Beleidsnotitie verbranden van afvalstoffen

Geldend van 30-06-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsnotitie verbranden van afvalstoffen

Hoofdstuk 1 Aanleiding herziening beleidsregel verbranden van afvalstoffen gemeente Bronckhorst

Artikel 1.1 Algemeen

De wet- en regelgeving met betrekking tot het verbranden van afval is met ingang van 23 mei 2003 in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen. Hoofdstuk 10 voorziet in de mogelijkheid om voor het verbranden van bepaalde vormen van afval een ontheffing te verlenen.

Artikel 1.2 Huidige beleidsregel

Op 5 december 2006 is de beleidsregel verbranden van afvalstoffen gemeente Bronckhorst vastgesteld. Deze beleidsregel geeft invulling aan die ontheffingsmogelijkheid.

Artikel 1.3 Herziening beleidsregel

In de afgelopen jaren is uitvoering gegeven aan de beleidsregel uit 2006. In die periode is gebleken dat het beleid op onderdelen aanpassing behoeft. Daarom is er voor gekozen om het beleid te herzien. In deze notitie is beoordeeld in hoeverre de beleidsregel werkelijk praktisch uitvoerbaar is en waar mogelijk de uitvoerbaarheid verbeterd kan worden. Dit om te komen tot een meer efficiënte manier van afhandeling, wat de klantgerichtheid weer ten goede komt.Bij het formuleren van de argumenten is het wel van belang om het doel van deze notitie niet uit het oog te verliezen. Dat is namelijk:

  • 1.

    verwaarlozing van het landschap tegen gaan en

  • 2.

    de inwoners van het buitengebied van Bronckhorst de mogelijkheid bieden zich te ontdoen van hun snoeiafval afkomstig van landschappelijk onderhoud zonder dat dit onevenredig hoge kosten met zich meebrengt zonder daarbij de milieubelangen uit het oog te verliezen.

Op dit moment zijn er nog geen gelijkwaardige alternatieven die zonder een aanzienlijke toename van de kosten kunnen worden ingezet. Wat verstaan moet worden onder ‘landschappelijk onderhoud’ wordt later in deze beleidsregel nader omschreven.Verder regelde de beleidsregel van 5 december 2006 ook het ontheffingenbeleid ten aanzien van vreugdevuren zoals paasvuren. In de praktijk is voor een aantal paasvuren ook een evenementen¬vergunning nodig. De mogelijkheid om deze twee procedures te integreren komt in deze notitie aan bod.

Hoofdstuk 2 Wettelijk kader

Artikel 2.1 Wet milieubeheer

Vanaf 23 mei 2003 is het op grond van artikel 10.1 Wet milieubeheer verboden afvalstoffen op het terrein van vergunningplichtige inrichtingen te verbranden. Voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen zijn twee artikelen in de Wet milieubeheer aangepast:

  • 1.

    Artikel 10.2 sub 1: Dit artikel geeft een algeheel verbod op het ontdoen van afvalstoffen door deze te storten of te verbranden buiten het terrein van inrichtingen.

  • 2.

    Artikel 10.63 sub 2: Dit artikel geeft Burgemeester en Wethouders onder voorwaarden de mogelijkheid voor het verlenen van een ontheffing voor het verbranden afvalstoffen (voor zover het bijvoorbeeld geen gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijke afvalstoffen zijn).

Artikel 2.2 APV

Veel gemeenten, waaronder de gemeente Bronckhorst, hebben in de APV opgenomen dat verbranden is toegestaan indien het betreft:

  • 1.

    Het verbranden van snoeiafval ontstaan door onderhouds-/verzorgings-werkzaamheden aan bomen en struiken in het buitengebied;

  • 2.

    Het verbranden van opstand en/of gewassen in het buitengebied indien deze besmet is/zijn met een voor soortgelijke opstand of gewassen besmettelijke ziekte en vernietiging door vuur noodzakelijk is;

  • 3.

    Het stoken van traditionele paasvuren of kampvuren.

Hoofdstuk 3 Overwegingen verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen

Artikel 3.1 Aanleiding

Voorheen stond het Ministerie van VROM op het standpunt dat groenafval afgevoerd moest worden naar een biomassa-energiecentrale of composteerinrichting. Groenafval mocht uitsluitend worden verbrand als het niet op een andere manier kan worden verwerkt of als er sprake is van een besmettelijke ziekte. Deze houding zou naar verwachting leiden tot verwaarlozing van het onderhoud van landschappelijke elementen in het buitengebied vanwege hoge afvoer- en verwerkingskosten van het snoeiafval. Uit de kamerbehandeling van het wetsvoorstel is daarom een genuanceerder ontheffingenbeleid voorgesteld waarbij ontheffing kan worden verleend voor:

  • 1.

    Vreugdevuren, zoals bijvoorbeeld paas- of kampvuren (zie ook hoofdstuk 9).

  • 2.

    Instandhouding van waardevolle cultuurlandschappen, in het kader van kleinschalig landschapsbeheer/-onderhoud (onderhoud landschappelijke elementen).

  • 3.

    Bestrijding van besmettelijke ziekten (zie ook hoofdstuk 10).

Ontheffingen zijn mogelijk zolang het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet. Dit betekent uiteindelijk dat veel afvalstoffen niet mogen worden verbrand. Het verbranden van niet alleen gevaarlijke afvalstoffen, maar bijvoorbeeld ook huishoudelijke afvalstoffen brengt een onaanvaardbare verontreiniging van de lucht en bodem met zich mee. Het verbranden van afvalstoffen in de open lucht gebeurt namelijk niet onder ideale omstandigheden. Door een te lage temperatuur bij de ontbranding ontstaat er een onvolledige verbranding. Hierdoor wordt een aanzienlijke hoeveelheid schadelijke stoffen in de lucht geëmiteerd of blijft op of in de bodem achter. Door alleen het verbranden toe te staan voor de eerder genoemde categorieën wordt het milieu zo veel mogelijk beschermd.

Artikel 3.2 Landschappelijk element

Onder landschappelijk elementen moet worden verstaan: bomen en struiken in het buitengebied (solitair of in de vorm van een singel/houtwal) die geen onderdeel uitmaken van tuinen.Onder onderhoud van landschappelijk elementen wordt ook verstaan het verbranden van opstanden en/of gewassen in het buitengebied als deze besmet zijn met een voor soortgelijke opstanden of gewassen besmettelijke ziekte en vernietiging door vuur daardoor noodzakelijk is. In hoofdstuk 9 wordt hier verder op ingegaan.  

Hoofdstuk 4 Ontheffing

Artikel 4.1 Wettelijke kaders ontheffingsmogelijkheid

Op grond van twee juridische kaders kan voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen een ontheffing worden verleend:Algemene Plaatselijke Verordening In artikel 5.5.1 van de APV is onder andere opgenomen dat het verboden is afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken. Verder staan in het artikel voorwaarden wanneer een ontheffing moet worden aangevraagd en wanneer een ontheffing wel of niet kan worden verleend.Wet milieubeheer Een ontheffing op grond van de Wet milieubeheer kan alleen worden geweigerd als het belang van de bescherming van het milieu zich daar tegen verzet. Een ontheffing op grond van de Wet milieubeheer kan daarom niet worden geweigerd indien de openbare orde en veiligheid in het geding zijn

Artikel 4.2 Samenvoeging wettelijke kaders tot één procedure

Voor het verbranden van snoeihout zijn dus twee ontheffingen noodzakelijk. Om de procedure voor de burger niet te omvangrijk te maken kunnen de twee procedures worden samengevoegd. Dit houdt in dat er één ontheffing kan worden aangevraagd en verleend waarin zowel de milieubelangen als de belangen voor openbare orde, veiligheid, woon- en leefomgeving en de flora en fauna worden afgewogen.Zoals al eerder is aangegeven wordt conform het huidige beleid voorgesteld de stookontheffing uit de APV te integreren in de stookontheffing op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 4.3 Nieuw Artikel

Snoeihout dat in aanmerking komt voor een stookontheffing moet hout zijn dat is ontstaan bij landschappelijke onderhouds- en/of verzorgings¬werkzaamheden aan solitaire bomen en struiken in het buitengebied. Ontheffing wordt verleend tot maximaal 50 m3. Door het opnemen van een maximum worden de milieuhygiënische gevolgen beperkt tot een acceptabel niveau. Daar komt bij dat in de praktijk de hoeveelheid te verbranden snoeihout beduidend minder is dan 50 m3. Vanzelfsprekend zijn de milieugevolgen bij verbranding van minder snoeihout dan ook beperkter. Verder moet voldaan worden aan een aantal vastgestelde afstanden (zie hoofdstuk 6). Ook worden aan de ontheffing voorschriften verbonden. In deze voorschriften is nader uitgewerkt onder welke voorwaarden en omstandigheden het snoeihout verbrand mag worden.

Artikel 4.4 Nieuw Artikel

Een ontheffing voor het verbranden van houtachtige gewassen die op een andere wijze vrijkomen dan genoemd onder paragraaf 4.3, zal niet worden verleend. Snoeihout en takken afkomstig van bijvoorbeeld tuinonderhoud in het buitengebied wordt niet aangemerkt als een afvalstof afkomstig van onderhoud van landschappelijke elementen en mogen niet worden verbrand. Dat groenafval moet worden afgevoerd (container, milieustraat), of verwerkt in een composthoop of moet worden versnipperd. Verder mag binnen de bebouwde kom geen snoeihout worden verbrand. Ook mogen snoeihout en takken, afkomstig van binnen de bebouwde kom, niet buiten de bebouwde kom worden verbrand.

Artikel 4.5 Nieuw Artikel

Door verschillende instanties en inwoners is in het verleden gevraagd of het niet mogelijk is een algemene ontheffing te verlenen. Als reden wordt de lange proceduretijd en een veelvoud van aanvragen genoemd. Zowel in de APV als in de Wet milieubeheer wordt gesproken over het verlenen van een ontheffing. De bedoeling hiervan is dat per verzoek wordt beoordeeld of een ontheffing verleend kan worden. Het gaat dus om het verlenen van een ontheffing van een wettelijk verbod of een uitzondering op de regel. In dat kader kan geen algemene ontheffing worden verleend. Het staat de gemeente zelfs vrij om een absoluut verbrandingsverbod in de gemeente te hanteren. Uiteindelijk gaat het hier namelijk om een bevoegdheid – en geen plicht – om een ontheffing te verlenen. 

Hoofdstuk 5 Stookperiode

Artikel 5.1 Huidig beleid

In het huidige beleid is het mogelijk om het volgende aan te vragen:

  • 1.

    een éénmalig ontheffing;

  • 2.

    een ontheffing voor één kalenderjaar;

  • 3.

    een ontheffing voor maximaal 3 kalenderjaren.

Daarbij werd wel steeds aangegeven binnen welke periode het snoeihout verbrand mocht worden en onder welke voorwaarden.

Artikel 5.2 Evaluatie

In de praktijk worden het hele jaar door ontheffingen verleend. Dit wisselt van een éénmalige ontheffing tot een ontheffing voor meerdere jaren. Daarbij wordt geen rekening gehouden met flora en fauna en niet aangesloten bij het snoeiseizoen. Door geen rekening te houden met het broedseizoen worden broedende vogels in brandstapels bedreigd en verstoord. Ook wordt met het huidige beleid de kans geboden om in droge periodes te branden (tenzij de regionale brandweer een code rood (algemeen stookverbod) heeft afgekondigd).De meerjarige ontheffingen worden afgegeven voor een periode van maximaal 3 jaren. Door ontheffingen voor meerdere jaren te verlenen wordt het voor de gemeente moeilijker om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot verwerking van snoeiafval. Een ontwikkeling die op dit moment speelt is de mogelijke realisatie van een (regionale) biomassacentrale. In deze centrale wordt versnipperd snoeihout verbrand. De warmte die daarbij vrijkomt wordt omgezet in energie. Dit is een duurzame ontwikkeling die minder milieubelastend is dan de conventionele technieken. Zodra dit gestalte krijgt is het aan de gemeente om te onderzoeken of een inzamelstructuur kan worden opgezet waarmee zoveel mogelijk snoeihout richting de biomassacentrale wordt gebracht. Daardoor zal het aantal verbrandingen aanzienlijk verminderen. Dus door het verbranden te ontmoedigen zal men eerder geneigd zijn het snoeiafval af te geven bij de centrale dan wel op te laten halen ten behoeve van de centrale. Daarnaast wordt, door het afschaffen van de meerjarige ontheffingen, de aanvrager ontmoedigd om meerdere keren per jaar snoeiafval te verbranden. Hierdoor zal minder emissie naar bodem en lucht plaatsvinden.Verder worden de ontheffingen aangevraagd en verleend voor een periode van 6 weken. Als door bijvoorbeeld weersomstandigheden het niet mogelijk is om in die periode te branden, kan wel een verlenging van de stookontheffing worden aangevraagd. Deze worden altijd verstrekt zonder dat daarvoor leges in rekening worden gebracht. Deze manier van werken vormt een extra administratieve last voor zowel de aanvrager als de uitvoerend ambtenaar.

Artikel 5.3 Resultaat

Het verbranden van snoeihout toe staan van 1 november tot 16 maart van het volgende jaar tot een maximum van 50 m3. Een verzoek om ontheffing kan het hele jaar door worden ingediend. De ontheffing wordt verleend voor het éénmalig verbranden van snoeihout van 1 november tot 16 maart van het volgende jaar.Het opnemen van deze periode heeft meerdere redenen:

  • 1.

    In de maanden maart t/m juli is de kans groot dat dieren (vogels o.a.) zich gaan vestigen in de brandstapels. Het broedseizoen loopt van 15 maart t/m 1 augustus. Om te voorkomen dat (jonge) dieren ten prooi vallen aan het vuur wordt voorgesteld het verbranden van snoeihout in deze periode te verbieden. Uitzondering hierop zijn de paasvuren. Omdat de georganiseerde paasvuren altijd in het relatief kort tijdsbestek worden opgebouwd, is het niet aannemelijk dat zich in die periode veel dieren zullen gaan vestigen in het paasvuur. De kans op verstoring en/of beschadiging van de fauna zal verwaarloosbaar zijn.

  • 2.

    In de periode van juni tot en met oktober bestaat er kans op droogte. Om natuurbranden te voorkomen is het raadzaam om in deze periode structureel geen ontheffingen te verlenen.

Verzoeken voor het verbranden van meer dan 50 m3 worden niet gehonoreerd. Het aanvraagformulier wordt daar ook op ingericht.

Hoofdstuk 6 Afstanden

Artikel 6.1 Huidig beleid

Om gevaar, schade of hinder te voorkomen moeten minimaal de volgende afstanden in acht genomen worden, vanaf de contour van de brandstapel:

  • a.

    50 meter tot dichtstbijzijnde woning en gebouw van derden;

  • b.

    30 meter tot een eigen gebouw;

  • c.

    30 meter tot een opstapeling van oogstproducten;

  • d.

    Meer dan 50 meter tot bos en heideterreinen;

  • e.

    Meer dan 10 meter tot openbare wegen, bomen, hagen, watergangen, sloten of struikgewas.

Artikel 6.2 Evaluatie

Een deel van de afstanden in het huidige beleid (c. en e.) zijn bij de beoordeling niet te controleren. De genoemde objecten zijn namelijk moeilijk of niet zichtbaar op bijvoorbeeld de luchtfoto. Daarom bestaat er geen reden deze afstanden nog langer te hanteren. Dit maakt de beoordeling eenvoudiger en de handhaving beter uitvoerbaar.Verder wordt in het huidige beleid onderscheid gemaakt tussen de aan te houden afstanden tot een eigen gebouw en een gebouw van een derde. In principe maakt het niet uit om welk gebouw het gaat. In elke situatie moet voorkomen worden dat door het verbranden van snoeiafval een gebouw vlamvat. Daarom is het raadzaam deze twee categorieën samen te voegen.

Artikel 6.3 Resultaat

Om gevaar, schade of hinder te voorkomen moeten minimaal de volgende afstanden, vanaf de contour van de brandstapel, in acht genomen worden:

  • a.

    50 meter tot dichtstbijzijnde woning of gebouw;

  • b.

    Meer dan 50 meter tot bos, natuur- en heideterreinen. Wordt niet aan deze afstanden voldaan, dan zal de ontheffing niet worden verleend.

Hoofdstuk 7 Paas- of kampvuren met een traditionele achtergrond

Artikel 7.1 Huidig beleid

In de gemeenten kan sprake zijn van diverse vreugde- en kampvuren:

  • 1.

    Paasvuren, kerstboomverbrandingen en vreugdevuren: Bij het verbranden van snoeihout in het kader van paasvuren, kerstboomverbrandingen en andere vreugdevuren wordt over het algemeen meer dan 50 m3 snoeihout verbrand. Voor dergelijke verbrandingen, die voor het publiek toegankelijk zijn blijft de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot evenementen van kracht. Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening zal voor dergelijke evenementen een evenementenvergunning aangevraagd moeten worden. Ook moet er een stookontheffing aangevraagd worden op grond van de Wet milieubeheer en de APV.

  • 2.

    Kampvuren: Bij het verbranden van hout bij kampvuren is doorgaans geen sprake van het verbranden van een afvalstof aangezien de houder niet voornemens is om zich van een afvalstof te ontdoen. Voor zover het hout bij kampvuren geen afvalstof betreft is hiervoor geen ontheffing nodig van de Wet milieubeheer of van de APV.

Op dit moment wordt uitsluitend een ontheffing verleend voor paasvuren op één bepaalde dag in de periode na 19.00 uur. Daarbij gaat het om hoeveelheden van meer dan 50 m3 snoeihout. Gezien de hoeveelheid te verbranden materiaal en het aantal personen dat op de verbranding kan afkomen, is er een groter risico op brandoverslag en zijn extra veiligheidsmaatregelen noodzakelijk. Dit wordt vastgelegd in de voorschriften.

Verder moeten bij paasvuren en kampvuren de volgende afstanden minimaal in acht genomen worden (vanaf de contour van de brandstapel):

  • a.

    100 meter tot dichtstbijzijnde woning en gebouw;

  • b.

    30 meter tot een opstapeling van oogstproducten;

  • c.

    Meer dan 100 meter tot bos, natuur- en heideterreinen;

  • d.

    Meer dan 10 meter tot openbare wegen, bomen, hagen, watergangen, sloten of struikgewas.

Artikel 7.2 Evaluatie

Afstanden In lijn met de beoordeling in paragraaf 6.2 zijn de afstanden genoemd onder b. en d. niet of moeilijk te beoordelen. Daarom wordt afgezien van het opnemen van deze afstanden in de beoordeling en de voorschriften. Gezien de omvang van de brandstapel kan de afstand van 100 meter voor de categoriën a. en c. in stand blijven.Omvang brandstapel Alleen bij paasvuren wordt een ontheffing verleend voor meer dan 50 m3 snoeihout. Uit ervaring blijkt dat de meeste paasvuren groter zijn dan 50 m3, maar beduidend kleiner zijn dan de grotere paavuren zoals bijvoorbeeld in Velswijk en Baak.De aan te houden afstanden zijn voornamelijk gebaseerd op de grote paasvuren in onze gemeente. Dit betekent dat deze afstanden bij de kleinere paasvuren meer dan voldoende bescherming bieden aan de omgeving. Dit biedt ruimte om de grens van 50 m3 te verhogen naar 100 m3. Met deze wijziging hoeft de brandweer minder adviezen uit te brengen. Dit zorgt voor minder werkdruk bij de brandweer en een snellere en efficiëntere afhandeling van het verzoek.Ondanks dat we als gemeente proberen zoveel mogelijk produkten digitaal af te handelen is het in dit geval wenselijk de verzoeken af te laten handelen door een medewerker. Voor paasvuren van meer dan 100 m3 is dat noodzakelijk omdat de brandweer een advies moet uitbrengen. Voor paasvuren onder de 100 m3 is controle van de afstanden naar gebouwen en natuurterreinen van belang voordat de ontheffing wordt verleend. Daarom is voor paasvuren een apart digitaal aanvraagformulier ontwikkeld. Door het beantwoorden van slechts enkele vragen kan het verzoek eenvoudig bij ons worden ingediend. Uit de beoordeling zal dan blijken of nog aanvullende informatie nodig is.

Artikel 7.3 Resultaat

Alle verzoeken kunnen/moeten digitaal worden ingediend. Deze verzoeken worden beoordeeld door een medewerker en dus (nog niet) automatisch digitaal afgewikkeld.Bij de behandeling van de aanvraag zal met de volgende bepalingen rekening worden gehouden:

  • 1.

    Uitsluitend voor paasvuren wordt per buurtgemeenschap of (buurt)vereniging een ontheffing verleend voor het verbranden van meer dan 50 m3 snoeihout op eerste of tweede paasdag.

  • 2.

    Paasvuren boven de 100 m3 worden ter advisering voorgelegd aan de lokale brandweer.

  • 3.

    Om gevaar, schade of hinder te voorkomen bij paasvuren moeten de volgende afstanden, vanaf de contour van de brandstapel, minimaal in acht genomen worden:i. 100 meter tot dichtstbijzijnde woning en gebouw;ii. 100 meter tot bos, natuur- en heideterreinen.

Hoofdstuk 8 Procedure

Artikel 8.1 Huidig beleid

Op grond van artikel 10.63, tweede lid Wet milieubeheer (Wm) kunnen Burgemeester en Wethouders, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het in artikel 10.2, eerste lid Wm, gestelde verbod. Op basis van artikel 10.64 derde lid van de Wet milieubeheer geldt dat de uitgebreide procedure van de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is voor het verlenen van de ontheffingen voor het stookverbod.Deze procedure houdt in dat binnen 8 weken na de aanvraag een besluit wordt genomen. Dit besluit wordt schriftelijk aan de aanvrager meegedeeld en gepubliceerd in het huis-aan-huis blad “Contact”. Het besluit is vanaf dat moment van kracht en de aanvrager mag het snoeihout verbranden. Derden belanghebbenden kunnen bezwaar indienen bij de gemeente en een verzoek om een voorlopige voorziening indienen bij de Raad van State.Als een ontheffing geheel of gedeeltelijk niet wordt verleend wordt dit via een B&W-advies vastgesteld. Voordat het negatieve besluit wordt genomen wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld en in de gelegenheid gesteld om (schriftelijk of mondeling) een zienswijze te uiten.

Artikel 8.2 Evaluatie

Het bestaande beleid voorziet niet in de mogelijkheid om het verzoek om ontheffing digitaal in te dienen. Inmiddels is de gemeente druk bezig om voor steeds meer produkten digitale indiening mogelijk te maken. Het verzoek om een stookontheffing kan inmiddels al digitaal worden ingediend.Als een verzoek om ontheffing niet aan de voorwaarden voldoet zal de ontheffing geweigerd worden. In het bestaande beleid is opgenomen dat een weigering wordt voorgelegd aan het college. Inmiddels is de hele procedure rondom de stookontheffing gemandateerd aan het afdelingshoofd en ondergemandateerd aan een medewerker. Tussenkomst van het college is dus niet meer nodig.

Artikel 8.3 Resultaat

Een verzoek om ontheffing kan alleen digitaal worden ingediend. Het digitale e-formulier is inmiddels al ontwikkeld. Het formulier kan worden geopend nadat de aanvrager met zijn DigiD-code is ingelogd. Door het beantwoorden van de vragen op het aanvraagformulier wordt automatisch bepaald of verlening van de ontheffing mogelijk is. Wordt een antwoord gegeven waardoor geen ontheffing kan worden afgegeven wordt de het vragenformulier afgesloten en wordt dus geen ontheffing verstrekt. Als alle vragen op de juiste wijze zijn beantwoord wordt de ontheffing via de mail naar de aanvrager gestuurd. Ook ontvangt de aanvrager per mail de voorschriften behorende bij de ontheffing. Het besluit is vanaf dat moment van kracht en de aanvrager mag het snoeihout verbranden van 1 november tot 16 maart is.Het besluit wordt gepubliceerd op de website van de gemeente. Belanghebbenden kunnen bezwaar indienen bij de gemeente en een verzoek om een voorlopige voorziening indienen bij de Raad van State.Naast deze wijze van afhandelen maakt het opstellen van een stookontheffing ook onderdeel uit van het pakket kant-en-klaar-produkten van de klantadviseurs. Als zich nu een burger aan de publieksbalie meld met het verzoek om een stookontheffing kan samen met de aanvrager het verzoek ter plekke worden ingevuld. De ontheffing wordt dan direct verstrekt.Kanttekening bij deze manier van werken is wel dat niet geheel duidelijk is of het ook juridisch houdbaar is. De ontheffing is namelijk niet gebaseerd op een schriftelijk verzoek. Dit is een aandachtspunt. In de loop van de tijd zal verder bekeken worden of en hoe dit mogelijke probleem verholpen kan worden. Wel komt het de klantgerichtheid ten goede.Door mandatering is het niet meer nodig om (geweigerde) stookontheffingen voor te leggen aan het college. Dit zorgt voor een efficiëntere/snellere afhandeling van de ontheffingen.

Hoofdstuk 9 Bestrijding van besmettelijke ziektes

Artikel 9.1 Huidig beleid

In het geval dat er besmettelijke ziektes worden geconstateerd is het noodzakelijk om onmiddellijk passende maatregelen te nemen zoals het verbranden van de zieke bomen. De procedure voor het verlenen van een ontheffing duurt in deze gevallen te lang. Voorgesteld wordt om in die gevallen de volledige procedure niet te volgen. Voorwaarde is wel dat door de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen of een andere deskundige een verklaring is afgegeven. Deze verklaring toont aan dat directe verbranding noodzakelijk is om verspreiding van een ziekte te voorkomen. Indien er sprake is van een ziekte waarbij directe verbranding noodzakelijk is moet wel voldaan worden aan de standaardvoorschriften die bij elke ontheffing worden opgenomen. De aanvraag en de ontheffing worden niet gepubliceerd.

Artikel 9.2 Evaluatie

In de praktijk komen deze situaties zelden voor. De huidige procedure geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. 

Artikel 9.3 Resultaat

Continueren van het huidige beleid.Insteek van dit nieuwe beleid is om de aanvragen voor een ontheffing digitaal af te wikkelen. Daarom zal voor deze procedure ook een apart digitaal formulier worden opgesteld. Doordat de digitale afwikkeling niet veel tijd in beslag neemt en direct een ontheffing genereert kan de verzoeker dus gewoon een aanvraag indienen via onze website.Als voorwaarde zal in het formulier worden opgenomen dat in geval van besmettelijke ziektes op verzoek van het bevoegd gezag de verklaring van een externe plantenziekten¬deskundige getoond moet kunnen worden. Als bij een controle blijkt dat geen verklaring getoond kan worden, zal handhavend worden opgetreden.In aansluiting op het voornemen om verbranding toe te staan van 1 november tot 16 maart van het volgende jaar is voor deze categorie aangepast beleid nodig. Juist in het voorjaar en in de zomer wordt duidelijk dat bomen aan een besmettelijke ziekte lijden. In die gevallen is het niet wenselijk om te wachten met verbranding van deze bomen tot na 1 november. Daarom zal in deze gevallen direct ontheffing worden verleend. Om risico’s naar de omgeving te voorkomen gelden ook voor deze verbranding de algemene voorschriften behorende bij een reguliere ontheffing. 

Hoofdstuk 10 Inzet personeel

Artikel 10.1 Huidig beleid

Aanvragen tot 25 m3 worden direct afgehandeld. Bij aanvragen boven de 25 m3 tot 50 m3 wordt eerst advies ingewonnen bij de plaatselijke brandweer.De ontheffing wordt verleend onder voorwaarden. Een afschrift/kopie van de schriftelijke ontheffing wordt verstuurd naar handhaving. Verder wordt de politie wekelijks op de hoogte gebracht van de verleende ontheffingen.Controles op het verbranden van (groen)afval kan variëren op controle van alle verbrandingen tot geen controles uitvoeren. In het handhavingsprogramma 2006 Fysieke leefomgeving gemeente Bronckhorst heeft controle op verbrandingen een lage prioriteit gekregen.Dit betekent dat op basis van het piepsysteem en door eigen waarnemingen een onderzoek wordt ingesteld of er een ontheffing is en of er geen andere stoffen dan snoeihout verbrand worden. De handhavingstrategie wordt gehanteerd bij het constateren van overtredingen van de voorwaarden.

 

Artikel 10.2 Evaluatie

Aanvragen voor reguliere ontheffingen tussen de 25 m3 en 50 m3 worden niet voor advies doorgestuurd naar de brandweer. Zij adviseren alleen bij paasvuren.Al langere tijd worden de ontheffingen niet meer ter kennisgeving doorgestuurd naar de politie. De politie heeft aangegeven dat zij hier structureel geen ruimte voor hebben. Wel worden ad hoc-controles uitgevoerd als het vermoeden bestaat dat ander materiaal dan snoeihout wordt verbrand.Dit geldt ook voor cluster afdeling handhaving van onze gemeente. Zij krijgen ook geen afschrift van de ontheffing, maar voeren wel ad hoc-controles uit.

Artikel 10.3 Resultaat

In het handhavingsprogramma 2009-2011 heeft controle op verbrandingen een lage prioriteit gekregen. Dit betekent dat op basis van het piepsysteem en door eigen waarnemingen een onderzoek wordt ingesteld of er een ontheffing is en of er geen andere stoffen dan snoeihout verbrand worden. Verder wordt bij eventuele handhaving gecontroleerd op de voorwaarden behorende bij de ontheffing. Bij constatering van een overtreding wordt de handhavingstrategie gehanteerd.Toezicht van de brandweer bij paasvuren is beperkt. Bij nieuwe locaties zal een bezoek gebracht worden om te controleren op de voorwaarden (afstanden, e.d.). De jaren erna wordt een bezoek gebracht om te bezien of de situatie gelijk is aan het jaar ervoor. In geval van bijzonderheden of veranderende wetgeving zal de controle intensiever zijn. De verwachting is niet dat dit veel capaciteit zal vragen.

Hoofdstuk 11 Leges

Artikel 11.1 Huidig beleid

In artikel 16.6.4 van de Legesverordening staat expliciet de ontheffing stookverbod vermeldt. Basis voor de legesheffing is de APV. Op grond van de Wet milieubeheer is het niet mogelijk om leges te heffen. In de Legesverordening is rekening gehouden met een algemene ontheffing voor één keer, voor 1 jaar of meerdere jaren (maximaal 3). Er staan nu in de Legesverordening dus drie bedragen genoemd.

Artikel 11.2 Evaluatie

De leges worden geheven overeenkomstig de Legesverordening, omdat hier (met uitzondering van de paasvuren) arbeid van een ambtenaar tegenover staat. Door alles digitaal af te wikkelen bestaat er geen noodzaak meer tot het heffen van leges.Voor wat betreft de paasvuren kan gesteld worden dat dit verhoudingsgewijs slechts enkele verzoeken per jaar zijn. Daar komt bij dat er naar wordt gestreefd dat ook de kleinere paasvuren op den duur digitaal zullen worden afgehandeld. Legesheffing heeft daarom niet voldoende meerwaarde.

Artikel 11.3 Resultaat

Zodra het gewijzigde stookbeleid wordt vastgesteld, is heffing van leges niet meer nodig. 

Hoofdstuk 12 Publiciteit

De nieuwe beleidsregel zal in het Contact worden gepubliceerd en ter inzage worden gelegd. Ook zal het ter kennisgeving worden voorgelegd bij OOV/APV, handhaving en de plaatselijke brandweer.