Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Boxtel 2011

Geldend van 22-04-2011 t/m heden

Intitulé

Marktverordening 2011

De raad van de gemeente Boxtel;

gelezen het raadsbesluit van 15 december 2009, nr. 0910705, inzake Aanpassing van een aantal verordeningen in verband met de Lex silencio positivo;

gelezen het voorstel van het college van 01-02-11;

gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

gehoord de commissie Bestuurlijke Zaken;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markt(en);

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Boxtel 2011

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag aan een vergunninghouder ter beschikking wordt gesteld, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    standwerken: de activiteit waarbij de standwerker publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

  • f.

    standwerkerplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • g.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    marktmeester: de persoon, die als zodanig is aangewezen door het college;

  • i.

    plaatsvervangend marktmeester: de als zodanig door het college aangewezen persoon, die bij afwezigheid van de marktmeester zal optreden;

  • j.

    branche-indeling: de indeling in artikelengroepen en het aantal vastgestelde vaste plaatsen per artikelengroep;

  • k.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • l.

    marktgeld: Het bedrag dat de vergunninghouder verschuldigd is op basis van de Verordening marktgelden 2011.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en welke als standwerkerplaats.

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen of branches;

    • b.

      een maximumaantal standplaatsen per branche.

Artikel 3. Nadere regels

Het college is bevoegd regels en/of nadere regels te stellen betreffende het verlenen, aanpassen, intrekken en overschrijven van vergunningen. Daarnaast kan het college ook andere regels stellen die het college nodig acht ten behoeve van het ordentelijke verloop van de markt.

Artikel 4. Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning en/of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen

Artikel 5. Standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op de markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 6. Vereisten

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Het college kan een vergunning en/of ontheffing voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 8. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 9. Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats;

  • d.

    niet, of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 10. Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 11. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester/plaatsvervangende marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

  • 2. Bij het inwerkingtreden van deze verordening vervalt de Marktverordening Boxtel 2001.

Artikel 13. Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening 2001 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening 2001 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Marktverordening gemeente Boxtel 2011”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 29-03-11.
De gemeenteraad van Boxtel,
de griffier,
mw. Ir. V.M.E. van den Broek
de voorzitter,
F.H.J.M. van Beers

Algemene toelichting

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.

Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet).

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Inhoud

Hoofdstuk 1 van de Marktverordening 2011 Boxtel bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat bepalingen over de vergunningen. Hoofdstuk 3 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Mandaat

Waar in deze verordening het college staat, bestaat de mogelijkheid te mandateren, overeenkomstig afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college kan zijn bevoegdheden aan onder andere de marktmeester mandateren, maar niet delegeren in verband met het verbod tot de delegatie aan ondergeschikten (artikel 10:14 Awb).

Vrijhouden van het marktterrein

Het marktterrein is aangewezen als weg waar voertuigen kunnen worden weggesleept.

Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen op basis van de Wegenverkeerswetgeving én de Wegsleepverordening worden weggesleept (lex specialis).

Het parkeren van voertuigen op het marktterrein is in de Marktverordening strafbaar gesteld. Daarom kunnen desbetreffende voertuigen met toepassing van 'normale' bestuursdwang worden verwijderd.

Het college kan op grond van artikel 2.4.10 lid 5 APV het marktterrein aanwijzen als plaats waar het verboden is op de door hem aangewezen uren zich met een fiets of bromfiets te bevinden.

Marktcommissie

Er is geen apart lid meer opgenomen met betrekking tot het instellen van een marktcommissie aangezien dit al in artikel 84 van de Gemeentewet is geregeld.

Verificatieplicht Vreemdelingenwet 2000

In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan. Artikel 9, tweede lid, van de Vw 2000 schept een verplichting om desgevraagd bij een aanvraag voor een beschikking anders dan op grond van de Vw 2000, een document te overleggen waaruit het rechtmatige verblijf blijkt. Bij de vergunningverlening met betrekking tot de markt dient de gemeente hier rekening mee te houden.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Het onder n genoemde college van burgemeester en wethouders kan als bestuursorgaan besluiten in de zin van de Awb nemen. Tegen deze besluiten kan in beginsel bezwaar en vervolgens beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedureregels van de Awb.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Teneinde de orde op de markt te waarborgen, zal de mogelijkheid worden gecreëerd voor het handeldrijven met verkoopwagens op afzonderlijke gedeelten van het marktterrein. Eigen materiaal dat technisch inpasbaar is (verkoopwagen of markavan) kan gewoon in de rij geplaatst worden. Er zijn echter verkoopwagens die niet technisch inpasbaar zijn. Daarvoor is die afzonderlijke ruimte bedoeld.

De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.

Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument. De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten.

Artikel 3 Nadere regels

Het college is op grond van dit artikel bevoegd nadere regels te stellen. Het college kan er ook voor kiezen beleidsregels in plaats van nadere regels vast te stellen.

De marktverordening uit 2001 bevatte een vrij uitgebreide regeling van de markt.

Uiteraard is het ook mogelijk dat de raad een marktverordening op hoofdlijnen vaststelt en daarbij meerdere zaken door het College laat regelen. Met de herziening van de verordening is er voor gekozen om de verordening in te korten en in de verordening alleen de bepalingen op te nemen welke betrekking hebben op kaderstelling. De uitvoerende bepalingen kunnen worden opgenomen in een door het college vast te stellen marktreglement.

Artikel 4. Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 10 is eveneens van toepassing.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen

Artikel 5. Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden, zie artikel 4. De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. Standplaatsen mogen dus niet door de vergunninghouder worden verhuurd.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op de markt is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

Artikel 6. Vereisten

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren of in te trekken.

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

In dit artikel worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. Er is een sanctiebeleid uitgewerkt waarin is aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken. Dit sanctiebeleid is te vinden in de bijlagen van het Protocol Marktmeester.

Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.

Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In het voorgaande artikel is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 9) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.

In dit artikel is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in dergelijke situaties de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats. In de beschikking tot uitsluiting moet worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat en om welke concrete dagen.

Het in onderdeel d genoemde is opgenomen ter bestraffing van niet-betalende

dagplaatshouders of standwerkers.

Artikel 9. Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in dit artikel geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 9 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.

Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het COM de wens naar voren om dergelijke ‘verkapte stille kramers’ aan te kunnen pakken. In het COM werken drie partijen samen: de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders (NVM), de afdeling Markt-, Straat- en Rivierhandel (MSR) van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH).

Artikel 10. Strafbepaling

Ten aanzien van de in dit artikel opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de organisatie betreft een administratieve afhandeling de voorkeur.

Artikel 11. Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Door toevoeging van de marktmeester is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren.

Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met Aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De aanwijzing als toezichthouder op grond van artikel 11 is dus al de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur-generaal.

Artikel 12. Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding dient zodanig te worden vastgesteld dat de betrokkenen tijdig kennis kunnen nemen van de nieuwe regeling. Artikel 142 van de Gemeentewet is slechts bedoeld als vangnet voor het geval een bepaling betreffende de inwerkingtreding achterwege is gelaten. Artikel 139 maakt duidelijk dat zonder bekendmaking de marktverordening niet in werking treedt.

Artikel 13. Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering ‘besluiten’ van het eerste lid vallen o.a. vergunningen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is bepaald dat aanvragen voor vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt.

Artikel 14. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.