uitmaakt en het houden van een jeugdconferentie sluiten meer aan bij de leefwereld van de jeugd.

Actie 19: Het helder krijgen van de vragen van de jeugd en de jeugd bij het jeugdbeleid betrekken door middel van de jeugdwebsite (www.jongbloemendaal.nl), ronde tafelgesprekken, jeugdpanels, projectgroepen en eens per vier jaar een jeugdconferentie.

G.Plan van aanpak jeugdbeleid

Programmalijn

Omschrijving actiepunt

Coördina-tie/uitvoering

Budget

Benodigd extra budget

Planning

1.Individuele preventieve jeugdzorg

1a.Werkzaamheden Regionaal Platform Jeugd ZK mbt de preventieve jeugdzorg

Regionaal Platform Jeugd ZK/

Beleidsmedewerker Jeugd

€ 90.583,- in 2004 van de provincie. Voor 2005 (en waarschijnlijk voor 2006) eveneens

€ 90.583,- per jaar voor Haarlem, Heemstede, Bennebroek, Zandvoort en

Bloemendaal.

nee

Vanaf 2005

Alinea 

1b.Ambtelijke ondersteuning van het Regionale Platform Jeugd Zuid-Kennemerland

Regionaal Platform Jeugd ZK

€ 10.000,- in 2004 en in 2005 van de provincie. Waarschijnlijk in 2006 wederom

€ 10.000,- voor de Haarlem, Heemstede, Bennebroek, Haarlemmerlie

de, Zandvoort en Bloemendaal.

nee

Vanaf 2005

Alinea 

2.Organiseren van een jeugdpanel (jeugdadviesgroep) rondom de preventieve jeugdzorg.

Regionaal Platform Jeugd ZK/Be-leidsme

dewerker Jeugd

Uit het budget preventieve jeugdzorg

Nee

Vanaf 2005

Alinea 

3.Peuteradvies-

team

Regionaal Platform Jeugd ZK/ Beleidsmedewerker Jeugd

Uit het budget preventieve jeugdzorg

nee

2005/2006

Alinea 

4.Mobiele teams op het basisonderwijs

Regionaal Platform Jeugd ZK/Beleidsmedewerker Jeugd

Uit het budget preventieve jeugdzorg

nee

2005/2006

Alinea 

5.Bij lokale invulling maatwerkdeel jgz rekening houden met de drie (voorlichting, lichte pedagogische hulp en zorgcoördinatie) van de vijf functies van de preventieve jeugdzorg

Beleids-medewerker Jeugdge-

zondheids

zorg/ Beleidsmedewerker Jeugd/De Jeugdge

zondheids

zorg

Uit budget maatwerkdeel Jeugdgezond

heidszorg voor 2005

€ 14.537,-

nee

Vanaf 2005

Alinea 

6.Continueren Netwerk 12 –

Beleidsmedewerker Jeugd/

Stichting Casca

Incidenteel over 2004

€ 2.840,- en over 2005

€ 8.522,-

Structu

reel

€ 8.522,- per jaar

Vanaf 2005

2.Collectieve voorzieningen in de preventieve sfeer

7.Onderzoek naar reeds bestaande activiteiten op gebied van voorlichting. Overzicht plaatsen op de gemeentelijke website.

Beleidsmedewerker Jeugd in samenwerking met Voorlich-ting, JGZ, scholen, Casca, ouders en jongeren

Uit regulier budget

nee

Vanaf 2005

Alinea 

8.Overzicht maken van alle lokale en regionale voorzieningen op gebied van preventieve jeugdzorg en plaatsen op de gemeentelijke website

Beleidsmedewerker Jeugd in samenwerking met beleidsmede

werker gemeente Haarlem

en Heemste

de

Uit budget preventieve jeugdzorg

nee

2005/2006

Alinea 

9.Starten integrale projectgroep alcoholbeleid

Beleidsmedewerker Jeugd, Orde en Veiligheid en Horecabeleid

Uit regulier budget

nee

2007

Alinea 

10.Organiseren van een ouderpanel/schouw verkeersveiligheid

Beleidsmedewerkers Jeugd en Verkeer/

Wethou-

der jeugd en verkeer en ouders

Uit budget jongerenwer

Ker

(€ 31.137,-)

Nog niet bekend

Vanaf 2005

Alinea 

11.Voortzetting VIOS-project op tenminste 1 school in Bloemendaal

Beleidsmedewerker Jeugd en Orde en Veiligheid/Kennemer Kring

Indien aanvraag van de Kennemer Kring niet gehonoreerd wordt door de provincie dan betalen uit budget preventieve jeugdzorg c.q. subsidie vanuit gemeente aanvragen bij de provincie

nee

2005

3.De “blije” voorzieningen

12.Opzetten projectgroep jeugdhonk/ realisatie jeugdhonk

Regiegroep Jeugd/Beleidsmedewerker Jeugd/Projectgroep “jeugd

Honk”

Nog niet bekend

Ja,

nog niet bekend hoeveel

Vanaf 2005

Alinea 

13.Renoveren twee speelplaatsen per jaar

Beleidsmedewerker Jeugd/omwo-

nenden/sector 1

€ 22.000,- uit budget aankoop-en

onderhoud speelvoorzie-

ningen

nee

Vanaf 2005

Alinea 

14.Realisatie ontmoetingsplek Wickevoort Crommelinlaan

Regie-

groep Jeugdbeleid/

Be

leids-medewer-

ker Jeugd/Projectgroep “Hangplek Veen en Duin”

Nog niet bekend

Nog niet bekend

Vanaf 2005

4.Communicatie, regievoering en participatie

15.Jongerenwebsite

Regie

Groep Jeugdbeleid/

Beleidsmedewerker Jeugd/Projectgroep “Jongeren

Website”

€ 1.500,- uit budget jongerenwer

ker

nee

Vanaf 2005

Alinea 

16.Inhuren van

professionals of ad-

visering door

jongeren (vrijwillig)

Regiegroep Jeugdbeleid/

Beleidsmedewerker Jeugd

€ 10.000,- uit budget jongerenwer

ker

nee

Vanaf 2005

Alinea 

17.Jongeren-

participatie

Regiegroep Jeugdbeleid/

Beleidsmedewerker Jeugd

Restant budget jongerenwer

Ker

nee

Vanaf 2005

Vastgesteld in de raadsvergadering van 28 april 2005.

Gepubliceerd in het Bloemendaals Weekblad van 12 mei 2005. In werking 20 mei 2005.

Ondertekening

Vastgesteld in de raadsvergadering van 28 april 2005.
Gepubliceerd in het Bloemendaals Weekblad van 12 mei 2005. In werking 20 mei 2005.