Verordening handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Geldend van 09-03-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

De raad van de gemeente Boekel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 januari 2015

gelet op:

artikel 147 Gemeentewet, artikel 8b Participatiewet en artikel 35 eerste lid onder c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 eerste lid onder c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende

Verordening handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet met inbegrip van de Bbz-2004, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Uitgangspunten hoogwaardige handhaving

  • 1. Ter voorkoming van fraude dan wel opsporing van fraude hanteert het college de uitgangspunten van Hoogwaardig Handhaven. De uitgangspunten rusten op:

    • a.

      het beter en vroegtijdig informeren van belanghebbenden over rechten, plichten en handhaving;

    • b.

      het optimaliseren van de dienstverlening zonder belemmeringen, zodat de kans op spontane naleving wordt vergroot;

    • c.

      vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen;

    • d.

      bij geconstateerde fraude daadwerkelijk sanctioneren.

  • 2. De methodiek van controle berust op het beginsel van risicoanalyse, waarin van risicoprofielen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 3 Controlemiddelen

  • 1. Aan de hand van jaarlijks vast te stellen doelstellingen, activiteiten en instrumenten, voert het college onderzoeken uit naar de rechtmatigheid van de uitkering en de reden van beëindiging van de uitkering. Het college stelt vast binnen welke nader te bepalen termijnen deze onderzoeken plaatsvinden en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 2. Het college voert bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Bij de aanvraag zal een risicoprofiel worden vastgesteld aan de hand van de methodiek klantprofielen, die gebaseerd is op objectief vastgestelde wegingsfactoren zoals genoten opleiding, duur van de werkloosheid en uitkering, woonsituatie en het hebben van schulden. Het risicoprofiel kan, afhankelijk van de omstandigheden, gedurende de dienstverlening worden gewijzigd. Een klantprofiel geeft zowel het risico op misbruik weer als de kansen op re-integratie op de arbeidsmarkt.

  • 3. Het college onderzoekt signalen en tips die relevant zijn voor het recht op uitkering.

Artikel 4 Beleidsregels bestuurlijke boete, terugvordering en verhaal van bijstand

  • 1. Het college stelt beleidsregels op voor het opleggen van een bestuurlijke boete en voor het terugvorderen/invorderen en het verhalen van kosten van bijstand als bedoeld in respectievelijk artikel 58 tot en met 62i Participatiewet, artikelen 44 tot en met 47 Bbz-2004en de artikelen 25 tot en met 31 IOAW en IOAZ.

  • 2. Het college stelt beleidsregels op voor de verlaging of weigering van bijstand of uitkering bij wijze van sanctie als bedoeld in artikel 8, eerste lid onder a en b Participatiewet en artikel 35 IOAW en IOAZ.

  • 3. In de beleidsregels bedoeld in het eerste lid, worden ten minste regels gesteld op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van verdere terugvordering en verhaal kan worden afgezien.

Artikel 5 Bijzondere situaties

In bijzondere situaties kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015, behoudens situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor belanghebbende.

  • 2.

    De Handhavingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en WIJ 2011 vastgesteld op 16 december 2010 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Boekel, gehouden op 26 februari 2015
de griffier, de voorzitter,
M.R.P. Philipse P.M.J.H. Bos

ALGEMEEN

Naleving van de regels op het gebied van sociale zekerheid is van essentieel belang. Fraude ondermijnt de geloofwaardigheid, houdbaarheid en het draagvlak van onze wet- en regelgeving. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom in een handhavingsprogramma aangegeven hoe niet-naleving moet worden aangepakt. De Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW wetgeving uit 2013 is hiervan een resultaat. De aanscherping van handhaving wordt als uitgangspunt in de Participatiewet ongewijzigd voortgezet.

Artikel 8b Participatiewet geeft aan dat in het kader van het financiële beheer bij verordening regels moeten worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand/uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

In de opdracht van de regering ligt een duidelijke relatie met de Wet huisbezoeken, de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, de Afstemmingsverordening de beleidsregels boeteoplegging en de beleidsregels terugvordering- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Onderhavige Verordening Handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 legt de nadruk op het voorkomen van fraude en op welke wijze fraudeleus gedrag wordt opgespoord. Hierbij wordt uitgegaan van het concept van Hoogwaardige Handhaving. Hoogwaardig handhaven kent vier samenhangende beleidslijnen die de kern vormen van het handhavingsbeleid:

  • ·

    Instrumenten ter voorkoming van fraude (preventie)

    • -

      het beter en vroegtijdig informeren van belanghebbenden over rechten, plichten en handhaving;

    • -

      het optimaliseren van de dienstverlening zonder belemmeringen, zodat de kans op spontane naleving wordt vergroot.

  • ·

    Instrumenten gericht op aanpak van fraude (repressie)

    • -

      vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen, controle op maat;

    • -

      bij constatering van fraude daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering).

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 Uitgangspunten hoogwaardige handhaving

Deze bepaling regelt dat het college activiteiten gericht op handhaving vaststelt, met als uitgangspunten de principes van Hoogwaardige Handhaving. Instrumenten die inhoud geven aan Hoogwaardige Handhaving en die vorm krijgen in de activiteiten gericht op handhaving zijn:

  • a.

    Voorlichting: het goed en vroegtijdig informeren van belanghebbenden over hun rechten, plichten en handhaving in de bijstand. Bijvoorbeeld door middel van een informatiemap, een dienstverleningsgesprek of het opstellen van een contract (“polisvoorwaarden”).

  • b.

    Poortwachtersrol: het nagaan of aanvrager van bijstand ook daadwerkelijk recht heeft op een bijstandsuitkering of inkomensvoorziening, en of de hoogte daarvan correct wordt vastgesteld. Het uitgangspunt “werk boven uitkering” staat voorop.

  • c.

    Verificatie en validatie: controleren van de noodzakelijke gegevens aan de hand van bewijsstukken die door belanghebbende worden overlegd. Teneinde zekerheid te krijgen omtrent de volledigheid van de gegevens en inlichtingen worden deze gegevens gecontroleerd bij externe instanties.

  • d.

    Afspraken met partners in de keten: met partners (UWV WERK-bedrijf en re-integratiebedrijven) om ons te informeren wanneer belanghebbende zich niet houdt aan zijn verplichtingen.

  • e.

    Het controleren van belanghebbenden op basis van het vastgestelde controleplan en verificatieplan.

  • f.

    Themacontrole: thematisch onderzoek naar groepen belanghebbenden waarbij vermoeden bestaat op een verhoogd risico van onrechtmatig gedrag (bijvoorbeeld belanghebbenden die parttime werkzaam zijn in de horeca).

  • g.

    Bestandsvergelijkingen: databases van publiekrechtelijke organisaties of die met een publiekrechtelijke taak. Een koppeling van het klantenbestand is er o.a. met die van het Inlichtingenbureau. Hierdoor is maandelijks te zien welke belanghebbenden inkomsten hebben waarover belasting wordt geheven. Witte fraude wordt hiermee zeer snel ontdekt en grotendeels voorkomen. Ook worden gegevens beschikbaar gesteld van UWV WERK-bedrijf, andere gemeenten, zorgverzekeraars en DUO (studiefinanciering).

  • h.

    Daadwerkelijk sanctioneren: snel en kort na geconstateerd verzuim daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering).

  • i.

    Fraudealert personeel: investeren in de fraudealertheid van de klantmanagers, gericht op kennis, houding en vaardigheden.

Artikel 3 Controlemiddelen

In deze bepaling wordt de methodiek van de controle op fraude geregeld. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële belanghebbende een beroep doet op uitkering. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat belanghebbenden ten onrecht in de uitkering komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over hoe het college handhaaft. Verder bepaalt dit artikel de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkeringsperiode. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandskoppelingen met bijvoorbeeld het Inlichtingenbureau. Ook worden bij de bestrijding risicoprofielen ingezet. Aan de hand hiervan kan beter worden ingeschat of belanghebbende fraudegevoelig is. Zodoende kunnen voor de koppeling belanghebbende worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel.

Artikel 4 Beleidsregels bestuurlijke boete, terugvordering en verhaal van bijstand

Er ligt een duidelijke relatie met de Beleidsregels boeteoplegging, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, de Afstemmingsverordening en met de Beleidsregels terugvordering- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ. In deze Verordening handhaving ligt de nadruk op het voorkomen van fraude en op welke wijze de gemeente fraudeleus gedrag opspoort.

Lid 2 verwijst naar de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Artikel 5 Bijzondere situaties

In de verordening zijn de hoofdlijnen van handhaving vastgelegd. Er kunnen zicht echter concrete gevallen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Dit artikel bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van de verordening.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.