Beleidsregels horecasanctiebeleid Bloemendaal 2018

Geldend van 16-03-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels horecasanctiebeleid Bloemendaal 2018

De burgemeester en wethouders van Bloemendaal,

overwegende :

dat het wenselijk is om nieuwe horecasanctie beleidsregels vast te stellen;

gelet op titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht, de toepasselijke bepalingen van de Gemeentewet, de – van de Algemene plaatselijke verordening Bloemendaal 2017 en de – van de Drank- en Horecawet,

besluiten voor zover het diens bevoegdheid betreft:

vast te stellen de ‘beleidsregels horecasanctiebeleid Bloemendaal 2018’.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    APV: Algemene plaatselijke verordening Bloemendaal 2017 en in geval van herziening van deze verordening de Algemene plaatselijke verordening zoals deze nadien en laatstelijk door de raad van de gemeente is vastgesteld;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    D&H: drank en horeca;

  • d.

    DHW: Drank- en Horecawet;

  • e.

    Exploitant: houder van de horeca-exploitatievergunning;

  • f.

    Leidinggevende: zie artikel 1 Drank- en Horecawet;

  • g.

    Bibob (Wet): Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet)

Inleiding

In dit sanctiebeleid legt de burgemeester vast op welke wijze hij reageert op geconstateerde overtredingen. Daarbij wordt per overtreding vastgelegd welk sanctiemiddel wordt ingezet en welke stappen er worden gezet in het handhavingstraject. Door dit vast te leggen in een sanctiebeleid, wordt er op een éénduidige manier opgetreden en is er geen sprake van willekeur.

Dit sanctiebeleid heeft betrekking op horeca-inrichtingen.

De Awb is van toepassing op besluiten van de burgemeester. Dit betekent dat voordat wordt besloten tot het opleggen van een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, bestuurlijke boete, bestuurlijke maatregel en het schorsen of intrekken van een vergunning in beginsel eerst een voornemen wordt bekendgemaakt. De ondernemer wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze (reactie) naar voren te brengen. Pas daarna zal een definitief besluit worden genomen. Tegen de definitieve besluiten staat vervolgens bezwaar open.

De beleidsregels en maatregelen worden toegepast per ondernemer en niet per horecabedrijf. Als een ondernemer zijn/haar onderneming tussentijds overdraagt aan een ander, begint de nieuwe exploitant met een schone lei. Dit is anders als de ondernemingsvorm wijzigt, maar (één van de) oorspronkelijke ondernemer(s) nog steeds betrokken is bij de zaak.

Het handhavingsarrangement is zo opgebouwd dat de zwaarte van de maatregel niet alleen afhangt van de zwaarte van de constatering of het incident, maar ook van de tijd die is verstreken sinds het voorgaande incident of de voorgaande overtreding heeft plaatsgevonden. Wanneer de overtredingen binnen één of twee of drie jaar plaatsvindt, dan zal in principe de volgende stap in het arrangement worden gezet.

Indien meer dan één, twee of drie jaar, maar minder dan vier jaar is verstreken sinds de laatste (gelijke)) constatering of incident, dan zal het handhavingsstappenplan worden herhaald. Hierbij geldt uiteraard dat de burgemeester afhankelijk van de feiten en omstandigheden, kan besluiten om een handhavingsstap over te slaan of een ander stappenplan te hanteren. In spoedeisende gevallen kan direct worden opgetreden en kan de waarschuwing achterwege blijven. En ook wanneer de individuele situatie daar om vraagt, kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het stappenplan en maatwerk leveren. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van cumulatie van verschillende overtredingen, tegelijkertijd of elkaar in korte tijd opvolgend. Ook de ernst van de overtreding en/of de mate waarin overlast wordt veroorzaakt, kunnen aanleiding zijn om een zwaardere maatregel op te leggen

Het handhavingsarrangement geeft weer hoe in beginsel wordt gehandeld bij specifieke overtredingen, openbare orde verstoringen en strafbare feiten.

Het laat onverlet dat concrete omstandigheden de burgemeester ertoe kunnen doen besluiten om andere of extra maatregelen te treffen, zoals bijvoorbeeld het stellen van voorschriften en/of het eisen van een veiligheidsplan of het toepassen van bestuursdwang. Uitgangspunt is het optreden tegen overtredingen/strafbare feiten/incidenten volgens het horecasanctiebeleid. Alleen in uiterste gevallen, wanneer dit beleid niet effectief is, wordt gekozen voor de dwangsom of bestuursdwang. Op grond van artikel 5:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het mogelijk om bestuursdwang toe te passen. Daarnaast kan op grond van artikel 5:32 Awb een dwangsom worden opgelegd.

Artikel 1. Schijnbeheer

Er is sprake van schijnbeheer als blijkt dat niet de vergunninghouder feitelijk zeggenschap heeft over (en leiding geeft aan) het horecabedrijf, maar een persoon die niet als zodanig op de vergunning staat vermeld. Een reden kan bijvoorbeeld zijn dat een persoon vanwege zijn/haar strafrechtelijke verleden geen vergunning kan krijgen en daarom een ander de vergunning laat aanvragen.

Onder schijnbeheer worden die situaties verstaan waarbij de feitelijke eigenaar bewust op de achtergrond blijft en de feitelijke situatie niet overeen komt met het ‘papier’. Dit kan bijvoorbeeld zijn om een antecedentencheck te ontwijken. Op basis van het dossier zal de burgemeester beoordelen of voldoende aannemelijk is dat een schijnbeheerconstructie wordt gebruikt.

1e constatering

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergunning

Artikel 2. Slecht levensgedrag

Van een exploitant/leidinggevende wordt verwacht dat deze niet in enig opzicht van slecht levens-gedrag is, zoals in artikel 8 van de DHW is bepaald. Hij/zij dient te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet. Ook verwacht de gemeente dat de exploitant gekwalificeerd personeel aanstelt en de leiding over zijn/haar horecabedrijf in handen geeft van personen aan wie deze leiding kan worden toevertrouwd. Wanneer wordt geconstateerd dat de exploitant of zijn/haar leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is/zijn, bijvoorbeeld op basis van betrokkenheid bij georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, is dit reden om de exploitatievergunning in te trekken dan wel te wijzigen door de leidinggevende hier-van te verwijderen.

Elke constatering m.b.t. exploitant

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Besluit tot intrekken drank- en horecavergunning o.b.v. artikel 31 DHW en exploitatievergunning

Elke constatering m.b.t. leidinggevenden

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Waarschuwing tot intrekken D&H vergunning/exploitatie-vergunning naar exploitant. Betrokken leidinggevende dient onmiddellijk van de D&H vergunning(aanhangsel) te worden verwijderd

Elke volgende constatering m.b.t. leidinggevende binnen drie jaar

Besluit tot intrekken exploitatievergunning

Artikel 3. Exploitant/leidinggevende verkeert onder invloed van alcohol of psychotrope stoffen

Een exploitant/leidinggevende in een horecabedrijf moet en van goed levensgedrag zijn en beschikken over kennis en inzicht over sociale hygiëne. De leidinggevende heeft een bijzondere verantwoordelijkheid om te zorgen dat de alcoholverstrekking op verantwoorde wijze plaatsvindt en moet bezoekers van het horecabedrijf kunnen aanspreken op hun gedrag. Daarom is het niet acceptabel als een exploitant/leidinggevende onder invloed van alcohol of psychotrope stoffen verkeert.

In artikel 20 lid 6 van de DHW is dan ook bepaald dat het verboden is om in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen dienst te doen in een horecalokaliteit.

1e constatering

Andere leidinggevende moet de ‘leiding’ overnemen; indien geen andere leidinggevende aanwezig is dan moet het bedrijf direct sluiten; Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Vervroegde sluiting voor drie dagen op een vrijdag, zaterdag en zondag. Horeca gelegenheid dient om 21.00 uur gesloten te zijn.

2e constatering

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Intrekken drank- en horecavergunning voor één maand

3e constatering

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Intrekken drank- en horecavergunning

Wanneer de betreffende leidinggevende niet tevens exploitant/vergunninghouder is, kan de exploitant/vergunninghouder verzoeken om de betreffende leidinggevende van het aanhangsel bij de drank- en horecavergunning te verwijderen. Deze leidinggevende mag dan niet langer werkzaam zijn als leidinggevende bij dit horecabedrijf.

In dat geval zal de burgemeester afzien van het intrekken van de vergunning.

Intrekken vergunning voor onbepaalde tijd

Wanneer voor de derde maal wordt geconstateerd dat een leidinggevende/exploitant kennelijk onder invloed van alcohol of psychotrope stoffen verkeert terwijl hij/zij dienst doet in het horecabedrijf, besluit de burgemeester tot het intrekken van de drank- en horecawetvergunning voor onbepaalde tijd op grond van artikel 31 lid 2 van de DHW. Op grond van artikel 25 lid 1 van de DHW betekent dit dat er in de voor het publiek toegankelijke ruimte geen alcoholhoudende drank meer aanwezig mag zijn (anders dan zwak-alcoholhoudende dranken in gesloten verpakking bestemd voor de verkoop aan particulieren voor gebruik elders dan ter plaatse).

Artikel 4. Ernstige geweldsincidenten

Als ernstige geweldsincidenten in, of vanuit het horecabedrijf worden in ieder geval beschouwd:

  • incidenten waarbij één of meer vuur-, steek-, slag-, of stroomstootwapens, sprayen, explosieven is/zijn gebruikt of met het gebruik ervan is gedreigd;

  • incidenten waarbij één of meer dodelijk(e) slachtoffer(s) is (zijn) gevallen;

  • incidenten waarbij één of meer slachtoffer(s) ernstig gewond is(zijn) geraakt;

  • (grootschalige) vechtpartijen waarbij een groot aantal personen/bezoekers, dan wel personeel/portiers/beveiligers van het horecabedrijf betrokken is/zijn;

  • ernstige zedendelicten (zoals aanranding en verkrachting);

  • (onvrijwillige) toediening van bedwelmende middelen zoals bijvoorbeeld GHB (lijst I Opiumwet);

  • incidenten waarbij grootschalig politie optreden is ingezet om ernstige openbare ordeverstoringen te voorkomen/de-escaleren.

Bij ernstige geweldsincidenten zijn de openbare orde en veiligheid in en rondom het betreffende horecabedrijf in hoge mate aangetast. Daarbij wordt in dit handhavingsarrangement ook nadrukkelijk gekeken naar de oorzaken en gevolgen dat door het geweld of de ernstige verstoring is veroorzaakt. Om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen, wordt de horeca-inrichting voor een korte periode van maximaal twee weken gesloten. De ondernemer, of in voorkomende gevallen zijn/haar exploitant wordt in dat geval telefonisch geïnformeerd.

Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de ondernemer/exploitant blijkt dat er kans is op herhaling van geweldsincidenten en/of de openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit de burgemeester om het horecabedrijf gesloten te houden. De sluiting van het horecabedrijf is bedoeld voor herstel van de openbare orde.

De burgemeester kan ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de horeca-ondernemer/ exploitant overtuigend kan aantonen dat hij/zij maatregelen treft die herhaling voorkomen én de openbare orde en veiligheid niet verder is aangetast of inmiddels is hersteld).

1e constatering

Politie neemt direct contact met burgemeester/OM; Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Maximaal twee (2) weken sluiting, dan of - intrekken sluitingsbevel of - sluiten voor drie (3) maanden.

2e constatering binnen een jaar

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Maximaal zes (6) maanden sluiting, gedurende de exploitatieperiode.

3e constatering binnen drie jaar

Intrekken exploitatievergunning voor onbepaalde tijd.

Indien zich echter in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid dan wordt mede de drank- en horecavergunning ingetrokken door de burgemeester op basis van artikel 31 lid 1 jo. 3 van de DHW.

Artikel 5. Gewelds incidenten

Onder geweldsincidenten worden verstaan de situaties waarin een vechtpartij/openlijke geweldpleging of ongewenste intimiteit plaatsvindt, in of vanuit het horecabedrijf, voor zover geen sprake is van ernstige geweldsincidenten of ernstige openbare orde verstoringen en voor zover het personeel/ portiers/beveiligers niet op negatieve wijze bij het geweldsincident betrokken is/zijn geweest dan wel een laakbare rol heeft/hebben gespeeld.

Is het personeel wel op negatieve wijze betrokken of kan de exploitant nalatigheid worden verweten (voor, tijdens of na het geweldsincident), dan wordt een handhavingsstap overgeslagen en kan de burgemeester (aanvullende) maatregelen treffen.

1e constatering

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Waarschuwing naar exploitant

2e constatering binnen een jaar

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Vervroegde sluiting om 21.00 uur voor de duur van drie aaneensluitende dagen, t.w. een vrij-, zater- en zondag

3e constatering binnen een jaar

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Maximaal twee (2) weken sluiting

4e constatering binnen een jaar

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Maximaal één (1) maand sluiting

5e constatering binnen twee jaar

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Maximaal zes (6) maanden sluiting

6e constatering binnen twee jaar

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergunning

Artikel 6. Strafbare feiten in of vanuit openbare inrichtingen

De burgemeester tolereert niet dat openbare inrichtingen het toneel zijn van strafbare handelingen of een uitvalsbasis vormen voor criminelen. Daarom wordt streng opgetreden tegen inrichtingen waar dergelijke praktijken plaatsvinden. Van ondernemers wordt verwacht dat zij ervoor zorgen dat in hun bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

Onder strafbare feiten worden in elk geval (niet uitsluitend) de volgende feiten verstaan:

  • heling;

  • illegale kansspelen;

  • underground banking;

  • aanwezigheid (vuur)wapen;

  • aanwezigheid handelshoeveelheid drugs (artikel 13b Opiumwet)

  • drugsgebruik en -handel; (artikel 13b Opiumwet)

  • mensenhandel;

  • tewerkstellen/werk laten verrichten van/door personen/werknemers zonder geldige titel voor het verrichten van arbeid.

Mede vanwege het ernstige en/of georganiseerde en/of ondermijnende karakter van dergelijke strafbare feiten en de impact die dit heeft op de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat, wordt in beginsel uitgegaan van een sluiting van drie (3) maanden. Indien de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, kan de burgemeester besluiten om hiervan af te wijken en te volstaan met een waarschuwing of juist een handhavingsstap over te slaan in het arrangement.

Feiten en omstandigheden die relevant zijn bij een dergelijke afweging op dit punt zijn onder andere (niet limitatief):

  • de aard, duur en omvang van het strafbare feit;

  • constatering van meerdere strafbare feiten;

  • betrokkenheid van de exploitant, leidinggevende(n), de portier(s) en/of het (overige) personeel;

  • de getroffen maatregelen door de exploitant om de openbare orde in en rond de inrichting in voldoende mate te herstellen en de medewerking die daarbij wordt verleend aan toezicht-houdende instanties;

  • aantreffen in de inrichting van personen met antecedenten op het gebied van bovenstaande strafbare feiten of zich ten aanzien van dergelijke feiten recidiveren.

    Wanneer een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een horeca-inrichting is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is zeker het geval wanneer aannemelijk is dat in drugs wordt gehandeld in of vanuit de inrichting, ook indien dit gebeurt buiten medeweten van de ondernemer of zijn/haar personeel om. (artikel 13b Opiumwet)

Bij het bepalen van de te treffen bestuurlijke maatregel kijkt de burgemeester naar de omstandig-heden van de drugshandel en de inrichting die het betreft. Uitgangspunt is dat bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs en/of bij drugshandel of een vuurwapen een maatregel volgt, maar in sommige gevallen kan de burgemeester besluiten dat hij voorlopig volstaat met een waarschuwing (dus: “een maatregel, tenzij”).

Een waarschuwing kán bijvoorbeeld volstaan, wanneer een kleine hoeveelheid drugs wordt gevonden en er gelet op de feiten en omstandigheden kan worden uitgesloten dat de ondernemer had kunnen weten dat zich in zijn inrichting drugs bevonden én er geen andere signalen zijn dat de inrichting een uitvalsbasis is voor drugshandel.

1e constatering

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Maximaal drie (3) maanden sluiting (gedurende de exploitatieperiode)

2e constatering

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Maximaal zes (6) maanden sluiting (gedurende de exploitatieperiode)

3e constatering

Proces-verbaal/rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergunning

Indien zich echter in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid dan wordt mede de drank- en horecavergunning ingetrokken door de burgemeester op grond van artikel 31 lid 1 jo. 3 van de DHW.

Artikel 7. Exploitatie zonder (geldige) vergunning

Exploiteren van een openbare inrichting mag alleen met een geldige exploitatievergunning, tenzij er sprake is van een vrijstelling van de vergunningplicht. Zolang er geen exploitatievergunning is verstrekt, moet de openbare inrichting gesloten blijven. Dat geldt bijvoorbeeld ook wanneer de exploitatievergunning is verlopen en nog geen nieuwe vergunning is (aangevraagd en/of) verleend.

De burgemeester maakt in dergelijke gevallen gebruik van zijn bevoegdheid om de horeca-inrichting te sluiten (in beginsel nadat een waarschuwing is gegeven), tenzij de horecaondernemer zelf de inrichting gesloten houdt.

Er is in ieder geval sprake van illegale exploitatie als:

  • wordt geëxploiteerd (bijvoorbeeld bij een overname van de inrichting) terwijl nog geen nieuwe vergunning(en) is (zijn) aangevraagd en verleend;

  • wordt geëxploiteerd terwijl de vergunning(en) is(zijn) ingetrokken of geweigerd;

  • wordt geëxploiteerd nadat de exploitatievergunning is vervallen;

  • vergunningen m.b.t. de inrichting/exploitatie niet op de juiste naam/persoon staan.

1e constatering wanneer er nog nimmer een exploitatie-vergunning of gedoogvergunning is verleend

Rapportage naar burgemeester

Waarschuwing naar ‘exploitant’/rechtspersoon; exploitatie dient onmiddellijk gestaakt te worden

1e constatering in overige gevallen

Rapportage naar burgemeester

Sluiting inrichting voor onbepaalde tijd tot de juiste vergunningen zijn aangevraagd en verleend

Artikel 8. Overtreden openings- en/of sluitingstijden

Horecabedrijven zijn gebonden aan de in artikel 2.29 APV opgenomen dan wel op grond van artikel 2.30 APV toegestane openings- en sluitingstijden, de specifiek nader in de exploitatievergunning vermelde openings- en sluitingstijden en de vergunde vierkante meters van de betreffende inrichting. Exploiteert een ondernemer buiten de aan hem/haar vergunde tijden (zonder gebruikmaking van de ontheffing sluitingstijden) dan gelden de hieronder vermelde maatregelen.

1e constatering

Rapportage naar burgemeester

Waarschuwing tot vervroegde sluiting

2e constatering binnen een kalenderjaar

Rapportage naar burgemeester

Maximaal één (1) maand sluiting in de exploitatieperiode

3e constatering binnen een jaar

Rapportage naar burgemeester

Maximaal drie (3) maanden sluiting in de exploitatieperiode

4e constatering binnen twee jaar

Intrekken exploitatievergunning voor onbepaalde tijd

Overtreden sluitingstijden* en illegale uitbreiding van de inrichtingsgrenzen

* De burgemeester kan besluiten om bij het overtreden van de sluitings tijden tevens incidentele ontheffingen van de sluitingstijd gedurende (één) 1 jaar te verbieden.

** Indien ten aanzien van de feiten genoemd in dit stappenplan na meer dan een jaar geleden) een nieuwe overtreding wordt begaan, dan wordt indien mogelijk de desbetreffende stap herhaald.

Artikel 9. Wijzigen exploitant zonder melding

De exploitant is te allen tijde verantwoordelijk voor de exploitatie van de openbare inrichting.

De vergunning wordt dan ook verleend aan degene die haar aanvraagt (of aan degene namens wie een vergunning is aangevraagd).

De exploitant is verplicht elke wijziging in de zeggenschap (bijvoorbeeld doordat een vennoot toetreedt tot de vennootschap of een eenmanszaak een BV wordt met aandeelhouders) door te geven. Doet hij/zij dit niet, dan kan de burgemeester een maatregel treffen. In beginsel wordt de exploitant gewaarschuwd dat hij/zij een nieuwe vergunning moet aanvragen en wordt hem een termijn geboden om zijn aanvraag te doen. Doet hij/zij dit niet dan kan dat reden voor de burgemeester zijn om de huidige exploitatievergunning in te trekken.

Als blijkt dat moedwillig is gekozen voor een constructie waarbij eigenlijk wordt geëxploiteerd door een andere persoon die niet op de vergunning staat en de verplichting dat deze persoon als exploitant wordt geregistreerd wordt ontweken, dan is er sprake van schijnbeheer en worden dienovereenkomstig maatregelen genomen (zie stappenplan ‘Schijnbeheer‘).

1e constatering

Rapportage naar burgemeester

Waarschuwing en verplichting om binnen twee weken een nieuwe exploitatievergunning aan te vragen

2e constatering binnen een jaar of als niet binnen twee weken een nieuwe vergunning is aangevraagd

Rapportage naar burgemeester

Intrekken van de exploitatievergunning

Artikel 10. Illegale portier/beveiliger

Schakelt de exploitant een portier/beveiliger in voor het bewaken van de orde aan de deur en in het horecabedrijf, of laat de exploitant iemand optreden als portier/beveiliger dan moet deze portier beschikken over de juiste papieren. Het gaat om een gecertificeerde portier die voldoet aan de eisen die gesteld zijn in de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Van deze portier/beveiliger mag worden verwacht dat hij/zij weet hoe te handelen in situaties waarin die (openbare) orde en veiligheid onder druk staat.

1e constatering

Rapportage naar burgemeester

Waarschuwing naar exploitant

2e constatering binnen een jaar

Rapportage naar burgemeester

Vervroegde sluiting voor de duur van drie aaneensluitende dagen, t.w. een vrij-, zater- en zondag

3e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Sluiting voor twee (2) weken

4e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Sluiting voor één (1) maand

5e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergunning voor onbepaalde tijd

Artikel 11. Illegaal terras

Voor het voeren van een gevelterras bij een horeca-inrichting is een geen vergunning nodig indien aan de voorschriften in artikel 2.10 lid 3 onder f van de APV wordt voldaan. Voert men een terras dat niet aan de bepalingen in de APV voldoet dan kan deze overtreding gevolgen hebben voor de exploitatievergunning.

1e constatering

Rapportage naar burgemeester

Waarschuwing naar exploitant

2e constatering binnen een jaar

Rapportage naar burgemeester

Vervroegde sluiting voor drie aaneensluitende dagen, t.w. een vrij-, zater- en zondag

3e constatering binnen een jaar

Rapportage naar burgemeester

Sluiting voor twee (2) weken

4e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Sluiting voor drie (3) maanden

5e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Intrekken van de exploitatievergunning voor onbepaalde tijd

Artikel 12. Afwezigheid exploitant of leidinggevende

De DHW stelt als voorwaarde dat een op de vergunning genoemde exploitant of leidinggevende aanwezig moet zijn gedurende de openingstijden wanneer het bedrijf geopend is voor publiek.

Artikel 8 DHW stelt eisen aan de leidinggevenden welke op de drank- en horecavergunning worden vermeld De exploitant is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering.

Bovendien wordt hij/zij geacht de openbare orde in en rondom het horecabedrijf te kunnen bewaken (gekwalificeerd toezicht). Een bedrijf is open voor publiek, wanneer de deur is geopend en iedereen feitelijk het bedrijf kan binnengaan of wanneer er bezoekers in de inrichting zijn (ook als de deur dicht is).

1e constatering

Rapportage naar burgemeester

Waarschuwing naar exploitant

2e constatering

Rapportage naar burgemeester

Vervroegde sluiting voor drie aaneensluitende dagen, t.w. een vrij-, zater- en zondag

3e constatering

Rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergunning voor twee (2) weken

4e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergunning voor één (1) maand

5e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Intrekken van de exploitatievergunning

Artikel 13 Illegale evenementen

Er mag geen evenement plaatsvinden zonder vergunning van de burgermeester (artikel 2:25 APV). Er moet een evenementenvergunning worden aangevraagd voor activiteiten die in een inrichting in de zin van de DHW niet gebruikelijk zijn (artikel 2:24 APV). Is er voor zo een evenement geen vergunning verstrekt, dan is er sprake van een illegaal evenement.

1e constatering

Rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergunning voor drie maanden

2e constatering

Rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergunning

Artikel 14. Exploiteren niet conform (overige) aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften die niet vallen onder hiervoor vermelde artikelen

Aan de exploitatievergunning worden voorschriften verbonden.

Dit kunnen algemene voorschriften zoals het vrijhouden van paden, het hebben van goede verlichting, het dragen van hesjes door beveiligers. Ook kan de burgemeester aan de vergunning voorschriften verbinden op grond van de Wet Bibob of naar aanleiding van een Bibob-onderzoek.

Als wordt geconstateerd dat de exploitant zich niet aan de voorschriften houdt, wijst de burgemeester de exploitant er in principe altijd eerst op dat hij/zij zich aan de voorschriften moet houden. Bij specifieke voorschriften kan de burgemeester bepalen dat hij/zij de waarschuwingsstappen overslaat. Dat vermeldt de burgemeester dan bij de voorschriften. Dit zal altijd het geval zijn bij Bibob-voorschriften.

1e constatering

Rapportage naar burgemeester

Waarschuwing naar exploitant

2e constatering binnen een jaar

Rapportage naar burgemeester

Vervroegde sluiting voor drie aaneensluitende dagen, t.w. een vrij-, zater- en zondag

3e constatering binnen een jaar

Rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergun-ning voor twee (2) weken

4e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Intrekken exploitatievergun-ning voor één (1) maand

5e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Intrekken van de exploitatievergunning

Artikel 15. Kleinhandel of zelfbedieningsgroothandel in een horecagelegenheid.

Artikel 14 van de DHW bepaalt dat het verboden is een horecalokaliteit of een terras tevens in gebruik te hebben voor het uitoefenen van de kleinhandel of zelfbedieningsgroothandel of het uitoefenen van een van de in het derde lid van artikel 14 DHW genoemde activiteiten, dan wel toe te laten dat daarin zodanige handel wordt of zodanige activiteiten worden uitgeoefend, tenzij het betreft de verkoop van etenswaren die voor consumptie gereed zijn.

1e constatering

Rapportage naar burgemeester

Vervroegde sluiting voor drie aaneensluitende dagen, t.w. een vrij-, zater- en zondag

2e constatering binnen een jaar

Rapportage naar burgemeester

Sluiting voor twee (2) weken

3e constatering binnen een jaar

Rapportage naar burgemeester

Sluiting voor één (1) maand

4e constatering binnen twee jaar

Rapportage naar burgemeester

Intrekken van de exploitatievergunning

Verwijtbare handelingen ondernemer

Wanneer de exploitatie van een ondernemer leidt tot ernstige incidenten of wanneer de ondernemer of zijn/haar personeel bij deze incidenten op een ontoelaatbare wijze betrokken is/zijn geweest of op enigerlei wijze verwijtbaar hebben gehandeld, of de openbare orde op enigerlei wijze ernstig heeft/hebben verstoord en waarbij voornoemde maatregelen naar het oordeel van de burgemeester niet afdoende effectief zijn, kan de burgemeester besluiten dat intrekking van de exploitatievergunning wenselijk is.

De burgemeester meent dan dat de ondernemer met zijn/haar exploitatie een gevaar vormt voor de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat en treft maatregelen om een verstoring daarvan in de toekomst tegen te gaan.

Dit geldt eveneens wanneer een ondernemer telkens bepalingen in de APV overtreedt en zich door de getroffen maatregelen er niet toe laat leiden zijn/haar bedrijfsvoering dusdanig aan te passen dat hij/zij overtredingen of incidenten in de toekomst voorkomt. De burgemeester kan dan oordelen dat hij zijn/haar vertrouwen in de desbetreffende ondernemer is kwijtgeraakt en kan overgaan tot intrekking van de exploitatievergunning.

Algemene bepalingen

De in dit horecasanctiebeleid genoemde bepalingen laten onverlet dat de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid op grond van artikel 125, 172 en 174 Gemeentewet kan afwijken van de bepalingen van dit horecasanctiebeleid en andere maatregelen kan treffen.

Ondertekening

Overveen, 6 maart 2018

De burgemeester,

E.J. Roest

de secretaris,

W. Atsma