Regeling vervallen per 11-08-2017

Regeling verkoopwagens & verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties op weekmarkten

Geldend van 01-03-2004 t/m 10-08-2017

Intitulé

Regeling verkoopwagens & verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties op weekmarkten

Het college van burgemeester en wethouders van Breda,

Gelet op het bepaalde in artikel 162 en 151 Gemeentewet,

Overwegende dat het gewenst is beleidsregels als bedoeld in artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht vast te stellen ter bescherming van de in (de toelichting van) artikel 8 en artikel 26 Marktverordening Breda 2002 bedoelde belangen,

Besluiten de volgende beleidsregels vast te stellen ten aanzien van verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties en verkoopwagens:

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definitie verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties

Onder verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties wordt verstaan: alle apparatuur die gebruikt wordt voor het bakken en braden, grillen, koken of op enigerlei andere wijze verhitten van voedselproducten.

Artikel 2. Definitie verkoopwagen

Onder verkoopwagen wordt verstaan hetgeen hierover is bepaald in artikel 1 onder k van de Marktverordening Breda 2002.

§2. verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties

Artikel 3. Ontheffingsverzoek

  • 1. Een verzoek tot ontheffing voor het plaatsen van verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties dient schriftelijk te worden ingediend en voorzien te zijn van een duidelijke omschrijving van de gebruikte apparatuur, de noodzaak en de benodigde energiebronnen en energievermogen.

  • 2. Uit het ontheffingsverzoek zal tevens moeten blijken op welke wijze (geur-)overlast alsmede vervuiling aan bestrating en marktkramen zal worden tegengegaan.

Artikel 4. Situering & brandveiligheid

  • 1. Een ontheffing voor het gebruiken van verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties kan slechts worden verleend, indien deze apparatuur wordt gesitueerd op een plaats waar hier uit oogpunt van brandveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.

  • 2. Toewijzing van die plaatsen kan alleen op de aangewezen en beschikbare locaties.

Artikel 5. Goedkeuring Brandweer

Een ontheffing voor het gebruik van verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties kan slechts worden verleend indien deze apparatuur door de Brandweer Breda, afdeling preventie is goedgekeurd.

Artikel 6. Proefopstelling

Het college kan een proefopstelling eisen voordat zij op een verzoek beslissen.

Artikel 7. (Geur-)overlast & vervuiling

Bij herhaalde constatering van (geur-)overlast, vervuiling of aantasting van de markt of bestrating kunnen nadere voorschriften worden opgelegd danwel kan de ontheffing worden ingetrokken.

§3. Verkoopwagen

Artikel 8. Aanvraag verkoopwagen

Een aanvraag om toestemming voor het plaatsen van een verkoopwagen dient schriftelijk te worden ingediend en voorzien te zijn van een duidelijke tekening met maatvoering en een afbeelding van de verkoopwagen.

Artikel 9. Voorwaarden plaatsing verkoopwagen

Voor het gebruik van een verkoopwagen op de weekmarkten kan slechts een toestemming worden verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    De verkoopwagen dient inpasbaar te zijn op de markt, volgens de vastgestelde tekening met maatvoering van de indeling van het marktterrein;

  • 2.

    De verkoopwagen mag geen grotere lengte hebben dan de meters die voor huurkramen zijn toegewezen;

  • 3.

    Dissels, zij- en achterkleppen, deuren en andere voorwerpen mogen in de verkoopopstelling niet uitsteken buiten de toegewezen standplaats;

  • 4.

    De breedte van de verkoopwagen mag niet groter zijn, dan de meters die voor hun huurkramen zijn toegewezen;

  • 5.

    De hoogte van de voorste begrenzing van de verkoopwagen dient ten minste twee meter te zijn. De hoogte van de voorklep van de verkoopwagen, die oversteekt buiten de toegewezen standplaats dient minimaal 2,10 meter te bedragen. De voorklep moet bij calamiteiten direct inklapbaar zijn;

  • 6.

    Gebruik maken van de verkoopwagen kan alleen als daarvoor geen huurkramen behoeven te worden afgebroken of verplaatst, tenzij daarvoor toestemming is gekregen van de betrokken standplaatshouder en de kramenexploitant;

  • 7.

    Aan de voor- en zijkanten van de verkoopwagens mogen geen zeilen of ander materiaal worden aangebracht, die de doorgang aan de verkoopzijde hinderen of het uitzicht op de naastgelegen kramen c.q. standplaatsen beperken;

  • 8.

    De verkoopwagen mag geen cabinegedeelte bevatten;

  • 9.

    De wijze van het plaatsen van de verkoopwagen en het tijdstip waarop dit dient te geschieden moet in overleg met de marktmeester worden bepaald. Het plaatsen en het verwijderen van de verkoopwagen kan slechts plaatsvinden op het tijdstip, waarop de situatie op de markt dat toelaat en gebruikers van kramen niet onnodig worden belemmerd in het op- en afrijden.

Artikel 10. Proefopstelling

Het college kan een proefopstelling eisen voordat zij op een aanvraag beslissen.

Artikel 11. Maximumstelsel

Het college kan een maximum aantal verkoopwagens per markt vaststellen.

Indien het maximum aantal verkoopwagens per markt is bereikt, worden gegadigden voor het gebruik van een verkoopwagen ingeschreven op een daartoe aangelegde wachtlijst. Voor de volgorde van toewijzing is de datum van inschrijving, en bij gelijke inschrijvingsdata de datum van toewijzing van een standplaats op de markt, bepalend.

§4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12. Indienen aanvraag

Voor reeds opgestelde verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties en/of verkoopwagens dient binnen 6 weken na inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag ingediend te worden.

Artikel 13. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze regels kunnen worden aangehaald als “Regeling verkoopwagens & verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties op weekmarkten”.

  • 2. Deze regels treden in werking met ingang van de dag na die waarop de bekendmaking heeft plaatsgevonden.

Toelichting Regeling verkoopwagens & verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties op weekmarkten

Algemeen

Uit de toelichting van de Marktverordening 2002 blijkt dat deze verordening het gebruik van verkoopwagens alsmede het gebruik van verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties niet onmogelijk heeft willen maken.

Vanwege milieu- en brandveiligheidsbelangen alsmede het beperken van overlast dient in een beleidsregeling het kader te worden bepaald wanneer wel en wanneer geen toestemming/ontheffing kan worden verleend.

De Brandbeveiligingsverordening Breda 1997 is weliswaar van toepassing op individuele verkoopwagens of marktkramen, zij het dat deze niet vergunningplichtig zijn in de zin van artikel 2.1.1 van genoemde Brandbeveiligingsverordening. De redactie van deze verordening is zodanig dat een inrichting een minimale hoeveelheid stoffen in de zin van het Bouwbesluit zijn. Voorgaande betekent dat gebruikers van verkoopwagens en standplaatsen in beginsel niet gebonden zijn aan de regels van de Wet milieubeheer. Om de belangen van aantrekkelijkheid van de markt, brandveiligheid, beperking (geur-)overlast e.d. voldoende te kunnen waarborgen is derhalve deze beleidsregeling in het leven geroepen.

Per paragraaf zal hieronder een korte toelichting worden gegeven.

Toelichting per paragraaf

§ 1. Definities

Deze paragraaf spreekt voor zich.

§ 2. Verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties

Wanneer een vergunninghouder verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties wil plaatsen dient hij hiervoor een ontheffing aan te vragen. Uit de aanvraag van een dergelijke ontheffing moet duidelijk blijken om welke apparatuur het gaat en welk vermogen hiermee gepaard gaat. Het enkele feit dat een ontheffing wordt verleend (lees: niet wordt geweigerd) betekent nog niet daarmee ook van gemeentewege alle benodigde voorzieningen (zoals electra e.d. beschikbaar kunnen worden gesteld). Het een en ander zal afhangen van de reeds aanwezige energievoorzieningen en de kosten om bijvoorbeeld de gevraagde hoeveelheid vermogen te leveren.

Op bijgevoegde tekeningen is per markt aangegeven op welke (stand-)plaatsen van de verschillende weekmarkten géén bak- en braadapparatuur mag worden geplaatst. Deze indeling wordt gehanteerd uit oogpunt van brandveiligheid. De locaties moeten daarnaast ook wel beschikbaar zijn.

In zijn algemeenheid kan worden opgemerkt dat verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties niet zijn toegestaan indien de plaats alwaar deze worden gebruikt door meerdere kramen of verkoopwagens is ingesloten, waardoor bij eventuele calamiteiten een verhoogd verspreidingsgevaar bestaat.

De te gebruiken verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties dienen vooraf gekeurd te worden door de Brandweer. Het afkeuren van deze apparatuur geldt als een negatief advies aan het college om een dergelijke ontheffing te verlenen.

De regels waar de verkoopwagens, kramen met verwarmingstoestellen, bak- en of kookinstallaties alsmede de situering van de verkoopwagens en kramen dienen te voldoen aan de door de brandweer opgestelde ‘Brandveiligheidsvoorschriften regeling verkoopwagens’. Deze voorschriften vervallen als het hoofdstuk Brandveiligheid van marktterreinen van de nadere regels Brandbeveiligingsverordening wordt vastgesteld.

Toelichting artikel 5:

Voor een ontheffing voor het gebruik van verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties in verkoopwagens zal een jaarlijkse keuring plaatsvinden door en bij de afdeling preventie van de brandweer Breda. Voor losse bak-, braad- en verwarmingsapparatuur zijn in de bijgevoegde ‘Brandbeveiligingsvoorschriften regeling verkoopwagens’. Deze voorschriften vervallen als het hoofdstuk Brandveiligheid van marktterreinen van de nadere regels Brandbeveiligingsverordening wordt vastgesteld.

Een ontheffing zal eveneens kunnen worden geweigerd indien uit de aanvraag onvoldoende duidelijk wordt hoe eventuele overlast zal worden voorkomen. Hierbij geldt dat met name bij viszaken een verhoogde kans op geuroverlast ontstaat wanneer geen passende voorzieningen (zoals een filterinstallatie al dan niet aangevuld met neutraliserings-vloeistoffen) worden gehanteerd. Uit oogpunt van geuroverlast lijkt een filterinstallatie voor pindazaken en stroopwafelzaken in beginsel niet noodzakelijk.

Een zelfde redenering kan worden gevolgd voor het gebruik van warmhoudapparatuur.

§3. Verkoopwagen

Toelichting op artikel 9E

Om te kunnen garanderen dat de genoemde klep ook daadwerkelijk onmiddellijk kan worden ingeklapt, mogen er geen voorwerpen aan deze klep worden aangebracht. De reden is dat voor nood- en hulpverleningsvoertuigen de doorgangsbreedste gegarandeerd moet blijven.

Toelichting op artikel 9H

Een cabinegedeelte betreft normaal gesproken het bestuurdersgedeelte met motor en brandstoftank. Uit oogpunt van brandveiligheid wordt een opeenhoping een concentratie van brandstoffen op een markt onaanvaardbaar geacht.

§4. Overgangs- en slotbepalingen

Deze paragraaf spreekt voor zich.

Brandveiligheidsvoorschriften regeling verkoopwagens.

Opstelling van verkoopwagens en kramen met bak- en braadapparatuur.

  • 1.

    Het marktterrein dient gemakkelijk bereikbaar te zijn voor brandweervoertuigen. Voorwerpen en uitstallingen in de nabijheid van bochten mogen slechts zodanig zijn opgesteld dat deze bocht zonder problemen met brandweervoertuigen is te passeren. De stralen van de bochten in de rijloper moeten tenminste voldoen aan de rijcurven van de bij brandweer Breda in dienst zijnde brandweervoertuigen;

  • 2.

    De vrije doorgang voor brandweervoertuigen door, van en naar straten dient volledig gehandhaafd te blijven. Hiertoe dient een permanent vrije rijloper aanwezig te blijven met een breedte van 3,50 meter en een hoogte van 4,20 meter. De breedte van de rijloper wordt bepaald door de afstand tussen het verst uitstekende deel van de kramen en het verst uitstekende deel van het tegenover gelegen object;

  • 3.

    De permanent vrije rijloper met een doorgangsbreedte van 3,5 meter dient bij voorkeur in rechte lijn aanwezig te zijn om brandweer­voertuigen onbe­lemmerd doorgang te verlenen. Versprin­gend opstel­len van kramen is toegestaan mits daarbij het gestelde in punt 4 en 5 in acht wordt genomen;

  • 4.

    Blusleidingen, brandkranen en andere dergelijke bluswa­tervoorzieningen dienen volledig te worden vrijgehouden en voor onmiddellijk gebruik door de brandweer vanaf de rijloper te bereiken zijn zonder het passeren van obstakels;

  • 5.

    De toegangen of (nood )uitgangen van winkels, woningen of andere gebouwen mogen niet worden versperd of belemmerd;

  • 6.

    Aanwezige (straat)afzettingen dienen in voorkomende gevallen direct en zonder bijzondere hulpmiddelen verwijderbaar te zijn, om zodoende brandweervoertuigen vrije doorgang te verlenen.

Kramen met bak- en braadapparatuur.

  • 7.

    De daken en verticale afschei­dingen moeten bestaan uit materialen waarvan de brandvoort­plan­tingsbijdra­ge tenminste valt in klasse 2 van de norm NEN 6065, in klasse B2 van de Duitse norm DIN 4102 of in klasse M2 van de Franse norm NF P 92-503;

  • 8.

    Op de te gebruiken materialen dient een merkteken te worden aangebracht waaruit blijkt dat de materialen voldoen aan de gestelde eisen. Het merkteken dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • a.

      Fabrikant en type van het materiaal;

    • b.

      Klasse van brandvoort­plan­tingsbijdra­ge en de vermelding van de betreffende norm;

    • c.

      Nummer van het keuringsrapport van het Instituut dat het materiaal heeft gekeurd;

  • 9.

    De basisconstructie van het object dient van materialen te zijn ver­vaardigd, die bij verhitting niet onmiddellijk vlam vatten of be­zwijken;

  • 10.

    Voor de situering van kramen waarin gebruik wordt gemaakt van verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      De kramen dienen aan de buitenrand van het marktterrein worden geplaatst;

    • b.

      De kramen waarin ten behoeve van bakken en braden oliën en vetten worden verwarmd, dienen minimaal 5,0 meter uit de gevels van aanwezige bebouwing worden geplaatst, tenzij de gevel waartegen de kraam wordt geplaatst een brandwerendheid bezit van minimaal 30 minuten. Dan geldt een afstand van minimaal 2,0 meter;

    • c.

      De kramen waarin geen oliën en vetten worden verwarmd, dienen minimaal 2,0 meter uit de gevels van aanwezige bebouwing worden geplaatst;

    • d.

      De afstand tussen bedoelde kramen en de belendende kramen moet ten minste 2,0 meter bedragen.

  • 11.

    De verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties dienen te worden opgesteld op onbrandbaar en de warmte slecht geleidend materiaal. De warmtebron van het toestel moet tenminste 30,0 cm verwijderd staan van brandbare materialen;

  • 12.

    Het hebben van open vuur ter bereiding van gerechten of voor andere verwar­mingsdoeleinden, anders dan in speciaal daarvoor ingerichte en vervaardigde toestellen, is niet toegestaan;

  • 13.

    In de onmiddellijke nabijheid van de verwarmings­toestellen dienen goed passende en hanteerbare deksels aanwezig te zijn om pannen of vaatwerk met oververhit of brandend vet of olie af te dekken;

  • 14.

    In bedrijf zijnde verwarmingstoestellen mogen niet ver­plaatst wor­den;

  • 15.

    De verwarming mag geschieden door middel van flessengas. De gasinstallatie moet voldoen aan de NEN 2920 en aan de NPR 2921;

  • 16.

    De verwarming mag geschieden door middel van vaste brand­stof. Deze brandstof dient dan ontstoken te worden door middel van daarvoor geschikte ontstekings­blokjes van vaste brandstof. Het gebruik van vloeibare aansteekmiddelen, zoals spiritus, benzine etc. is niet toegestaan;

  • 17.

    Indien de verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties gevoed worden door een Energiebe­drijf te leveren energie­vorm, dan dient aan de voorwaarden van dit bedrijf te worden voldaan;

  • 18.

    De gehele elektrische installatie, vanaf de elektrische toestellen tot aan de aansluitkast van het Energiebedrijf, dient te zijn uitgevoerd overeenkomstig de NEN 1010;

  • 19.

    In elke kraam waarin verwarmingstoestellen, bak- en/of kookinstallaties staan opgesteld, dient onder handbereik een blusappa­raat met een inhoud van 6 kg blusstof, geschikt voor het blussen van branden van het type A, B en C aanwezig te zijn. Het blustoestel dient van een rijkskeurmerk te zijn voorzien;

  • 20.

    De blusapparaten dienen jaarlijks gekeurd te zijn, ten bewijze waarvan een keuringsbewijs aanwezig dient te zijn.