Verordening cameratoezicht gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Geldend van 18-06-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening cameratoezicht gemeente Bodegraven-Reeuwijk

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 april 2015;

gelet op artikel 151c van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening cameratoezicht gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder

  • -

    Openbare plaats: openbare plaats als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en andere bij deze verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn;

  • -

    Camera’s: camera’s geschikt voor het vastleggen van beelden.

Artikel 2 Bevoegdheid plaatsen camera’s

  • 1. De burgemeester heeft de bevoegdheid om, indien en voor zover dat in het belang van de handhaving van de openbare orde en onder de in artikel 3 van deze verordening genoemde voorwaarden, noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een maximale periode van vijf jaar ten behoeve van toezicht op een openbare plaats. Het cameratoezicht kan vervolgens telkens met eenzelfde periode worden verlengd.

  • 2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van de navolgende voor een ieder toegankelijke plaatsen: openbare parkeerplaatsen of openbare parkeerterreinen.

Artikel 3 Voorwaarden toepassing cameratoezicht

  • 1. De burgemeester wijst de openbare plaats of plaatsen aan waar cameratoezicht zal plaatsvinden.

  • 2. Cameratoezicht mag slechts worden toegepast op openbare plaatsen indien:

    • a.

      er relatief veel strafbare feiten plaatsvinden;

    • b.

      er relatief veel openbare ordeverstoringen plaatsvinden;

    • c.

      er relatief veel meldingen van overlast binnenkomen;

    e.e.a. ter beoordeling van de burgemeester op basis van informatie van de politie.

  • 3. Aan een besluit als genoemd in artikel 2 van deze verordening dient ten minste één van de volgende doelstellingen ten grondslag te liggen:

    • a.

      afname van het aantal openbare orde verstoringen en/of meldingen van overlast;

    • b.

      (vervallen)

    • c.

      terugdringen van het onveiligheidsgevoel.

  • 4. De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt.

  • 5. De burgemeester informeert terstond na het nemen van het besluit als bedoeld in lid 1 van dit artikel, de raad over de inhoud van het besluit alsmede de redenen welke tot dat besluit hebben geleid.

  • 6. De overige bepalingen van artikel 151c Gemeentewet blijven onverminderd van toepassing.

Artikel 4 Opsporing

De gegevens, als bedoeld in artikel 151c lid 6 Gemeentewet, kunnen met inachtneming van de Wet politiegegevens worden verstrekt ten behoeve van de opsporing van een gepleegd strafbaar feit.

Artikel 5 Evaluatie

  • 1. De burgemeester zendt, indien van toepassing, na afloop van ieder jaar een beknopt verantwoordingsverslag aan de raad over het gevoerde cameratoezicht.

  • 2. Naast het verslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel, verricht de burgemeester een evaluatie vijf maanden voor het aflopen van een eventuele termijnverlenging zoals bedoeld in artikel 2.

  • 3. Indien de in lid 1 van dit artikel genoemde evaluatie uitwijst dat voortzetten van het cameratoezicht op de betreffende openbare plaats(en), niet langer noodzakelijk is ter handhaving van de openbare orde, besluit de burgemeester dat het cameratoezicht op de openbare plaats(en) wordt beëindigd.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 7

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening cameratoezicht gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 27 mei 2015.

De griffier,

drs. J.H. Rijs

De voorzitter,

mr. C. van der Kamp

Toelichting

Camera’s

Artikel 151c Gemeentewet heeft betrekking op het langdurig plaatsen van vaste camera’s op openbare plaatsen voor de handhaving van de openbare orde. Met het begrip vast wordt bedoeld dat de camera’s nagelvast zijn bevestigd. Dit bevestigen gebeurt veelal door montage aan gevels of dakranden van gebouwen of op daarvoor geplaatste palen. Met het begrip vast wordt niet bedoeld dat camera’s een vast ingekaderd beeld weergeven. Het gebruik van de camera’s kan dynamisch zijn, dat wil zeggen dat de observatiehoek en de grootte van de observatiehoek op afstand kan worden ingesteld (pendelen/in- en uitzoomen). Evenmin is er een beperking voor interactieve toepassingen, zoals het gebruik van noodknoppen en de mogelijkheid om vanuit de centrale burgers op hun gedrag toe te spreken. De wetgever heeft dit onderwerp uitputtend bij formele wet geregeld: uitsluitend op de wijze omschreven in artikel 151c Gemeentewet kan besloten worden tot langdurige plaatsing van vaste camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde.

Deze verordening zal meegaan in de wijziging van artikel 151c Gemeentewet betreffende de mogelijkheid om mobiel cameratoezicht toe te staan. Naast het plaatsen van vaste camera’s, zal met ingang van de wijziging van artikel 151c Gemeentewet, tevens de mogelijkheid bestaan om mobiel cameratoezicht op grond van deze verordening toe te passen.

Openbare plaats

In de Wet openbare manifestaties wordt onder openbare plaats verstaan een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek, niet inbegrepen een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.

Bij verordening aan te wijzen plaatsen

De gemeenteraad heeft op grond van artikel 151c, eerste lid, van de Gemeentewet de bevoegdheid om ook andere plaatsen, die zonder enige vorm van beperking publiek toegankelijk zijn, aan te wijzen als openbare plaats en zo onder de reikwijdte van de wet te brengen. Het gaat dan om plaatsen, zoals parkeerterreinen, die vanwege het doelgebonden verblijf niet onder de definitie vallen van openbare plaats uit de Wet openbare manifestaties. De wetgever heeft hiermee beoogd dat gemeenten snel kunnen inspelen op gebleken lokale behoeften. Het uitgangspunt blijft te allen tijde dat het cameratoezicht noodzakelijk moet zijn met het oog op de handhaving van de openbare orde.

Doel van cameratoezicht

Gemeentelijk cameratoezicht op grond van artikel 151c Gemeentewet mag uitsluitend plaatsvinden voor het handhaven van de openbare orde. Dit begrip omvat ook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving. Preventie van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving is het hoofddoel van cameratoezicht. Dit hoofddoel laat onverlet dat deze vorm van cameratoezicht ook subdoelen mag dienen. Zo biedt artikel 151c, zevende lid, Gemeentewet de mogelijkheid om de opgenomen beelden te gebruiken voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daarnaast mogen camera’s worden gebruikt om de politie en andere hulpdiensten efficiënter en effectiever in te zetten. De preventieve werking van cameratoezicht vergroot bovendien hun veiligheid.

In artikel 3 lid 2 worden voorwaarden genoemd die ten grondslag liggen aan het besluit tot cameratoezicht. Deze voorwaarden zijn van een alternatief karakter.

Kenbaarheid

In artikel 151c, vierde lid, van de Gemeentewet is vastgelegd dat de aanwezigheid van camera’s kenbaar moet zijn. Burgers moeten in elk geval in kennis worden gesteld van de mogelijkheid dat zij op beelden kunnen voorkomen zodra zij het gebied betreden dat valt binnen het bereik van de camera’s. Aan het kenbaarheidvereiste moet niet alleen worden voldaan als er beelden worden vastgelegd, maar ook als er sprake is van monitoring en er dus geen opnames worden gemaakt. Door het goed zichtbaar plaatsen van borden, waarop wordt aangegeven dat in het betrokken gebied met camera’s wordt gewerkt, kan het publiek op deze mogelijkheid worden geattendeerd. Overigens houdt het kenbaarheidvereiste niet in dat camera’s altijd zichtbaar moeten zijn of dat de burgers op de hoogte moeten worden gesteld van de precieze opnametijden.

In artikel 441c van het Wetboek van Strafrecht is de niet-kenbare toepassing van cameratoezicht op voor het publiek toegankelijke plaatsen strafbaar gesteld.

Subsidiariteit en proportionaliteit

Het besluit tot cameratoezicht op een openbare plaats of andere bij verordening aan te wijzen plaatsen dient te voldoen aan de eisen subsidiariteit en proportionaliteit. Artikel 8 van het Europees Verdrag tot de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) beschermt de persoonlijke levenssfeer. Lid 2 van artikel 8 EVRM geeft een handvat om toch van het recht op persoonlijke levenssfeer enigszins af te wijken. Daarbij zijn de vereisten subsidiariteit en proportionaliteit van belang. Subsidiariteit houdt in dat handhaving van de openbare orde niet op een minder ingrijpende wijze kan worden bereikt dan cameratoezicht. Zijn er minder ingrijpende opties, dan moet daar eerst voor worden gekozen. Proportionaliteit houdt in dat er sprake moet zijn van een evenwichtige verhouding tussen middel en doel. De ernst van de feiten moet de inzet van cameratoezicht rechtvaardigen.

Bewaartermijn

De bewaartermijn voor camerabeelden is maximaal 4 weken. Als er geen incidenten hebben plaatsgevonden, moeten de beelden worden verwijderd. Heeft een bewakingscamera een bepaald incident opgenomen? Dan mag de opname worden bewaard tot het incident is opgelost.

Besluit cameratoezicht op openbare plaatsen

Op grond van artikel 151c, achtste lid, van de Gemeentewet worden nadere regels gesteld om de goede uitvoering van het cameratoezicht te waarborgen. Deze regels hebben betrekking op:

  • -

    de vaste camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid van artikel 151c Gemeentewet, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht;

  • -

    de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht;

  • -

    de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt.

In het Ontwerpbesluit cameratoezicht op openbare plaatsen wordt een certificatieregeling in het leven geroepen. Het toetsingskader zijn de beoordelingsrichtlijnen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Er bestaat een richtlijn voor het ontwerp van het camerasysteem en een richtlijn voor de toezichtcentrale. Door certificering wordt de kwaliteit, en daarmee de betrouwbaarheid van het cameratoezicht gewaarborgd.