Regeling vervallen per 01-01-2020

Uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 18 december 2018 het Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019-2023 en het Uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019 vastgesteld.

Deze treden op 1 januari 2019 in werking. Met de inwerkingtreding is het Toezicht- en Handhavingsbeleid 2018-2022 ingetrokken.

U kunt in de bijlage het uitvoeringsprogramma downloaden.

Samenvatting

Voor u ligt het uitgewerkte Uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Boxmeer (hierna: UP VTH). Dit UP VTH is een werkprogramma op basis van rekenbladen en een tekstuele toelichting, waarin de taken zijn uitgewerkt en vertaald in benodigde capaciteit. De benodigde capaciteit is vergeleken met de beschikbare capaciteit. Daarmee is ook de link gelegd naar de – in de gemeentelijke begroting geborgde – middelen die nodig zijn om de verwachte/geraamde activiteiten uit te voeren.

In dit UP VTH wordt ook ingegaan op de vraag of er bestuurlijke restrisico’s aan de orde zijn. Met de beschikbare middelen kunnen niet alle taken worden uitgevoerd. De risico’s ten aanzien van de taken die mogelijk niet (kunnen) worden uitgevoerd, worden aldus inzichtelijk gemaakt.

Doel en wijze van totstandkoming Uitvoeringsprogramma VTH  

Dit UP VTH is een verplichting op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) en bovendien een uitwerking van de Landelijke kwaliteitscriteria VTH 2.1 die op 7 september 2012 zijn vastgesteld. Deze Landelijke kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van de VTH-taken door gemeenten en provincies in het Omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen.

Het UP VTH bestaat uit de beschrijving van reguliere taken en meer specifieke, lokale taken/thema’s/projecten. Aan dit UP VTH ligt hantering van een risicoanalyse ten grondslag.  Doelstelling hiervan:

  • 1.

    een duidelijke verbinding met de gestelde prioriteiten en doelstellingen;

  • 2.

    een weergave van de concrete activiteiten voor VTH;

  • 3.

    een uitwerking van het Uitvoeringsprogramma in een concrete werkplanning voor alle betrokken organisatieonderdelen.

Dit UP VTH is daarmee de uitwerking van de missie/visie van onze gemeente op het terrein van het omgevingsrecht, zoals is vastgelegd in het Beleidsplan VTH gemeente Boxmeer 2019-2023 (verder te noemen: Beleidsplan VTH). Zie verder hoofdstuk 3.

Autonome taken zijn vertaald in verwachte tijdsbesteding, op basis van aantallen en kengetallen (benodigde tijd per product). Hierbij zijn verwachte of reeds doorgevoerde wettelijke of decentrale ontwikkelingen meegenomen. Er is kritisch gekeken naar kengetallen. Op een enkel onderdeel heeft dit geleid tot een aanpassing van het kengetal naar boven of beneden, een en ander op basis van de meest recente inzichten.

Leeswijzer

In de opbouw van dit Uitvoeringsprogramma is gekozen voor een indeling op basis van de zogenaamde 5 W-vragen, zodat een duidelijke relatie kan worden gelegd met de gemeentelijke begroting.

De 5 W-vragen:

  • 1.

    Wat willen we bereiken? (hoofdstuk 1): Hier wordt (kort) een relatie gelegd met het beleidskader van de gemeente.

  • 2.

    Wat gaan we daarvoor doen? (hoofdstuk 2): In dit hoofdstuk worden de taken beschreven die dit jaar worden uitgevoerd. Werkzaamheden (activiteiten) worden uitgedrukt in aantallen en kengetallen. Op die wijze wordt benodigde capaciteit in beeld gebracht. Het gaat om taken op het gebied van vergunningverlening en aanverwante werkzaamheden (juridisch, beleidsmatig, advies, consulentschap, kwaliteitszorg).

  • 3.

    Wanneer worden de taken uitgevoerd? (hoofdstuk 3): Kort wordt beschreven wanneer de geplande/geprognotiseerde werkzaamheden worden uitgevoerd.

  • 4.

    Wat gaat het kosten? (hoofdstuk 4): In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kosten die de uitvoering van de beschreven taken met zich meebrengen en wordt een relatie gelegd met de begroting waarin de benodigde middelen dienen te zijn geborgd.

  • 5.

    Welke restrisico’s zijn aan de orde? (hoofdstuk 5): Dit hoofdstuk gaat in op de (bestuurlijke) restrisico’s die voortvloeien uit de eventuele kwalitatieve keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van dit UP VTH. 

Wat willen we bereiken?  

In het Beleidsplan VTH zijn de beleidsdoelstellingen van de gemeente Boxmeer geformuleerd. Deze beleidsdoelstellingen volgen uit de strategische missie van onze organisatie op het gebied van het omgevingsrecht.

De missie van de gemeente Boxmeer ten aanzien van VTH is:

Een veilige, gezonde en leefbare omgeving, waarin de eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners en bedrijven centraal staat en op basis van vertrouwen ruimte voor (economische) ontwikkeling wordt geboden.

De gemeente Boxmeer wil dit met de volgende visie realiseren:

De taken en bestuurlijke opdrachten op het gebied van VTH worden door de gemeente Boxmeer op een effectieve, doortastende en integrale wijze uitgevoerd. Daarbij wordt samengewerkt met interne en externe partners. Gemeente Boxmeer staat voor klantgerichte, resultaatgerichte en betrouwbare dienstverlening.

Voor een opsomming van de doelstellingen die uit deze missie/visie zijn gedestilleerd, wordt kortheidshalve verwezen naar het Beleidsplan VTH. Deze doelstellingen worden geoperationaliseerd in dit UP VTH.

Wat gaan we daarvoor doen?

In dit UP VTH worden de taken en activiteiten beschreven die de gemeente Boxmeer uitvoert op het gebied van VTH. Deze activiteiten zijn ruwweg te onderscheiden in een groot aantal reguliere taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving en daarnaast een aantal ondersteunende taken (juridische kwaliteitszorg, applicatiebeheer, beleid, etc.). Deze taken en activiteiten zijn vertaald in benodigde capaciteit.

De basis voor de uitvoering van de taken en de prioriteiten die daarbinnen (moeten) worden gesteld, is gelegen in de toepassing van een risicoanalyse.

Vergunningverlening  

Risicoanalyse – plannen op grond van risico-afweging 

In tegenstelling tot het houden van toezicht en het uitvoeren van handhavingsmaatregelen, is het behandelen van een vergunningaanvraag een zogenoemd vraag-gestuurd product. De gemeente kan niet sturen op het aantal te ontvangen aanvragen. De gemeente heeft geen afwegingsruimte om deze taak wel of niet uit te voeren. Het afhandelen van vergunningaanvragen is een wettelijke verplichting. Echter, bij de behandeling van vergunningaanvragen moeten, in het licht van de verhouding tussen de overheidsverantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid van marktpartijen, keuzes worden gemaakt ten aanzien van diepgang van toetsing. De overheid kan niet alles toetsen. Het primaat ligt bij de aanvrager zelf. Marktpartijen hebben de primaire verantwoordelijkheid om zich aan de regels te houden.

Om onder deze kwalitatieve keuze een deugdelijke argumentatie te leggen, wordt gewerkt met een risicoanalyse, waarbij gekeken wordt naar mogelijke negatieve effecten als gevolg van (gemaakte keuzes in) de uit te voeren taak. Om inzicht te krijgen in die effecten is per activiteit aan de hand van zes landelijk vastgestelde criteria gekeken naar de impact en de omvang wanneer er onverhoopt iets misloopt. Dit zijn ‘volksgezondheid’, ‘fysieke veiligheid’, ‘sociale kwaliteit’, ‘natuur/stadsschoon’, ‘financieel economische schade’ en ‘bestuurlijk imago’.

De uitkomsten van deze weging zijn in twee risicoanalyses (één voor Wabo en één voor APV en Bijzondere wetten) gerangschikt en leiden tot een prioritering voor de toetsing (prioriteit hoog, gemiddeld of laag) en – voor wat betreft de omgevingsvergunningen activiteit bouwen – tot een koppeling met de toetsniveaus uit de Landelijke Toetsmatrix Bouwen (LTB) die de gemeente Boxmeer hanteert als toetsingskader. Ook is rekening gehouden met de kans op slecht naleefgedrag. Activiteiten waar de regels goed worden nageleefd krijgen over het algemeen een lagere prioriteit. Dit betekent dat aanvragen voor activiteiten waar de kans dat op een calamiteit zich voordoet en de impact en omvang van zo’n calamiteit groot is, volledig worden getoetst. Door programmatisch te werken wordt de beschikbare capaciteit ingezet voor het toetsen van vergunningaanvragen daar waar de risico’s het grootst zijn en waarvoor deskundigheid en kennis het meest gevraagd is. Op die manier blijft Boxmeer op een verantwoorde manier verzekerd van een veilige en gezonde leefomgeving.

Voor een uitgebreide toelichting op deze risicosystematiek wordt kortheidshalve verwezen naar het Beleidsplan VTH.

In dit UP VTH zijn de uitkomsten verwerkt van de uitgevoerde risicoanalyse.

Vergunningverlening Wabo 

Vanwege de aansluiting op de indeling in programma’s op grond van het Besluit begroting en verantwoording (BBV) wordt in dit UP VTH deze hantering eveneens gebruikt.

Milieubeheer en begraafplaatsen en crematoria

Bedrijven die vallen onder de werking van de Wet milieubeheer kunnen vergunningplichtig of meldingsplichtig of zelfs niet eens meldingsplichtig zijn (type A bedrijven). Sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt er niet meer gesproken over een milieuvergunning maar over een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Er zijn verschillende soorten omgevingsvergunningen onderdeel milieu die aangevraagd kunnen worden (oprichtingsvergunning, veranderingsvergunning, en revisievergunning). Daarnaast kan de gemeente, indien de inrichting niet meer in werking is of op verzoek van de vergunninghouder, een bestaande vergunning intrekken.

Verreweg de meeste bedrijven zijn tegenwoordig niet meer vergunningplichtig, maar hoeven slechts een melding in te dienen voor het oprichten of veranderen van hun milieu-inrichting. Deze inrichtingen vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder te noemen: Activiteitenbesluit). Het Activiteitenbesluit gaat uit van een indeling in 3 bedrijfstypen. De inrichtingen van type A hoeven geen melding in te dienen of vergunning aan te vragen. De type B inrichtingen moeten een melding indienen. De type C inrichtingen moeten een milieuvergunning aanvragen. Sommige type B of type C inrichtingen hebben ook een omgevingsvergunning beperkte milieutoets nodig (OBM). Die bedrijven hebben toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen starten met deze activiteiten. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie (bijvoorbeeld: een agrarisch bedrijf heeft een OBM nodig voor geur en fijnstof).

Andere werkzaamheden (niet limitatief) binnen dit taakveld zijn:

  • 1.

    Het opleggen van maatwerkvoorschriften. In sommige gevallen is het nodig om naar aanleiding van een melding aanvullende maatwerkvoorschriften op te leggen aan een bedrijf.

  • 2.

    Interne advisering. Het betreft het geven van adviezen door de vergunningverleners milieu aan collega’s van bijvoorbeeld vergunningverlening bouwen en ruimtelijke ordening. Het betreft hier de zogenaamde milieutoets omgevingsvergunning bouwen en afwijkingsbesluiten.

  • 3.

    Opstellen beleid.

  • 4.

    Inzet urgentieteam(s)

  • 5.

    Informatieverzoeken / interne en externe advisering. Dit betreft de rechtstreekse ondersteuning in de beantwoording van (klant)vragen.

  • 6.

    Advisering Wet Natuurbescherming. Het gaat hier met name om advisering bij ruimtelijke ontwikkelingen en beleidswijzigingen. Daarnaast is per 1 januari 2017 de nieuwe Wet Natuurbescherming in werking getreden. Ook voor de loketfunctie ‘groene wetgeving’ die bij deze wet hoort, zijn uren nodig.

  • 7.

    De werkzaamheden in het kader van begraafplaatsen en crematoria (de Uitvaart Suite), zoals organiseren bijzettingen en delvingen, het uitgeven en verlengen van grafrechten en het verlenen van vergunningen voor een gedenkteken.

In 2018 wordt de begraafplaats in Sambeek uitgebreid. Vanaf 2019 zullen er daarom ook nog ondersteunende administratieve werkzaamheden bijkomen.

In tabel 1 (bijlage 1) is aangegeven welke werkzaamheden in 2019 worden verwacht bij dit taakonderdeel en welke capaciteit daarvoor nodig is. Bij de taken op het gebied van vergunningverlening wordt verwezen naar het Werkprogramma (uitvoeringsprogramma) 2019 van de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) waarin bovengenoemde taken uitgebreid worden beschreven. Op basis van het basistakenpakket is de gemeente Boxmeer immers verplicht om de taken op het gebied van vergunningverlening milieu uit te besteden aan de ODBN. De uren die voor deze taken in tabel 1 zijn opgenomen, betreffen de werkzaamheden die – aanvullend aan de werkzaamheden van de ODBN – door de gemeente worden uitgevoerd ten behoeve van deze producten.

Natuurbescherming en flora en fauna bij omgevingsvergunningen milieu

Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu het handelen in een natuurbeschermingsgebied bevat, of de activiteit kan gevolgen hebben voor de aanwezige flora en fauna, dan wordt door de gemeente een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) in het kader van de Wabo aangevraagd bij de provincie. Beide activiteiten mogen ook direct door de aanvrager worden aangevraagd bij de provincie. De inhoudelijke toetsing ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna vindt plaats door de provincie en de resultaten van deze toetsing (verklaring van geen bedenkingen) worden overgenomen in de beschikking.

Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing / Sport, cultuur en recreatie

Hieronder worden de werkzaamheden weergegeven die de gemeente Boxmeer in 2019 gaat uitvoeren m.b.t. omgevingsvergunningaanvragen voor de activiteiten bouwen, ruimtelijke ordening, slopen, uitvoeren van werken/werkzaamheden, uitweg/inrit, kappen en monumenten. Bij deze taken horen tevens de juridische werkzaamheden, die samenhangen met vergunningverlening, zoals het behandelen van bezwaar- en beroepschriften en het uitvoeren van juridische kwaliteitszorg ten behoeve van de vergunningsproducten. Ook de afhandeling van de 1e lijns-klantcontacten valt binnen dit taakonderdeel, alsmede de taken op het gebied van advies, consulentschap en beleid.

Wat meer concreet gaat het bij vergunningverlening om de volgende werkzaamheden:

  • 1.

    Het beoordelen en afhandelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen of slopen van bouwwerken;

  • 2.

    Het beoordelen en afhandelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor uitweg-, inrit-, kap- en reclameactiviteiten;

  • 3.

    Het beoordelen en afhandelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor monumenten;

  • 4.

    Het beoordelen en afhandelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor tijdelijke ontheffingen, binnenplanse ontheffingen en buitenplanse ontheffingen (art. 2.12 lid 1a en b: kruimelgevallen);

  • 5.

    Het inhoudelijk beoordelen van de aanvraag om projectbesluit;

  • 6.

    Het beoordeling van legalisatieverzoeken, voortkomend uit een handhavingszaak;

  • 7.

    Het beoordelen en afhandelen van informatieverzoeken/vooroverleg/schetsplan, inclusief het juridisch beoordelen van vergunningsvrije bouwwerken;

  • 8.

    Het uitvoeren van een quickscan;

  • 9.

    het behandelen van bezwaren, voorlopige voorzienings- en (hoger) beroepzaken tegen verleende vergunningen;

  • 10.

    Het behandelen van legesbezwaren.

Bij het uitvoeren van de betreffende activiteiten zijn naast de deskundigheid vergunningverlening bouwen/ruimtelijke ordening ook specialistische deskundigheden nodig zoals: constructieve veiligheid, bouwfysica en welstand/cultuurhistorie.  Hiernaast zijn er nog andere werkzaamheden, zoals

  • 1.

    Het leveren van een bijdrage in het Kernteam herziening bestemmingsplan buitengebied;

  • 2.

    Het project ‘Digitaal vergunningverlening’;

  • 3.

    Applicatiebeheer Squit XO;

  • 4.

    Actualisatie/ herzien beleid en verordeningen;

  • 5.

    WOZ, eigendom, etc.

Om de kwaliteit te kunnen borgen voor het toetsen van omgevingsvergunningaanvragen bouwen aan het Bouwbesluit 2012 is landelijk een toetsmodel opgesteld, de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit (LTB 2012). Dit model gaat uit van de risico’s die bouwplannen met zich meebrengen en geeft per risicocategorie een bepaald toetsniveau aan. Bouwplannen die grote risico’s kennen (grote gebouwen, bijeenkomstfuncties etc.) worden uitgebreider getoetst dan bouwplannen die kleine risico’s met zich meebrengen. Ten behoeve van dit UP VTH heeft een inventarisatie plaatsgevonden ten opzichte van het toetsen conform het LTB 2012. In hoofdzaak zijn de prioriteiten aangehouden, maar is per zaak minder uren geraamd o.b.v. beschikbare capaciteit. De kwaliteitscriteria 2.1 gaan immers uit van een toetsniveau conform LTB 2012.

In tabel 2 en 3 (bijlage 1) is aangegeven hoeveel activiteiten er per soort worden uitgevoerd. Het betreft hier een inschatting aan de hand van de ervaringscijfers 2014 t/m 2017, alsmede – voor het onderdeel vergunningen activiteit bouwen – op basis van de verwachte ontwikkelingen ‘in de markt’. Die markt is in 2017 flink aangetrokken. Het werkelijke aantal ingekomen omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen/ruimtelijke ordening lag in 2017 behoorlijk hoger dan geraamd. De verwachting is dat de positieve economische ontwikkelingen in de bouwsector ook in 2019 aanhouden, om die reden is de trend 2018 doorgetrokken in de raming van 2019. Hiernaast zal meer Toezicht en Handhaving worden ingezet, dit betekent ook meer legalisatieverzoeken voor Vergunningen. Dit wordt thans gemonitord.

Naast de aantallen vergunningen, meldingen en juridische werkzaamheden is in de rekenbladen van beide programma’s terug te vinden wat het gehanteerde kengetal is en hoeveel personele capaciteit de uitvoering van die activiteiten de gemeente Boxmeer kost.

Vergunningverlening APV en Bijzondere wetten 

Naast de taken op het gebied van de Wabo (paragraaf 3.1) voert de gemeente Boxmeer ook nog andere vergunningverlenende taken uit. Het betreft o.a. het afhandelen van vergunning- en ontheffingsaanvragen en meldingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (verder: APV), een aantal Bijzondere wetten en de regelgeving op het gebied van brandveilig gebruik.

De vergunningen en ontheffingen op grond van de APV zijn heel divers en variëren van een evenementenvergunning tot een ontheffing voor het innemen van een standplaats. De werkzaamheden die in het kader van Bijzondere wetten worden uitgevoerd, hebben o.a. betrekking op de Wet op de kansspelen, de Drank- en horecawet, de Wet Bibob, de Leegstandswet en de Wegenverkeerswet. Evenementenvergunningen en vergunningen voor horeca vergen in de praktijk veel afstemming met diverse interne en externe partijen (denk aan bijvoorbeeld de politie en de Veiligheidsregio). Voor wat betreft evenementen zijn daarom ook de taken van de evenementencoördinator in het rekenblad opgenomen.

Op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het Bouwbesluit is het in sommige gevallen verplicht om een vergunningaanvraag of melding brandveilig gebruik in te dienen bij de gemeente. Daarnaast is voor sommige tijdelijke bouwwerken (bijv. grote tenten) een melding nodig op grond van de AMvB Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

Op grond van beleidsnotities worden ontheffingen/ vergunningen verleend voor bijvoorbeeld obstakels op de openbare weg, inclusief terras, uitwegen, berijden van voetgangerszones en  parkeren in de blauwe zones.

Actualisaties/ herzieningen van beleidsnotities en verordeningen worden, daar waar mogelijk, opgepakt en/of doorgevoerd.

Een aantal medewerkers van afdeling VTH kunnen ook bij rampen of crisissen worden benaderd om hun expertise te delen. Hiervoor krijgen zij ter voorbereiden een cursus of een oefening aangeboden.

De gemeente is niet verplicht om voornoemde taken op te nemen in het VTH-plan. Hiervoor is wel gekozen, omdat dan inzicht is over vrijwel alle taken op het gebied van VTH.

Vanwege de aansluiting op de indeling in programma’s op grond van het Besluit begroting en verantwoording (BBV) wordt in dit UP VTH deze hantering eveneens gebruikt. Om die reden zijn de taken uit dit hoofdstuk ondergebracht in twee programma’s.

Voor de rekenbladen behorende bij deze taken/activiteiten wordt verwezen naar bijlage 2 (tabel 4 en 5).

Toezicht en Handhaving

Risicoanalyse – plannen op grond van risico-afweging 

De gemeente Boxmeer heeft een oppervlakte van 11.400 hectare (114 km2) en ongeveer 28.000 inwoners. In de gemeente is een groot aantal agrarische en industriële bedrijven aanwezig. Binnen de dynamiek die dat geeft is het een bestuursrechtelijke taak van de gemeente om toezicht te houden op het gebied van Wabo en APV en Bijzondere wetten en bij geconstateerde overtredingen juridisch handhavend daar tegen op te treden.

Het zal begrijpelijk zijn dat niet elke overtreding (meteen) door een toezichthouder kan worden opgemerkt. Het aantal toezichthouders en het aantal uren dat toezichthoudende werkzaamheden voor de gemeente worden verricht is om budgettaire reden beperkt. Dat geldt ook voor juridische handhaving. Niet elke geconstateerde bestuursrechtelijke overtreding kan zodoende via een traject van juridische handhaving worden opgepakt.

In dit UP VTH zijn de uitkomsten verwerkt van de uitgevoerde risicoanalyse per deelgebied.

 Toezicht en Handhaving Milieu

Dit onderdeel betreft het toezicht en de handhaving op milieu-inrichtingen. Uitgangspunt hierbij is dat de controles integraal worden uitgevoerd met behulp van uniforme checklists. Het UP VTH is opgebouwd uit de zogenaamde verplichte taken en de verzoektaken. Op basis van het basistakenpakket is de gemeente Boxmeer verplicht om milieutoezicht ten aanzien van een aantal categorieën bedrijven uit te besteden aan de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN). Daarnaast is er nog ruimte om verzoektaken in te brengen.

In het kort heeft het milieutoezicht betrekking op de volgende activiteiten:

  • 1.

    Het milieutoezicht op de volgende omgevingsvergunningplichtige activiteiten:

  • 1.

    sloopwerkzaamheden in opdracht van bedrijven of instellingen;

  • 2.

    het oprichten en in werking hebben van een omgevingsvergunningplichtige inrichting waarvoor B&W of GS het bevoegd gezag zijn;

  • 3.

    activiteiten waarvoor krachtens provinciale verordening een vergunning is vereist;

  • 4.

    activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning vereist is op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub b, Wabo;

  • 5.

    activiteiten met stoffen, preparaten en GGO’s die onder een amvb op grond van titel 9.2 Wet milieubeheer vallen of producten en toestellen die onder de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, titel 9.4 Wet milieubeheer of titel 10.3 Wet milieubeheer vallen en die worden uitgevoerd door de houder van de omgevingsvergunning.

  • 1.

    Het milieutoezicht op niet-omgevingsvergunningplichtige inrichtingen dan wel inrichtingen:

  • 1.

    die OBM-plichtig zijn en die vallen onder de meldingsplicht van het Activiteitenbesluit of onder het Besluit landbouw, het Besluit glastuinbouw of het Vuurwerkbesluit;

  • 2.

    inrichtingen en die deel uitmaken van een in de lijst genoemde branche of die een in de lijst genoemde activiteit uitvoeren.

  • 1.

    Het milieutoezicht bij het tot stand brengen en beheren van werken en infrastructurele voorzieningen door bedrijven of instellingen voor zover het die activiteiten betreft en tot slot het milieutoezicht bij de opsporing en winning van natuurlijke hulpbronnen voor zover het die activiteiten betreft.

 

De inrichtingen zijn op basis van de risicoanalyse ingedeeld in de klassen ‘prioriteit hoog’, ‘prioriteit midden’ en ‘prioriteit laag’.

Het Regionaal operationeel kader ODBN 2017-2020 is van toepassing. Hierin worden de bovengenoemde taken, zoals samengevat en voorzien van uren in het rekenblad in bijlage 3, uitgebreid beschreven.

Om te kunnen bepalen hoeveel tijd is gemoeid met het toezicht op inrichtingen wordt deels gebruik gemaakt van kengetallen. Deze zijn gebaseerd op gegevens van de ODBN. De kentallen voor milieu bevatten de volgende werkzaamheden: voorbereiding controle;

uitvoering eerste controle;  opstellen controlerapport; reistijd; administratieve afhandeling.

In de tabel in bijlage 3 is de verdeling van de uren per taak binnen het milieutoezicht in het algemeen weergegeven. Op basis van het in onderling overleg opgestelde en goedgekeurde Werkprogramma (uitvoeringsprogramma) 2019 van de ODBN is door de ODBN een bedrijvenlijst opgesteld. In de bedrijvenlijst staan de bedrijven opgenomen die, afhankelijk van de beschikbare uren, gaan worden gecontroleerd.

Toezicht en Handhaving Bouwen, Slopen en Ruimtelijke ordening

In onderstaand overzicht zijn het verwachte aantal controles per categorie aangegeven en het aantal daarbij behorende uren. Dit kengetal is opgebouwd uit de volgende onderdelen (gebaseerd op ervaringscijfers): voorbereiding controle; uitvoeren basisinspecties; uitvoeren extra inspecties; opstellen van brieven; stilleggen bouw (indien noodzakelijk); reistijd; administratieve afhandeling.

De werkzaamheden bestaan voor het grootste deel uit het uitvoeren van bouwcontroles bij nieuwbouw. Bij de berekening van de verwachte werkvoorraad is daarbij uitgegaan van de geraamde aantallen nieuwbouwprojecten voor 2019, aangevuld met een inschatting van de benodigde controlewerkzaamheden naar aanleiding van de bestaande vergunningvoorraad (verleende omgevingsvergunningen 2017 en eerder).

De grootste risico’s (klasse I en II) bij bouwen liggen – zo is ook vastgelegd in de risicoanalyse – bij bouwen en slopen zonder vergunning en het toezicht op reguliere omgevingsvergunningen/verbouw van openbaar toegankelijke objecten. Dit vertaalt zich in de hoogte van de tijdsbesteding per controle.

Daarnaast vinden er BAG-controles plaats bij (onder de noemer) vergunningsvrij opgeleverde bouwwerken, wordt gecontroleerd naar aanleiding van klachten en meldingen, worden enkele sloopcontroles uitgevoerd, vindt toezicht op het Bouwbesluit plaats en worden overtredingen op het gebied van ruimtelijke ordening gecontroleerd op basis van een piepsysteem.

Toezicht en Handhaving Brandveiligheid

De gemeente Boxmeer kent een hoge prioriteit toe aan handhaving van brandveiligheid.

In samenwerking met de brandweer is de Toezichtstrategie Brandveiligheid 2017-2021 vastgesteld. In de toezichtstrategie wordt uitgegaan van 5 risicocategorieën. De categorie A zal ieder jaar worden gecontroleerd, waarbij 1 keer per 2 jaar een totaalcontrole en 1 keer per 2 jaar op de 4 belangrijkste inspectie-onderwerpen om slachtoffers te voorkomen. Van de categorie B en C objecten zullen de objecten 1 keer per 2 jaar gecontroleerd worden op de 4 belangrijkste inspectie-onderwerpen. De categorie D objecten zullen komende 4 jaar op de 4 belangrijkste inspectie-onderwerpen worden gecontroleerd. Voor de categorie E objecten geldt dat deze steekproefsgewijs of op verzoek aan de orde zullen komen.

Op basis van bovengenoemde prioritering worden door de brandweer controles uitgevoerd. In overleg tussen gemeente en brandweer wordt bepaald welke objecten daadwerkelijk worden gecontroleerd. Daaruit volgt een gedetailleerde controlelijst.

De gehanteerde kentallen voor het uitvoeren van de controles brandveiligheid zijn gebaseerd op gegevens van de brandweer bevatten de volgende werkzaamheden: voorbereiding controle; uitvoering controle; opstellen controlerapport; benodigde reistijd; administratieve afhandeling.

Toezicht en Handhaving APV en Bijzondere wetten

Globaal betreft dit onderdeel van het uitvoeringsprogramma het toezicht en de handhaving van:

  • 1.

    de regels uit de APV. De aard van de regels is zeer divers. Dat varieert van evenementenvergunningen tot ontheffingen voor het verbranden van afvalstoffen;

  • 2.

    de afvalstoffenverordening;

  • 3.

    de Bijzondere wetten zoals de

  • 4.

    (economische) milieudelicten op het terrein van natuur en milieu;

  • 5.

    groene wetten (Wet Natuurbescherming);

  • 6.

    bodem en grondstromen (Besluit Bodem Kwaliteit);

  • 7.

    Afhandeling klachten/meldingen op bovengenoemde onderdelen.

De hierboven genoemde taken worden uitgevoerd door BOA’s domein I en BOA’s domein II. De BOA domein I houdt zich met name bezig met het toezicht op de afvalstoffen­verordening, de regels uit de APV (o.a. afval, openbare orde, hondenpoep, etc.) parkeerexcessen, toezicht op de horeca-inrichtingen en evenementencontroles. De BOA domein II houdt zich bezig met het toezicht op groene wetten en op bodemregelgeving.

Overtredingen die het meest hinderlijk zijn betreffen:

  • 1.

    hondenpoep;

  • 2.

    fout parkeren van auto’s en fietsen;

  • 3.

    (laden en lossen van) vrachtwagens en fietsers in het centrum die voor onveilige situaties zorgen;

  • 4.

    zwerfaval (in het buitengebied);

  • 5.

    geluidsoverlast bij evenementen.

Een en ander resulteert in het rekenblad in bijlage 3, waarin de uren per onderdeel van de werkzaamheden van de boa’s zijn opgenomen.

(Juridische) handhaving

Wanneer een overtreder weigert een overtreding op het gebied van milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid of APV te beëindigen zal een juridisch traject worden opgestart, dat loopt van een waarschuwing tot en met de Raad van State in hoogste instantie. Daarbij gaat het om milieuovertredingen voor zover die onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen, het handelen in strijd met een bestemmingsplan, het zonder of in afwijking van vergunning bouwen, tekortkomingen op het gebied van de brandveiligheid en het handelen in strijd met de APV en Bijzondere Wetten. Door de wettelijke bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, de Wabo en de jurisprudentie inzake bestuurlijke handhaving, bestaat een proces van juridische handhaving uit een aantal verplicht uit te voeren stappen:

  • 1.

    De overtreding moet schriftelijk worden gerapporteerd door een bevoegd toezichthouder. Het rapport vormt de basis van juridisch handhavend optreden.

  • 2.

    Onderzocht moet worden of de geconstateerde overtreding gelegaliseerd kan worden via vergunningverlening achteraf. Ook wordt nagegaan of sprake is van overgangsrecht dat in bestemmingsplannen staat opgenomen.

  • 3.

    Wanneer achteraf vergunning wordt aangevraagd en wordt verleend stopt de handhavingsprocedure.

  • 4.

    Wanneer de overtreding voortduurt moet eerst een vooraankondiging handhavend optreden worden toegezonden, waarbij overtreder gelegenheid krijgt om zienswijze in te dienen. Afhankelijk van de overtreding kan ook worden gestart met een waarschuwing.

  • 5.

    De zienswijze en de omstandigheden van het geval op dat moment moeten worden beoordeeld en een last onder dwangsom kan worden opgelegd.

  • 6.

    Tegen de last onder dwangsom kan een bezwaarschrift worden ingediend en/of voorlopige voorziening worden gevraagd bij de rechter.

  • 7.

    Tegen het besluit op bezwaar kan in beroep worden gegaan bij de rechtbank in Den Bosch.

  • 8.

    Tegen die uitspraak kan in beroep worden gegaan bij de Raad van State in Den Haag. 

In het rekenblad in bijlage 3 zijn de verwachte aantallen handhavingswerkzaamheden uitgewerkt. Daarbij wordt uitgegaan van kengetallen, die zijn gebaseerd op de ervaringsgegevens van de afgelopen jaren.

Afstemming met andere organen voor de strafrechtelijke handhaving

Er zijn specifieke overlegvormen met betrekking tot deze afstemming

  • 1.

    Tweewekelijks vindt overleg plaats met de burgemeester, teamchef politie, ambtenaar openbare orde en veiligheid en het afdelingshoofd Bestuursondersteuning en Communicatie om elkaar op de hoogte te houden van lopende zaken.

  • 2.

    Maandelijks vindt overleg plaats met de BOA’s en wijkagenten, waarin speerpunten worden besproken.

  • 3.

    Met de Omgevingsdienst zijn diverse overleggen, waarin de toezichtstaken en prioritering worden besproken.

  • 4.

    Met de Veiligheidsregio Brabant Noord wordt maandelijks overlegd om lopende zaken te bespreken en gemaakte afspraken te monitoren. 

    Van alle overleggen worden verslagen gemaakt. De afspraken worden besproken en geëvalueerd. Hierdoor kan bijstelling van het UP VTH noodzakelijk zijn.

Registratie klachten over mogelijke overtredingen

Registratie vindt primair plaats in Melddesk. Aanvullend worden de klachten ook geregistreerd in een Excellijst en in een takenlijst in Outlook.

Wanneer gaan we dat doen?  

Het UP VTH bestaat voornamelijk uit reguliere VTH- taken.  

De vergunningverlenende taken zijn vraag-gestuurd. Onze klanten (burgers en bedrijven) bepalen hoeveel aanvragen jaarlijks worden ingediend en wanneer die worden ingediend. Het afhandelen van ingediende vergunningaanvragen is een continu proces. Dat geldt eveneens voor de aan de vergunningverlening gerelateerde juridische werkzaamheden (bezwaar en beroep). Het plannen van deze werkzaamheden is daarom niet mogelijk. De afhandeling van al deze vraag-gestuurde producten vraagt om een flexibele wijze van organiseren (het kunnen inspelen op piekmomenten in het werkaanbod).

De reguliere taken zoals toezichtcontroles worden gedurende het betreffende jaar uitgevoerd. Deze toezichtactiviteiten worden gepland. Hiervoor zijn planningen opgesteld bij de ODBN (milieutoezicht), de brandweer (brandveiligheidscontroles) en de toezichthouders van de gemeente (toezicht bouw en toezicht APV/Bijzondere wetten). De juridische handhavingswerkzaamheden zijn meer vraag-gestuurd van aard. Dit is afhankelijk van de uitkomsten van het toezicht en de te ontvangen handhavings­verzoeken van burgers. Het plannen hiervan is daarom lastig.

Via monitoring en de afgesproken bestuursrapportages wordt de portefeuillehouder dan wel het college geïnformeerd over de omvang en voortgang van afhandeling van de geplande en vraag-gestuurde werkzaamheden.

Wat gaat het kosten?  

Voor de kosten voor de uit te voeren taken/activiteiten en de daarvoor benodigde capaciteit wordt verwezen naar de Begroting.

De salariskosten van de bij vergunningverlening betrokken eigen medewerkers zijn opgenomen in de begroting onder personeelskosten. Ingeval van inhuur zijn de kosten opgenomen onder de post ‘Onvoorzien’.

De uitvoering van de basistaken vergunningverlening en de verzoektaken door de ODBN worden gefinancierd uit de Post 67233010. De uitvoering van de toezicht en handhavingstaken door de ODBN worden gefinancierd uit post 61405020 Handhaving ODBN/438398.

De advisering ten aanzien van constructieve veiligheid en bodemadvisering worden gefinancierd uit de Post 67233020.

Hiernaast bestaat een opleidingsplan om de kwaliteit van het personeel op peil te houden (kostenplaats 52102035 en kostensoort 434332)

Monitoring van de financiële consequenties van de uitvoering van de taken/activiteiten op het gebied van VTH vindt continu plaats. Hiertoe vindt afstemmingsoverleg plaats en worden voortgangsrapportages opgesteld. Bij de algemene bijstellingen van de begroting wordt periodiek bekeken of de financiële dekking voldoende blijft.

Welke bestuurlijke restrisico’s?  

De overheid kan niet alle taken volledig en op een even hoog kwaliteitsniveau uitvoeren. Op basis van een risicoanalyse worden waar nodig of gewenst prioriteiten gesteld. Zie hiervoor ook de inleiding van hoofdstuk 3 en hetgeen hierover is vastgelegd in het Beleidsplan VTH.  Hieronder wordt per taakveld toegelicht óf en zo ja welke keuzes er zijn gemaakt. Daar waar er kwalitatieve of kwantitatieve keuzes zijn gemaakt die afwijken van een landelijke norm is er sprake van een bestuurlijk restrisico. Met de vaststelling van dit UP VTH accepteert het bestuur die risico’s. De capaciteit voor de uitvoering van de in dit UP VTH opgenomen taken, zoals die momenteel beschikbaar is, is uitgangspunt geweest bij het opstellen van dit UP VTH. Indien deze niet toereikend (zouden) zijn, vinden bijstellingen plaats dan wel is personeel benodigd en worden de (personele) consequenties daarvan inzichtelijk gemaakt.

Vergunningverlening

Restrisico Vergunningverlening Wabo

Milieu

Het restrisico is laag omdat geen kwantitatieve en kwalitatieve keuzes zijn gemaakt: alle ingekomen aanvragen/meldingen worden afgehandeld en alle relevante aspecten worden getoetst. Met de binnen de ODBN en gemeente beschikbare capaciteit voor vergunningverlening milieu kunnen alle verwachte aanvragen en meldingen worden afgehandeld (100%) conform de gehanteerde kengetallen. De opgenomen aantallen betreffen verwachtingen. Het kan zijn dat in het geplande uitvoeringsjaar meer of minder aanvragen en meldingen worden ingediend. Monitoring moet dit uitwijzen en zal tot een eventuele bijstelling van de planning leiden.

Begraafplaatsen en crematoria

Dit geldt evenzeer voor de werkzaamheden binnen het onderdeel begraafplaatsen en crematoria.

Wet Natuurbescherming

In 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming van kracht geworden. Dit heeft ertoe geleidt dat een aantal taken aan gemeenten worden overgedragen. Gemeenten moeten namelijk onderzoeken of een omgevingsvergunningaanvraag volledig is en als dat niet het geval is vragen om aanvulling van de aanvraag. Deze exercitie moeten gemeenten bij iedere omgevingsvergunningaanvraag verrichten. In de praktijk blijkt het voor veel (kleine) gemeenten op dit moment niet altijd eenvoudig om vast te stellen of voor een bepaalde activiteit wellicht ook een natuurtoestemming nodig is, bijvoorbeeld omdat zij niet beschikken over de noodzakelijke ecologische kennis van het gebied om te bepalen of er natuurwaarden in het geding (kunnen) zijn. Wordt ten onrechte niet gevraagd om aanvulling van de aanvraag of ten onrechte bepaald dat aanhaken niet noodzakelijk is, dan leidt dat in beginsel tot vernietiging van de omgevingsvergunning. Dit speelt met name bij omgevingsvergunningaanvragen voor het onderdeel bouwen. Bij omgevingsvergunningaanvragen voor het milieuonderdeel wordt deze toetsing door de ODBN verzorgd (zie 2.1.2). Daarnaast zullen gemeenten vaker aan de lat staan om handhavend op te treden. De handhavingstaak berust bij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Dat zal in de regel het college van burgemeester en wethouders zijn.

Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing / Sport, cultuur en recreatie

Het restrisico is laag omdat binnen onze gemeente bouwplannen getoetst worden conform de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB 2012) in overeenstemming met de voor deze taak beschikbare menskracht en middelen. De prioriteit ligt bij het beperken van de risico’s op het gebied van veiligheid en gezondheid. De bouwplannen worden – voor zover relevant of wettelijk voorgeschreven – getoetst op allerlei specifieke aspecten, zoals welstand, cultuurhistorie en constructieve veiligheid. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit de landelijke kwaliteitscriteria voor het bouwdeel van de omgevingsvergunning. Hiermee worden dus niet alle onderdelen van het Bouwbesluit getoetst. In 2017 en in 2018 zijn beduidend meer aanvragen om omgevingsvergunning (activiteit bouwen/ruimtelijke ordening) ingekomen dan geraamd. De verwachting is dat dit ook in 2019 aan de orde is. Hiernaast zal meer toezicht en handhaving worden ingezet, waardoor er meer legalisatieverzoeken zullen binnenkomen. Mocht het nodig zijn, zal de gemeente hier flexibel op organiseren. Het restrisico als gevolg van een onvoorziene toename van het aantal vergunningaanvragen is daardoor matig.

Restrisico Vergunningverlening APV en Bijzondere wetten 

Het restrisico is nihil. Er is voldoende beschikbare capaciteit om de geplande werkvoorraad te kunnen uitvoeren. Er zijn geen kwantitatieve en kwalitatieve keuzes gemaakt. Met de komst van de evenementencoördinator kunnen risico’s worden beperkt. Alle ingekomen aanvragen/meldingen worden afgehandeld en getoetst aan de daartoe bepaalde juridische criteria/weigeringsgronden.

Een kritische noot in het algemeen voor de VTH taken is dat het thans een uitdaging is om kwalitatief goed/ geschikt personeel te vinden. Dit is het gevolg van verzadiging van de markt. Het restrisico is hierdoor hoog.

Toezicht en Handhaving

Restrisico toezicht milieu

Het restrisico is aanwezig maar inherent en niet nieuw. Niet elk bedrijf kan namelijk elk jaar worden gecontroleerd. Ook is deze controle geen garantie dat er geen incidenten zullen plaatsvinden. De gemeente volgt de landelijke koers waarbij de bedrijven met de hoogste risico’s, vanaf 2013 onder het toezicht label van de Omgevingsdiensten, de meeste aandacht krijgen. De selectie van bedrijven gebeurt gewogen en gemotiveerd. De bedrijven die niet worden gecontroleerd vallen onder het bestuurlijk restrisico. Wel kunnen steekproefsgewijs, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten en meldingen, controles plaatsvinden bij bedrijven die nu niet zijn ‘voorgeselecteerd’.

Restrisico toezicht bouwen, slopen en ruimtelijke ordening

Op de eerste plaats dient te worden opgemerkt dat er beperkte capaciteit voorhanden is om, kleine verbouwingen aan woningen, bouwen van bijgebouwen en bestaande bebouwing te controleren m.u.v. toezicht vanuit aspect brandveiligheid en de integrale controles die plaatsvinden bij bedrijven. Het restrisico voor het toezicht op nieuwbouw is beperkt omdat er gelet op de beschikbare capaciteit weliswaar kwantitatieve keuzes zijn gemaakt, maar dat hierbij wel rekening is gehouden met de uitkomst van de risicoanalyse. De activiteiten met de hoogste risico’s worden meer intensief gecontroleerd en naarmate het risico afneemt worden de activiteiten minder intensief gecontroleerd.

Een restrisico is aan de orde ten aanzien van de diepgang van de uit te voeren bouwcontrole.

Restrisico toezicht APV/Bijzondere wetten

Bij het toezicht in de openbare ruimte is gekozen voor een aanpak op basis van onderwerpen en thema’s die binnen onze gemeente belangrijk worden gevonden. Tijdens dit toezicht wordt aandacht gegeven aan deze gewenste lokale accenten. Het restrisico wordt gevormd door de aanwezige formatie. Voor onze gemeente zijn 3 gemeentelijke boa’s en 1 groen- boa beschikbaar. Deze boa’s moeten hun beschikbare uren verdelen over een groot grondgebied en kunnen dus niet ‘overal gelijktijdig’ zijn. In het gebiedsgerichte toezicht worden ook de ingekomen klachten meegenomen. Bij urgente klachten wordt direct gereageerd, maar het kan voorkomen dat zich op enig moment twee of meerdere urgente klachten of incidenten gelijktijdig voordoen. Op basis van een weging van het aanwezige risico bij de diverse situaties wordt dan een keuze gemaakt en bestaat de kans dat er niet of niet direct gereageerd kan worden op een klacht/incident.

Restrisico (juridische) handhaving

Het restrisico is laag omdat er geen kwantitatieve en kwalitatieve keuzes zijn gemaakt. Met de binnen de gemeente totaal beschikbare capaciteit voor juridische werkzaamheden kunnen alle verwachte juridische handhavingsdossiers worden afgehandeld. De opgenomen aantallen betreffen verwachtingen. Het kan zijn dat er in het geplande uitvoeringsjaar meer of minder juridische zaken op de gemeente afkomen.

  

Ondertekening