Beleidsvisie Externe Veiligheid 2014-2018 gemeente Borger-Odoorn

Geldend van 20-06-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsvisie Externe Veiligheid 2014-2018 Gemeente Borger-Odoorn

Beleidsvisie Externe Veiligheid 2014-2018 Gemeente Borger-Odoorn

afbeelding binnen de regeling

Versie 1.0, april 2014 (vastgesteld op 3 juli 2014)

Samenvatting

Aanleiding

Bij de fabricage, de op- en overslag en het transport van gevaarlijke stoffen zoals ammoniak, chloor en LPG, kunnen ongelukken gebeuren met effecten voor de omgeving. Het gaat om kleine kansen met soms grote gevolgen. In het begrip risico zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Het beleidsveld externe veiligheid houdt zich bezig met de beheersing van activiteiten die een risico voor de omgeving met zich mee kunnen brengen.

Als gevolg van enkele rampen en incidenten zoals de vuurwerkramp in Enschede is externe veiligheid een belangrijk landelijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de Rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om zicht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Maatschappelijk gezien hebben deze rampen eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico’s. Helder is dat de huidige maatschappij nu eenmaal veiligheidsrisico’s met zich meebrengt, maar dat er wel grenzen aan deze risico’s gesteld moeten worden.

De gemeente Borger-Odoorn wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente een extern veiligheidsbeleid ontwikkeld waarin een visie is beschreven hoe om te gaan met de risico’s die onze inwoners lopen door mogelijke ongevallen met gevaarlijke stoffen. De gemeente heeft een belangrijke rol in het beleidsveld externe veiligheid omdat het bestuur in veel gevallen bevoegd gezag is bij besluiten rondom bestemmingsplannen en milieuvergunningen.

Externe veiligheid gaat in de kern om de zonering tussen risicoactiviteiten en de gebieden waarin veel mensen verblijven. Daarmee is externe veiligheid een sturend thema voor de inrichting van de ruimte.

Externe veiligheid in Borger-Odoorn

De gemeente Borger-Odoorn kent op dit moment enkele bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, verwerkt en opgeslagen. Daarnaast liggen er in de gemeente diverse buisleidingen waar gas door wordt getransporteerd en vinden er op de weg jaarlijks diverse vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen plaats. Door de lage bevolkingsdichtheid en de meestal grote afstand tot risicobronnen kan in zijn algemeenheid worden gezegd dat de gemeente Borger-Odoorn een laag risicoprofiel kent voor externe veiligheidsrisico’s.

Visie & ambitie

Voor risicovolle inrichtingen en voor de transport van gevaarlijke stoffen ‘onder en boven de weg’ heeft de Rijksoverheid diverse algemene maatregelen van bestuur vastgesteld waarin grenswaarden, richtwaarden en oriëntatiewaarden zijn opgenomen. Dit betekent dat er voor de gemeente harde grenzen zijn waaraan zij zich moet houden, maar dat er ook beleidsvrijheid is om eigen ambities te formuleren.

Vanuit de primaire doelstelling - het beschermen van de burgers - geeft dit extern veiligheidsbeleid een visie op welke manier de gemeente de komende jaren invulling geeft aan haar ‘beleidsvrijheid’ op dit terrein.

Bij het uitvoeren van taken met betrekking tot externe veiligheid ontstaat een spanningsveld tussen de verschillende belangen en perspectieven in de ruimtelijke ordening. Om in de praktijk om te gaan met deze spanningen tussen veiligheid en andere belangen worden drie vertrekpunten gehanteerd:

  • 1.

    Risico’s in balans – externe veiligheid borgen in ruimtelijke procedures –

  • 2.

    Verantwoorde keuzes – een kader voor het bepalen van acceptabele risico’s -

  • 3.

    Ruimte voor ontwikkeling - kaders voor ruimtelijke ontwikkeling –

Concreet leidt de visie tot de volgende ambities:

  • 1.

    Voldoen aan de wettelijke eisen zoals verwoord in de diverse besluiten en richtlijnen gericht op externe veiligheid.

  • 2.

    Helderheid over interne rol- en taakverdeling met betrekking tot externe veiligheid en implementeren van planologische kaders voor het ontwikkelen en actualiseren van bestemmingsplannen. Externe veiligheid moet geborgd worden in de procedures voor de ruimtelijke ordening en de vergunningen zodat externe veiligheid als belang wordt meegenomen in de bestuurlijke afweging.

  • 3.

    Bestaande risico’s van bedrijven beheersen door risicovolle bedrijven te vestigen op bedrijventerreinen en niet in gebieden waar veel mensen aanwezig zijn. Voor het vestigen van risicovolle bedrijven in het buitengebied moet maatwerk geleverd worden.

  • 4.

    Personen die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen worden extra beschermd. Dit geldt bijvoorbeeld voor personen met een geestelijke of lichamelijk beperking, bejaarden of kinderen met een zeer jonge leeftijd. Verblijf van deze groepen gedurende grote delen van de dag of nacht nabij risicovolle activiteiten is niet wenselijk.

  • 5.

    Optimale aandacht voor het beperken en beheersen van de effecten van een calamiteit door de hulpverleningsdiensten. Het is van belang dat een hulpdienst snel bij het ongeval aanwezig is en dat de hulpdiensten beschikken over de juiste middelen om de effecten goed te kunnen bestrijden.

  • 6.

    Door zorgvuldig om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen rondom risicobronnen mag het risico dat groepen personen van een bepaalde omvang (groepsrisico) slachtoffer worden van een ongeval in beginsel de maatschappelijk aanvaardbare grenzen (oriëntatiewaarde) niet overschrijden. Voor het maximaal toelaatbare groepsrisico is namelijk geen wettelijk maximum en is het een bevoegdheid van de gemeente om per situatie te besluiten of het risico toelaatbaar is. De gemeente heeft de ambitie om het groepsrisico laag te houden.

  • 7.

    Terughoudendheid met het mogelijk maken van nieuwe risicovolle inrichtingen (zoals bijvoorbeeld LPG-tankstations) in of direct naast woongebieden. Daarnaast vindt de gemeente het belangrijk dat er in de directe omgeving van bestaande risicovolle inrichtingen een terughoudendheid geldt met bouwplannen. Bijvoorbeeld de planologische richtlijn om binnen een straal van 150 meter vanaf een LPG-tankstation terughoudend te zijn met ruimtelijke ontwikkelingen. Zeker als het gaat om de realisatie van objecten waar kwetsbare groepen gehuisvest worden.

  • 8.

    Transparante bestuurlijke afweging van risico’s. Mocht een potentiële ontwikkeling niet kunnen voldoen aan de planologische richtlijnen dan is maatwerk nodig. Het college van B&W zal, op basis van adviezen van experts externe veiligheid en de veiligheidsregio, een risicoafweging vaststellen. Om dit proces te stroomlijnen zal, na besluitvorming over dit beleidsplan, een uitvoeringsprogramma worden opgesteld.

1: Inleiding

1.1 Algemeen

Naar aanleiding van rampen en incidenten is externe veiligheid een belangrijk landelijk thema geworden. Met name de vuurwerkramp in Enschede op 13 mei 2000 heeft de overheid en de maatschappij bewust gemaakt van risico’s die het werken met en vervoeren van gevaarlijke stoffen met zich meedragen. Naast deze bewustwording is het tevens duidelijk dat de huidige samenleving een bepaald niveau van risico’s heeft die niet volledig uit te bannen is. Wel kan door het voeren van een integraal extern veiligheidsbeleid een wettelijk bepaald niveau van veiligheid worden bereikt. Alle activiteiten en werkzaamheden die plaatsvinden waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn kunnen in dit verband worden aangeduid als risicobron.

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico’s die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.

Door tijdige identificatie van risicobronnen, maatregelen te treffen ten aanzien van de risicobronnen en voldoende afstand te creëren tussen de risicobronnen en burgers wordt het veiligheidsniveau verhoogd. Om dit te bewerkstelligen is een integrale werkwijze noodzakelijk tussen de verschillende beleidsvelden. Zoals veel veiligheidsvraagstukken is externe veiligheid een aspect is dat meerdere beleidsvelden raakt en vraagt daarom om bewustwording en samenwerking van deze beleidsvelden. Hierbij valt te denken aan ruimtelijke ordening, vergunningverlening in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), economische zaken, verkeer en de brandweer.

Bij externe veiligheid speelt het meerjaren uitvoeringsprogramma externe veiligheid 2011 – 2014 van de provincie Drenthe een belangrijke rol. Dit uitvoeringsprogramma voorziet in ondersteuning op het gebied van externe veiligheid door een steunpunt externe veiligheid dat is ondergebracht bij de provincie. Daarnaast worden diverse ambities benoemd ten aanzien van externe veiligheidsbeleid in Drenthe.

1.2 Aanleiding

De gemeente Borger-Odoorn hecht veel waarde aan een veilige woon- en leefomgeving van haar burgers. De gemeente heeft een belangrijke rol in het beleidsveld externe veiligheid omdat het bestuur in veel gevallen bevoegd gezag is bij besluiten rondom bestemmingsplannen, milieuvergunningen en afwegingen in relatie tot externe veiligheid.

De gemeente Borger-Odoorn kent op dit moment enkele Bevi inrichtingen en er liggen diverse buisleidingen waardoor gas wordt getransporteerd. Daarnaast vinden er op de weg jaarlijks diverse vervoersbewegingen en activiteiten met gevaarlijke stoffen plaats binnen de gemeente Borger-Odoorn. Recente bestemmingsplanwijzigingen en de invoering van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) hebben een behoefte doen ontstaan, zowel bestuurlijk als ambtelijk, aan een gemeentelijk toetsingskader aangaande externe veiligheid. Dit past tevens in de ambitie zoals opgeschreven meerjaren uitvoeringsprogramma externe veiligheid 2011 – 2014 van de provincie Drenthe dat iedere gemeente extern veiligheidsbeleid formuleert.

Een eenduidige beleidsvisie externe veiligheid is belangrijk voor de gemeenten om ruimtelijke ontwikkelingen te stroomlijnen. Dit kan vertraging en noodzakelijke bijstelling(en) van ruimtelijke plannen voorkomen. De voorliggende beleidsvisie bevat een aantal beleidskeuzes op basis van de huidige wet- en regelgeving die het mogelijk maken aan de voorkant een keuze te maken voor ruimtelijke ontwikkelingen.

1.3 Doelstelling beleidsvisie

Deze beleidsvisie heeft meerdere doelstellingen.

Verantwoordelijkheid

De gemeente Borger-Odoorn heeft een verantwoordelijkheid voor het bieden van veiligheid aan burgers. Daarom is het van belang dat een heldere visie geformuleerd is ten aanzien van dit veiligheidsonderwerp.

Duidelijkheid naar bedrijven en bewoners

Deze beleidsvisie is primair gericht op het beschermen van burgers. Het moet voor burgers duidelijk zijn aan welke risico’s zij worden blootgesteld en welke grens de gemeente Borger-Odoorn daarbij trekt. Niet alle risico’s kunnen voorkomen worden. Een samenleving zonder risico’s bestaat niet.

Een brede benadering

In deze beleidsvisie is ervoor gekozen om niet alleen de risicobronnen te benaderen die volgens wet- en regelgeving aan externe veiligheidsnormen moeten voldoen. In dit verband wordt ook aandacht besteed aan overige risicobronnen die binnen de gemeente Borger-Odoorn aanwezig zijn. Waar verder in deze visie gesproken wordt over externe veiligheid, worden ook deze overige risicobronnen bedoeld.

1.4 Totstandkoming beleidsvisie

De voorliggende beleidsvisie externe veiligheid is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen afdelingen van de gemeente Borger-Odoorn, de Veiligheidsregio Drenthe en het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe. In het proces zijn de volgende stappen gezet:

  • 1.

    Vaststellen van het huidige risicobeeld

  • 2.

    Vaststellen van mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente

  • 3.

    Vaststellen van een visie / ambitie met betrekking tot externe veiligheid

  • 4.

    Vertalen visie naar planologische richtlijnen

  • 5.

    Beschrijven acties/ uitvoeringsprogramma

  • 6.

    Bestuurlijke vaststelling

2. Externe Veiligheid

2.1 Waarop is deze beleidsvisie externe veiligheid gericht?

Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Door te investeren in veiligheidsmaatregelen, het aantal risicobronnen te beperken en de inrichting van de omgeving van risicobronnen aan te passen, wordt de veiligheid zo optimaal mogelijk gemaakt. Het volledig wegnemen van alle veiligheidsrisico’s is echter niet betaalbaar, niet praktisch uitvoerbaar en botst met het optimaal benutten van de beschikbare ruimte.

Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden dienen continue afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheids-, haalbaarheids- en kostenaspecten. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en rampenbestrijding. De onderlinge samenhang van de gemaakte afwegingen van verschillende taakvelden is hierbij van cruciaal belang. Hiertoe is een overkoepelend en samenhangend kader noodzakelijk, waarin het externe veiligheidsbeleid voorziet.

2.2 Begrippen in externe veiligheid

De mate van risico is afhankelijk van twee aspecten, namelijk de kans op en het mogelijke effect van een ongeval.

RISICO = KANS X EFFECT

Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet waarbij in bijvoorbeeld een opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Onder de effecten verstaan we binnen de externe veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval, bijvoorbeeld het aantal personen dat bij een grote brand in een opslag van gevaarlijke stoffen wordt blootgesteld aan dodelijke concentraties van gevaarlijke dampen. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden kunnen vallen wordt bij het bepalen van externe veiligheidsrisico’s niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de hulpdiensten (bijvoorbeeld brandweer, ambulancediensten, etc.) wél relevant, daarom wordt dit aspect meegenomen bij de verantwoording van het groepsrisico.

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor het risico, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt.

Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden weergegeven (figuur 2.1). Dit kan worden vergeleken met bijvoorbeeld het weergeven van geluidscontouren of hoogtelijnen. Het PR leent zich daarmee goed voor het vaststellen van een veiligheidszone tussen een risicobron (inrichting of transportas) en kwetsbare bestemmingen, zoals woonwijken. In de onderstaande figuur betekent een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 /jr, dat een persoon die zich onafgebroken, onbeschermd op die bepaalde plaats bevindt een kans heeft van eens in de miljoen jaar om te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen in de inrichting.

Figuur 2.1 Voorbeeld plaatsgebonden risico-contouren (zie toelichting in hoofdtekst)

afbeelding binnen de regeling

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as (de fN curve, zie ook figuur 2.2).

Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit.

Figuur 2.2 Voorbeeld grafiek waarin het groepsrisico is uitgezet (de zogenaamde fN-curve)

afbeelding binnen de regeling

Risicobeleving; veiligheid is meer dan berekend risico

Het gevoel van veiligheid omvat meer dan het berekende risico. Ook andere elementen spelen een rol, zoals de mate van bekendheid met het risico, de mate van invloed die iemand zelf kan uitoefenen (beheersbaarheid), de vrijwilligheid van blootstelling, het vertrouwen in de informatiebron, media-aandacht en de waarneembaarheid en omvang van het ongeval. Maar ook persoonlijke factoren zoals bijvoorbeeld gevoeligheid en angsten zijn van invloed op het te ervaren risico.

Daarnaast veranderen het gevoel van veiligheid en de opvattingen over risico’s in de tijd als gevolg van technologische, economische en culturele ontwikkeling in een samenleving. Risicobeleving gaat om hoe mensen zélf bepaalde risico’s beleven.

2.3 Landelijk toetsingskader

De Rijksoverheid heeft aan externe veiligheidsrisico’s grenswaarden, richtwaarden en een oriëntatiewaarde gesteld. Voor risicovolle inrichtingen is sinds 2004 één en ander wettelijk geregeld in het Bevi1. Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is sinds 2011 het Bevb2 van toepassing. Voor het transport van gevaarlijke stoffen is dezelfde systematiek van risiconormering, opgenomen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs)3 met de bedoeling deze wettelijk vast te leggen in de komende AMvB Bevt4.

Plaatsgebonden risico (PR)

De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Hierbij wordt in wet- en regelgeving onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. De kwetsbare objecten (zoals woningen, grote kantoren, ziekenhuizen e.d.) worden beter beschermd dan beperkt kwetsbare objecten (zoals kleinere kantoorgebouwen of bedrijfsgebouwen).

De plaatsgebonden risiconorm (10-6 per jaar) is voor kwetsbare objecten een grenswaarde (hieraan moet worden voldaan). De plaatsgebonden risiconorm (10-6 per jaar) is voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde (hieraan moet zoveel mogelijk worden voldaan; afwijking van deze waarde dient adequaat gemotiveerd te worden).

De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten is 10-6 per jaar. De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten is 10-6 per jaar.

Groepsrisico (GR)

Voor het groepsrisico geldt geen norm, maar een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt, maar is geen harde norm.

Ten aanzien van risicovolle inrichtingen is elke verandering van het groepsrisico, ook al bevindt het risico zich boven of onder de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Dit geldt ook voor de actualisatie van het bestemmingsplan, ook als geen sprake is van een verandering van het groepsrisico.

Ten aanzien van transportassen en buisleidingen is elke toename van het groepsrisico, ook al is het risico lager dan de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Dit geldt ook voor de actualisatie van het bestemmingsplan, ook als geen sprake is van een verandering van het groepsrisico.

De hoogte van de oriëntatiewaarde groepsrisico is beschreven in de wetgeving externe veiligheid. Voor inrichtingen (kans per jaar) geldt een andere risicogrens dan voor transport en buisleidingen (kans per km per jaar). De oriëntatiewaarde wordt gepresenteerd als een rechte lijn voor de volgende punten:

  • ·

    De kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-5 per jaar (10-4 per km per jaar)

  • ·

    De kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-7 per jaar (10-6 per km per jaar)

  • ·

    De kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-9 per jaar (10-8 per km per jaar)

Dus: Hoe groter de potentiële omvang van de ramp hoe strenger de oriëntatiewaarde. Immers, een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers. Dit is naar normering vertaald door aan de kans op een ramp met 100 doden een richtwaarde te stellen – de oriëntatiewaarde - die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met tien doden. Dus voor 10 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de honderdduizend jaar (10-5), voor 100 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de tien miljoen jaar (10-7) en voor 1000 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de miljard jaar (10-9).

Kanttekeningen bij de normen voor risico’s

De normen voor risico’s sluiten lang niet altijd aan bij de wijze waarop burgers risico’s beleven. Zo is de kans op een dodelijk verkeersongeluk voor de gemiddelde burger veel groter dan de kans om slachtoffer te worden van een ramp met gevaarlijke stoffen. Toch achten veel burgers de risico’s van het verkeer acceptabeler.

Beoordeling effecten

Zoals hierboven aangegeven wordt in de risiconormering alleen gekeken naar het directe aantal dodelijke slachtoffers. Ook als wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is lager dan de oriëntatiewaarde kan een calamiteit nog altijd zeer veel gewonden en zieken tot gevolg hebben. Daarom is het van belang om naast aandacht voor de risico’s ook de mogelijke effecten te beschouwen, zodat ook de mogelijkheden voor beperking, beheersing en bestrijding van deze effecten aan bod komen.

In onderstaande figuur wordt voor een willekeurige opslagtank (brandbaar gas, zoals LPG) drie zones geduid:

  • -

    Plaatsgebonden risicocontour 10-6. De berekende risicocontour voor het individuele risico.

  • -

    100% letaalgebied. De berekende effectcontour waarbinnen alle mensen in een worst case scenario zullen overlijden. In deze contour is geen rekening gehouden met de kans van optreden.

  • -

    1% letaalgebied. De berekende effectcontour waarbinnen van 100% tot 1% van mensen in een worst case scenario zal overlijden. In deze contour is geen rekening gehouden met de kans van optreden.

Figuur 2.3 Risico- en effectcontouren rondom een opslagvoorziening met een brandbaar gas.

afbeelding binnen de regeling

2.4 Beleidsvrijheid gemeente

Binnen deze kaders uit paragraaf 2.3 is er enige vrijheid voor het bevoegde gezag om eigen ambities te formuleren. De gemeente heeft als bevoegd gezag beleidsvrijheid voor wat betreft de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is een harde juridische grens en mag in geen geval overschreden worden. De richtwaarde (in de zin van artikel 5.1 van de Wet Milieubeheer) voor het plaatsgebonden risico impliceert dat aan die waarde voor beperkt kwetsbare objecten zoveel mogelijk moet worden voldaan bij het nemen van een besluit waarvoor die waarde is voorgeschreven. Uit de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van de Wet milieubeheer kan worden afgeleid dat er sprake moet zijn van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen. De wijze waarop de verschillende in het geding zijnde belangen worden gewogen is de zaak van het bevoegd gezag.

Groepsrisico (GR)

De verandering van het groepsrisico dient te worden verantwoord. Hierover dient een bestuurlijke afweging plaats te vinden. Dit is wettelijk verankerd. De oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt. De oriëntatiewaarde heeft niet de status van een grens- of richtwaarde, maar dient als een oriënterende toetsingswaarde.

2.5 Taken externe veiligheid

In de onderstaande tabel staan structurele werkzaamheden opgesomd die direct of indirect zijn afgeleid uit de vigerende wetgeving met betrekking tot externe veiligheid. Door de komst van de regionale uitvoeringsdienst Drenthe zullen uitvoeringstaken verschuiven van de gemeente naar de uitvoeringsdienst.

Tabel 2.1 Uitvoeringstaken externe veiligheid

Structurele EV-taken

Toelichting taken

Toepassen

Opmerking

Toepassen EV in RO procedures (BEVI, BEVB, CRNVGS)

Toepassen EV-wetgeving bij (diverse) WRO-procedures of Wabo-procedure afwijken bestemmingsplan

Toepassen wanneer in het invloedsgebied van een risicobron ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Advies en wettelijke verantwoording door Veiligheidsregio Drenthe. Berekening door Omgevingsdienst.

Toepassen EV in de omgevingsvergunning milieu (BEVI)

Toepassen EV-wetgeving bij oprichtings-, verander- en revisievergunningen.

Toepassen bij oprichting, wijziging en revisie van Bevi-bedrijven.

Advies en wettelijke verantwoording door Veiligheidsregio Drenthe. Berekening door Omgevingsdienst.

Controle bij EV-relevante inrichtingen (BEVI)

Handhaving EV-relevante bedrijven.

Toepassen bij Bevi-bedrijven.

RUD in samenwerking met de Veiligheidsregio Drenthe.

Controle bij EV-relevante (beperkt) kwetsbare objecten (BEVI, BEVB, CRNVGS)

Controle feitelijk gebruik van objecten binnen 10-6 contour i.v.m. gevolgen voor status (beperkt) kwetsbaar..

Toepassen rondom Bevi-bedrijven en hogedruk aardgasleidingen.

Inrichtingen invoeren in Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS)

(Registratiebesluit)

Risicovolle objecten (niet alleen Bevi-bedrijven) moeten geregistreerd worden in het RRGS

Toepassen bij nieuwe Bevi- bedrijven of overige risicovolle inrichtingen die genoemd zijn in het Registratiebesluit en bijbehorende regeling.

Taakuitvoering per 1 jan 2014 door omgevingsdienst Drenthe.

Actualisatie verplicht eens per 5 jaar.

Kwetsbare objecten invoeren in ISOR

(Registratiebesluit)

Kwetsbare objecten moeten geregistreerd worden in het ISOR.

Toepassen bij nieuwe kwetsbareobjecten genoemd in bijlage 3 van de Regeling provinciale risicokaart

Risicocommunicatie

(Wet Veiligheidsregio’s)

Communiceren over de externe veiligheidsrisico’s in de gemeente.

Taakverantwoordelijkheid bij Veiligheidsregio Drenthe5

3. Externe Veiligheid in Borger-Odoorn

De gemeente Borger-Odoorn is als plattelandsgemeente gelegen tussen de kernen Assen en Emmen in. In de gemeente wonen circa 26.500 mensen, verdeeld over 25 kernen en een groot landelijk gebied. Er zijn twee hoofdkernen aanwezig, te weten Borger en Nieuw-Buinen. De overige kernen bestaan uit een lintstructuur of zijn gebouwd rondom oorspronkelijke brinken op esgronden.

De basis voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente wordt gevormd door de kenmerken van het landschap. De gemeente kan in dit verband worden onderverdeeld in drie specifieke gebieden. Naast een zandgedeelte zijn de Hunzelaagte en het Veenkoloniale gebied te onderscheiden.

3.1 Huidige risicobronnen externe veiligheid

In het kader van deze visie is een inventarisatie gemaakt van alle risicobronnen binnen de gemeente Borger-Odoorn. Deze inventarisatie gaat uit van het Registratiebesluit en de Regeling provinciale risicokaart, hetgeen de basis is voor het vullen van www.risicokaart.nl. Vooraf wordt opgemerkt dat de gemeente Borger-Odoorn geen bedrijven kent op basis van het BRZO. In deze visie worden de volgende risicovolle situaties onderscheiden:

  • ·

    Risicovolle bedrijven (Bevi)

  • ·

    Hogedruk aardgasleidingen (Bevb)

  • ·

    Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

  • ·

    Overige risicovolle situaties niet vallend onder het Bevi

Figuur 3.1 Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3.1 Presentatie externe veiligheidsrisicobronnen gemeente Borger-Odoorn

afbeelding binnen de regeling

3.1.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

In en rondom het beheersgebied van de gemeente Borger-Odoorn is een aantal inrichtingen aanwezig die vallen onder de reikwijdte van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het betreft enkel LPG-tankinstallaties. Het gevaar van een LPG-tankinstallatie is met name gelegen in explosiegevaar van de lossende tankwagen en een fakkelbrand bij de ondergrondse opslagtank met als gevolg schade voor mensen en dier. In bijlage 2 is een lijst van de betreffende inrichtingen opgenomen.

3.1.2 Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Door de gemeente loopt een aantal hogedrukaardgasleidingen van de NAM en de Gasunie die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Het gevaar van buisleidingen is met name gelegen in explosiegevaar en grote hittestraling als gevolg van ontstoken gas dat ontstaat na het ontsnappen van gassen met als gevolg schade voor mens en dier. Dergelijke schade kan ontstaan als gevolg van bijvoorbeeld graafwerkzaamheden door derden.

In de onderstaande tabel wordt de ligging en eigenschappen van de hogedruk aardgasleiding in hoofdlijnen beschreven:

Tabel 3.1 Kenmerken hogedruk aardgasleidingen gelegen in de gemeente Borger-Odoorn

Naam

Ligging

Type installatie

Opmerking

Bundel van 4 hogedruk aardgasleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie

Coevorden – Borger - Veendam

Druk 66,bar (3x) en 80 bar (1x), 48 inch

100% letaal = 220 m

1% letaal = 580 m

Netwerk van hogedruk aardgasleiding van den N.V. Nederlandse Gasunie

Oostelijk deel gemeente, parallel aan de lintbebouwing

Druk 40 bar, 6 inch

100% letaal = 50 m

1% letaal =70 m

Hogedruk aardgasleiding Nederlandse Aardolie Maatschappij

Odoorn – Veendam

Druk 40 bar, 14 inch

100% letaal = 60 m

1% letaal = 150 m

Hogedruk aardgasleiding Nederlandse Aardolie Maatschappij6

Odoornerveen – Emmen

Druk 85 bar, 28 inch

100% letaal = 170 m

1% letaal = 400 m

Toekomstige situatie in verband met structuurvisie buisleidingen moet rekening worden gehouden met een vrijwaringsstrook van 70 m voor het transport van gas en misschien CO2

Coevorden – Borger - Veendam

De leidingstrook komt grotendeels parallel te liggen aan de bundel van de 4 bestaande buisleidingen van de Gasunie

In ieder geval groter dan 40 bar. De diameter is niet bekend

De afstanden zijn afhankelijk van druk, diameter en te transporteren product

3.1.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Op basis van de notitie ‘Routering vervoer gevaarlijke stoffen gemeente Borger-Odoorn’ uit 2005 zijn de volgende wegen relevant voor het transport van gevaarlijke stoffen:

  • ·

    N34 (rijksweg van Ommen naar De Punt)

  • ·

    N374 (provinciale weg naar Stadskanaal)

  • ·

    N379 (Drentse Mondenweg)

  • ·

    N857 (De Rolderstraat)

Op basis van telgegevens uit 2007 kan worden vastgesteld dat het transport van gevaarlijke stoffen (voor een deel van de N34)voornamelijk bestaat uit de volgende categorieën:

· LF1 (brandbare vloeistoffen, zoals diesel):

1334 tankwagens per jaar

· LF2 (zeer brandbare vloeistoffen, zoals benzine):

2576 tankwagens per jaar

· LT1 (toxische vloeistoffen, zoals acrylnitril):

193 tankwagens per jaar

· LT2 (zeer toxische vloeistoffen, zoals propylamine):

675 tankwagens per jaar

· GF3 (brandbare gassen, zoals LPG/propaan):

395 tankwagens per jaar

3.1.4 Overige risicovolle situaties niet vallend onder het Bevi

Er bevinden zich diverse bedrijven die als risicovol kunnen worden aangemerkt en derhalve een rol spelen bij ruimtelijke ordening in relatie tot gevaarlijke stoffen. Deze gaan uit van de hoeveelheden opgeslagen stoffen zoals opgenomen in de Regeling provinciale risicokaart. In bijlage 2 zijn deze inrichtingen opgenomen. Voor deze inrichtingen gelden veelal veiligheidsafstanden die gebaseerd zijn op het Activiteitenbesluit en voor vuurwerkverkooppunten gelden de effectafstanden van het Vuurwerkbesluit.

3.2 Inschatting huidige externe veiligheidsrisico’s

Voor het bepalen (kwantificeren) van externe veiligheidsrisico’s kunnen risicoberekening gemaakt worden. Met behulp van rekenpakketten7 kan het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico worden vastgesteld. Ten behoeve van deze beleidsvisie zijn de externe veiligheidsrisico’s niet voor alle risicobronnen uitgerekend. Op basis van eerdere berekeningen en expert-oordeel is in onderstaande tabel een inschatting gegeven van de gemiddelde risico’s (plaatsgebonden risico en groepsrisico) per type risicobron.

Tabel 3.2 Grove risicoschatting risicobronnen in de gemeente Borger-Odoorn

Type risicobron

Plaatsgebonden risicocontour 10-6

Groepsrisico

Opmerking

Hogedruk aardgasleidingen

Vrijwaringszone van 4-5 m aan beide zijden van de leiding. PR 10-6 vaak 0 m.

Groepsrisico (ruim) onder de oriëntatiewaarde.

Bevb/Revb

LPG-tankstations

Conform Regeling Externe Veilheid maximaal 45 of 110 m.

Groepsrisico onder de oriëntatiewaarde.

Bevi/Revi

Transport gevaarlijke stoffen weg

De PR 10-6 is op basis van transportgegevens uit 2007 0 m.

Groepsrisico (ruim) onder de oriëntatiewaarde.

CRNVGS

toekomst: Bevt

Overige risicovolle inrichtingen

Geen PR, maar wel veiligheidsafstand

Groepsrisico is 0.

Activiteitenbesluit

Binnen de gemeente Borger-Odoorn zal het plaatsgebonden risico (behalve voor LPG-tankstation) weinig bepalend zijn voor de inrichting van de ruimte. Het groepsrisico ligt binnen de gemeente Borger-Odoorn (ruim) onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

3.3 Toekomstige situatie ruimtelijke ordening

Rekening houdend met de kernkwaliteiten van de verschillende gebieden heeft de gemeente een integrale gebiedsvisie opgesteld; de Structuurvisie Borger-Odoorn. Deze visie is vastgesteld door de gemeenteraad op 9 december 2010 en verbeeldt en beschrijft de strategische ruimtelijk visie op de ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente voor de komende 10- 20 jaar.

Figuur 3.2 Visiekaart Structuurvisie Gemeente Borger Odoorn

afbeelding binnen de regeling

In de Structuurvisie zijn de gemeentelijke ambities aan de hand van acht verschillende thema’s weergegeven. De te onderscheiden thema’s zijn:

  • Landschap en cultuurhistorie;

  • Wonen;

  • Leefbaarheid en voorzieningen;

  • Zorg en Welzijn;

  • Economie en werken;

  • Landbouw;

  • Recreatie en toerisme;

  • Natuur en water.

De verschillende thema’s zijn geconcretiseerd in ruimtelijke doelstellingen en streefbeelden en gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma. Bij de uitvoering van het uitvoeringsprogramma is de rol van de gemeente wisselend.

De ene keer is de gemeente initiatiefnemer, de andere keer participeert de gemeente met andere partijen in een project en soms blijft de rol beperkt tot het slechts faciliteren van particuliere initiatieven. Het uitvoeringsprogramma is echter geen statische lijst maar een handvat, dat jaarlijks kan worden bijgesteld en aangepast als gevolg van de financiële ruimte en de aanwezige capaciteit binnen de gemeente.

In algemene zin kan de gemeente worden gekenmerkt als een recreatieve gemeente, waar een goed woon- en leefmilieu centraal staat en tevens ruimte is voor ontwikkelingen. Dit geldt zowel voor de landbouw als het bedrijfsleven. Kwaliteit staat hierbij centraal. De te realiseren voorzieningen / de voorgestane ontwikkelingen dienen van een hoogwaardig en onderscheidend niveau te zijn. Niet meer van hetzelfde.

In de structuurvisie of de uitvoeringsprogramma’s is geen aandacht besteed aan het thema externe veiligheid. De ontwikkelopgave voor de toekomst is binnen de gemeente Borger-Odoorn beperkt. Daarmee zal het extern veiligheidsniveau in de komende jaren naar verwachting niet significant wijzigen.

4. Visie en ambitie

4.1 Visie

Bij het uitvoeren van wettelijke taken met betrekking tot externe veiligheid ontstaat een spanningsveld tussen de verschillende belangen en perspectieven in de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Borger-Odoorn. Dit spanningsveld wordt erkend. Om in de praktijk om te gaan met deze spanning tussen veiligheid en andere belangen zijn de volgende vertrekpunten geformuleerd:

Risico’s in balans

Elke regio kent risico’s door transport, productie of de opslag van gevaarlijke stoffen. In Borger-Odoorn is dat niet anders. De risicobeperkingen op het gebied van externe veiligheid worden optimaal geborgd door het verstandig omgaan met risico’s in ruimtelijke procedures.

Verantwoorde keuzes

Een risicoloze samenleving bestaat niet. Dit betekent niet dat risico’s zonder meer geaccepteerd hoeven te worden. De vraag ‘welke risico is nog acceptabel?’ staat hierbij centraal. Op sommige locaties betekent dit een extra inspanning, terwijl op andere locaties zonder extra maatregelen het risico aanvaardbaar is. Deze visie geeft richting aan verantwoorde keuzes en geeft handvatten bij het afwegingskader dat daarbij geldt.

Ruimte voor ontwikkeling

In de Structuurvisie zijn de ambities van de gemeente Borger-Odoorn met betrekking tot de ontwikkeling van haar beheersgebied verwoord. Nieuwe ontwikkelingen die belangrijk zijn voor de economische ontwikkeling van de gemeente zijn van belang. In deze beleidsvisie worden kaders geschetst waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van risicobronnen verantwoord kunnen plaatsvinden.

4.2 Ambities

De visie om de omgang met externe veiligheid in de gemeente Borger-Odoorn geeft aanleiding tot het formuleren van de volgende ambities:

1. Voldoen aan de wettelijke eisen

De gemeente Borger-Odoorn past de wetgeving met betrekking tot externe veiligheid adequaat toe. In paragraaf 2.5 staan de wettelijk taken beschreven. In deze beleidsvisie wordt nader invulling gegeven aan de beleidsvrijheid rondom de risicomaat groepsrisico.

2. Duidelijke afspraken leiden tot efficiënte werkprocedures

Een beleidsdocument werkt alleen als dit ook op een juiste wijze in de organisatie geïmplementeerd wordt. Binnen de gemeente zijn/worden de rol- en taakverdelingen bij externe veiligheid duidelijk gemaakt. Daarnaast worden de planologische kaders geïmplementeerd bij het vaststellen van nieuwe en het actualiseren van bestaande ruimtelijke plannen.

3. Bestaande risico’s van bedrijven beheersen

Risico’s horen niet thuis in de buurt van gebieden waar veel mensen aanwezig zijn. Bedrijven, waar risicovolle activiteiten uitgevoerd worden, leggen naast een fysieke ruimteclaim ook een claim op een bepaalde milieuruimte (bijvoorbeeld door een geluidszone of veiligheidszone) in een gebied. Bedrijven die voor overlast kunnen zorgen bevinden zich op geschikte locaties: bedrijventerreinen. Voor het vestigen van risicovolle bedrijven in het buitengebied moet maatwerk geleverd worden.

4. Zeer kwetsbare groepen worden extra beschermd

Onder ‘zeer kwetsbare groepen’8 wordt verstaan: personen, die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke of lichamelijke beperking, bejaarden of kinderen met zeer jonge leeftijd. Verblijf van deze groepen gedurende grote delen van de dag of nacht nabij risicovolle activiteiten is niet wenselijk.

5. Hulpverlening op peil brengen / houden

Om de effecten van een calamiteit met gevaarlijke stoffen te beperken of beter onder controle te kunnen krijgen is het onder andere van belang dat de hulpverleningsdiensten op tijd bij de plaats van het ongeval aanwezig zijn en voldoende bluswater aanwezig is. Het is niet realistisch om te streven naar een 100% veilige situatie. Bij nieuwe ontwikkelingen houdt de gemeente Borger-Odoorn optimaal rekening met doelvoorschriften met betrekking tot beheersbaarheid van incidenten door de hulpverleningsdiensten.

6. Oriëntatiewaarde groepsrisico als bovengrens risico’s

Er is geen wettelijk plafond voor het maximaal toelaatbare groepsrisico. De gemeente Borger-Odoorn kent een laag risicoprofiel voor externe veiligheidsrisico. Door de lage bevolkingsdichtheid en de meestal grote afstand tot risicobronnen is de hoogte van het groepsrisico laag en ruim onder de oriëntatiewaarde. De gemeente heeft de ambitie het groepsrisico laag te houden. Door zorgvuldig om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen rondom risicobronnen mag het groepsrisico in beginsel de oriëntatiewaarde niet overschrijden.

7. Nieuwe risico’s zijn niet wenselijk in woongebieden

In woongebieden zijn, behalve enkele LPG-tankstations, geen grote risico’s aanwezig. Dit wil de gemeente Borger-Odoorn graag zo houden. Dit betekent dat de gemeente terughoudend is met het mogelijk maken van nieuwe risicovolle inrichtingen (zoals nieuwe LPG-tankstations) in of direct naast woongebieden. Bij de bestaande LPG-tankstations geldt terughoudendheid met bouwplannen in de directe omgeving, zeker als het gaat om de realisatie van objecten waar zeer kwetsbare groepen gehuisvest worden. Hiermee is de veiligheid in grote mate geborgd voor de gebieden waar veel mensen wonen.

8. Transparante bestuurlijke afweging van risico’s

In die gevallen dat ontwikkelingen niet kunnen voldoen aan de bovengenoemde ambities wordt het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn expliciet gevraagd een risicoafweging te maken, waarbij oog is voor het belang externe veiligheid (inclusief beheersbaarheid en zelfredzaamheid) in het licht van maatschappelijke en economische ontwikkelingen.

4.3 Uitvoering

De genoemde acht ambities kunnen worden vertaald naar planologische kaders en actiepunten voor de gemeente Borger-Odoorn.

Planologische kaders (zie hoofdstuk 5)

Externe veiligheid gaat in de kern om de zonering tussen risicoactiviteiten en de gebieden waarin veel mensen verblijven. Daarmee is externe veiligheid een sturend thema voor de inrichting van de ruimte. De volgende ambities vragen om een vertaling in ruimtelijke ontwikkelingen:

  • 1.

    Voldoen aan de wettelijke eisen

  • 2.

    Bestaande risico’s van bedrijven beheersen

  • 3.

    Zeer kwetsbare groepen worden extra beschermd

  • 4.

    Hulpverlening op peil brengen / houden

  • 5.

    Oriëntatiewaarde groepsrisico in principe als bovengrens risico’s

  • 6.

    Nieuwe risico’s in woongebieden worden met terughoudendheid mogelijk gemaakt.

Actiepunten

Een beleidsdocument werkt alleen als dit ook op een juiste wijze in de organisatie geïmplementeerd wordt. Voor het laten functioneren van het thema externe veiligheid in de ontwikkelingen binnen de gemeente is organisatie van gemeentelijke processen essentieel. In een uitvoeringsprogramma, als vervolg op het vaststellen van de beleidsvisie, worden volgende ambities uitgewerkt:

1. Duidelijke afspraken leiden tot efficiënte werkprocedures

Bij het externe veiligheid zijn verschillende beleidsvelden en actoren betrokken zoals eerder in dit document beschreven. Dit actiepunt heeft tot doel vanuit de gemeente de werkprocedures en betrokken actoren in beeld te krijgen en te houden om efficiënte werkprocedures te borgen.

2. Transparante bestuurlijke afweging van risico’s

Dit actiepunt heeft tot doel de volgende punten te behandelen:

  • ·

    Vaststellen wanneer bestuurlijke afweging van externe veiligheidsrisico’s noodzakelijk is.

    Bijvoorbeeld alleen als wordt afgeweken van de algemene beleidsregels, of altijd, of alleen bij ontwikkelingen van objecten met zeer kwetsbare groepen.

  • ·

    Vaststellen op welke wijze de bestuurlijke afweging plaatsvindt en wordt gedocumenteerd. Hiervoor kan een apart besluit worden genomen, ofwel het wordt expliciet in het verslaglegging van vergaderingen van B&W en raad opgenomen. Mogelijk zijn er nog meer varianten.

5. Planologische richtlijnen

De planologische richtlijnen zijn in deze visie opgesteld vanuit het perspectief van de risicobronnen. De planologische richtlijnen gelden in beginsel voor ieder gebiedstype (woongebied, buitengebied en bedrijventerreinen). Voor woongebieden zijn voor het toestaan van nieuwe risicobronnen zwaardere eisen opgenomen.

5.1 Planologische richtlijnen LPG-tankstations binnen woongebieden

Binnen de gemeente Borger-Odoorn zijn meerdere LPG-tankstations aanwezig, die in een woongebied liggen. Zoals omschreven in het hoofdstuk ambities, is de gemeente terughoudend in het mogelijk maken van nieuwe risicovolle inrichtingen (zoals nieuwe LPG-tankstations) in of direct naast woongebieden. Bij de bestaande LPG-tankstations geldt terughoudendheid met bouwplannen in de directe omgeving.

Omgang met invloedsgebied groepsrisico

Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van 150 meter vanaf het ondergrondse reservoir en het LPG-vulpunt met terughoudendheid mogelijk gemaakt kunnen worden. Het groepsrisico van een LPG-tankstation mag de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in principe niet overschrijden. Binnen de 150 meter worden nieuwe objecten met zeer kwetsbare groepen(ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, kinderdagverblijven etc.) in principe niet toegestaan. Voor inbreidingsplannen van enkele woningen ziet de gemeente geen bezwaar.

5.2 Planologische richtlijnen (nieuwe) Bevi-inrichtingen

In de visie is een ambitie geformuleerd met betrekking tot het beheersen van bestaande risico’s op bedrijventerreinen. Bedrijven die voor overlast kunnen zorgen bevinden zich op daarvoor geschikte bedrijventerreinen. Goed beheersbare risico’s blijven dus mogelijk. Risicovolle bedrijven kunnen mogelijk toegestaan worden in het buitengebied als ook dan aan de onderstaande voorwaarden kan worden voldaan.

Omgang met plaatsgebonden risicocontouren

Op aangewezen bedrijventerreinen geldt dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 (in nieuwe situaties) niet over andere percelen mag vallen, maar wel over verkeersdoeleinden en/of groenvoorzieningen.

Omgang met invloedsgebied groepsrisico

Nieuwe risicobronnen (inrichtingen) kunnen zich enkel vestigen op bedrijventerreinen (of in het buitengebied) mits het invloedsgebied voor het groepsrisico zich niet over een woongebied danwel objecten met zeer kwetsbare groepen(ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, kinderdagverblijven etc.) uitstrekt.

Het groepsrisico van een nieuwe risicobron vallend onder het Bevi mag de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in principe niet overschrijden. Bij overschrijding wordt primair getracht dit met risicoreducerende maatregelen op te lossen.

5.3 Planologische richtlijnen hogedruk aardgasleidingen

Op de ligging en het plaatsgebonden risico van hogedruk aardgasleidingen heeft de gemeente Borger-Odoorn beperkt invloed. In overleg met de Gasunie en de Nam kunnen mogelijke knelpunten worden besproken. Over de inrichting van de ruimte rondom de buisleidingen heeft de gemeente wel invloed. Aangezien de plaatsgebonden risicocontour 10-6 dichtbij of op de leiding is gelegen, worden enkel kaders gegeven voor de omgang met het invloedsgebied groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt namelijk het wettelijk kader. Afhankelijk van het leidingtype kan dit invloedsgebied 50m – 580m groot zijn.

Omgang met invloedsgebied groepsrisico

Het groepsrisico van een hogedruk aardgasleiding mag de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in principe niet overschrijden. Binnen het 100% letaalgebied is realisatie van nieuwe objecten met zeer kwetsbare groepen (ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, kinderdagverblijven, basisscholen etc.) niet wenselijk. De gemeente is terughoudend in het mogelijk maken van deze objecten binnen het 100% letaalgebied. Met zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen kan realisatie mogelijk gemaakt worden.

5.4 Planologische richtlijnen transport gevaarlijke stoffen over wegen

De frequentie waarmee gevaarlijke stoffen over wegen in de gemeente Borger-Odoorn worden vervoerd is relatief laag. Daardoor kennen deze wegen geen plaatsgebonden risico 10-6 en ligt het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde. Binnen de gemeente Borger-Odoorn liggen geen wegen die vallen onder het Basisnet Weg. De gemeente heeft via de Wet vervoer gevaarlijke stoffen de mogelijkheid om het vervoer van gevaarlijke stoffen via een routeringsbesluit te organiseren. Eerder onderzoek door de gemeente heeft aangetoond dat het vaststellen van een route gevaarlijke stoffen voor de gemeente Borger-Odoorn geen veiligheidswinst zal opleveren.

Omgang met invloedsgebied groepsrisico

Door de lage frequentie waarmee transport van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen plaatsvindt zijn de externe veiligheidsrisico’s doorgaans laag. Voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente binnen de 200 meter van de wegen N34, N374, N379 en N857 wordt aangenomen dat het risico niet wijzigt danwel verwaarloosbaar is. In deze situatie hoeft het plaatsgebonden risico en groepsrisico niet te worden beoordeeld.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen een woongebied dat ligt binnen 200 meter vanaf de wegen N34, N374, N379 en N857 wordt conform de wetgeving invulling gegeven aan het beoordelen van externe veiligheid. Dat betekent dat het plaatsgebonden risico en groepsrisico wordt beoordeeld en mogelijk een verantwoording groepsrisico wordt opgesteld.

5.5 Verantwoording groepsrisico

De wetgever heeft het bevoegd gezag binnen het vakgebied externe veiligheid beleidsvrijheid gegeven voor de invulling van de verantwoording groepsrisico. De planologische richtlijnen die de gemeente Borger-Odoorn hanteert hebben met name betrekking op de invulling van de verantwoording groepsrisico.

In de onderstaande figuur is een samenvatting opgenomen van deze richtlijnen per risicobron.

Figuur 5.1 Samenvatting planologische richtlijnen externe veiligheid gemeente Borger-Odoorn (ZKG = Zeer Kwetsbare Groepen)

afbeelding binnen de regeling

Bij de beoordeling van het groepsrisico is onder andere de vraag aan de orde welke omvang van een ramp, gegeven de kans daarop, aanvaardbaar is. Het gaat daarbij uiteindelijk om een politieke afweging van de risico’s tegen de maatschappelijke baten en kosten van een ontwikkeling in de omgeving van een risicobron of de introductie van een nieuwe risicobron. Met de planologische richtlijnen geeft de gemeente Borger-Odoorn aan binnen welke kaders ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord kunnen plaatsvinden. In de kern bestaat dit kader uit de volgende stappen:

  • 1.

    Het groepsrisico is niet hoger dan de oriëntatiewaarde;

  • 2.

    Hulpverlening wordt in nieuwe situaties geoptimaliseerd;

  • 3.

    Zeer kwetsbare groepen worden dichtbij een risicobron met terughoudendheid toegestaan.

Mocht een potentiële nieuwe ontwikkeling niet kunnen voldoen aan de planologische richtlijnen is maatwerk nodig, waarbij het college van B&W op basis van adviezen van experts externe veiligheid en adviseurs van de veiligheidsregio wordt gevraagd een risicoafweging vast te stellen.

De elementen die minimaal in de verantwoording van het groepsrisico in de toelichting van het bestemmingsplan moeten worden opgenomen en of in de considerans van de omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu staan hieronder beschreven:

Ruimtelijke procedure:

  • 1.

    De aanwezige en te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied;

  • 2.

    Het groepsrisico per risicobron ten tijde dat het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de objecten die in dat besluit zijn toegelaten. Deze wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde;

  • 3.

    De maatregelen om het groepsrisico te beperken die worden toegepast door de degene die de risicobron drijft en de voorschriften die aan de risicobron in de vergunning zijn vastgelegd;

  • 4.

    De maatregelen die in het ruimtelijk besluit zijn genomen om het groepsrisico te beperken;

  • 5.

    De voorschriften die nog aan de omgevingsvergunning van de risicobron zullen worden vastgelegd om het groepsrisico te beperken;

  • 6.

    De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico;

  • 7.

    De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;

  • 8.

    De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp (advies regionale Veiligheidsregio Drenthe);

  • 9.

    De zelfredzaamheid (advies Veiligheidsregio Drenthe).

Omgevingsvergunning milieu die leidt tot nadelige gevolgen voor het plaatsgebonden risico

  • 1.

    De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied;

  • 2.

    Het groepsrisico van risicovolle inrichting waarop het besluit betrekking heeft en de bijdrage van de verandering van de inrichting aan het totale groepsrisico van de inrichting. Deze wordt getoetst aan de orientatiewaarde;

  • 3.

    De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen om het groepsrisico te beperken in de nabije toekomst;

  • 4.

    De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp (advies Veiligheidsregio Drenthe);

  • 5.

    De zelfredzaamheid (advies Veiligheidsregio Drenthe).

Bijlage 1 Gehanteerde begrippen en afkortingen

Beheersbaarheid

De beheersbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie, opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele capaciteit.

Bestaande situaties (Bevi)

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het BEVI:

  • ·

    geldende Wm-vergunning;

  • ·

    vastgesteld bestemmingsplan, projectbesluit of ontheffingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegelaten;

  • ·

    aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

(zie ook nieuwe situaties)

Bevoegd gezag

Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegd gezag, maar een waterschap of een ministeriekunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels.

Bevi

Het besluit legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijventerrein. Het verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf 1 april 2004 bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met externe veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

Bevb

Op 1 januari 2011 is het ‘besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)’ in werking getreden. Het BEVB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)’.

BRZO-inrichting

In het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999) staan criteria die aangeven welke bedrijven een risico van zware ongevallen hebben. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan normaal. Er wordt binnen de groep BRZO-bedrijven nog onderscheid gemaakt tussen een zware en een lichtere categorie. De lichtere categorie wordt ook wel PBZO (preventiebeleid zware ongevallen)-bedrijven genoemd, omdat ze een preventiebeleid moeten hebben en een veiligheidsbeheersysteem (VBS). Voor bedrijven van de zware categorie geldt dit ook, maar deze moeten tevens een risicoanalyse uitvoeren en een veiligheidsrapport (VR) opstellen.

Bevt

Eind 2008 is er een ambtelijke concept van het Besluit transportroutes externe veiligheid aangeboden aan de Tweede Kamer. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.

Circulaire RNVGS.

De circulaire beschrijft het rijksbeleid voor veiligheidsbelangen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar verwachting wordt deze Circulaire wettelijk verankerd middels een nog te verschijnen Besluit transportroutes externe veiligheid transport (Bevt).

Contour

Lijn op de kaart getrokken door punten met een gelijke waarde, bijvoorbeeld van het plaatsgebonden risico.

Effectgebied

Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren. De in het Bevi genoemde invloedsgebieden hebben dezelfde omvang als het effectgebied, tenzij in de uitvoeringsbesluiten het invloedsgebied door een specifieke stof anders is gedefinieerd.

fN-curve

Het groepsrisico wordt weergegeven als een curve in een grafiek met twee logaritmisch geschaalde assen, de zogenaamde fN-curve. Op de y-as wordt de cumulatieve frequentie f (per jaar) uitgezet en op de x-as het aantal te verwachten slachtoffers N. De curve geeft het verband tussen de omvang van de getroffen groep (N) en de kans (f) dat in één keer een groep van ten minste die omvang komt te overlijden

Geprojecteerde (beperkt) kwetsbaar object / geprojecteerde risicobron

Nog niet aanwezig object dat c.q. niet aanwezige risicobron die op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan.

Grenswaarde

Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken. Zowel in het Bevi als in de Circulaire RNVGS als in de Bevb is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico voor kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Dit houdt in dat erbinnen de PR 10-6 contour zich geen kwetsbare objecten mogen bevinden.

Groepsrisico (GR)

Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit (risicovol bedrijf, transportas of buisleiding) waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld, maar geldt een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt, maar is geen harde norm.

Inrichting

Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijven die vallen onder een AMvB ex. 8.40 van de Wet milieubeheer of inrichtingen waarvoor een milieubeheervergunning noodzakelijk is.

Invloedsgebied

Het gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij:

  • ·

    bedrijven is het gebied tot aan de 1% letaliteitscontour (behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op de 100% letaliteitscontour is vastgesteld dat gelijk is aan 150meter)

  • ·

    transport is het gebied tot aan 1% letaliteitscontour (in Bevt wordt opgenomen dat binnen een afstand van 200 m er ruimtelijke consequenties kunnen zijn, er buitenzijn ze er niet)

  • ·

    buisleidingen is het gebied tot aan de 1% letaliteitscontour (waarbij een verschil in verantwoording GR is in de zones ‘bron – 100% letaliteitscontour’ en ‘100% letaliteitscontour – 1% letaliteitscontour’)

Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR)

Het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR) is een centraal landelijk register met gegevens over kwetsbare objecten en andere ramptypes dan externe veiligheid. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen.

Kans

De kans dat iemand overlijdt door een ongeval met die stoffen (als deze persoon tenminste een jaar lang permanent op die plaats zou verblijft). Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour.

Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object (Bevi)

In het Bevi zijn niet limitatieve definities opgenomen van de begrippen beperkt kwetsbaar en kwetsbaar object. Ter plaatse van kwetsbare objecten moet aan de grenswaarden van het Bevi worden voldaan. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, grote kantoorgebouwen etc. Ter plaatse van beperkt kwetsbare objecten moet aan de richtwaarden van het Bevi worden voldaan. Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld kleine kantoorgebouwen, verspreid staande woningen, etc.

1% letaliteitscontour

De 1%-letaliteitscontour geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. NB: (niet-letale) effecten kunnen veel verder reiken dan de grens van het invloedsgebied.

Nieuwe situaties (Bevi)

Het betreft situaties ná inwerkingtreding van het Bevi (27 oktober 2004):

  • ·

    het oprichten van een inrichting;

  • ·

    het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een omgevingsvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico;

  • ·

    een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien (inclusief de goedkeuring ervan);

  • ·

    een vast te stellen wijzigings-, uitwerkings- of ontheffingsbesluit en de in verband daarmee af te gevenverklaring van geen bezwaar;

  • ·

    besluiten die betrekking hebben op vervangende nieuwbouw en opvulling van gaten binnen aan een gesloten bebouwing in bestaand stedelijk gebied.

(zie ook bestaande situaties).

Oriëntatiewaarde

Betreft een toetsingswaarde die het karakter heeft van een oriënterende waarde. Het betreft één van de criteria die betrokken moet worden bij het geven van invulling aan de verantwoordingsplicht. Een oriëntatiewaarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status.

Personendichtheid

De dichtheid van het aantal personen in een gebied. De wijze van bepaling van deze dichtheid is vastgelegd bij ministeriële regeling.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS)

Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen.

Richtwaarde

Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag slechts om gemotiveerde redenen worden afgeweken. Zowel in het Bevi als in de Circulaire RNVGS als in de Bevb is de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten 10-6 per jaar. M.a.w. binnen de PR 10-6 contour mogen alleen goed gemotiveerd beperkt kwetsbare objecten bevinden.

Risico

Het risico van gevaarlijke activiteiten wordt onderverdeeld in twee aspecten, namelijk in kansen en effecten:

  • ·

    kans: de berekende kans dat een bepaald ongeval of een ramp zich voordoet. Deze kans wordt gecombineerd met de kans dat er mensen door het ongeval overlijden. Op de risicokaart kunnen deze kansen soms in de vorm van risicocontouren worden weergegeven.

  • ·

    effect: wanneer er een ongeval of een ramp gebeurt, heeft dat in een bepaald gebied effecten. Op de risicokaart kan dit effectgebied aangegeven worden.

Risicobron

De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. In algemene zin gaat het om:

  • ·

    bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen;

  • ·

    routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Risicocontouren

Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.

Risicokaart

Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met gevaarlijke stoffen staan.

Route gevaarlijke stoffen

Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen(enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd(en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen.

Scenario

Als er een ernstig ongeval plaatsvindt, hangt de afloop vaak af van wisselende omstandigheden. Dus een ongeval kan volgens verschillende scenario’s verlopen. Bij het onderzoek naar de risico’s (PR en GR)worden daarom diverse scenario’s verwerkt. In de scenario’s wordt ook rekening gehouden met weersomstandigheden die van invloed kunnen zijn, bijvoorbeeld de wind.

Transportroute

Transport van gevaarlijke stoffen vindt vooral plaats over de weg, over het water, per spoor en door buisleidingen.

Verantwoordingsplicht voor het groepsrisico

Artikel 12 en 13 van het Bevi, artikel 12 van het Bevb en § 4.3 van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen verplicht bevoegde gezag en om elke toename respectievelijk verandering in het groepsrisico te verantwoorden. Zie bij de begripsomschrijving van de bedoelde besluiten en circulaire voor nadere informatie.

Woongebieden (in relatie met het groepsrisico)

Gebieden met als voornaamste bestemming wonen met minimaal 4 aanéén gesloten woningen.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn:

  • ·

    preventieve voorlichting/communicatie in de richting van bewoners;

  • ·

    de planning van functies van gebouwen met gebruikers met een hoge dan wel een verminderde zelfredzaamheid;

  • ·

    infrastructurele voorzieningen om de gevarenzone te ontvluchten, vluchtrichtingen e.d.;

  • ·

    maatregelen voor het alarmeren en informeren van bewoners;

  • ·

    mogelijkheden om bouwwerken via maatregelen beter te beveiligen, zoals de ventilatie van af te sluiten ruimte (te controleren/reguleren), beter glas, nooduitgangen, etc.

Bijlage 2 Risicobronnen gemeente Borger-Odoorn

Bevi-inrichtingen in de gemeente Borger-Odoorn

Naam

Adres

Type installatie

Opmerking

Q8 tankstation van Lingen B.V.

Buinerstraat 1-B Borger

LPG-tankinstallatie

Autobedrijf Royal B.V.

Drentse Poort 1-B Nieuw-Buinen

LPG-tankinstallatie

Geen doorzet vastgelegd.

Oliehandel van den Belt B.V.

Zuiderdiep 5 Tweede Exloërmond

LPG-tankinstallatie

Intrekken vergunning

Bevi-inrichtingen rondom de gemeente Borger-Odoorn

In de omliggende gemeenten zijn ook Bevi-inrichtingen aanwezig. De volgende inrichtingen hebben een invloedsgebied in het beheersgebied van de gemeente Borger-Odoorn:

Naam

Adres

Type installatie

Opmerking

Garage Sanders

Open Einde 7 Stadskanaal

LPG-tankinstallatie

Avebe Tak

M en O weg 13 Ter Apelkanaal

BRZO - Opslag gevaarlijke stoffen

PBZO plichtig

Coöperatie Avebe UA

Baptistenkade 40 Gasselternijveen

Opslag gevaarlijke

Overige risicovolle inrichtingen

Er bevinden zich diverse bedrijven die als risicovol kunnen worden aangemerkt en derhalve een rol spelen bij ruimtelijke ordening in relatie tot gevaarlijke stoffen. Deze gaan uit van de hoeveelheden opgeslagen stoffen zoals opgenomen in de Regeling provinciale risicokaart.

Naam

Adres

Type installatie

Alons B.V.

Noorderkijl 1 Tweede Exloërmond

Vuurwerkopslag

B.van Klinken

Noorderdiep 316 Valthermond

Vuurwerkopslag

Egbert Egberts

Hoofdstraat 63-A Borger

Vuurwerkopslag

Onrust

Noorderblokken 5 Drouwenermond

Vuurwerkopslag

Zwembad de Leewal

Zuideinde 36 Exloo

Gevaarlijke stoffen (chloorbleekloog)

Zwembad de Buinerstreng

Zuiderdiep 114 Nieuw-Buinen

Gevaarlijke stoffen (chloorbleekloog)

Zwembad De Zwaoi

Noorderdiep 337 Valthermond

Gevaarlijke stoffen (chloorbleekloog)

Recreatiepark Hunzedal

De Drift 3 Borger

Gevaarlijke stoffen (chloorbleekloog)

Vakantiecentrum Land van Bartje

Buinerweg 8 Ees

Gevaarlijke stoffen (chloorbleekloog)

Vakantiecentrum de Fruithof

Melkweg 2 Klijndijk

Gevaarlijke stoffen (chloorbleekloog)

Bospark Lunsbergen

Roldestraat 11-A Borger

Gevaarlijke stoffen (chloorbleekloog)

Staatsbosbeheer regio

Groningen/Drenthe

Steenhopenweg 4 Drouwen

Gevaarlijke stoffen (propaan)

G.G. Staats

Zuiderdiep 247 Tweede Exloërmond

Gevaarlijke stoffen (propaan)

Maatschap Wollerich te Velde

Zuiderdiep 300, Tweede Exloërmond

Opslag biogas

Scholten

Open Einde 3 Musselkanaal

Opslag pallets

Gasontvangststation

Valtherblokken-Zuid 29 G Valthermond

Gasunieontvangststations

Gasontvangststation

Zuiderstraat 4 Buinerveen

Gasunieontvangststations

Gasontvangststation

Kavelingen 60 b Valthermond

Gasunieontvangststations


Noot
1

Staatsblad 2004, 250, Besluit van 27 mei 2004

Noot
2

Besluit externe veiligheid buisleidingen, Besluit van 1 januari 2011

Noot
3

Staatscourant, 2012 nr. 14687 20 juli 2012

Noot
4

Concept AMvB Besluit transportroutes externe veiligheid, op 4 december 2008 aangeboden aan de Tweede Kamer.

Noot
5

Voorheen was het college van B&W verplicht te communiceren over de risico’s van rampen en zware ongevallen. Met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s is deze verantwoordelijkheid verschoven naar het bestuur van de veiligheidsregio (wet veiligheidsregio’s artikel 46, lid 2 respectievelijk lid 3).

Noot
6

Deel van deze leiding staat niet op de risicokaart, omdat deze momenteel buiten gebruik is.

Noot
7

Voor inrichtingen is het rekenpakket Safeti-NL voorgeschreven, voor buisleiding het rekenpakket Carola en voor transport over weg, water en spoor het rekenpakket RBMII.

Noot
8

De wetgeving maakt enkel onderscheid in ‘kwetsbare objecten’ en ‘beperkt kwetsbare objecten’. In de wetgeving komt de definitie ‘zeer kwetsbare groep’ niet voor.