EILANDSVERORDENING van 25 juni 1998, no. 2, ter vervanging van de Hondenverordening (A.B. 1961, no. 14)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

EILANDSVERORDENING van 25 juni 1998, no. 2, ter vervanging van de Hondenverordening (A.B. 1961, no. 14)

Artikel 1

Voor de toepassing van deze eilandsverordening wordt verstaan onder:

houder van een hond:

diegene die een hond, onder welke titel dan ook, in zijn bezit, in zijn feitelijke macht of onder zijn toezicht heeft en die aansprakelijk is voor de kosten voor het in bewaring nemen van de hond;

belasting-kenteken:

een kenteken als bedoeld in artikel 8 van de Hondenbelastingverordening 1961 (A.B. 1961, no. 13);

honden type:

honden met overeenkomstige gelijke lichamelijke karakteristieken;

gevaarlijke honden type:

honden met overeenkomstige gelijke lichamelijke karakteristieken die gefokt zijn op agressief gedrag;

gevaarlijke hond:

honden die agressief gedrag hebben getoond of honden die geheel of gedeeltelijk zijn opgeleid voor bewakings-, opsporings- of verdedigingswerk;

toezicht op honden:

het onder zijn hoede hebben van een hond door een persoon op een wijze dat geen overlast, schade of letsel door toedoen van, de hond kan ontstaan;

Artikel 2

Honden, die niet zijn voorzien van een geldig belastingkenteken, worden, indien zij worden aangetroffen op de openbare weg, op een voor ieder toegankelijk terrein of op een door de rechthebbende hiertoe toegankelijk gesteld terrein, gevangen door de politie of door personen die hiertoe door het bestuurscollege zijn aangewezen.

Artikel 3

  • 1. Het is verboden voor houders van honden, deze zonder toezicht te laten op de openbare weg of op een voor ieder toegankelijk terrein.

  • 2. Honden welke zonder toezicht worden aangetroffen op de openbare weg, op een voor ieder toegankelijk terrein of op een door de rechthebbende hiertoe toegankelijk gesteld terrein worden gevangen door de politie of door personen die hiertoe door het bestuurscollege zijn aangewezen.

Artikel 4

Gevangen honden, die naar het oordeel van een dierenarts of een arts, gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van mens of dier in geval van ziekten of gevaarlijk gedrag, of die lijden als gevolg van verwondingen of ziekte, worden zo snel mogelijk gedood.

Artikel 5

  • 1. Gevangen honden worden, behoudens in gevallen genoemd in artikel 4, drie dagen in bewaring gehouden. De houders van de in bewaring gehouden honden zijn aansprakelijk voor de kosten van onderhoud.

  • 2. In bewaring gehouden honden zullen aan de houder worden geretourneerd nadat de houder de kosten van onderhoud heeft voldaan. In geval in bewaring gehouden honden niet zijn voorzien van een belasting-kenteken zullen de honden aan de houder worden geretourneerd na overlegging van het bewijs dat de hondenbelasting voor de honden is betaald.

  • 3. Na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn kunnen de in bewaring gehouden honden of worden gedood of worden afgestaan aan een ander dan de houder.

  • 4. De kosten van onderhoud voor in bewaring genomen honden en de plaats waar de honden worden bewaard, worden bij eilandsbesluit vastgesteld.

Artikel 6

  • 1. Indien het vangen van honden, naar het oordeel van de politie of personen hiertoe door het bestuurscollege aangewezen, niet mogelijk dan wel te bezwaarlijk is, dan kunnen deze honden worden gedood door de politie of door personen die hiertoe door het bestuurscollege zijn aangewezen.

  • 2. Honden, die kenmerken vertonen die wijzen op een besmetting met hondsdolheid worden onmiddellijk gedood door de politie, of personen die hiertoe door het bestuurscollege zijn aangewezen.

Artikel 7

  • 1. Honden, die zonder toezicht worden aangetroffen op terreinen die niet voor ieder toegankelijk zijn en waarop dieren worden gehouden, kunnen worden gevangen of gedood door of namens de rechthebbende op het terrein of de dieren, indien er letsel aan de dieren is toegebracht of indien valt aan te nemen dat de dieren door toedoen van de honden letsel zal worden toegebracht.

  • 2. De politie of andere personen hiertoe door het bestuurscollege aangewezen verlenen indien mogelijk assistentie aan de rechthebbende op het terrein of dieren als bedoeld in het eerste lid, bij het vangen of doden van de honden.

Artikel 8

  • 1. De gezaghebber is bevoegd om honden en/of honden types als gevaarlijk aan te wijzen. Houders van aldus aangewezen honden of honden behorend tot dit aangewezen type, zijn verplicht te zorgen dat deze honden, indien zij zich buiten een afgesloten ruimte of afgesloten terrein bevinden, aangelijnd zijn en voorzien zijn van een muilkorf of muilband, volgens bij eilandsbesluit vast te stellen model.

  • 2. Indien een als gevaarlijk aangewezen hond of hond die behoort tot een type welke als gevaarlijk aangewezen is, wordt aangetroffen in strijd met het eerste lid van dit artikel, kan deze hond door de politie of door personen welke hiertoe door het bestuurscollege zijn aangewezen worden gedood.

  • 3. Indien zich, naar het oordeel van de gezaghebber, feiten of omstandigheden voordoen, welke een gevaar vormen voor de openbare orde en veiligheid en waarbij honden betrokken zijn welke behoren tot een als gevaarlijk aangewezen honden type, dan kan de gezaghebber de invoer van, het te koop aanbieden en verkopen van honden behorend tot dit type verbieden.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden voor houders van honden, door toedoen van de honden voor de omgeving overlast of hinder in de vorm van geluid, stank of vervuiling, te veroorzaken.

  • 2. Indien de in het eerste lid genoemde overlast of hinder wordt veroorzaakt op de openbare weg of op voor ieder toegankelijk terreinen, dan kan de gezaghebber, wegen en terreinen aanwijzen waarop het verboden is zich met honden te begeven.

  • 3. Het is verboden te handelen in strijd met de aanwijzingen en verplichtingen in dit en voorgaand artikel gegeven.

Artikel 10

Indien zich, naar het oordeel van de gezaghebber, feiten of omstandigheden voordoen, welke een gevaar vormen voor de openbare orde en veiligheid en waarbij honden betrokken zijn, dan kan de gezaghebber maatregelen treffen ter voorkoming van verder gevaar.

Artikel 11

  • 1. In de gevallen waarin gevangen of in bewaring gehouden honden worden gedood, zal dit geschieden door een dierenarts, een arts of door personen hiertoe door het bestuurscollege aangewezen. Het doden dient te geschieden op een wijze welke volgens veterinaire inzichten het minst belastend is voor de honden.

  • 2. In de gevallen dat honden worden gedood, welke niet gevangen of in bewaring genomen zijn, geschiedt dit behoudens in het geval van artikel 7 door de politie of door personen hiertoe door het bestuurscollege aangewezen. Het doden dient te geschieden op een wijze die gegeven de omstandigheden het minst belastend is voor de honden en die geen gevaar oplevert voor mens of dier.

  • 3. Gedode honden dienen door degene die de honden gedood heeft terstond te worden verwijderd.

Artikel 12

  • 1. De bij deze eilandsverordening strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

  • 2. Degene die het bepaalde in de artikelen 3, 8 en 9 van deze eilandsverordening overtreedt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 3. Al hetgeen gediend heeft of bestemd geweest is tot plegen van een overtreding van deze verordening, alsmede al hetgeen voorwerp van het strafbare feit heeft uitgemaakt, kan verbeurd worden verklaard. De vernietiging of doding daarvan kan worden bevolen.

Artikel 13

  • 1. Met de inwerkingtreding van deze eilandsverordening wordt ingetrokken de Hondenverordening (A.B. 1961, no. 14)

  • 2. Deze eilandsverordening treedt in werking op een bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen te bepalen datum en kan worden aangehaald als de "Hondenverordening Bonaire 1997".