Regeling vervallen per 31-12-2014

Nota Milieubeleid 2011-2014 Gemeente Bunschoten

Geldend van 23-12-2010 t/m 30-12-2014

Intitulé

Nota Milieubeleid 2011-2014 Gemeente Bunschoten

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor u ligt de Nota Milieubeleid 2011-2014. Aanleiding voor het opstellen van deze Nota is het verstrijken van de planperiode van de Nota Milieubeleid gemeente Bunschoten, Leven in een omgeving met kwaliteit (2006-2009) en het bijbehorende programma en de vele nieuwe beleidsontwikkelingen op milieugebied. Gezien de goede ervaringen met de Nota Milieubeleid 2006-2009 is besloten geen geheel nieuwe nota op te stellen, maar te komen tot een actualisering.

Daarbij wordt het huidige omgevingsgerichte milieubeleid voortgezet, waarbij verworvenheden en lessen uit de voorgaande planperiode samen met de actuele ontwikkelingen in het milieubeleid leidend zijn voor de actualisatie. Uitgangspunt daarbij is te komen tot een realistisch plan met een op de gemeente afgestemd ambitieniveau. Actualisatie van de nota heeft ook geleid tot actualisatie van het Milieuprogramma voor de periode 2011-2014.

In bijlage 1 is een verantwoording opgenomen van het proces waarin deze Nota Milieubeleid is ontwikkeld.

1.2 Terugblik

Door middel van de gemeentelijke milieujaarverslagen is de uitvoering van het milieubeleid gevolgd.

Het overgrote deel van de in de nota opgenomen activiteiten is de afgelopen vier jaar uitgevoerd. Daarnaast is een aantal activiteiten doorgeschoven naar volgende jaren. Dit was enerzijds het gevolg van vertragingen in nationaal beleid, anderzijds was sprake van nieuwe landelijke en lokale (beleids)ontwikkelingen. Dit leidde tot extra onvoorziene activiteiten voor de gemeente waardoor andere activiteiten zijn doorgeschoven. Al met al kan echter worden geconcludeerd dat aan het merendeel van de doelstellingen zoals opgenomen in de Nota uitvoering is gegeven.

Een aantal zaken is in de vorige planperiode opgestart en zal ook in de komende periode aandacht krijgen:

  • MER dijkverbetering dijkkring 45;

  • Visie Zuidelijke Randmeren en betrokkenheid Deltaprogramma IJsselmeergebied;

  • Deelname aan kernteam Water binnen het Platform Water Vallei en Eem;

  • Vetproblematiek bedrijven riolering (met name op het gebied van handhaving, bij SB|G);

  • Ontwikkeling klimaat- en duurzaamheidsmaatregelen Haarbrug-Zuid, Rengerswetering en Zuyderzee;

  • Implementatie van de Wabo.

Voor de komende periode wordt aangesloten bij ontwikkelingen in de maatschappij op het gebied van energie, duurzaamheid (waaronder duurzaam inkopen) en klimaat. Op het gebied van luchtkwaliteit, een onderwerp dat in de vorige Nota extra aandacht vergde, is de afgelopen jaren veel winst geboekt. Lokaal zijn er nauwelijks knelpunten meer en er is een verschuiving opgetreden van een lokale naar een landelijke aanpak via het NSL. Uiteraard blijft de gemeente ervoor waken dat er geen nieuwe knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit ontstaan.

1.3 Duurzaamheid en leefomgevingskwaliteit

Al vanaf de Nota Milieubeleid 2002-2005 bepaalt het streven naar een duurzame ontwikkeling de koers voor het Bunschotense milieubeleid. Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling van economie en omgeving die niet ten koste gaat van de kansen voor komende generaties en de kansen voor andere gebieden/werelddelen.

Dit wordt vaak uitgedrukt in People, Planet, Profit PPP Een ontwikkeling waarin de sociale ontwikkeling, de economische ontwikkeling en de ontwikkeling van milieu en omgeving met elkaar in balans zijn.

Terugkijkend valt op dat duurzame ontwikkeling vooral is geconcretiseerd in ontwikkeling van de leefomgevingskwaliteit Dit betekent niet dat duurzaamheid alleen betrekking heeft op onze directe leefomgeving, maar dat vanwege de positie en rol van de gemeente wel het accent is gelegd op de directe leefomgeving Deze kan de gemeente namelijk befnvloeden en sturen De komende planperiode blijft de gemeente het gedachtegoed van duurzame ontwikkeling omarmen, maar ligt de focus opnieuw op een kwaliteitsverbetering van de leefomgeving Komen tot een goede leefomgevingskwaliteit kan dan ook worden gezien als de verbinding tussen de zorg voor en waardering van de leefbaarheid in de directe (lokale) omgeving van de mens en het streven naar duurzaamheid nu en in de toekomst en op mondiale schaal Energie en klimaat zijn een steeds belangrijker onderdeel van een duurzame leefomgeving en krijgen de komende periode daarom meer aandacht Leefomgevingskwaliteit omvat daarmee zowel leefbaarheid als duurzaamheid.

De gemeente Bunschoten heeft een belangrijke taak in het beleid voor een betere leefomgevingskwaliteit.

Zij vergunt en bewaakt de milieubelasting door bedrijven, zorgt voor gescheiden inzameling van huishoudelijk afval, streeft naar energiebesparing, stimuleert duurzaam bouwen, houdt een goede riolering in stand en geeft voorlichting aan burgers en bedrijven. Voor de uitvoering van het beleid maakt de gemeente gebruik van aanwezige wet- en regelgeving waaronder de Wet milieubeheer Naast de verplichte taken kan een gemeente op een reeks van onderwerpen ook eigen beleid formuleren zoals in deze nota verwoord. In het Milieuprogramma is aangegeven welke taken verplicht zijn en welke facultatief.

De gemeente Bunschoten wil in het eigen beleid het aspect duurzaamheid een integrale plek geven in de gemeentelijk activiteiten In 2012-2013 wordt het gemeentehuis opgeknapt. Hierin worden, daar waar dat van toepassing is, duurzaamheidsaspecten meegenomen via duurzaam bouwen. Een duurzame benadering wordt gestimuleerd in zowel de eigen organisatie als bij burgers en bedrijven Ook in ruimtelijke plannen en projecten krijgt duurzaamheid een steeds nadrukkelijker plek. Via ontwikkelingen als duurzaam inkopen, duurzaam bouwen en maatschappelijk verantwoord ondernemen beschikt de gemeente over instrumenten om duurzamer te gaan werken en dit ook aan anderen uit te dragen De gemeenteraad heeft zich laten informeren over diverse aspecten van klimaatbeleid. De komende periode zal dit onderwerp uitkristalliseren en een steeds nadrukkelijker plek krijgen in gemeentelijke activiteiten In deze nota wordt hier op diverse plaatsen nader op ingegaan.

1.4 Uitgangspunten en doelsteling van het milieubeleid

Om te komen tot duurzame verbetering van de leefomgevingskwaliteit is een actualisatie van het milieubeleid noodzakelijk. Daarbij zijn de dezelfde uitgangspunten gehanteerd als in het vorige beleidsplan, namelijk “omgevingsgericht te werk gaan”, “uitbouwen integraal beleid”, ‘sturend, communicerend en taakstellend” en “leren van eerdere ervaringen”.

Daarnaast is er extra aandacht voor duurzaamheid op bedrijventerreinen; energie&klimaat; borging van de uitvoering; aansluiten bij de toekomstvisie en specifiek beleid per gebied.

Collegeprogramma 2010-2014

In het beleid is aansluiting gezocht bij het collegeprogramma. Hierin komen de volgende punten naar voren die een directe relatie hebben met duurzaamheid en milieu:

  • Verbetering en uitbreiding openbaar vervoer.

  • Bevordering van verplaatsing bedrijven vanuit bedrijventerrein Zuidwenk. Voorkomen van verpaupering. Nieuwbouw van bedrijven kan milieuwinst opleveren.

  • Ontwikkeling westelijke stadsweide (cultuurhistorie en recreatie/groenbeleving).

  • Ontwikkeling Laakzone ten behoeve van groen en recreatie.

  • Oog voor duurzaamheid bij de ontwikkeling van de woningbouwlocaties Rengerswetering en Zuyderzee.

  • Verplaatsing van gemeentewerf om hinder in woonomgeving te voorkomen.

  • Onderzoek naar mogelijkheden groenbeheer door bewoners (in relatie tot snippergroen).

Deze punten komen terug in de lijsten met actiepunten die door dit Milieuprogramma heen zijn opgenomen.

Centrale doelstelling

Het centrale doel van het milieubeleid is het behouden en zo mogelijk verbeteren van een duurzame leefomgevingskwaliteit in Bunschoten. Om beleidsdoelstellingen te bereiken kunnen juridische (regelgeving, convenanten), economische (subsidie/belasting) en communicatieve (voorlichting, educatie) instrumenten worden ingezet. Deze kunnen ontwikkelingen stimuleren of juist ontmoedigen. De gemeente Bunschoten kan hiermee een duurzame ontwikkeling bevorderen. De mogelijkheden voor het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit worden gezocht aan de hand van twee centrale vragen:

  • Hoe moeten de Bunschotense ruimte, bedrijvigheid, samenleving en overheidsorganisatie zich vanuit een “duurzaamheids- en leefbaarheidsbril” ontwikkelen?

  • Welke bijdrage kunnen de Bunschotense gebieden, bedrijven, burgers en overheidsorganen leveren aan het realiseren van een betere leefomgevingskwaliteit?

Verankering en samenwerking

Voor het slagen van beleid zijn met name twee aspecten van belang: verankering van het milieubeleid in overig beleid en vice versa en samenwerking, zowel intern als extern.

Verankering in en wisselwerking met overig gemeentelijk beleid

Het is van belang dat milieubeleid goed in de diverse gemeentelijke beleidsterreinen wordt verankerd, zowel inhoudelijk als procesmatig. Bij vastgestelde ruimtelijke ontwikkelingen als Rengerswetering en Haarburg-zuid, bij ideeën voor nieuwe ontwikkelingen als een randweg rond Haarbrug, maar ook bij meer generiek beleid in het kader van ruimte, wonen, economie en welzijn.

Wanneer milieu in een vroeg stadium wordt ingebracht, biedt dit kansen en creatieve oplossingen. Het welslagen is daarnaast afhankelijk van draagvlak, begrip en onderlinge samenwerking tussen de beleidsvelden RO, Economische Zaken en Welzijn & Milieu. Deze beleidsvelden spreken in het algemeen niet van nature “dezelfde taal” en hebben verschillende belangen, perspectieven en wensen. Naast het “technisch mogelijk maken” van inbreng van milieuaspecten in andere beleidsterreinen via de Nota Milieubeleid, is het ook noodzakelijk dat de interne processen en procedures om milieuaspecten in te brengen in RO-processen goed geregeld zijn.

Samenwerking

Samenwerking in het realiseren van de ambities, doelstellingen en actiepunten zorgt voor gedragen beleid. Door burgers, bedrijven, andere overheden, intermediairs en belangenorganisaties te betrekken ontstaat een gezamenlijk verantwoordelijkheidsbesef. Duurzaamheid is ook alleen in samenwerking tussen alle maatschappelijke sectoren te ontwikkelen; iedereen moet mee kunnen doen.

Voorbeelden van partijen waarmee wordt samengewerkt, zijn: de provincie Utrecht (bv. via RAAM-projecten, zie bijlage 2) en het Servicebureau|Gemeenten (SB|G, het voormalige “Gewest Eemland”), dat een deel van de milieutaken voor de gemeente Bunschoten uitvoert. Daarnaast is samenwerking met de diverse interne afdelingen en afstemming over taken belangrijk.

1,5 Doelgroep en opbouw van de nota

Ook deze geactualiseerde Nota Milieubeleid is in eerste instantie richtinggevend voor de eigen gemeentelijke organisatie. Op de keuzes van en acties binnen de eigen organisatie heeft de gemeente o.a. via deze Nota Milieubeleid een directe invloed.

Ten tweede is de nota voor de burgers en bedrijven in Bunschoten bestemd. Zij vormen immers de belangrijkste “klantgroepen” van de gemeente. De nota is tenslotte een belangrijk document voor andere overheden, intermediairs en belangenorganisaties. Voor deze organisaties vervult de nota een belangrijke doorwerkende of afstemmende functie.

Vanuit verschillende invalshoeken wordt het beleid in termen van ambities, doelstellingen en actiepunten beschreven. Een beleidscyclus is daarbij een continu proces. Na het opstellen van het beleid (“plan”) volgt het uitvoeren ervan (“do”). Daarop volgt in de ideale situatie een evaluatie waarin bekeken wordt of de gestelde doelen daadwerkelijk zijn bereikt (“check”). Dit kan leiden tot het bijstellen van de beleidsdoelstellingen of van het uitvoeringsprogramma (“act”).

In deze cyclus is de Nota Milieubeleid 2011-2014 het document waarin beleidsdoelstellingen zijn vastgelegd voor de komende periode. De Nota Milieubeleid bevat het kader en de doelstellingen die bereikt moeten worden, dit document wordt vastgesteld door de gemeenteraad.

Planning en benodigde capaciteit zijn weergegeven in het bijbehorende Milieuprogramma. Het Milieuprogramma bevat alle activiteiten die uitgevoerd worden en die leiden tot het behalen van de beleidsdoelstellingen. Door voortschrijdend inzicht kan blijken dat andere acties effectiever zijn voor het bereiken van de doelstellingen. Jaarlijks wordt aangegeven welke onderdelen uit het Milieuprogramma in het betreffende jaar worden uitgevoerd. Zonodig wordt het Milieuprogramma dan aangepast aan voortschrijdend inzicht en kansen die zich op dat moment voordoen.

Leeswijzer

Na dit inleidend hoofdstuk volgen twee hoofdstukken waarin de samenhang tussen milieu en andere beleidsvelden nadrukkelijk aan de orde komt. Hoofdstuk 2 gaat over de doelstellingen en de inbreng vanuit milieu in het ruimtelijk beleid. Hoofdstuk 3 over de relatie met het economische beleid en bedrijvigheid. In hoofdstuk 4 komen de verschillende milieuaspecten aan de orde. Per aspect is in een korte inleiding aangegeven wat er speelt, en zijn vervolgens ambities, doelstellingen en acties benoemd voor de komende jaren. De acties vindt u ook weer terug in het Milieuprogramma.

Hoofdstuk 5 gaat in op de rol van communicatie bij het verwezenlijken van milieuambities en beleid.

2 Ruimtelijke ontwikkeling

2.1 Karakterschets

De gemeente Bunschoten ligt in de oostflank van de noordvleugel van de Randstad. De ruimtelijke ontwikkelingen rond de gemeente worden sterk beïnvloed door verstedelijking van omliggende gemeenten Naast deze zich dynamisch ontwikkelende stedelijke gebieden ligt het uitgestrekte open agrarische Eemland met in het hart daarvan de gemeente Bunschoten Ook de kern Bunschoten-Spakenburg heeft de laatste decennia een groei doorgemaakt. De gemeente heeft echter nog steeds een groen en agrarisch karakter waarbij de kern zich kenmerkt als een “eiland in de groene zee” De gemeente Bunschoten is een groene enclave en toeristisch-recreatief en cultuurhistorisch centrum maar zal de komende jaren steeds meer worden geconfronteerd met de oprukkende verstedelijking en recreatiedruk onder meer door de ontwikkeling van Amersfoort-Vathorst [1].

2.2 Integrale ruimtelijke milieuvisie - Eiland in de groene zee

Centraal in de integrale visie staat het handhaven en versterken van de kenmerken en kwaliteiten van de gemeente Bunschoten. Ingezet wordt daarbij op een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit van de woon-, werk- en leef/recreatieomgeving en het op een zodanige wijze vormgeven aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dat de leefomgevingskwaliteit wordt verbeterd. De centrale ambitie ligt op het behoud van de gemeente Bunschoten als “eiland in de groene zee”, waarbij het eiland de kern symboliseert en de groene zee het buitengebied Deze Nota milieubeleid richt zich in lijn met de visie en het plan dan ook op een ontwikkeling van de Bunschotense ruimte die recht doet aan de leefomgevingskwaliteit. Dit betekent het bereiken en behouden van de geschiktheid van de ruimte om nu en in de toekomst maatschappelijk gewenste functies te kunnen vervullen Hiervoor zijn vanuit het perspectief van milieu drie beleidsuitgangspunten geformuleerd, namelijk Landschap, Duurzaamheid en Klimaat, hieronder toegelicht:

A Landschap

Beleving van natuur en ruimte

Beleving van natuur en ruimte is sterk afhankelijk van het inbrengen en onderhouden van natuurlijke elementen in de ruimte. Behoud van groenelementen en onderhoudsvormen als ecologisch groenbeheer kunnen de beleving van natuur en ruimte daarentegen beïnvloeden. Daarnaast kunnen nieuwe ontwikkelingen ook kansen bieden. Aandacht voor beleving van natuur en ruimte is ook van essentieel belang voor de leefbaarheid van woon- en werkgebieden.

Daarnaast heeft beleving van natuur en ruimte een sterke relatie met de recreatiemogelijkheden binnen de gemeente Bunschoten. Naar verwachting zal een grote druk op natuur en ruimte plaatsvinden vanuit de behoefte aan recreatie die voortkomt uit de stedelijke ontwikkeling van Amersfoort. Recreatie moet bewoners van stad en platteland de mogelijkheid geven optimaal te genieten van de natuur en de ruimte rondom Bunschoten. De recreatieve druk op de omgeving mag echter geen nadelige gevolgen hebben voor de mogelijkheden van beleving van natuur en ruimte. Bij het verder ontwikkelen van deze recreatiemogelijkheden hecht de gemeente daarom veel belang aan het behoud van kleinschaligheid. Toeristen zijn welkom, maar er moet voorkomen worden dat Bunschoten een grootschalig toeristenoord wordt. Wanneer dit wordt voorkomen, is daarmee deels ook de rust in het gebied, en daarmee de mogelijkheid tot optimale beleving van natuur en ruimte, gewaarborgd.

Handhaven openheid landschap

Het tweede aspect van het beleidsuitgangspunt Landschap richt zich op het handhaven van de openheid van het landschap. Dit sluit aan bij de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland, waarin Bunschoten -voor wat betreft het Utrechtse deel- centraal is gelegen.

De grootste spanning in het waarborgen van de openheid ligt in de zgn. Wespentaille. De strook tussen Bunschoten en Amersfoort (Vathorst-West). Deze openheid dient naar de toekomst gewaarborgd te blijven. Dit kan bereikt worden door zuinig ruimtegebruik. De provincie heeft in 2010 een Visie laten uitwerken, waarmee de openheid naar de toekomst gewaarborgd zou blijven. De provincie zal de Visie voor advies aan de betrokken gemeenten voorleggen.

De landbouw beschouwen wij als gemeente de belangrijkste dragende functie van het landschap en moet economisch voldoende potentie houden om deze dragende functie te kunnen behouden. Gezocht mag worden naar mogelijkheden om het landschap een grotere meervoudige functievervulling voor natuur en recreatie te geven. Dit past in de lijn van het Landschapsontwikkelingsplan Eemland, dat zich eveneens richt zich op het behoud van de openheid van het landschap.

B. Duurzaamheid

Duurzaamheid is leidend bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Bij een duurzame manier van ontwikkelen wordt aandacht besteed aan zowel mens (“people”) als milieu (“planet”) als economie (“profit”). Een ontwikkeling is duurzaam (sustainable; zie figuur) wanneer deze drie aspecten met elkaar in balans zijn en er dus een “win-win-win-situatie” ontstaat.

Nadenken over duurzaamheid in de ruimtelijke ontwikkeling begint met het nadenken over de ambities die de gemeente op verschillende terreinen heeft of zou willen hebben. Een hulpmiddel hierbij zijn de milieukwaliteitsprofielen. In de volgende paragraaf worden deze toegelicht.

Een ander hulpmiddel om duurzaamheid meer in ruimtelijke ontwikkelingen te integreren is het werken met de Trias Ecologica. Deze is uit te werken voor energie (trias energetica; zie figuur), materialen, maar ook voor ruimtegebruik. Het gaat dan om drie achtereenvolgende stappen:

  • 1.

    voorkomen van het gebruik: is het gebruik echt nodig? (niet gebruiken van energie, materialen, ruimte is het meest duurzaam);

  • 2.

    indien nodig, dan zoveel mogelijk duurzaam gebruik (bij ruimtegebruik dus eerder herontwikkeling van bestaand gebied boven ontwikkeling van nieuw gebied; bij energie: duurzame energie);

  • 3.

    indien meest duurzame wijze niet kan: zo efficiënt mogelijk en met zo min mogelijk emissies/milieudruk (bij ruimtegebruik dus intensief en meervoudig ruimtegebruik).

De provincie Utrecht stimuleert een duurzame ontwikkeling binnen de provincie in samenwerking met bedrijfsleven, overheden en maatschappelijke organisaties via het programma “Utrecht 2040”. Bunschoten volgt de ontwikkelingen van Utrecht 2040 nauwgezet en speelt hier op in wanneer daar aanleiding toe is.

C. Klimaat

De klimaatontwikkeling is een zorg voor ons allen en vraagt maatregelen op alle niveaus, dus ook van de lokale overheden. De gemeente mengt zich daarbij niet in de discussies die steeds weer oplaaien over de aard en de omvang van deze ontwikkeling, maar volgt de conclusies die het Ministerie van VROM en het KNMI op basis van alle wetenschappelijke informatie trekken.

Klimaatbeleid bestaat uit mitigatie (beperken emissies broeikasgassen) en adaptatie (beperken gevolgen van en ruimtelijke inrichting aanpassen op meer intensieve regenval, hoge temperaturen of langdurige droogte).

2.3 Milieukwaliteitsprofielen en gebiedsgericht milieubeleid

Aanwezige of te realiseren ruimtelijke functies zijn van invloed op de mogelijkheden die er zijn om algemene milieudoelstellingen te realiseren. Uiteindelijk bepalen de ruimtelijke functies in een gebied gedeeltelijk welke kwaliteiten nodig zijn (basisbescherming), welke kwaliteiten mogelijk zijn (ambities) en welke bijdrage geleverd kan worden aan algemene doelstellingen.

Milieukwaliteitsprofielen bieden de mogelijkheid om enerzijds duurzaamheid en omgevingskwaliteit vroegtijdig mee te nemen in de ontwikkeling van plannen voor nieuwe gebieden (zoals Haarbrug-zuid, Rengerswetering en Zuyderzee) of de transitie van bestaande gebieden (zoals Zuidwenk) en anderzijds voor onderbouwing van projecten en programma’s voor die gebieden waar nu functies aanwezig zijn die de leefomgevingskwaliteit negatief beïnvloeden, zoals werken transportfuncties in een woonwijk. Om deze functies te kunnen vervullen richten de kwaliteitsprofielen zich op:

  • de te bereiken omgevingskwaliteit in het gebied zelf;

  • het voorkomen van nadelige effecten van functies in het gebied op zijn omgeving;

  • het realiseren van de noodzakelijke kwaliteit voor de aanwezige functies;

  • het leveren van de noodzakelijke bijdrage aan doelstellingen op een hoger schaalniveau;

  • de noodzakelijke ontwerp- of herstructureringsopgave om deze leefomgevingskwaliteit te bereiken.

Milieukwaliteitsprofielen opstellen is maatwerk. Per gebied wordt bepaald wat de minimale kwaliteit is en waar de ambitie ligt. Dit gebeurt veelal in een serie workshops met gemeentelijke ambtenaren en vertegenwoordigers van lokale belangengroepen. De voordelen van een milieukwaliteitsprofiel zijn de volgende.

  • Het brengt milieuambities in beeld.

  • Het draagt bij aan leefkwaliteit.

  • Het integreert milieu in ruimtelijke ordening.

  • Milieu denkt vroegtijdig mee in kansen.

  • Maatwerk.

Als voorbeeld is hier een milieukwaliteitsprofiel voor een centrum-woongebied opgenomen.

Provincie Utrecht

De provincie Utrecht heeft in het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 milieukwaliteitsprofielen geïntroduceerd met een tiental functiegerichte gebiedstypen, naast de aanwezige milieubeschermingsgebieden.

Een milieukwaliteitsprofiel voor een gebiedstype is opgebouwd uit relevante thema’s (bodem, water, lucht, geluid, geur, externe veiligheid, grondstoffen, energie) Per thema is vervolgens een minimale basiskwaliteit aangegeven en een maximaal haalbare ambitiekwaliteit De provincie heeft voor elk gebiedstype in de vorm van een kwaliteitsprofiel een totaalbeeld geschetst van de voor alle thema’s na te streven basis- en ambitiekwaliteiten Op basis van de provinciale miilieukwaliteitsprofielen zal de gemeente Bunschoten de komende planperiode nagaan welke basis- en ambitiekwaliteiten voor de verschillende gebiedstypen van toepassing zijn, wat daar de actuele milieukwaliteit is en hoe de gewenste ambitiekwaliteit bereikt kan worden De provincie onderscheidt daarbij 10 gebiedstypen (zie kader). Voor verschillende gebieden die onder hetzelfde gebiedstype vallen gelden dezelfde ambities: voor elk bedrijventerrein in de provincie gelden de ambities uit het milieukwaliteitsprofiel “bedrijvenmilieu”, ook als de bedrijventerreinen erg van elkaar verschillen qua karakter en ligging.

GEBIEDSTYPEN MILIEUKWALITEITSPROFIELEN PROVINCIE UTRECHT

Centrum stedelijk Buiten-centrum Groen stedelijk Centrum dorps Kantoren en publieksintensieve voorzieningen Bedrijvenmilieu Landelijk gebied 1: functionerend als stedelijk uitloopgebied Landelijk gebied 2: hoofdfunctie agrarisch Landelijk gebied 3: verweving van functies Landelijk gebied 4: hoofdfunctie natuur

 

Bunschoten

Voor een kleinere gemeente als Bunschoten zijn niet alle gebiedstypen aan de orde en gaat het vooral om de volgende gebiedstypen:

  • woongebieden (combinatie van centrum dorps, buiten-centrum en groen stedelijk);

  • bedrijventerreinen;

  • landelijk gebied

Voor deze gebiedstypen worden in de komende periode milieukwaliteitsprofielen ontwikkeld en vastgesteld, op basis waarvan een nadere invulling van het gebiedsgericht milieubeleid mogelijk is. Een aanzet hiervoor is in onderstaande paragrafen opgenomen. In Bunschoten leeft de behoefte om meer te differentiëren en niet alle bedrijventerreinen over één kam te scheren. Per bedrijventerrein wil de gemeente de specifieke ambities en kansen in beeld brengen. In Bunschoten vragen daarbij vooral onderwerpen de aandacht als geuroverlast van de lokale bedrijvigheid, geluidsoverlast door laden&lossen op vroege tijdstippen, de mate en locatie van agrarische activiteiten en het houden van paardenstallen. Per gebied kan voor deze zaken bepaald worden welk niveau acceptabel geacht wordt voor het betreffende gebied.

Deze verdere differentiatie voert te ver voor deze Nota Milieubeleid en zal in de komende periode meer aandacht krijgen. Kansen en ambities voor de (nog niet verder gedifferentieerde) gebiedstypen zijn in de volgende paragrafen beschreven.

RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ALGEMEEN

Centrale ambitie

Het behoud van de gemeente Bunschoten als “eiland in de groene zee” door het realiseren van een duurzaam evenwicht tussen de verschillende functies.

Beleidsuitgangspunten

Aandacht voor milieu en duurzaamheid vanaf het begin van de ontwikkeling van nieuwe plannen en nieuw beleid. Landschap, duurzaamheid en klimaat als primaire thema’s.

Actiepunten

Milieu standaard meenemen in alle ruimtelijke planontwikkeling. Opstellen duurzaamheids-/milieuparagraaf bij nieuwe bestemmingsplannen. Ontwikkelen en vastleggen van milieukwaliteitsprofielen voor het centrum, de woonwijken, bedrijventerreinen en het buitengebied. Opstellen van programma per gebiedstype om bestaande knelpunten op basis van de milieukwaliteitsprofielen aan te pakken.

2.4 Woongebieden

Met betrekking tot de woningbouw heeft de gemeente Bunschoten, zoals duidelijk wordt in de Toekomstvisie Bunschoten 2015, gekozen voor een ontwikkelingsscenario dat gekenschetst wordt als “Vertraagd-Plus”. Dit scenario houdt in dat Bunschoten zich in eerste instantie zal richten op het opvangen van zijn eigen behoefte. Ook het Collegeprogramma accentueert de wens om voor eigen inwoners te kunnen blijven bouwen.

Voor woongebieden zijn de milieukwaliteitprofielen voor centrumdorps en voor woonwijken van belang. Alhoewel in beide gebieden het woonmilieu voorop staat zal in het centrumgebied toch wat meer hinder door economische activiteiten zoals horeca, verkeer en transport niet te vermijden zijn.

Het energiegebruik in de gebouwde omgeving is één van de centrale aanknopingspunten voor het klimaatbeleid. Maar duurzaam bouwen is breder dan alleen naar energie kijken. Ook het gebruik van materialen en het betrekken van toekomstige bewoners bij de bouw van woningen zijn belangrijke elementen.

De leefbaarheid van woonwijken kan worden bevorderd door reeds in een vroegtijdig stadium van de ontwikkeling van ruimtelijke- en bestemmingsplannen rekening te houden met hinderaspecten zoals geluid en geur. Daarnaast kan de leefbaarheid worden bevorderd door het realiseren van groenvoorzieningen en de kwaliteit van de openbare ruimte als geheel. Voor het onderhoud van groen in woonwijken wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn voor ecologisch groenbeheer.

WOONGEBIEDEN

Centrale ambitie

Bevorderen van de leefomgevingskwaliteit van woongebieden door het verminderen van de hinderaspecten, het behoud van groen en het verminderen van de impact van de bebouwde omgeving op het milieu.

Meetbare beleidsdoelen

Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen en bestemmingsplannen (duurzaamheidsparagrafen) worden mogelijke hinderaspecten structureel meegenomen. Op bestaande woningbouwlocaties een optimaal evenwicht bewerkstelligen tussen bebouwing en natuur (Groenbeheerplan). Duurzaam bouwen via de mogelijkheden van het Convenant oppakken. Stimuleren en onder de aandacht brengen van duurzaam bouwen bij ontwikkelaars en particulieren.

Actiepunten

Een vervolg ontwikkelen op het inmiddels afgelopen Convenant Duurzaam Bouwen o.b.v. GPR-gebouw-ambities, mede in overleg met ontwikkelaars. Rekening houden met (het verbreden van) de DuBo-aspecten in grondcontracten bij de gronduitgifte Vormgeven aan de communicatie over DuBo aan particulieren en ontwikkelaars Uitwerken afspraken Lente-akkoord (=alle gebouwen in 2020 energieneutraal bouwen) met de (beoogde) ontwikkelaars voor nieuw te ontwikkelen locaties. Toepassen draaiboek “Meer met Minder” (werkprogramma kabinet) voor energiebesparing in bestaande woningen en gebouwen. Voorbereiden van een overeenkomst met de woningbouwcorporatie Gooi- en omstreken m.b.t. energiebesparing in de bestaande bouw. Bewaken van het beleid om parkeren van vrachtwagens in woonstraten te beperken en in beeld brengen van mogelijkheden om overlast door laden & lossen te beperken. Onderzoeken van mogelijkheid en wenselijkheid van centrale parkeervoorziening op Zuidwenk en/of Haarbrug-Zuid, ook vooruitlopend op een structurele oplossing op Haarbrug-zuid. Stimuleren toepassing duurzame daken (zonnepanelen, wit geschilderd, sedumdaken etc. Zie ook klimaat & energie).

2.5 Bedrijventerreinen

Bunschoten kent voor de schaal van de gemeente een groot areaal aan (gezoneerde) bedrijventerreinen.

De belangrijkste nieuwe ontwikkelingen voor de komende jaren zijn de ontwikkeling van Haarbrug-zuid en de transitie van Zuidwenk van bedrijventerrein naar woongebied. De eerste ontwikkeling is een voorwaarde voor de tweede, maar ook met Haarbrug-zuid zal er aanvullend beleid nodig zijn om de transitie van Zuidwenk mogelijk te maken. In het Collegeprogramma is vastgelegd dat de gemeente regisseur van deze transitie wil blijven. Verplaatsing en nieuwbouw van bedrijven maken milieuwinst mogelijk omdat bedrijven dan ook nieuwere en schonere installaties zullen gebruiken.

Voor bedrijventerreinen is het milieukwaliteitprofielen bedrijvenmilieu van belang. Alhoewel het economisch functioneren van het bedrijventerrein voorop staat is steeds meer duidelijk dat een goede ruimtelijke kwaliteit van belang is om dat economisch functioneren ook op langere termijn te ondersteunen. Om te voorkomen dat terreinen verpauperen, moeten ze verduurzamen.

Parkmanagement wordt momenteel toegepast op Haarbrug Noord. Dit is een instrument om de samenwerking tussen bedrijven in een gebied te bevorderen en daarmee ook kansen te creëren om energie en afval te besparen. Parkmanagement wordt vanaf de start ook ingezet op Haarbrug-zuid, en van daaruit uitgebouwd over de bestaande bedrijventerreinen.

KADER?

BEDRIJVENTERREINEN

Ambitie

Voldoende bedrijventerrein beschikbaar hebben en houden om Bunschotense bedrijven te faciliteren in hun ontwikkeling. Bedrijventerreinen verduurzamen om ze ook voor de langere termijn aantrekkelijk te houden.

Meetbare doelstellingen

Vestigen van nieuwe en te verplaatsen bedrijven op een locatie waar het bedrijf zo min mogelijk overlast veroorzaakt of ondervindt of op een locatie waar al een bedrijf is gevestigd dat soortgelijke overlast veroorzaakt (bundeling van vergelijkbare bedrijven en zonering van hindersituaties).

Acties

Zonebewaking rondom bedrijventerreinen. Verdere ontwikkeling Haarbrug-Zuid als duurzaam terrein met eigen parkmanagementorganisatie. Duurzaamheidsaspecten integraal meenemen bij (her)ontwikkeling bedrijventerreinen. Onderzoeken energiestromen op de andere bedrijventerreinen, en met ondernemers zoeken naar besparingen. Braakligggende bedrijfsterreinen benutten voor energiegewassen of inzaaien met ecologisch rijke zaadmengsels (tijdelijke natuur; rekening houdend met regels Flora en Faunawet). Onderzoeken van mogelijkheid en wenselijkheid van centrale parkeervoorziening op Zuidwenk en/of Haarbrug-Zuid. Onderzoeken (in overleg met Waterschap Vallei & Eem) van mogelijkheid en wenselijkheid van centrale viswagenwasvoorziening op Haarbrug-Zuid (i.v.m. vetoverlast in afvalwater, wat zuiveringsproces in rwzi kan verstoren, tevens uit overwegingen van energie, zuinig ruimtegebruik en een goede afvoer). Ruimte multifunctioneel gebruiken voor parkeren: ondergronds of op daken.

2.6 Landelijk gebied

Binnen het buitengebied van Bunschoten zijn drie accenten te onderkennen. Voor dit buitengebied is het milieukwaliteitprofiel landelijk gebied relevant. Uit nader onderzoek moet blijken of een differentiatie in dit profiel voor de drie accenten wenselijk/noodzakelijk is, of dat de verweving van functies zodanig is dat differentiatie niet mogelijk is. Het gaat achtereenvolgens om:

  • recreatiegebieden;

  • natuur- en landschapsgebieden;

  • landbouwgebieden.

2.6.1 Recreatiegebieden

Bunschoten wil zich blijvend inzetten voor de rol als groene enclave en toeristisch-recreatief en cultuurhistorisch centrum in de regio Daarbij wil de gemeente uitgaan van een beheersbare (niet-grootschalige) ontwikkeling met behoud van eigen karakter en cultuur Het toeristisch-recreatief beleid richt zich daarom op het

  • profileren van Bunschoten als een aantrekkelijke gemeente met voldoende recreatieve- en toeristische voorzieningen,

  • handhaven en verder ontwikkelen van de cultuurhistorische aspecten van Bunschoten,

  • vergroten van de extensieve recreatiemogelijkheden. Vormen van natuurgerichte recreatiemogelijkheden hebben daarbij de voorkeur (geldt met name voor de gehele kuststrook);

  • versterken van de relatie recreatie - water bij ontwikkeling van plannen voor de kuststrook.

Het gaat hierbij met name om vormen van natuurrecreatie, zoals fietsen, wandelen of kanoën. Ook evenementen die plaatsvinden kunnen dit karakter benadrukken, of toch in ieder geval op zodanige wijze gehouden worden dat de milieudruk (afval, parkeren) zo klein mogelijk is. Kortom, de gemeente richt zich op het versterken van haar huidige imago als aantrekkelijk toeristisch gebied door kwalitatieve, kleinschalige uitbreiding van het aanbod en het verminderen van de recreatieve druk op de omgeving. Daarbij heeft de gemeente oog voor de spanning die er ook kan zijn tussen de wensen van de recreant en de ontwikkelingsmogelijkheden van een agrarisch bedrijf Ontwikkelingsplannen voor recreatie moeten expliciet rekening houden met duurzaamheids- (duurzaam bouwen, gebruik duurzame materialen) en leefbaarheidselementen (beperken geluidhinder, bewaken van rust in natuurgebieden), maar ook met de invloed op agrarische bedrijvigheid

RECREATIEGEBIEDEN

Centrale ambitie

Behoud van Bunschoten als aantrekkelijke gemeente voor recreatie en toerisme op verantwoorde basis en binnen leefbaarheidskaders, zonder nadelige effecten op de leefomgeving.

Meetbare beleidsdoelen

Nieuwe recreatieprojecten op duurzame wijze vormgeven (o.m. qua materialen) met aandacht voor inpassing in de leefomgeving. In bestaande recreatiegebieden hinder verminderen ten gevolge van zwerfafval en geluid. Inzichtelijk maken hoe de toekomstige toename van recreanten en toeristen als gevolg van onder meer de ontwikkeling van Vathorst, in goede banen kan worden geleid (aanleg fiets- en wandelpaden, verblijfsaccommodaties).

Actiepunten

In plannen voor nieuwe recreatieprojecten expliciet opnemen welke mogelijkheden er zijn voor duurzame inpassing in de leefomgeving. Bij nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van recreatie aandacht hebben voor te onderscheiden recreatievormen in relatie tot mogelijk conflicterende natuur- en landschapsaspecten. Uitvoering geven aan de notitie “Duurzame vestigings- en inrichtingscriteria voor recreatieve activiteiten en voorzieningen”. Onderzoeken van mogelijkheden voor oplaadpunt(en) voor elektrische fietsen in het centrum op een voor recreanten logische locatie. Ontwikkelen van nieuwe wandelroutes over agrarische gronden in het buitengebied. Publicatie van wandel- en fietsroutes op gemeentelijke website. Faciliteren/stimuleren van ontwikkeling recreatieve nevenfuncties in het buitengebied. Uitwerking/realisatie recreatieambities kuststrook, milieukwaliteitsprofiel hiervoor ontwikkelen/ vaststellen.

2.6.2 Natuur- en landschapsgebieden

Binnen de gemeentegrenzen van Bunschoten liggen (delen van) beschermde natuurgebieden;

de Natura 2000-gebieden “Eemmeer & Gooimeer”. Het Eemmeer is een overblijfsel van de Zuiderzee.

Het Eemmeer is ondiep met veel slik- en moerasvegetatie en riet- en oeverlandjes. Het is een belangrijk gebied voor trekvogels en wintergasten om voedsel te zoeken en te rusten.

Sinds 1976 heeft het de status van natuurmonument.

Voor alle Natura 2000-gebieden in en om het IJsselmeer is besloten om een gezamenlijk proces op te starten. In de ontwikkelingsvisie 2030 Zuidelijke Randmeren wordt ingezet op het verbeteren van de waterkwaliteit in o.a. Eemmeer, Gooimeer en IJmeer. Er is aandacht voor differentiatie en zonering, waarin zowel ecologische als recreatieve functies een plek krijgen.

Arkemheen-Eemland is naast Natura 2000-gebied ook Nationaal Landschap. De provincies Utrecht en Gelderland willen samen met de betrokken gemeenten (onder meer de gemeente Bunschoten) en het Waterschap Vallei en Eem invulling geven aan de uitwerking van dit Nationaal Landschap* Hiertoe is het projectplan “Verruim je blik”“ opgesteld De gemeente Bunschoten heeft een aantal projecten aangemeld voor uitvoering en een financiële bijdrage, waaronder Project Aanleg en herstel beplanting Nationaal Landschap, Kwaliteitsimpuls tweetal klompenpaden, ecologisch bermbeheer en landschapfonds.

Figuur 2-2 Ligging Arkemheen-Eemland (bron www nationalelandschappen nl)

groen = gebied Nationaal Landschap

Daarnaast zijn in het Landschapsontwikkelingsplan voor de toekomst van Eemland vijf doelstellingen onderscheiden die zich richten op:

  • behoud en versterking van het open en halfopen landschap,

  • het vaststellen van een landschappelijk sterk raamwerk;

  • waarborging in het landschap van het historisch, cultureel, ecologisch en landschappelijk erfgoed;

  • stimulering van de betrokkenheid van de burger bij de verbetering van de leefomgeving,

  • behoud en versterking van de ecologische functie als habitat en corridor.

Binnen de kaders van de in dit plan opgenomen visie zal de gemeente haar natuur- en landschapsgebieden vormgeven.

NATUUR- EN LANDSCHAPSGEBIEDEN

Centrale ambitie

Het behouden en waar mogelijk verder ontwikkelen van de aanwezige natuur- en landschapswaarden in relatie tot landbouw en recreatie

Meetbare beleidsdoelen

• In alle ruimtelijke uitbreidingsplannen worden de mogelijkheden van natuurontwikkeling en -behoud meegenomen • Verbeteren recreatieve voorzieningen op het platteland • Invulling geven aan de uitwerking van het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland.

Actiepunten

In samenwerking met de toeristisch-recreatieve sector ontwikkelen van fiets- en wandelroutes en het onderzoeken van kampeermogelijkheden op het platteland Uitvoering en input leveren aan het project Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland (uitvoering geven aan projectplan “Verruim je blik!”) en het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Genereren van financiële middelen uit de stedelijke ontwikkelopgave ten bate van het Nationaal Landschap. Ecologisch bermbeheer, i.s.m. het waterschap Onderzoeken technische en financiële mogelijkheden van verwerking maaisel (extern afzetten, energieopwekking d m.v vergisting etc; opbrengsten aanwenden voor financiering ecologisch bermbeheer”?) Opstellen visie op behoud Groene Buffer “Wespentaille” tussen Amersfoort, Bunschoten en Nijkerk. Implementeren maatregelen voor tegengaan verdroging landschap. Voortzetten/uitbreiden project “Aanleg en herstel streekeigen erfbeplantingen en landschapselementen”. Versterken groenstructuur.

2.6.3 Landbouwgebieden

De Eemvallei, waarin Bunschoten-Spakenburg is gelegen, wordt gedomineerd door de melkveehouderij.

Het betreft deels levensvatbare bedrijven met ook op de middellange termijn goede toekomstperspectieven. Voor andere bedrijven ligt de situatie anders. Vaak is er voor deze bedrijven geen opvolger aanwezig en/of kampen zij met het probleem dat slechts een deel van het land bij huis ligt waardoor hun landbouwkundige ontwikkelingsmogelijkheden geringer zijn. Landbouw en natuur worden in het deelgebied Eemnes-Bunschoten verkozen als hoofdfuncties en recreatief medegebruik dient mogelijk te zijn langs de randen van het gebied en langs de Eem. Voor bedrijven met een geringe omvang zijn er mogelijkheden voor verbreding richting bijvoorbeeld recreatie en zorg (opzetten van zorgboerderijen).

Ook nu al is een ontwikkeling zichtbaar waarbij bedrijven zich op andere, niet agrarische of agrarisch verwante activiteiten richten zoals bijzondere vormen van recreatie. Verwacht wordt dat deze ontwikkeling zich voortzet. In de toekomst zal het landelijk gebied dan ook meer en meer een menging van functies herbergen. Ook de opwekking van duurzame energie vanuit landbouw(rest)producten wordt daarbij steeds belangrijker. Om deze ontwikkeling van landbouwgebieden zodanig te laten verlopen dat de leefbaarheid en de agrarische functie niet in het geding komen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Meervoudig functiegebruik c.q. nieuwe economische dragers:

    • vervlechting van landbouw, natuur en landschap (agrarisch groen- en natuurbeheer),

    • vervlechting van landbouw, recreatie en toerisme (plattelands-/hoevetoerisme, kamperen bij de boer)

  • Gebiedsgericht beleid:

    • onderzoek naar mogelijkheden en wenselijkheid van ontwikkeling van geurbeleid als kader voor afstemming tussen agrarische activiteiten en woningbouw, bijvoorbeeld rond de Zevenhuizerstraat;

    • relatie landbouwgebieden en natuurgebieden

    • ‘schone' gebieden blijven te allen tijde gevrijwaard van nieuwe intensieve veehouderij.

LANDBOUWGEBIEDEN

Centrale ambitie

Behoud van de karakteristieke openheid van het Bunschotense buitengebied waarbij de prioriteit voor het gebruik ligt bij de agrarische bedrijfstak.

Meetbare beleidsdoelen

Verbeteren van een gecontroleerde toegankelijkheid van het buitengebied voor recreanten Het onder duidelijke voorwaarden faciliteren van (kleinschalige) plattelandsvernieuwing door middel van bestemmingsplannen (bv. kamperen bij de boer, zorgboerderijen, theehuizen etc).

Actiepunten

Agrariërs informeren over de mogelijkheden van vervlechting van landbouw, natuur, landschap, recreatie en toerisme (ook bezien in het kader van het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland). Het informeren van agrariërs op de subsidiemogelijkheden voor plattelandsvernieuwing. Aangrijpingspunten in het bestemmingsplan buitengebied benutten om plattelandsvernieuwing mogelijk te maken. Met agrariërs kijken naar mogelijkheden voor duurzame energie uit agrarische (rest-)producten (RAAM-project waarvan Eemnes trekker is; dit project volgen en inspelen op kansen wanneer dat zinvol is). Recreatieve wandelpaden (zie toerisme/recreatie). Verkennen mogelijkheden variatie in geurbeleid; (gebiedsgericht, beleid; afstemmen op locatie).

3 Duurzame bedrijvigheid

3.1 Karakterschets

Bunschoten is een werk- en doegemeente. Dat komt tot uitdrukking in de grote rol van bedrijven en bedrijvigheid binnen de gemeente. In Bunschoten zijn ongeveer 600 bedrijven gevestigd.

Veel van deze bedrijven hebben een meldingsplicht of een milieuvergunning nodig om in werking te mogen zijn. Op basis van de (potentiële) milieurisico’s worden deze bedrijven in één van de vier categorieën ingedeeld. Onder categorie 1 vallen de bedrijven met een laag milieurisico en onder categorie 4 de bedrijven met een hoog milieurisico.

Tabel 3-1 Inrichtingenbestand gemeente Bunschoten (2009)

 

Categorie 1

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Totaal

 

 

 

 

 

 

Vergunningplichtig

2

27

44

2

75

Meldingplichtig

106

301

59

0

466

Niet-meldingplichtig

77

16

1

0

94

Totaal

185

344

104

2

604

De Bunschotense bedrijvigheid kenmerkt zich enerzijds door de traditionele bedrijfstakken als de productie en verwerking van en ambulante handel in brood en vis en anderzijds meer en meer door kantoren en dienstverlenende bedrijven.

3.2 Toekomstvisie

De Toekomstvisie 2001 blijft ook in het nieuwe Collegeprogramma basis van beleid. Hierin staat enerzijds het handhaven van de kenmerkende Bunschotense bedrijvigheid en anderzijds het vergroten van kwaliteit en verscheidenheid van de werkgelegenheid centraal. Daarnaast spelen mogelijke hinderaspecten van bedrijven als geluid en geur een belangrijke rol voor de vestiging van bedrijven. Ook een goede bereikbaarheid van de bedrijfsterreinen met het openbaar vervoer is een centraal aandachtspunt. In het Collegeprogramma is ook aangegeven dat ondernemerschap actief wordt gestimuleerd.

Uitgangspunt vanuit milieu en duurzaamheid is ook dat de ontwikkeling van bedrijvigheid in Bunschoten geen nadelige gevolgen mag hebben voor de leefomgevingskwaliteit in de gemeente. Daarbij gaat het enerzijds om het voorkomen van hinder en anderzijds het stimuleren van een bedrijfsvoering die de milieubelasting beperkt. Voornaamste hulpmiddel daarbij vormen de vergunningverlening en handhaving. Ook het streven in het collegeprogramma naar meer werkgelegenheid voor hoger opgeleiden past hierin. Dit betreft veelal relatief schonere arbeid.

3.3 Integrale duurzaamheidsvisie bedrijven

Voor de bedrijvigheid in Bunschoten heeft de gemeente een belangrijke taak in het uitvoeren van de Wet milieubeheer, daarbij ondersteund door het Servicebureau|Gemeenten. De uitvoering van deze wet dient te zorgen voor een goede milieubescherming en daarmee een goede leefomgevingskwaliteit. Het verlenen van milieuvergunningen, het afhandelen van AmvB-meldingen, het verzorgen van toezicht op naleving van de voorschriften uit de vergunningen en de AMvB’s en het (bestuurlijk) handhaven hiervan moeten zorgen voor deze bescherming. Daarbij is de insteek dat sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid voor bescherming van het milieu van de gemeente én ondernemer. Om vooraf duidelijkheid te geven waaraan een bedrijf moet voldoen, worden bedrijven die zich mogelijk in Bunschoten willen vestigen vooraf geïnformeerd en geadviseerd.

Bij de uitvoering van de gemeentelijke taken vindt Bunschoten kwaliteit van belang. Het gaat daarbij om het verder professionaliseren van de uitvoering van de vergunning- en handhavingstaak.

Het gaat uiteindelijk om betere producten en betere dienstverlening aan bedrijven, waarbij ook het milieu gebaat is.

Om invulling te kunnen geven aan de ambitie worden enkele specifieke uitgangspunten gehanteerd.

De voornaamste uitgangspunten betreffen het verder professionaliseren van de bedrijfstaken, het juiste bedrijf op de juiste plaats, en het stimuleren van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).

A. Verder professionaliseren bedrijfsgerichte taken - Wabo en Activiteitenbesluit

Met de professionalisering van de handhavingstaken is een goede stap gezet naar het verder professionaliseren van de bedrijfsgerichte taken in het algemeen en de handhavingstaak in het bijzonder. Hiermee wordt de kwaliteit van de taakuitvoering verhoogd en kan de effectiviteit van de inspanningen worden geoptimaliseerd. De inzet vindt plaats waar de risico’s voor - onder meer - milieubelasting het grootst zijn. Naast professionalisering van de handhavingstaak is ook verdere professionalisering van de vergunningverleningstaak van belang. Verbetering van dienstverlening en versoepeling van integrale afweging bij het verlenen van vergunningen zijn daarbij belangrijke aspecten. Met de naderende Omgevingsvergunning (zie ook onderdeel Wabo) en de bijbehorende integratie van verschillende gemeentelijke vergunningen is een verdere professionalisering van vergunningverlening dan ook essentieel.

B. Het juiste bedrijf op de juiste plaats - gebiedsgerichte benadering

Bedrijvigheid kan consequenties hebben voor de leefomgevingskwaliteit. Voorbeelden zijn geluidsoverlast, luchtverontreiniging en veiligheidsrisico’s. Door voldoende afstand te houden tussen de milieubelastende bedrijvigheid en milieugevoelige functies als woningen, scholen en ziekenhuizen kan milieubelasting worden voorkomen of worden verminderd. Om een goede leefomgevingskwaliteit in Bunschoten te kunnen garanderen is een goede ruimtelijke ordening in het algemeen en locatiekeuze van bedrijven en woningen dan ook essentieel. Zo zal Zuidwenk op termijn een gemengd gebied worden: wonen met lichte bedrijvigheid. Voor en met de daar nu aanwezige zwaardere bedrijven wordt een andere geschikte locatie gezocht. Hulpmiddel hierbij zijn onder meer de op te stellen milieukwaliteitsprofielen (zie hoofdstuk 2).

C Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) wordt door steeds meer bedrijven gezien als een vanzelfsprekend onderdeel MVO is een integraal onderdeel van duurzaam ondernemen en het versterkt de band tussen bedrijven en de omgeving De gemeente Bunschoten vindt dit een goede ontwikkeling en wil bedrijven graag stimuleren om hier stappen in te zetten Dit doet zij enerzijds door zelf het goede voorbeeld te geven (zie paragraaf PM) en anderzijds door met de Kamer van Koophandel en de ondernemersvereniging goede voorbeelden te inventariseren en uit te dragen.

BEDRIJVIGHEID, ALGEMEEN

Ambitie

Het bieden van voldoende ruimte voor bedrijvigheid op bedrijventerreinen, waarbij een goede kwaliteit van de directe leefomgeving kan worden gegarandeerd Ruimte voor ondernemerschap Meer werkgelegenheid voor hoger opgeleiden

Beleidsuitgangspunten

Bedrijfsvestiging met aandacht voor milieuaspecten externe veiligheid, geluid en lucht (juiste bedrijf op juiste plek) Verdere professionalisering van handhaving en vergunningverlening Ruimte bieden (faciliteren & steunen) aan initiatiefnemers om duurzame initiatieven te ontplooien.

Actiepunten

Inventarisatie naar knelpunten die lokale ondernemers vanuit het milieubeleid ervaren en onderzoek naar de mogelijkheden om deze op gemeentelijk niveau te ondervangen Inventarisatie van bedrijven (buiten Zuidwenk) die op een locatie zitten die knelpunten oplevert voor de omgeving; opstellen van een programma om deze knelpunten aan te pakken Stimuleren van MVO door voorbeeldfunctie gemeente en gerichte communicatie/informatie naar bedrijven.

3.4 Vergunningverlening en handhaving; Wabo

Per 1 oktober is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden.

Met de invoering van de Wabo worden 26 vergunningen en ontheffingen in één vergunning ondergebracht, de zogenoemde omgevingsvergunning.Zo hebben burgers en ondernemers nog maar te maken met één vergunning, één bevoegd gezag, één loket, één besluit en één procedure.

Bovendien kan de aanvraag.digitaal worden ingediend via Omgevingsloket Online. De invoering van de WABO is onder leiding van een gemeentelijke projectgroep in 2010 geïmplementeerd.

Met de invoering van de WABO is de gemeente ook bevoegd gezag geworden voor de voormalige provinciale inrichtingen onder de Wet Milieubeheer. De provincie is nu alleen nog bevoegd gezag voor het gemeentelijk aanbiedstation aan de Groeneweg. Voor de afstemming van de werkzaamheden is een samenwerkingsovereenkomst tussen de overheden vastgesteld.

De nieuwe werkwijzen worden in processchema’s vastgelegd. De samenvoeging van de verschillende vergunningstelsels vraagt van de gemeentelijke organisatie een integrale aanpak. De handhaving dient ook integraal te worden vormgegeven. In samenspraak met onder andere de provincie Utrecht, Waterschap Vallei en Eem, Servicebureau|Gemeenten zal in 2011 een integrale handhavingsnota worden opgesteld. De ervaringen met de WABO zullen ook worden geëvalueerd.

Omgevingsdiensten

In juni 2009 werd door VROM, VNG en IPO een zogenaamde Package Deal vastgesteld op het gebied van de uitvoering van milieutaken. Dit omvatte de verplichting tot instelling van regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s), op basis van de Wet gemeenschappelijke regeling (Wgr), landsdekkend en bij voorkeur op schaalgrootte van de politie/veiligheidsregio. Voor de uitvoering van taken werd een basistakenpakket ontworpen en werden kwaliteitscriteria ontwikkeld.

Op 23 maart 2010 besloot de eerste Kamer dat de vorming van RUD’s niet bij wetgeving kan worden verplicht en gemeenten aldus vrij zijn in hun keuze en vorm. In een ambtelijke conferentie (Zeister Beraad) van 31 maart/1 april 2010 van VNG, IPO en VROM, werd de noodzaak tot samenwerking en de behoefte aan meer ruimte voor de ambities van individuele partijen voor regionaal maatwerk vanuit een bottom up proces, vastgesteld en geadviseerd.

Op 22 april 2010 verzoekt de Tweede Kamer bij aangenomen motie de regering om erop toe te zien dat er een structurele oplossing komt voor problemen bij de uitvoering, waarbij de kwaliteit van de uitvoering geborgd wordt en met de koepels een route af te spreken om tot een robuuste structuur van de uitvoeringsdiensten in regio en gemeenten te komen en de uitvoering van het omgevingsrecht te laten voldoen aan concrete kwaliteitseisen.

In 2010-2011 zal de RUD nadere vorm moeten krijgen. Als gemeente willen wij koersen op een sterke regio. De huidige organisatie van het Servicebureau|Gemeenten zou kunnen worden omgevormd tot RUD, waarbij een verdere schaalvergroting niet op voorhand wordt uitgesloten.

De dienstverlening dient zo dicht mogelijk bij de burger en bedrijven plaats te vinden.

VERGUNNINGVERLENING + HANDHAVING; WABO

Ambitie

Vasthouden van het bereikte adequate uitvoeringsniveau voor vergunningverlening en handhaving. De kwaliteit van de handhaving moet daarnaast blijven voldoen aan de landelijke kwaliteitscriteria handhaving.

Meetbare doelstellingen

Behouden van het adequate uitvoeringsniveau voor vergunningverlening en handhaving. Blijven voldoen aan de kwaliteitscriteria handhaving. Toezicht dient zoveel mogelijk integraal te worden vormgegeven. Het verder vormgeven en professionaliseren van het verlenen van de Omgevingsvergunning.

Acties

Input leveren voor het opstellen van een integrale handhavingsnota Input leveren voor de vorming van een RUD

4 Gemeentelijke milieutaken

4.1 Karakterschets

De gemeente Bunschoten is verantwoordelijk voor een aantal zorg- en beheertaken op milieugebied.

Zo is de gemeente (mede)verantwoordelijk voor een juiste inzameling, afvoer en verwerking van afval. De afvalstromen moeten gescheiden worden ingezameld en in milieuvergunningen en AMvB’s wordt afvalpreventie en -hergebruik gestimuleerd. In de Wet milieubeheer is onder meer de gemeentelijke zorgplicht vastgelegd voor de inzameling en het transport van al het op haar grondgebied vrijkomende afvalwater. Om inhoud aan deze zorgplicht te geven is de gemeente verplicht om een actueel gemeentelijk rioleringsplan op te stellen, waarin wordt aangegeven op welke wijze de bestaande voorzieningen worden beheerd, met welke maatregelen de belasting van het milieu wordt beperkt en hoe de hieraan gerelateerde kosten worden gedekt.

Andere gemeentelijke taken liggen op het niveau van leefbaarheid. Het voorkomen van verontreinigingen van de bodem, water of lucht - of het oplossen (o.a. saneren) ervan - zijn voorbeelden hiervan. Niet op alle onderdelen heeft de gemeente altijd evenveel invloed. Bunschoten stelt zich wel ten doel om samen met anderen haar steentje bij te dragen. Zorgen voor het groen en het voorkomen of verminderen van hinder als gevolg van geluid, licht, gevaarlijke stoffen en stank zijn andere belangrijke gemeentelijke taken. Voor de “eigen huishouding” hanteert Bunschoten het motto “doen wat je predikt”.

4.2 Integrale visie

Het Nederlandse milieubeleid is de afgelopen jaren succesvol geweest. De successen zijn er vooral in die delen van het milieubeleid waar sprake is van een duidelijke relatie tussen oorzaak en gevolg, een goed aanspreekbare doelgroep en de aanwezigheid van alternatieven. In de delen van het milieubeleid waar dit niet of minder het geval is zijn de vraagstukken complexer.

Zij vragen om een andere benadering en een andere opstelling van de gemeente. De gemeente is niet langer de instantie die alleen regels voorschrijft, uitvoert en controleert. Zij initieert ook processen, begeleidt projecten, innoveert alternatieven, stimuleert samenwerking en communiceert over nieuwe ontwikkelingen. Hierbij richt de gemeente zich op het terugdringen van milieubelasting op korte en lange termijn om te komen tot een kwaliteitsverbetering van de leefomgeving.

Deze benadering stelt eisen aan de organisatie en taakuitvoering van het milieubeleid waarbij zij het goede voorbeeld richting burgers en bedrijven wil geven. Hiervoor heeft zij de volgende beleidsuitgangspunten geformuleerd:

  • optimaal benutten van middelen;

  • procesgerichte uitvoering;

  • voorbeeldgerichte uitvoering.

Optimaal benutten van middelen

In een complexer wordende omgeving kan de gemeente Bunschoten niet alles alleen en tegelijkertijd doen. Uiteraard zijn er wettelijk verplichte taken maar waar het om gaat is het zoeken naar de kansen die de meeste winst opleveren. Niet het streven naar maximale milieuwinst is hierbij het uitgangspunt maar een optimalisatie van de milieuwinst in relatie tot de ruimtelijke, economische en sociaal-maatschappelijke winst. Door duidelijke keuzes te maken - brongericht beheer -, de juiste accenten te zetten - ketenbeheer - en waar mogelijk samenwerking te realiseren - gedeeld beheer - kunnen middelen voor de uitvoering van milieutaken optimaal benut worden. De gemeente Bunschoten stimuleert in de taakuitvoering brongericht beheer, dat wil zeggen preventie van gebruik, recycling en eenvoudige oplossingen zo dicht mogelijk bij de bron. Door bijvoorbeeld het opnemen van bodembeschermende maatregelen in milieuvergunningen voor bedrijven wordt voorkomen dat er bodemverontreiniging ontstaat en sanering nodig is. Met ketenbeheer - niet één onderdeel maar alle aspecten van de keten - stelt Bunschoten de samenhang en integraliteit in de taakuitvoering centraal. Gedeeld beheer - niet alleen de gemeente maar samen met anderen - biedt Bunschoten de kans voor een gedragen en goedkopere taakuitvoering. Uitgangspunt is dat het beheer een primaire taak van de gemeente blijft maar dat waar mogelijk wordt gezocht naar vormen van samenwerking en gedeeld beheer. Een mooi voorbeeld is wellicht de landbouwer die ook aan natuur- en groenonderhoud doet.

Procesgerichte uitvoering

Een procesgerichte uitvoering wordt gekenmerkt door de nadruk te leggen op het ontwikkelingsen uitvoeringstraject. Zo is het in samenwerking met een bedrijf komen tot afspraken en deze uitvoeren belangrijker dan de milieuvergunning zelf. De vergunning is slechts het resultaat van handelingen, een middel om een doel te bereiken en te bewaken. De processen in de Bunschotense taakuitvoering zijn gericht op het doel “duurzaam ontwikkelen van de leef-, woon- en werkomgeving”. De instrumenten die hiervoor worden ingezet verschillen telkens. Dit geldt ook voor de rol van de gemeente. Deze kan variëren van stimuleren, begeleiden en reguleren tot uitvoeren. Een procesgerichte uitvoering zorgt voor de gewenste flexibiliteit en maatwerk in de gemeentelijke taken.

Voorbeeldgerichte uitvoering

Een voorbeeldgerichte uitvoering moet leiden tot het uitdragen van een geloofwaardig gemeentelijk milieubeleid. De taakopvatting en -uitvoering van de gemeente dient als voorbeeld voor de burgers en bedrijven in Bunschoten. De voorbeeldwerking komt op twee manieren tot uiting.

Ten eerste in de uitvoering van de beheertaken waarmee de burgers, bedrijven en andere doelgroepen in aanraking komen. Een voorbeeld hiervan is het snel herstellen van gebreken en storingen in de openbare ruimte. Ten tweede in de zorg voor de “eigen huishouding”. Preventie en hergebruik van afval, toepassen van duurzame energie, waterbesparing, gebruik van duurzame bouwstoffen et cetera zijn uitgangspunten in de bedrijfsvoering van de gemeente.

Deze geschetste uitgangspunten voor de - algemene - wijze van taakuitvoering zijn hieronder vertaald in de uitgangspunten voor de inhoudelijke milieutaken op het gebied van afval, water, bodem, lucht, energie en klimaat, mobiliteit, geluid, externe veiligheid, groen en interne milieuzorg.

Vervolgens zijn de meetbare beleidsdoelen en actiepunten per milieutaak geformuleerd.

Centrale ambitie

Het adequaat invullen en uitvoeren van de gemeentelijke taken waarmee optimale zorg en beheer van de leefomgeving wordt gecreëerd.

Beleidsuitgangspunten

Optimaal benutten van middelen voor een taakuitvoering waarin een brongericht, keten- en gedeeld beheer centraal staan; Procesgerichte taakuitvoering waarin de gemeente verschillende rollen inneemt en waar mogelijk samenwerking zoekt; Voorbeeldgerichte taakuitvoering door de eigen organisatie.

4.3 Afval

Het afvalbeleid van de gemeente Bunschoten is gebaseerd op de wettelijke taken, de uitgangspunten van het LAP2 en de Raamovereenkomst Verpakkingen. De gemeente geeft hier invulling aan door diverse fracties huis aan huis gescheiden op te halen en haar burgers daarnaastde mogelijkheid te bieden om op diverse plaatsen in de gemeente diverse fracties gescheiden aan te bieden. De accenten in het beleid liggen op hergebruik, het gescheiden aanbieden en inzamelen van afval van huishoudens en bestrijding van zwerfvuil. Naast het ophaalsysteem voor huishoudelijk afval (GFT, restafval, papier en plastic) kunnen burgers hun grof huishoudelijk afval brengen bij het Aanbiedstation (Groeneweg). Bruikbare goederen en textiel kunnen burgers bij het Kringloopcentrum Bunschoten brengen of gratis laten ophalen. Daarnaast kunnen burgers textiel brengen bij ideële organisaties en kledingcontainers.

Voor glas kan men terecht bij glascontainers. In het rapport “Waar staatje gemeente.nl” (18 februari 2010) oordeelt de burger uit Bunschoten met een 6.3 over het schoonhouden van de buurt en met een 7,4 over de leefbaarheid in de buurt.

Inzameling

In de afgelopen periode is besloten over te schakelen op ondergrondse inzamelsystemen en is besloten de GFT-inzameling te continueren. De inzameling van huishoudelijk afval is uitbesteed aan een derde partij. Voor de eindverwijdering van huisvuil en GFT wordt aangesloten bij de contracten die AVU (Afval Verwijdering Utrecht) hiervoor heeft gesloten. Als onderdeel van de Raamovereenkomst Verpakkingen is de gemeente in januari 2010 gestart met het tweewekelijks huis- aan huis inzamelen van plastic verpakkingsafval.

De cijfers van gemeentelijke afvalmonitoring geven aan dat de afgelopen jaren de hoeveelheden aangeboden grof huishoudelijk afval en Papier en Karton weliswaar zijn toegenomen, maar dat tegelijkertijd de ingezamelde hoeveelheid glas stabiel is gebleven, de hoeveelheid ingezameld GFT is afgenomen en de hoeveelheid ingezameld restafval is toegenomen.

Momenteel wordt bij hoogbouw niet gescheiden ingezameld vanwege de grote mate van “vervuiling”.

GFT van dergelijke locaties was van een zodanig slechte kwaliteit dat daardoor het GFT-afval van de gehele gemeente niet meer werd geaccepteerd. In de komende periode wordt deze beslissing heroverwogen en wordt bekeken of de kwaliteit van GFT van deze locaties verbeterd kan worden door bijvoorbeeld betere faciliteiten en/of voorlichting verbeterd kan worden door bijvoorbeeld betere faciliteiten en/of voorlichting.

Zwerfvuil en verkeerd aangeboden afval

In de komende jaren moet een heroverweging plaatsvinden ten aanzien van zwerfvuil. Landelijk is sprake van meer aandacht voor dit punt, daarnaast is in Bunschoten sprake van een toenemende problematiek. Er moet ruimte komen voor bewustwordingsacties bij de inwoners van de gemeente.

Onderdeel van het zwerfvuil is hondenpoep. In de gemeente zijn diverse hondenuitlaatterreinen.

De locatie hiervan is via de nieuwsbrief “Hondenboodschap” bekend gemaakt en toegestuurd.

Het huidige hondenbeleid wordt gecontinueerd. In een integraal overleg tussen Openbare Ruimte en Milieu wordt afgestemd over losloopgebieden in relatie tot verkeersveiligheid, uitbreiden aantal hondenpoepafvalbakken of meer terrein laten schoonzuigen, aandacht voor hondenuitlaatterreinen in nieuwbouwwijken, overlast hondenpoep, enz.

Het aanbiedstation is bedoeld voor burgers maar er wordt regelmatig bedrijfsafval aangeboden.

Onrechtmatig gebruik door bedrijven zal in de komende periode worden aangepakt. Op het Spuiplein staan veel bedrijfsafvalcontainers in de openbare ruimte, hetgeen verboden is. Er wordt onderzocht of een gezamenlijke ondergrondse container een oplossing biedt.

Zomerschoon

Tot en met 2005 heeft de gemeente 8 keer meegedaan met de actie Zomerschoon. In 2006 is er besloten geen actie Zomerschoon meer te houden vanwege bezuinigingen en verminderde belangstelling. In 2009 besprak de Raad middels een motie de actie Zomerschoon en werd er besloten de actie nieuw leven in te blazen. Op dit moment is er geen formatie binnen Milieu om deze actie op te zetten.

AFVAL

Centrale ambitie

Het realiseren van een efficiënt en effectief afvalbeheer, gericht op een verbetering van hergebruik, het gescheiden aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen en bestrijding van zwerfvuil.

Beleidsuitgangspunten

Inzicht in de afvalstromen vormt de basis voor beleid. Accent ligt bij burgers/huishoudens op scheiding en hergebruik van afval.

Meetbare beleidsdoelen

Er is kwantitatief en kwalitatief inzicht in de omvang van alle afvalstromen alsmede de oorzaken hiervan. Op basis van monitoringsinformatie worden maatregelen ontwikkeld. De landelijke taakstellingen worden zoveel mogelijk voor alle afvalstromen gehaald. Zwerfvuil en overlast hondenpoep wordt tot een minimum beperkt.

Actiepunten

Structureel invullen en actueel houden afvalmonitoringssysteem. Communicatie met name richten op gescheiden aanlevering huishoudelijk afval (vergroten mogelijkheden aparte inzameling glas, papier/karton, chemisch afval) en verminderen zwerfafval. Maatregelen nemen om het aanbod bedrijfsafval bij het aanbiedstation terug te dringen (aanpakken aanbieding bedrijfsafval met de knipkaart voor consumenten). Aanleggen ondergrondse inzamelcontainers bij stapelbouw (woongebouwen). Heroverwogen gescheiden inzameling bij hoogbouw (nagaan of het de moeite waard is om de kwaliteit van GFT te verbeteren door bv. betere faciliteiten en/of voorlichting) • Uitwerking geven aan het verpakkingenconvenant. Volgen en actualiseren van het afvalbeleid. Verdere uitwerking geven aan de Raamovereenkomst Verpakkingen. Kritisch volgen ontwikkeling kunststofinzameling. Monitoren overlast hondenpoep en afstemmen met Openbare Ruimte over voldoende faciliteiten Onderzoeken mogelijkheid gezamenlijke ondergrondse bedrijfsafvalcontainer Spuiplein en zo mogelijk realisatie hiervan. Het uitwerken / verwerken gegevens sorteeranalyse van Eureco (steekproefmonsters van afval in Bunschoten m.b.t. afvalscheiding). Jaarlijks opstellen gemeentelijke afvalwijzer. Actie Zomerschoon.

4.4 Water

Water is als taakveld enorm in beweging en vormt een belangrijk element in de leefomgeving.

Voor verbetering van de leefomgevingskwaliteit liggen er vanuit het taakveld water kansen op het terreinvan de ruimtelijke ontwikkeling (juist situeren en inrichten op basis van waterkenmerken) maar ook op het gebied van het gebruik (proceswaterafkoppeling hemelwater, waterbesparende voorzieningen als douchekoppen, toilet en waterbewaarbassins). De aandacht voor de waterketen (de relaties tussen drinkwater, afvalwater, waterzuivering en lozing van (gezuiverd) afvalwater op oppervlaktewater) en het watersysteem (oppervlakte- en grondwater) wordt structureel.

De centrale vraag is hoe de gemeente Bunschoten ervoor zorgt dat het gemeentelijk waterbeheer wordt gekenmerkt door een taakuitvoering die bijdraagt aan verbetering van de leefomgevingskwaliteit.

De gemeente heeft hiertoe in samenwerking met het waterschap en het waterleidingbedrijf het Waterplan Bunschoten opgesteld, bestaande uit de Watervisie 2007-2016 en het Uitvoeringsplan 2008-2012. Doel van het waterplan is het vastleggen van een integrale visie en daarop gebaseerde maatregelen, om de gebruikswaarde en belevingswaarde van het water in Bunschoten te verhogen. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan men in de toekomst blijven beschikken over de voordelen van een gezond watersysteem en waterketen. Hieronder vallen alle oppervlaktewateren in Bunschoten, het grondwater, drinkwater (winning en distributie), riolering en zuivering (rwzi).

Verder beschikt de gemeente inmiddels over een Baggerplan 2006-2009 en een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) (alle panden in het buitengebied zijn inmiddels aangesloten op de riolering).

Sinds de invoering van de Wet gemeentelijke watertaken (Wgw) moet het GRP ook ingaan op het beheer van grondwater en hemelwater. Uiterlijk op 1 januari 2013 moet de gemeente het huidige GRP actualiseren tot een verbreed GRP, waarin deze onderwerpen een plek hebben gekregen. Een goede waterzuivering wordt af en toe verstoord door een te hoog gehalte vet in het aangeboden (bedrijfs-)afvalwater. Met de betreffende bedrijven zijn gesprekken gaande om te komen tot een oplossing die voor alle partijen tot tevredenheid leidt.

Waterkwaliteit

In 2008 heeft het college van B&W het Plan van Aanpak Diffuse Bronnen vastgesteld en is de gemeente begonnen met de uitvoering van de actiepunten. Verontreiniging door diffuse bronnen wordt tegengegaan door herziening van het honden(poep)beleid, reduceren van onkruidbestrijding en het onder de aandacht brengen van duurzaam bouwen bij particulieren en professionele bouwpartijen, bijvoorbeeld via het ontmoedigen van zinken daken/goten bij nieuwen verbouw. Het plan van aanpak heeft ook betrekking op de gemeentelijke interne milieuzorg, bijvoorbeeld door het toepassen van uitlogende materialen (voornamelijk zink) bij bijvoorbeeld poedercoating van straatmeubilair. In het regulier bestuurlijk overleg tussen gemeente en waterschap zal de uitvoering van het plan de noodzakelijke aandacht krijgen.

Daarnaast heeft een krachtenbundeling plaatsgevonden van de randmeergemeenten om een oplossing te vinden voor de problematiek met betrekking tot de eutrofiëring van de Zuidelijke Randmeren via de zgn. Blauwe As.

Begin 2010 is het convenant “De Blauwe As” ondertekend door diverse overheden die betrokken zijn bij de Zuidelijke Randmeren. Het convenant volgt het eerdere convenant “BEZEM” uit 2006 op (Bestrijding eutrofiëring van de Zuidelijke Randmeren). De stuurgroep BEZEM heeft in 2008 de “Ontwikkelingsvisie 2030 Zuidelijke Randmeren” vastgesteld. Het convenant “De Blauwe As” is een samenwerkingsverband waarin partijen zich inspannen om deel I van de Ontwikkelingsvisie 2030 nader vorm te geven. Er wordt gestreefd naar een evenwicht tussen de recreatie, natuur en economische en toeristische doelstellingen. Het uiteindelijke doel is een zodanige kwaliteit dat er helder water is in de Zuidelijke Randmeren, met waterplanten, zonder overlast van algen, mede in relatie tot de verbetering danwel handhaving van de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. Voor Bunschoten is deze ontwikkeling vooral relevant voor de gemeentelijke projecten die een relatie hebben met het Eemmeer: Laakzone en Oostmaat en de Eemdelta in relatie tot de dijkverbetering

Samenwerking Waterketen

Met de gemeenten Amersfoort en Leusden en met het waterschap Vallei & Eem is een intentieverklaring gesloten voor verdergaande samenwerking en samenhang op het gebied van water.

De samenwerking heeft gestalte gekregen binnen het Platform Water Vallei en Eem. Het platform wordt aangestuurd door het kernteam, waarin Bunschoten vertegenwoordigd is. Door een betere afstemming in beleid en uitvoering en door uitwisseling van kennis en ervaring ontstaat een hogere kwaliteit en meer efficiency. Zo wordt milieuwinst gerealiseerd op het gebied van riolering, waterketen, ruimtelijke ordening, natuur, grondwater, wetgeving en de gevolgen hiervan op verschillende overheidsniveaus, strategische plannen, regionale plannen, baggeren en visstand. In 2010 is de discussie gestart over de vorming van de Waterketen. De doelmatigheid in de waterketen vormt een belangrijk onderdeel van het voorstel van de Unie van Waterschappen (operatie Storm) aan de staatssecretaris over de uitvoering van het rioleringsbeheer. Het kabinet geeft in haar reactie aan dat zij een impuls wil geven aan de doelmatigheid in de waterketen door onder andere het integreren van de uitvoering van rioolbeheer en afvalwaterzuivering.

De VNG reageerde in eerste instantie duidelijk afwijzend en wees op de sterke samenhang tussen riolering en openbare ruimte. Na het uitvoeren van een feitenonderzoek heeft de VNG nu samen met de Unie van Waterschappen (UvW) een voorstel voor versterking van de samenwerking geformuleerd. Hierin wordt de sterke verbondenheid van riolering, openbare ruimte, oppervlaktewater(kwaliteits)beheer en afvalwaterzuivering als uitgangspunt gekozen.

Het voorstel maakt onderscheid in meerdere schaalniveaus, dat van het waterschap (lees Platform) enerzijds en dat van de zuiveringskring anderzijds. De huidige samenwerking binnen het Platform biedt een unieke kans om aan de discussie verdere vorm en inhoud te geven.

Deltaprogramma IJsselmeergebied

Eind 2008 heeft de (tweede) Deltacommissie, onder leiding van oud-minister Veerman, het advies ‘samen werken met water” gepresenteerd. In twaalf aanbevelingen ligt de focus op waterveiligheid en zoetwatervoorzieningen. Voor het IJsselmeergebied (IJsselmeer, Markermeer, Randmeren en toevoerrivieren) hebben drie aanbevelingen directe consequenties, namelijk die met betrekking tot het veiligheidsniveau (dijken), buitendijkse gebieden (afvoer rivierwater) en het IJsselmeergebied (peilverhoging IJsselmeergebied ten behoeve van buffer zoetwatervoorraad, n.v.t. op Markermeer).

In 2015 neemt het kabinet een beleidsbeslissingen op basis van het advies van de Deltacommissie met besluiten op de lange termijn (2035 en verder). In 2013 zal vooruitlopend daarop een peilbesluit worden genomen voor de periode tot 2035, met naar verwachting een peilstijging van 30 cm op IJsselmeer en Markermeer.

In 2010 gaan gebiedsverkenningen van start. In de komende periode zullen deze leiden tot inzicht in de consequenties van het Deltaprogramma IJsselmeergebied voor de betreffende gebieden op het gebied van waterhuishouding, dijken, waterkwaliteit, gebiedsfuncties, bodem, economie, etc. op het gebied van zowel inhoud als proces. Er ontstaat zo tevens inzicht in knelpunten, kosten en noodzakelijke maatregelen.

WATER

Centrale ambitie

Verbeteren van het waterbeheer in Bunschoten op de onderdelen watergebruik, afvalwaterinzameling en -transport, natuurontwikkeling en ecologie, waterkwantiteit en waterkwaliteit.

Beleidsuitgangspunten

Zuinig en efficiënt omgaan met beschikbaar (drink)water. Voorkomen en beperken van afvalwateren tegengaan vetproblematiek: Optimaliseren van scheiding inzameling van afvalwater en schoon (regen)water (hergebruik regenwater). Beschermen en versterken van water als onderdeel van het ecosysteem. Voorkomen van wateroverlast. Voorkomen c.q. beperken van verontreiniging van grondwater en oppervlaktewater. Waterrecreatie alleen toestaan binnen hetgeen vanuit leefomgevingskwaliteit acceptabel is.

Meetbare beleidsdoelen

• Zie doelen uit het Waterplan.

Actiepunten

Uitvoering geven aan de activiteiten zoals verwoord in het Waterplan en de Ontwikkelingsvisie zuidelijke randmeren. Stimuleren afkoppeling (regenwater van daken in de grond i.p.v. in het riool) conform Afkoppelplan (Afkoppelkansenkaart Bunschoten april 2009); randvoorwaarde bij nieuwbouw. In kader van klimaatbeleid adaptatie expliciet betrekken bij nieuwe ontwikkelingen. Uitvoeringsplan 2012-2016 opstellen (in het kader van het Waterplan; huidige uitvoeringsplan loopt t/m 2012 maar Watervisie loopt t/m 2016). Opstellen verbreed GRP inclusief de onderwerpen grondwater en hemelwater (Waterwet), o.b.v. Leidraad Riolering van de stichting RIONED. Implementatie plan van aanpak diffuse bronnen. Platform Water Vallei & Eem: samenwerking borgen en optimaliseren overeenkomstig de afspraken tussen de Unie van Waterschappen (UvW) en de VNG. Vetproblematiek van aangeboden (bedrijfs-)afvalwater tegengaan. Leveren van input aan het Deltaprogramma IJsselmeergebied

4.5 Bodem

Bodembeheer

Ten opzichte van de vorige Nota -Milieubeleid van februari 2006 hebben in de wet- en regelgeving over bodembeheer diverse ontwikkelingen plaatsgevonden. In januari 2006 werd in de Wet bodembescherming (Wbb) de wettelijke doelstelling voor bodemsanering gewijzigd. Doelstelling sindsdien is het functiegericht en kosteneffectief saneren van verontreinigde bodem. Tevens is het beoordelingskader voor het al dan niet moeten saneren van de bodem gewijzigd. Voorheen was sprake van ‘saneringsurgentie”, maar dat begrip is gewijzigd in “met spoed saneren” van de bodem als er sprake is van onaanvaardbare risico’s als gevolg van bodemverontreiniging. In de Circulaire bodemsanering is uitgewerkt wanneer sprake is van spoed en ook de saneringsdoelstelling is nader uitgewerkt. Ook is een gewijzigde normstelling voor bodemverontreiniging (met aangepaste streef- en interventiewaarden) vermeld in de Circulaire, de stof asbest is ook in deze lijst opgenomen.

De afgelopen jaren is er beleidsmatig meer nadruk komen te liggen op prioriteit voor de aanpak van de spoedlocaties. Voor 2015 moeten de spoedlocaties, waar sprake is van onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid van de mens bij het huidig gebruik, worden gesaneerd of tijdelijke beveiligingsmaatregelen worden genomen. In het in juli 2009 gesloten Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties hebben Rijk, IPO, VNG, Unie van Waterschappen dit bekrachtigd.

Sinds eind 2009 is de aanpak van verontreinigde waterbodems verdwenen uit de Wet bodembescherming en opgegaan in de Waterwet. De doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water voor de oppervlaktewaterkwaliteit zijn leidend voor de besluitvorming of moet worden ingegrepen in de waterbodemkwaliteit. Daarvoor is een nieuw technisch beoordelingskader beschikbaar.

Omgaan met lichte bodemverontreiniging

Een andere belangrijke verandering is de wijziging van het Bouwstoffenbesluit in het Besluit bodemkwaliteit geweest, per 1 januari 2008. Het beoordelingskader voor de toepassing van licht verontreinigde grond en bagger en voor het toepassen van bouwstoffen is toen ingrijpend gewijzigd, wat betreft de procedures als de normstelling. Het Besluit bodemkwaliteit geeft gemeenten een grotere mate van beleidsvrijheid. Momenteel voert de gemeente in het kader van overgangsbeleid nog haar beleid uit zoals vastgelegd in het bodembeheerplan (september 2005 vastgesteld in raad). De voorbereiding op de overgang naar het Besluit Bodemkwaliteit is gebeurd.

De gemeente laat in de komende periode een bodemfunctiekaart en generiek beleid opstellen.

Archeologie

De nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg is 1 september 2007 in werking getreden waarmee de uitgangspunten van het Europese Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving zijn geïmplementeerd. Het belangrijkste uitgangspunt van de nieuwe wet is om archeologische waarden in de ondergrond (ter plekke) te behouden, omdat de bodem nu eenmaal de beste conserveringsomgeving is (behoud in situ). Door middel van bijvoorbeeld planaanpassing kan dit worden nagestreefd. Een ander belangrijk uitgangspunt van de wetgeving is: “de verstoorder betaalt”. Dit betekent dat de initiatiefnemer van een project dat mogelijk schade toebrengt aan het bodemarchief (verstoort), verplicht is het archeologisch onderzoek te laten uitvoeren om behoud van het bodemarchief te kunnen waarborgen. Indien de plannen archeologische waarden zullen verstoren zal in het uiterste geval een archeologische opgraving worden uitgevoerd (behoud ex situ). De kosten hiervoor komen ook ten laste van de initiatiefnemer.

Vroegtijdig archeologisch (voor)onderzoek kan ervoor zorgen dat de initiatiefnemer tijdig een planaanpassing kan doorvoeren indien er archeologische waarden aanwezig zijn en voorkomt vertraging en hoge kosten.

In het kader van het op te stellen erfgoedbeleid is het uitwerken en opnemen van archeologische voorwaarden in vergunningverleningprocedures gewaarborgd. Evenals het vertalen van archeologische informatie naar de bestemmingsplannen.

BODEM

Centrale ambitie

Het realiseren van duurzaam bodemgebruik in Bunschoten zodat het bodemgebruik is afgestemd op de bodemkwaliteiten vice-versa, het bodemgebruik: nietleidtiot een verslechtering van de bodemkwaliteit; er sprake is van een optimaal bodemgebruik en de bodemkwaliteit waar mogelijk wordt verbeterd.

Beleidsuitgangspunten

Inzicht verkrijgen in de totale bodemkwaliteit. Voorkomen van nieuwe bodem- en waterbodemverontreinigingen. Multifunctioneel saneren van nieuwe bodem- en waterbodemverontreinigingen. Functiegericht saneren van bestaande gevallen van bodemverontreinigingen (van voor 1987). Voorkomen verdere verontreiniging bij bestaande gevallen van bodemverontreiniging (stand-stillbeginsel). Het bewust omgaan met secundaire grondstoffen in eigen werken en het stimuleren hiervan richting externen (volgens Bouwstoffenbesluit). Meenemen archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij ruimtelijke ordening, inrichting en beheer beslissingen over het gebruik van bovengrondse en ondergrondse ruimte baseren op een beoordeling van de effecten van bodemgebruik. Gebruik maken van de vrijstellingsregeling grondverzet geënt op het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart.

Meetbare beleidsdoelen

Alle nieuwe bodemverontreinigingen worden functioneel gesaneerd. Archeologische waarden vormen met ingang van het verdrag van Malta een integraal onderdeel van alle ruimtelijke plannen. Voor ruimtelijke uitbreidings- en (her)ontwikkelingsplannen is aandacht voor effecten van het gebruik op de bodem. Gebruik maken van de ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet via het bodembeheerplan, de bodemkwaliteitskaarten en het bodeminformatiesysteem. Uitvoering geven aan het Bouwstoffenbesluit. Komen tot een verbetering van de waterbodemkwaliteit. Het implementeren van het Besluit bodemkwaliteit (intussen uitvoering beleid volgens bodembeheerplan). Opstellen bodemfunctiekaart en generiek beleid in het kader van RAAM-project. Opstellen beleid ten aanzien van gebruik (het stimuleren van) koude-warmte-opslag in de bodem.

Actiepunten

Het uitwerken en opnemen van archeologische voorwaarden in vergunningverleningsprocedures. Vertalen van archeologische informatie naar de bestemmingsplannen in de vorm van voorschriften. Nagaan of koppeling met overige bodeminformatie gewenst is ten behoeve een breder beeld van de diensten die de ondergrond kan leveren. Bekijken koppeling i.h.k.v. Wabo, Durp, GIS etc.Het vullen van het BIS voor wat betreft de bouwstoffenbesluit module (Stra BRS) door SB|G. Actueel houden van het BIS; Opnemen van de locaties met ondergrondse tanks in het Bodeminformatiesysteem; Vormgeven aan de uitwisseling van bodeminformatiegegevens met de provincie (via Globis). Uitvoering geven aan nieuwe ontwikkelingen in het bodembeleid (o.a. Bouwstoffenbesluit en BUS). Uitvoeren aanvullend bodemonderzoek voor de twee zones die nu nog buiten de bodemkwaliteitskaart vallen, te weten het bungalowpark aan de Westdijk en het zandgebiedje nabij Bunschoten-Centrum. Nagaan in welke gevallen de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek bij bouwvergunningen kan vervallen nu een bodemkwaliteitskaart aanwezig is. Beleid formuleren voor de terugsaneerwaarden (m.b.v. de achtergrondwaarden). Komen tot een digitale ontsluiting van bodeminformatie voor derden. Saneren van de meest urgente verontreinigingslocaties en anderszins noodzakelijke bodemsaneringen. Advisering ten behoeve van bouwaanvragen en ruimtelijke plannen en aanlevering bodeminformatie aan externen. Uitvoering HUM-kit VROM (Handhavings Uitvoerings Methode Besluit Bodemkwaliteit). Archeologie: strategie opstellen om veldwerkzaamheden voor bodem en archeologie gelijktijdig uit te voeren (efficiënt, slechts 1x overlast). Oriënterend onderzoek spoedlocaties in het kader van ISV-3. Uitvoeren ISV-3-actiepunten (subsidie/budget is toegewezen): spoedlocaties + grondwaterverontreiniging en grondwaterbeheersystemen. Beheersing twee situaties grondwaterverontreiniging in kader van ISV-3. In stand houden Bodemloket. Uitvoeren van geplande bodemonderzoeken en bodemsaneringen. Het actualiseren van de bodemkwaliteitskaart; Bodem meenemen als onderdeel bij grondtransacties van gemeente.

4.6 Luchtkwaliteit

Luchtverontreiniging - en daarmee samenhangend geurhinder- zijn evenals geluidhinder door burgers zeer direct ervaren bronnen van milieuverontreiniging. In stedelijk gebied gaat het om uitstoot van uitlaatgassen door intensieve verkeersstromen en om bedrijven. In landelijk gebied kan overlast ontstaan door ammoniakuitstoot door landbouwbedrijven. Langdurige hinder door luchtverontreiniging kan de kwaliteit van de leefomgeving aantasten.

Sinds het opstellen van de vorige Nota Milieubeleid is de wetgeving voor luchtkwaliteit gewijzigd.

Sinds november 2007 is luchtkwaliteit niet meer geregeld in het Besluit luchtkwaliteit maar in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5, titel 2; luchtkwaliteitseisen). De wijzigingswet waarmee luchtkwaliteit is opgenomen in de Wm wordt ook wel “Wet luchtkwaliteit” genoemd. Onder de luchtkwaliteitseisen in de Wm valt een aantal AMvB’s en ministeriële regelingen, waaronder het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM).

De bestaande normen voor luchtkwaliteit zijn gelijk gebleven De grenswaarden hoeven krachtens het Besluit derogatie pas later te worden bereikt, namelijk medio 2011 (voor PM10) en 1 januari 2015 (voor NO2). Er zijn normen voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) toegevoegd die vanaf 2015 in acht moeten worden genomen. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid luchtkwaliteitsbeleid te formuleren om te kunnen voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

Op nationaal niveau worden maatregelen uitgevoerd die de luchtkwaliteit verbeteren. Deze maatregelen zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Een onderdeel van dit programma is de Saneringstool. Hierin zijn de volgende wegen opgenomen:

Vaartweg, Bikkersweg, Eemdijk, Bisschopsweg, Amersfoortseweg, Westsingel en de Oostelijke Randweg. In 2008 is het Actieplan luchtkwaliteit opgesteld in RAAM-verband). Tegen het einde van de NSL-periode (2014) moet bezien worden of er nadere stappen nodig zijn.

In Bunschoten zijn geen knelpunten en worden geen knelpunten verwacht. De gemeente Bunschoten streeft ernaar om deze situatie te behouden. Bij het vestigen van nieuwe gevoelige bestemmingen (scholen voor onderwijs aan minderjarigen; kinderopvang; bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen) moet de luchtkwaliteit onderzocht worden wanneer de bestemming zich dichtbij een provinciale of rijksweg bevindt (50 m resp. 300 m). Uitbreiding van bestaande gevoelige bestemmingen is slechts toegestaan onder bepaalde voorwaarden.

Centrale ambitie

Het voorkomen van knelpunten met betrekking tot luchtkwaliteit door een goede ruimtelijke ordening op basis van een actueel beeld van de lokale en regionale luchtkwaliteit.

Beleidsuitgangspunten

Luchtkwaliteit is een structureel onderdeel in alle ruimtelijke ontwikkelingen. Overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit wordt te allen tijde voorkomen”

Meetbare beleidsdoelen

De lokale luchtkwaliteit van de gemeente Bunschoten is voor alle onderdelen uit het Besluit Luchtkwaliteit inzichtelijk. Knelpuntsituaties ten aanzien van luchtkwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen worden te allen tijde voorkomen. In 2014 is duidelijk welke bijdrage duurzame mobiliteit kan hebben aan een betere luchtkwaliteit.

Actiepunten

Opnemen van een paragraaf luchtkwaliteit in alle ruimtelijke plannen. Uitvoeren studie naar de bijdrage van duurzame mobiliteit (bijvoorbeeld elektrisch vervoer, waterstof, biobrandstoffen, dynamisch verkeersmanagement) aan verbetering van de luchtkwaliteit en de sturings- en beïnvloedingsmogelijkheden die de gemeente daarbij heeft. Volgen van de provinciale ontwikkelingen ten aanzien van de Handreiking Luchtkwaliteit en het leveren van input vanuit de gemeente. Uitvoering geven aan Wet milieubeheer, hoofdstuk luchtkwaliteitseisen (“Wet luchtkwaliteit”). Actueel houden NSL. Stimuleren vervoersmanagement in kader van ontwikkeling Haarbrug-Zuid (koppelen) aan parkmanagement, en bij grote werkgevers.

4.7 Duurzame mobiliteit

In de EU Richtlijn Duurzame Energie (zie paragraaf 4.10) is opgenomen dat in 2020 minstens 10% van de energie in alle vormen van vervoer uit hernieuwbare bronnen bestaat. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om duurzame vormen van transport te stimuleren en faciliteren.

De gemeente Bunschoten staat positief tegenover het toepassen van oplaadpunten voor elektrisch vervoer en andere duurzame brandstoffen zoals een tankpunt voor biogas en aardgas.

In 2008 is op initiatief van de provincie Utrecht een Wagenparkscan [2] uitgevoerd m.b.t. het gemeentelijk wagenpark. Daarin zijn dieselvoertuigen vergeleken met voertuigen op aardgas, biogas en voertuigen op biodiesel. Aardgas is schoner (luchtkwaliteit) maar scheelt nauwelijks in CO2-emissie (klimaat). Biogas is op alle fronten schoner dan fossiele brandstoffen. Biodiesel heeft iets lagere emissies, maar het verschil met voertuigen die voldoen aan de Euro 4-norm is niet groot. De alternatieven zijn gericht op een verbetering van de luchtkwaliteit en niet op het verduurzamen van de energievoorziening. Bovendien is niet helemaal duidelijk of de bijgemengde biologische oliën voldoen aan de duurzaamheidscriteria uit de EU Richtlijn Duurzame Energie. Elektrische auto’s en auto’s op waterstof zijn buiten beschouwing gelaten. Deze manieren van vervoer zijn vanuit het perspectief van luchtkwaliteit en klimaat (CO2) veruit te prefereren.

Een elektrische auto heeft bij gebruik van grijze stroom de helft van de CO2-uitstoot van een dieselauto. Bij gebruik van groene stroom is er zelfs sprake van geen CO2-uitstoot. Een elektromotor stoot geen NOX en fijn stof uit. De waterstofauto stoot slechts water en zuurstof uit.

De techniek is echter pas over enkele jaren ver genoeg gevorderd om ook financieel een aantrekkelijk alternatief te kunnen zijn.

Centrale ambitie

Een schone en gezonde leefomgeving.

Meetbare beleidsdoelen

Het verlagen van emissies van luchtvervuiling, geluid en CO2 (klimaat). Het voorkomen van uitputting van fossiele bronnen voor transportbrandstof.

Actiepunten

Stimuleren transitie bedrijfsvervoer (o.a van de brood- en visbedrijven) van diesel naar een meer duurzame brandstof. Onderzoek met Connexxion naar intensivering OV naar Amersfoort (station en Vathorst), Baarn en Hilversum. Mogelijkheden onderzoeken: uitbreiding van huidige wagenparkscan met elektrisch vervoer en waterstof. Oplaadpunt voor elektrische auto en scooter op parkeerplaats gemeentehuis. Oplaadpunt voor elektrische fietsen in centrum en op een voor recreanten logische plek. Stimuleren fietsverkeer, te beginnen bij de eigen organisatie, aansluiting zoeken bij landelijk fietsbeleid (Kennisplatform Verkeer en Vervoer).

4.8 Externe veiligheid

In de afgelopen 10 jaar heeft externe veiligheid zich ontwikkeld tot een “volwassen” milieuonderwerp.

De vuurwerkramp in Enschede in 2000 is in Nederland een extra impuls geweest voor het ontwikkelen van nieuwe wet- en regelgeving voor transport en opslag van gevaarlijke stoffen en voor risicovolle activiteiten. Voor bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) relevant. Hierin zijn normen en richtlijnen opgenomen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ten gevolge van risicovolle bedrijven of stationaire bronnen. Voor de zwaardere categorie risicovolle inrichtingen is het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo) relevant. Dit stelt eisen aan het veiligheidsbeheerssysteem van bedrijven. Externe veiligheid is ook aan de orde voor transport van gevaarlijke stoffen en het omgaan met buisleidingen (voor bijvoorbeeld gas).

Het RIVM beheert het risicoregister (Register risicosituaties gevaarlijke stoffen, op grond van Registratiebesluit externe veiligheid). Hierin is informatie opgenomen die gebruikt wordt bij het verlenen van vergunningen en het opstellen van ruimtelijke plannen. De gemeente Bunschoten moet op basis van een risico-inventarisatie gegevens aanleveren voor dit register. Deze gegevens moeten in elk geval elke vijfjaar geactualiseerd worden. Op basis van dit register wordt de provinciale risicokaart opgesteld en geactualiseerd.

Er bestaat de subsidieregeling programmafinanciering EV-beleid. Op basis daarvan kunnen provincies hun beleid voor externe veiligheid uitvoeren. De provincie Utrecht heeft in het kader hiervan het Provinciaal uitvoeringsprogramma externe veiligheid (PUEV) opgesteld. In het PUEV is aangegeven welk budget er beschikbaar is voor gemeenten en welke activiteiten er uitgevoerd zouden moeten worden. De hierin opgenomen acties voor Bunschoten worden overgenomen in het Milieuprogramma van de gemeente. Het PUEV voor 2011 e.v. is op het moment van schrijven van dit plan nog niet klaar. Er wordt wel alvast tijd gereserveerd voor het uitvoeren van eventuele actiepunten die hieruit voortvloeien.

In de gemeente zijn alle bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen geïnventariseerd. Daarbij is tevens nagegaan welke kwetsbare functies in de omgeving van deze bedrijven aanwezig zijn. Dit alles is vastgelegd in bestemmingsplannen waarbij momenteel de risicocontouren worden uitgewerkt en opgenomen. Daarnaast is samen met de gemeente Baarn en Nijkerk een route gevaarlijke stoffen vastgesteld.

Bij de vestiging van nieuwe bedrijven, hervestiging van bedrijven en bij nieuwe ontwikkelingen op of in de omgeving van bestaande bedrijventerreinen wordt rekening gehouden met externe veiligheid.

Ten slotte heeft de gemeente in samenwerking met de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) een taak op het gebied van crisisbeheersing volgens de Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (WKR). De gemeente Bunschoten werkt met een beheersplan, organisatieplan, rampenplan en -rampbestrijdingsplannen.

EXTERNE VEILIGHEID

Centrale ambitie

Voldoen aan wetgeving op het gebied van externe veiligheid voor bedrijven en vervoer. Aansluiten bij de ambities en actiepunten van de provincie Utrecht.

Meetbare beleidsdoelen

Inzicht in risico’s binnen de gemeente en deze waar mogelijk inperken en/of voldoende voorbereid zijn op incidenten. Aansluiten op Provinciaal uitvoeringsprogramma externe veiligheid (PUEV). Up to date houden risicoregister. Externe veiligheid laten meewegen in alle bestemmingsplannen en bij locatiekeuze van bedrijven.

Actiepunten

Overnemen actiepunten uit PUEV, tenminste op het gebied van locatiekeuze bedrijven, routering gevaarlijke stoffen en actueel houden risicoregister. Handhaven route gevaarlijke stoffen. Doorwerking externe veiligheidsaspecten in gemeentelijke plannen en besluiten (ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en rampenbestrijding). Implementatie AMVB buisleidingen (in regionaal verband). Implementatie Besluit transportroutes externe veiligheid (in regionaal verband). Jaarlijks actualiseren van het risicoregister op basis van een risico-inventarisatie. Uitwerking geven aan een visie op de wijze waarop externe veiligheid in ruimtelijke ontwikkeling, verkeer en vervoer en hulpverlening wordt vormgegeven (incl. hoe omgaan met verantwoording groepsrisico). Opstellen handreiking betreffende effectief en efficiënt omgaan met de verantwoordingsplicht (kwaliteitsborging, organisatie, praktische wenken en handvaten). Uitvoeren studie naar externe veiligheidsaspecten voor nieuwe bedrijventerreinen. In kaart brengen nieuwe doelen & acties die volgen uit PUEV 2011-2014; consequenties hiervan voor Bunschoten bepalen (actie voor SB|G). In beeld brengen van de rol van Milieu binnen het onderwerp crisisbeheersing. Volgen van de landelijke ontwikkelingen t.a.v. crisisbeheersing en de gemeentelijke organisatie wat betreft crisisbeheersing actueel houden (verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden).

4.9 Groen

De kwaliteit van de leefomgeving van mens en dier wordt mede bepaald door groen. Groen heeft een stedenbouwkundig-ruimtelijke functie, verbetert het stadsklimaat, filtert stof-, rook- en roetdeeltjes uit de lucht, dempt geluid, biedt voedsel en beschutting voor andere organismen en heeft sociaal-psychologische functies. De kwaliteit van het groen kan vergroot worden door de gemeente door het aanleggen van nieuw groen op de juiste plekken en het (ecologisch) beheer ervan. Kansen ten aanzien van ecologisch groenbeheer doen zich met name voor bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Samenwerking met burgers in het inrichten en onderhoud biedt goede kansen voor voorlichting en het kweken van begrip.

Op niveau van planning, inrichting en ontwerp moeten keuzes gemaakt worden die bijdragen aan het verduurzamen van het beheer van het groen. Hiertoe is de Groenstuctuurvisie 2005- 2015 opgesteld. De Groenstructuurvisie is leidend en vormt de basis voor inbreng van groenaspecten in alle nieuwe ruimtelijke (her)ontwikkelingsplannen (bijvoorbeeld bestemmingsplannen) en aanverwant gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld De APV).

Deze visie is uitgewerkt in het groenbeleid 2007-2015, “Eiland in het Groen”. Hierin is aangegeven wat de uitgangspunten zijn voor het groen op verschillende niveaus (wijk- buurt en blokgroen), en voor verschillende functies (zoals verkeersgroen, schermgroen) Ook wordt aandacht besteed aan belevingswaarde en esthetiek Als randvoorwaarden wordt genoemd dat groen schoon, veilig, functioneel en duurzaam is, een lange levensduur heeft en dat kwaliteit behouden wordt Beheer dient ook-vanuit die gedachte plaats te vinden.

De gemeente heeft een kapverordening, waarin alleen aangewezen bomen beschermd zijn Hiervoor wordt een waardevolle-bomen-lijst opgesteld en vastgesteld door de raad (planning 2012) In 2010 is bomenbeleid geformuleerd door middel van thema’s, o a voor het beschermen van waardevolle houtopstanden Hier zal in de periode t/m 2015 uitvoering aan gegeven worden.

GROEN

Centrale ambitie

Het realiseren van duurzaam groenbeheer in Bunschoten gericht op het vergroten van de leefbaarheid, aantrekkelijkheid en herkenbaarheid (beeldkwaliteit) voor de gemeente en haar inwoners en bezoekers

Beleidsuitgangspunten

Behoud groenstructuur en kwaliteit van het groen Versterking van de groenstructuur waar die nu te beperkt is Ontwikkeling van de groenstructuur bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen Voorkomen van versnippering van groen Verder verminderen van gebruik van bestrijdingsmiddelen Een betaalbaar en beheerbaar groenbeheer

Meetbare beleidsdoelen

De Groenstructuurvisie wordt in alle nieuwe ruimtelijke (her)ontwikkelingsplannen nader uitgewerkt Gebiedsgericht uitwerken van de kansen voor ecologisch groenbeheer In navolging Europese regelgeving de kaders bepalen voor het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen Komen tot een verhoging van de beeldkwaliteit Behouden van de bestaande boomstructuur Aanleggen van nieuwe groenstructuren

Actiepunten

Uitvoering geven aan het Groenstructuurplan en Groenbeleidsplan. Opstellen beschermdocument waardevolle houtopstanden en monumentale bomen (gepland voor 2012). Opstellen kaderdocument ecologisch groenbeheer en monumentale bomen. Ontwikkelingen volgen m.b.t. gebruik chemische bestrijdingsmiddelen en hier zo mogelijk op inspelen. Onderzoeken mogelijkheden invoeren wijkbeheer c.q. buurtbeheer; stimuleren zelfbeheer; Inzaaien braakliggende terreinen (tijdelijke natuur). Opstellen Stimulerings- en beheerplan natuurvriendelijke oevers samen met V&E. Uitvoeren bomenbeleid. Uitvoeren pilotproject ecologisch bermbeheer; evalueren en bij positieve resultaten plan van aanpak opstellen om dit op grotere schaal toe te passen. Versterken groenstructuur (zie ook paragraaf 2.6.2, Natuur- en landschapsgebieden).

4.10 Energie en klimaat

Het kabinet Balkenende IV heeft eind 2007 het werkprogramma ‘schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor het klimaat” opgesteld, waarin ambities zijn opgenomen voor energiebesparing, duurzame energie en opslag van CO2. De doelstellingen zijn:

  • 30% minder uitstoot van broeikasgassen (CO2) in 2020 ten opzichte van 1990;

  • een energiebesparing realiseren van 2% per jaar;

  • in 2020 is het aandeel duurzame energie 20% van ons totale energieverbruik.

De EU Richtlijn Duurzame Energie (2009) voegt hier aan toe dat in 2020 minstens 10% van de energie in alle vormen van vervoer uit hernieuwbare bronnen bestaat. Overheden moeten volgens deze richtlijn een voorbeeldfunctie vervullen bij nieuwbouw en ingrijpende renovaties (bijvoorbeeld nul-energie of opwekken van duurzame energie in het pand). Ook gelden er duurzaamheidscriteria voor biomassa. Wanneer niet aan deze criteria wordt voldaan, mag de energie die hieruit opgewekt is, niet worden meegerekend als hernieuwbare energie. Biomassa mag niet concurreren met kwetsbaar landschap of voedselproductie.

Voor de gemeente betekent dit dat er een flinke inspanning geleverd moet worden. Energie is een relatief nieuw vakgebied waarin de gemeente al wel wat stappen heeft gezet, maar waarin nog geen structurele aanpak is geformuleerd. De aanpak van de “Trias Energetica” biedt handvatten om deze doelstellingen te bereiken. Deze aanpak is gebaseerd op het voorzorgsprincipe (“voorkomen is beter dan genezen”) en bepleit het in eerste instantie zoveel mogelijk beperken van de energiebehoefte. In tweede instantie wordt volgens de Trias Energetica energie duurzaam opgewekt om in de energiebehoefte te voorzien. Als er dan nog een resterende energievraag bestaat, wordt fossiele energie benut die zo schoon en efficiënt mogelijk is opgewekt.

Voor het nieuwbouwproject Rengerswetering (1600 woningen) is een energievisie opgesteld.

Hierin is aanbevolen om te werken volgens het bovenstaande principe van de Trias Energetica:

in eerste instantie zorgen voor een laag energieverbruik van de woningen en in tweede instantie in de energiebehoefte voorzien door middel van duurzame energieopwekkingssystemen zoals een zonneboiler of warmte-/koude-opslag in combinatie met warmtepompen. Ook is geadviseerd om in de wijk de openbare verlichting energiezuinig uit te voeren.

Energiebesparing

De gemeente doet binnen de eigen organisatie het nodige aan energiebesparing (zie paragraaf 4.13.1). Besparing begint met inzicht in het huidige verbruik. Om dit inzichtelijk te maken, is een werkgroep voor integraal overleg met betrekking tot energie opgestart. Diverse inkopers van energie (gemeentelijke gebouwen, markt, walkasten, havenkantoor, gemalen, openbare verlichting enz.) bundelen daarin hun kennis en informatie. Doel van de werkgroep is het inzichtelijk maken van de energiestromen. Er zal een coördinator worden aangesteld. Wanneer klimaatbeleid is vastgesteld (zie onderstaande kopje “Klimaat”), kan er gestart worden met een nulmeting en met monitoring van de energiestromen zodat het energieverbruik en de mogelijkheden voor energiebesparing en verduurzaming inzichtelijk kunnen worden gemaakt Op deze manier kan worden toegewerkt naar het voldoen aan de rijkdoelstelling.

Onder de eigen organisatie vallen ook gemeentelijke instellingen als zwembaden, sportverenigingen en scholen Binnen het project Energieke Scholen werken leerlingen onder leiding van een externe deskundige aan het onderzoeken van het energieverbruik (en binnenklimaat) van de eigen school en geven zij tips om energie te besparen Bunschoten doet mee met de landelijke pilot en heeft bij het Rijk subsidie aangevraagd voor het uitvoeringstraject.

Voorts kan de gemeente burgers en bedrijven stimuleren om energie te besparen. Voor bedrijven vormt energie een onderdeel van de Wm-vergunning / Omgevingsvergunning Burgers worden gestimuleerd tot energiezuinigheid en duurzaamheid via de Groene Gids, (www allesduurzaam nl), waarop te zien is waar consumenten in Bunschoten (en omgeving) terecht kunnen voor het kopen van duurzame producten. In 2009 is deze site 104 keer bezocht.

Een kwart van de bezoekers is hier via www bunschoten nl terecht gekomen

Duurzaam opwekken van energie

Bunschoten stimuleert de opwekking van duurzame energie(dragers) zoals duurzaam opgewekte elektriciteit, duurzame warmte (restwarmte of warmtepompen) of duurzaam gas (biogas) Randvoorwaarde is wel dat er geen overlast voor derden door wordt veroorzaakt.

Klimaat

Emissie van broeikasgassen wordt verondersteld de oorzaak te zijn van de opwarming van de aarde en klimaatverandering Klimaatbeleid richt zich daarom vaak op enerzijds het terugdringen van die emissies (mitigatie) en anderzijds op het aanpassen van onze leefomgeving aan de optredende veranderingen (adaptatie), bijvoorbeeld door klimaatbestendige ruimtelijke inrichting.

Daarbij worden gebieden minder kwetsbaar bij hevige regenval, overstromingen of juist droogte en aanhoudende hoge temperaturen.

Broeikasgassen zijn naast CO2 (kool(stof)dioxide) ook methaan (CH4), lachgas (distikstofoxide, N2O), waterdamp, chloorfluorkoolstofverbindingen, zwavelhexafluoride en ozon Bunschoten zal zich de komende jaren bezig houden met het ontwikkelen van een visie op klimaat en onderzoeken in hoeverre Bunschoten kan of moet inspelen op klimaatveranderingen waarmee de gemeente geconfronteerd wordt. Tijdens de in juni 2010 gehouden Klimaatavond voor de gemeenteraad is geconcludeerd dat de focus ligt op ambitie, inspiratie en verbinding:

  • Ambitie: Probeer niet op alle punten het hoogste te behalen maar maak keuzes en doe de dingen waar je voor kiest goed.

  • Inspiratie: Zoek goede voorbeelden; zoek en geef inspiratie en vind voortrekkers bij bedrijven en burgers en geef hen ruimte om hun idee uit te dragen.

  • Verbinding: Werk samen met andere partijen, het bedrijfsleven en financiers.

Centrale ambitie

Het vormgeven en uitvoeren van energiebeheer gericht op beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen door energiebesparing en opwekken van duurzame energie.

Beleidsuitgangspunten

Komen tot energiebesparing (minder energie gebruiken) daar waar zich kansen voordoen (meeliften met andere activiteiten - onderhoudswerkzaamheden, verbouwingen. Maatregelen moeten nu betaalbaar zijn, onafhankelijk van wat zij in de toekomst voor voordeel zullen opleveren. Er geldt de 80/20-regel: in 20% van de tijd kun je 80% van het werk doen. 80% van het werk is genoeg, zo blijft er tijd (en geld) over om nog een aantal zaken op te pakken. De gemeente biedt voldoende ruimte aan initiatiefnemers om duurzame initiatieven te ontplooien. Door het goede voorbeeld te geven komt de gemeente in de positie andere partijen ook te stimuleren tot activiteiten op het gebied van energie en klimaat en hen hierop aan te spreken. ledereen is vrij om op zijn eigen grond te doen wat hij wil, zolang anderen er maar geen last van hebben. De gemeente wordt geconfronteerd met gevolgen van klimaatverandering (riooloverstort e.d.) en lost de problemen op wanneer ze zich voordoen.

Actiepunten

Project energie besparen in winkels. Nagaan van de mogelijkheden voor het gebruik maken van subsidies. Energiebesparing in verlichting (zie lichthinder/donkerte). Mogelijk maken /faciliteren zonnepanelen en kleinschalige windenergie in bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen. Onderzoek mogelijkheden WKO gemeentebreed. Toepassen duurzaam inkopen van energie. Uitvoeren nulmeting eigen energieverbruik. Opstellen van energiebeleid om te voldoen aan rijksdoelstelling 20% van het energieverbruik duurzaam opwekken in 2020 (kabinet Balkenende IV).. Opstellen klimaatscan/nulmeting + klimaatbeleidsplan. Plan van aanpak opstellen voor maatregelen om bestaande bouw energiezuiniger te maken, in samenwerking met provincie Utrecht. Centrale duurzame energievoorzieningen aanbieden, op het niveau van een wijk (semicollectief). Voorlichting aanbieden op het gebied van energie, klimaat en duurzaamheid.

4.11 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) is het belangrijkste wettelijk kader om geluidsoverlast te beperken ten gevolge van wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Aanvullend hierop gelden er regels voor geluid in de Wet milieubeheer (Wm), het Activiteitenbesluit, de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en het Bouwbesluit (AMvB bij Woningwet). Ook in de algemene plaatselijke verordening (APV) kan de gemeente regels opnemen voor het beperken van geluidsoverlast.

De Wet geluidhinder is gewijzigd, sinds 1 januari 2007 zijn de wijzigingen van kracht. Tevens is het Besluit Geluidhinder in werking getreden. De procedure voor het verlenen van hogere grenswaarden is hiermee veranderd; was eerst de provincie hiervoor het bevoegde gezag, nu is de gemeente zelf zowel aanvrager als verlener van hogere waarden. Om een zorgvuldige procedure te garanderen is in de Nota Geluidbeleid vastgelegd onder welke voorwaarden de gemeente Bunschoten hogere grenswaarden verleent.

De Nota Geluidbeleid richt zich op de bronnen industrielawaai, verkeerslawaai, horeca en evenementen.

Industrielawaai afkomstig van bedrijventerreinen is in Bunschoten een belangrijke bron, hierin is Bunschoten gezien haar omvang tamelijk uniek. De gemeente heeft dan ook geluidszones vastgesteld rondom bedrijventerreinen De Kronkels, Haarbrug en Haarbrug-Noord, waarmee toegestane geluidsniveaus op verschillende afstanden van het bedrijventerrein zijn bepaald. Het zonebeheer wordt uitgevoerd door de provincie Utrecht in samenwerking met de gemeente en het Servicebureau|Gemeenten door middel van een beheersovereenkomst. Blijvende aandacht voor industrielawaai is van essentieel belang om klachten met betrekking tot geluidhinder te voorkomen en te komen tot een goede leefomgevingskwaliteit. Bij het verschuiven van functies zijn geluidsnormen en zonebeheersystemen sturend; de nieuwe functies moeten passen binnen het zonebeheersysteem.

Verkeerslawaai is in Bunschoten met name aan de orde in de vroege ochtend, in verband met de logistiek van de vis,- brood- en koekindustrie. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt zonodig een akoestisch onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de geluidssituatie en mogelijkheden voor verbetering hiervan.

De ligging in het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland en de aanwezigheid van een groot areaal aan agrarisch en recreatief buitengebied vragen om een eigen benadering van geluid buiten de bebouwde kom. Eemland (ten westen van de kern Bunschoten-Spakenburg) is aangewezen als stiltegebied. De provincie werkt momenteel aan actualisering van het beleid met betrekking tot stiltegebieden.

Ontwikkeling luchthaven Lelystad

Lelystad Airport heeft bij de Minister een aanwijzing gevraagd waarmee de luchthaven kan worden uitgebouwd tot business airport. In deze aanvraag is ook ruimte opgenomen voor (lijndienst) vliegtuigen naar bestemmingen binnen Europa en voor helikoptervluchten en les- en privé vliegtuigen. De luchthaven zal na uitbreiding zeven dagen per week geopend zijn tussen 06.00 en 23.00 uur met een mogelijkheid tot 24.00 uur voor vertraagde vluchten.

In principe heeft de ontwikkeling geen gevolgen voor de gemeente Bunschoten. Het grondgebied ligt buiten de geluid- en hindercontouren van de luchthaven. Momenteel wordt het luchtruim al gebruikt voor vluchten van en naar Schiphol Airport. Onder de bevolking heerst echter onrust over de ontwikkeling. De gemeente Bunschoten volgt de ontwikkelingen op de voet via het bestuurlijk overleg Lelystad Airport (BOLA). Via dit overleg lopen contacten met andere belanghebbenden en met de “Tafel van Alders”, een overlegtafel over de toekomst van de luchthavens Lelystad, Eindhoven en Schiphol en hun omgeving, onder leiding van de heer Alders.

Vanwege onduidelijkheid over de aan te wijzen vliegroutes heeft de gemeente Bunschoten eind 2009 een beroepsschrift ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State m.b.t. het aanwijzingsbesluit.

Centrale ambitie

Komen tot het ontwikkelen en implementeren van gebiedsgericht geluidbeleid voor het gehele gemeentelijk grondgebied, zodat richting kan worden gegeven aan het spanningsveld tussen milieuvergunningverlening rond bedrijven in relatie tot nabij gelegen woningbouw en dat een afwegingskader vormt voor het toestaan van hogere geluidsniveaus dan de wettelijke voorkeursgrenswaarden

Beleidsuitgangspunten

Verminderen van de bestaande geluidshinder situaties Voorkomen van nieuwe geluidshindersituaties

Meetbare beleidsdoelen

Het bewaken van geluidszones rond industrieterreinen (De Kronkels, Haarbrug en Haarbrug-Noord) Geluid blijft een structureel onderdeel in alle ruimtelijke plannen Er is inzicht in de subjectieve beleving van geluidhinder waarbij een relatie wordt gelegd met het geluidsbeleid

Actiepunten

Volgen landelijke beleidsontwikkelingen Toepassen en actueel houden lokaal geluidbeleid Opnemen geluidsparagrafen in alle ruimtelijke plannen Zonebewaking rondom bedrijventerreinen. In regionaal verband verkennen mogelijkheden gemeentelijk geluidbeleid in kader nieuwe geluidwetgeving in 2011 Geluidhinder vliegverkeer, ontwikkelingen vliegveld Lelystad actief volgen. Inbreng leveren voor actualisering provinciaal beleid m.b.t. stiltegebieden.

4.12 Lichthinder

In sommige gevallen kan verlichting zorgen voor ongewenste neveneffecten zoals lichtvervuiling, lichthinder en het verdwijnen van donkerte. Lichthinder kan bestaan uit de visuele effecten van lichtinval in ruimten, direct zicht op lichtbronnen of aangestraalde vlakken, zicht op een lichtwaas en zicht op specifieke kleurstelling worden waargenomen.

Op de “Lichthinderkaart van Nederland” is te zien dat Bunschoten zich qua hoeveelheid opgaand licht in de op één na hoogste categorie bevindt Lichtbronnen in de gemeente zijn vooral de sportvelden en enkele bedrijven op de bedrijventerreinen. Lichtvervuiling en het verdwijnen van donkerte kan grote effecten hebben de ecologie, waarbij onder andere het dag- en nachtritme van dieren en de vliegroutes van vogels kunnen worden beïnvloed. Daarnaast zorgt dit voor een onnodig energieverbruik én kan het ook bijdragen aan verstoring van nachtrust voor mensen.

Lichthinder kan worden verminderd door voorkomen in nieuwe situaties en reduceren in bestaande situaties Door de provincie Utrecht is in het kader van “RAAM” een project opgestart om in samenwerking met diverse gemeenten de problematiek van lichtvervuiling, lichthinder en donkertebescherming te lijf te gaan In samenwerking met andere gemeenten binnen de provincie wordt beleid opgesteld om lichthinder aan te pakken en donkerte te stimuleren. In het najaar van 2010 is hiervoor beleid opgesteld waaruit actiepunten volgen voor gemeenten en provincie.

Er wordt aangesloten bij de methoden en instrumenten van de Taskforce Openbare Verlichting (AgentschapNL)

Centrale ambitie

Lichthinder binnen de grenzen van de gemeente Bunschoten zoveel mogelijk voorkomen en verminderen

Meetbare beleidsdoelen

Aandacht voor lichthinder en donkerte in alle nieuwe ruimtelijke plannen

Actiepunten

Inventariseren van de knelpunten op het gebied van lichthinder in de gemeente Bunschoten Aandacht voor verlichting en mogelijke lichthinder bij de ontwikkeling van Rengerswetering Aandacht voor verlichting en mogelijke lichthinder bij nieuwbouw op de bedrijventerreinen Opstellen visie spaarzame openbare verlichting gericht op ecologie en energiebesparing. Waar sprake is van lichthinder: lichtbronnen afschermen, stoorlicht vermijden, andere lichtkleuren, -tonen of -tinten toepassen, dimmen, bewegingssensoren toepassen, (semi-)dynamische verlichting, gerichter verlichten etc Deelname aan “Nacht van de nacht” Uitvoering actiepunten regionaal beleid “aanpakken lichthinder en stimuleren donkerte”.

4.13 De Bunschotense duurzame gemeentelijke organisatie

4.13.1 Interne milieuzorg en duurzaam inkopen

De gemeente heeft als organisatie.een eigen verantwoordelijkheid om de zorg voor het milieu op een goede manier in de bedrijfsvoering te integreren. Die verantwoordelijkheid komt vanuit een eigen intrinsieke motivatie en vanuit de voorbeeldfunctie die de gemeente naar haar inwoners en naar andere organisaties toe heeft.

Sinds 1 januari 2010 hebben de Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen de ambitie om duurzaam in te kopen om daarmee de markt voor duurzame producten te stimuleren.

De Rijksoverheid koopt voor 100% duurzaam in, provincies en waterschappen voor 50%.

De gemeenten streven naar 75% in 2010 en 100% in 2015. Agentschap NL (het voormalige SenterNovem) heeft op de website [3] criteria gepubliceerd die gehanteerd kunnen worden bij het duurzaam inkopen van diverse productgroepen zoals catering, elektriciteit en papier.

Duurzaam inkopen is een nuttig instrument om als overheid een voorbeeldfunctie uit te oefenen.

Het is echter ook een instrument dat lastige kanten kent: er is weinig ervaring mee en in de praktijk moet nog blijken welke knelpunten er mogelijk optreden. Duurzaam inkopen is één van de RAAM-projecten.

In Bunschoten is voor duurzaam inkopen een nulmeting [4] uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het ontbreken van een “trekker” of “verantwoordelijke” evenals professionele inkoopdeskundigheid ontbreekt.

Men staat positief tegenover duurzaam inkopen maar is er nog onvoldoende mee bekend om het in de praktijk te kunnen brengen. In de komende periode zal de gemeente duurzaam inkopen structureel gaan toepassen door het opstellen van een plan van aanpak voor duurzaam inkopen. Hierin zal borging goed geregeld worden door committment van het management

via bijvoorbeeld een managementverklaring.

INTERNE MILIEUZORG EN DUURZAAM INKOPEN

Centrale ambitie

Aangrijpen van kansen voor gemeentelijke interne milieuzorg zoals die voortvloeien uit beheer- en onderhoudswerkzaamheden voor gemeentelijke gebouwen en van kansen die zich voordoen bij verandering van “eigen” organisatieprocessen.

Beleidsuitgangspunten

Zuinig omgaan met hulpbronnen en grondstoffen. Relatie tussen financiële winst en milieuwinst staat centraal. Duurzaam bouwen via de mogelijkheden van het Convenant oppakken. Stimuleren en onder de aandacht brengen van duurzaam bouwen bij ontwikkelaars en particulieren.

Meetbare beleidsdoelen

Alle beheer- en onderhoudswerkzaamheden voor gemeentelijke gebouwen worden gescreend op mogelijke aangrijpingspunten voor besparing. Veranderingen in gemeentelijke organisatieprocessen worden gescreend op mogelijke aangrijpingspunten voor besparing. Duurzaam inkopen: aan het einde van de periode van deze nota Milieubeleid (januari 2015): 100%.

Actiepunten interne milieuzorg

Structureel doorlichten van (revisie)vergunningen voor gemeentelijke gebouwen op kansen voor GIM. Energiebesparing toepassen in gemeentelijke gebouwen. Stimuleren milieuvriendelijk gedrag onder gemeenteambtenaren. Nulmeting uitvoeren voor energieverbruik en CO2-emissie van eigen vervoer en opstellen intern mobiliteitsplan. Nulmeting interne CO2- voetafdruk. Oplaadpunt voor elektrische auto en scooter op parkeerplaats gemeentehuis. Verbeteren binnenklimaat voor gemeentelijke gebouwen (o.a. scholen).

Actiepunten duurzaam inkopen

Het concreet invulling geven aan de milieu- en duurzaamheidsaspecten in het nieuwe “Inkoop- en aanbestedingsbeleid”, o.a. duurzaam inkopen van energie (groene stroom voor eigen gebouwen en openbare verlichting). Implementeren programma Duurzaam Inkopen van AgentschapNL. Opstellen plan van aanpak: duurzaam inkopen (inclusief fair trade). Monitoren of er voldoende voortgang is om in januari 2015 100% duurzame inkoop te kunnen bereiken; jaarlijks monitoren hoe groot het percentage in het voorgaande jaar was en bepalen of extra sturing wenselijk en mogelijk is. Overnemen aanbevelingen uit nulmeting (Duurzaam inkopen in Bunschoten, Nulmeting, BECO Groep 2010): handboek duurzaam inkopen opstellen, checklists ontwikkelen, interne helpdesk inrichten, op zoek naar praktijkvoorbeelden, betrek leveranciers, begin met grotere inkoopvolumes om snel effect te zien, rapporteer over de voortgang en monitor deze. Meewerken aan Monitor duurzaam inkopen 2010 van het ministerie van VROM in 2011.

4.13.2 Duurzaam bouwen

In 2003 is het Convenant Duurzaam Bouwen ondertekend. Het Convenant is gebruikt bij het opstellen van de woningbouwplannen voor Spakenburg Oost. Daarnaast zijn duurzaam bouwen-aspecten toegepast bij de nieuwbouw en uitbreiding van een aantal scholen.

Wanneer de gemeente eigenaar is van de grond waarop gebouwd gaat worden, kan de gemeente maximaal invloed uitoefenen op het (duurzaam) bouwen. Die invloed wordt kleiner wanneer een projectontwikkelaar eigenaar is van de bouwgrond. Gaat het om particuliere initiatieven (bouwen, verbouwen of restaureren) dan is geen directe invloed mogelijk. De gemeente toetst het bouwplan en moet goedkeuren als de (ver)bouw voldoet aan het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit bevat (nog) geen duurzaam bouwen-toets. Via voorlichting kan indirect invloed worden uitgeoefend.

Sinds 1 januari 2008 is een energielabel verplicht bij bouw, verkoop of verhuur in woningbouw en utiliteitsbouw (Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD)). Vanaf 1 januari 2010 is er een vernieuwd energielabel beschikbaar, waarop ook het jaarlijkse energiegebruik van de woning uitgesplitst in gas, elektriciteit en warmte staat. Het label geeft inzicht in de mogelijkheden om de woning energiezuiniger te maken.

Deze inspanning kan zich richten op gebouwniveau: duurzame materialen toepassen bij de bouw van een woning. Maar ook op het omgevingsniveau: het zodanig situeren van woningen en opzetten van wijken dat het energieverbruik wordt geminimaliseerd. Daarbij is het van belang dat het principe van duurzaam bouwen vroegtijdig in de verschillende relevante planprocessen wordt betrokken.

De gemeente hanteert de software voor GPR-gebouw, waarmee inzicht wordt verkregen in de duurzaamheid van een gebouw(ontwerp) aan de hand van de thema’s energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Het instrument wordt toegepast in samenwerking met de provincie Utrecht (RAAM-project). Met woningcorporaties worden prestatieafspraken gemaakt op het gebied van duurzaam bouwen. Voor nieuwbouw moet minstens de score 7 worden behaald. Dat houdt in dat de meerkosten ongeveer 3% bedragen.

De norm voor de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) is verankerd in het Bouwbesluit. De EPC drukt globaal uit hoe energiezuinig een gebouw is. Hoe lager de EPC, hoe zuiniger het gebouw.

Voor woningbouw geldt een EPC-norm van 0,8. De gemeente hanteert een EPC die 10% lager ligt dan het landelijke streefcijfer. In het Lente-akkoord van de Rijksoverheid met bouwende partijen (april 2008) is afgesproken dat de EPC van nieuwbouw de komende jaren steeds lager wordt. In 2015 willen de partijen 50% energiezuiniger bouwen dan nu en het uiteindelijke doel is energieneutraal bouwen vanaf 2020 energieneutraal (EPC = 0).

BELEIDSUITGANGSPUNTEN

Duurzaam bouwen via de mogelijkheden van het Convenant oppakken. Stimuleren en onder de aandacht brengen van duurzaam bouwen bij ontwikkelaars en particulieren.

Actiepunten duurzaam bouwen (dubo)

Plan van aanpak opstellen voor maatregelen om bestaande bouw energiezuiniger te maken, in samenwerking met provincie Utrecht. Duurzaam Bouwen toepassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen: Op gebouwniveau; Op omgevingsniveau. Rekening houden met (het verbreden van) de DuBo-aspecten in grondcontracten bij de gronduitgifte. Vormgeven aan de communicatie over DuBo aan particulieren en ontwikkelaars; Uitvoering geven aan de energieaspecten zoals opgenomen in het Convenant Duurzaam Bouwen. Wanneer onderhouds- en verbouwwerkzaamheden worden uitgevoerd aan gemeentelijke gebouwen nagaan welke mogelijkheden er zijn voor het realiseren van energiebesparende maatregelen. Nieuwe ontwikkelingen toetsen met GPR; ambitie voor energie GPR 7. Monitoring met slimme energiemeters in gemeentelijke gebouwen en scholen; Uitwerken afspraken Lente-akkoord (= alle gebouwen in 2020 energieneutraal bouwen) met de (beoogde) ontwikkelaars voor nieuw te ontwikkelen locaties. Stimuleren toepassing duurzame daken (zonnepanelen, wit geschilderd, sedumdaken etc. zie ook klimaat & energie). Voorbereiden van een overeenkomst met de woningbouwcorporatie Het Gooi en Omstreken m.b.t. energiebesparing in de bestaande bouw volgens werkprogramma “Meer met Minder” (conform draaiboek voor gemeenten).

4.13.3 Monitoring / rapportage-instrument Milieu

Er is behoefte aan een instrument waarmee effectief en efficiënt gerapporteerd kan worden over de uitvoering van het milieubeleid. Er is behoefte aan een methode om op beperktere schaal op hoofdlijnen te rapporteren, met de nadruk op wettelijke taken. Er wordt daarom, een praktische methode ontwikkeld voor het evalueren en verantwoorden van uitgevoerde acties, die minder tijd en inspanning vergt dan het opstellen van het huidige jaarverslag maar die wel voldoende inzicht geeft in de resultaten op het gebied van milieu.

Centrale ambitie

Inzicht krijgen in de effectiviteit (zijn acties uitgevoerd) en de efficiency, het nut en de noodzaak van milieubeleid.

Meetbare beleidsdoelen

Eind 2011 is een methode/instrument ontwikkeld om te rapporteren over alle relevante milieuthema’s.

Actiepunten

Ontwikkelen rapportage-instrument.

5 Communicatie en NME

5.1 Toekomstvisie

In het milieubeleid van de gemeente Bunschoten worden vanuit raakvlakken met de ruimte, economie en de samenleving kansen gezocht en ambities geformuleerd om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren. De burgers, bedrijven en de gemeente hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid in het verwezenlijken van deze ambities. De uitdaging voor de gemeente Bunschoten is het stimuleren, het ondersteunen en het invullen van deze gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Communicatie is daarbij een belangrijk onderdeel. De samenhang met andere

instrumenten en samenwerking wordt eveneens in ogenschouw genomen.

Het is van belang de toekomstige communicatie in het kader van het milieubeleid nader in te vullen binnen de kaders van het centrale Communicatiebeleidsplan. Centrale vragen zijn hoe communicatie in het milieubeleidsveld zich moet ontwikkelen en welke instrumenten worden ingezet en waar accenten worden gelegd. In deze Nota worden daarvoor de uitgangspunten beschreven. Ten tweede is een concrete invulling van de gekozen instrumenten voorlichting en educatie van belang. Hiertoe wordt de visie uitgewerkt in ambities, meetbare doelstellingen en actiepunten. De inzet van de instrumenten in het Bunschotense milieubeleid vormt het afsluitende onderdeel van deze Nota Milieubeleid.

5.2 Karakterschets

Communicatie is naast juridische en economische instrumenten een middel dat de gemeente ter beschikking staat bij het bereiken van de doelstellingen van het milieubeleid. Communicatie is een vakgebied op zich. De gemeente beschikt over een Communicatiebeleidsplan [5] met daarin een aantal strategische uitgangspunten, waaronder: geïntegreerde communicatie, openbaarheid en openheid, interne communicatie, identiteit en imago, communicatie vanuit rolperspectief.

Voor gemeentelijk milieubeleid wordt onderscheid gemaakt tussen milieucommunicatie gericht op de eigen organisatie (interne communicatie) en milieucommunicatie gericht op bedrijven en inwoners in de gemeente Bunschoten (externe communicatie). Op deze manier worden houding en gedrag beïnvloed waardoor draagvlak ontstaat voor het milieubeleid, zowel intern als bij burgers en bedrijven en partijen waarmee wordt samengewerkt.

Interne communicatie

Milieubeleid is de basis voor de milieukwaliteit zoals die uiteindelijk wordt vastgelegd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen en ontwikkelingen. Ook is het de basis voor inbreng van milieuaspecten in diverse beleidsplannen (verkeers- en vervoersplan e.d.) en de eigen bedrijfsvoering. Het is van belang om intern de integratie van milieubeleid in ander beleid en vice versa goed te organiseren. Daarvoor is ten eerste de bereidheid nodig van alle betrokken ambtenaren om milieu en het eigen vakgebied op een goede manier te combineren. Daarnaast zijn er processen en procedures nodig om te borgen dat integratie goed verloopt. Tenslotte hebben overheden een voorbeeldfunctie en geldt daarbij het motto “verbeter de wereld, begin bij de eigen organisatie”. Om de gemeentelijke organisatie bewust te maken van het eigen “gedrag”, kan communicatie worden ingezet.

Externe communicatie

Externe communicatie kan worden ingezet voor:

  • voorlichting, scholing, educatie, training;

  • informatievoorziening;

  • ondersteunen doelstellingen milieubeleid (communicatie als onderdeel van elk milieuonderwerp);

  • samenwerking;

  • behandelen van klachten;

  • creëren draagvlak, bereiken overeenstemming (overleg, dialoog).

Communicatie is het meest effectief wanneer deze is afgestemd op de doelgroep: de boodschap sluit aan op de wensen, behoefte en belevingswereld van de ontvanger. Dat betekent bijvoorbeeld dat er begrijpelijk taalgebruik wordt gehanteerd en een makkelijk te volgen structuur, gedacht vanuit de gebruiker en niet uitsluitend vanuit de aanbieder. Het moment van communicatie is belangrijk; gedragsveranderingen zijn vaak het meest bestendig wanneer communicatie plaatsvindt tijdens “verandermomenten” in iemands leven (verhuizen, trouwen, kinderen, andere baan etc).

Informatie aan derden

Informatie is eigenlijk altijd digitaal beschikbaar en internet is voor het merendeel van de mensen niet meer weg te denken uit onze samenleving. De gemeentelijke website kan nog beter benut worden voor communicatie. Deze wordt momenteel geactualiseerd. Voor bestemmingsplannen vindt er een digitaliseringsslag plaats (DURP), dit biedt kansen om ook milieuinformatie digitaal grootschalig beschikbaar te maken. Dat kan in de vorm van pdf-documenten, maar ook via GIS-bestanden, waarbij een punt op de kaart van de gemeente kan worden aangeklikt om informatie over dat punt op te vragen. Niet voor iedereen is internet echter toegankelijk;

hier dient continu aandacht voor te zijn.

Informatie en vragen van derden

Voor burgers en bedrijven is het duidelijk als zij een herkenbaar aanspreekpunt hebben binnen de gemeente, zodat zij weten waar zij met vragen, klachten en suggesties terecht kunnen. Ook verwachten burgers en bedrijven snel een ontvangstbevestiging en binnen een redelijke termijn een inhoudelijke reactie. Via de website is er de mogelijkheid dingen op te zoeken en vragen te stellen via het E-loket en het gemeenteloket en via de button “klachten&vragen”.

ACTIEPUNTEN

evalueren en zonodig verbeteren van inbreng van milieuaspecten in diverse beleidsplannen. nagaan verbeterpunten website en uitvoeren verbetering. gemeentelijk beleid publiceren op de website. actualiseren website, met name milieu-informatie en communicatie daarop. computer in de hal van het gemeentehuis plaatsen zodat mensen daar de website van de gemeente kunnen bekijken.

5.3 De communicatie-instrumenten

De gemeente Bunschoten heeft in de afgelopen planperiode op ad-hoc basis verschillende activiteiten ontplooid in het kader van de milieucommunicatie. Deze activiteiten richtten zich op vier speerpunten:

  • 1.

    Milieuvoorlichting;

  • 2.

    Natuur- en milieu-educatie (NME);

  • 3.

    Stimuleren milieuvriendelijk gedrag;

  • 4.

    Verdrag van Aarhus.

Deze zijn beschreven in onderstaande paragrafen.

5.4 Milieuvoorlichting

Milieuvoorlichting is het overdragen van informatie over milieu die gericht is op het verhogen van het kennisniveau van doelgroepen. Milieuvoorlichting is de afgelopen periode binnen het reguliere werk van de gemeente uitgevoerd. Onderscheid wordt gemaakt in ad hoc berichten over rijks- en provinciaal beleid en landelijke activiteiten van belangenorganisaties en stichtingen.

Berichten zijn verschenen over onder meer afvalscheiding, hondenbeleid, gierzwaluwen etc. Gebruik wordt gemaakt van de gemeentelijke informatiepagina, de kabelkrant, de website en bewonersbrieven. De gemeente Bunschoten wil de milieuvoorlichting de komende periode focussen op het verbeteren van de leefbaarheid in de directe leefomgeving. Dit betekent een integrale informatieverstrekking gericht op niet alleen milieu-informatie, maar ook op de raakvlakken met ruimtelijke, economische en sociaal-maatschappelijke aspecten. Daarbij is het van belang te communiceren over de bereikte milieuresultaten (bijvoorbeeld bedrijfsinterne milieuzorg in de gemeente) en het belonen van goed milieugedrag. Hiertoe kan worden nagegaan of kan worden aangesloten bij de provinciale milieuprijzen.

5.5 Natuur- en milieueducatie (NME)

Educatie is een vorm van communicatie waarin mensen gestimuleerd worden om opgedane kennis te vertalen naar het maken van bewuste weloverwogen keuzes in hun handelen en gedrag.

In het geval van NME zijn de educatieve activiteiten gericht op natuur, milieu, duurzaamheid en leefomgeving. NME kan worden gezien als instrument om het gemeentelijk milieubeleid te ondersteunen. NME kan ook worden ingezet als instrument voor de langere termijn: door consequent en professioneel aanbieden van NME ontstaat een nieuwe generatie van mensen die zich bewust zijn van hun effect op hun omgeving.

Nederland kent een lange geschiedenis NME, waarin de NME zich in de loop van tijd heeft weten te ontwikkelen tot een professioneel niveau. In het Verdrag van Aarhus wordt NME genoemd als instrument om het begrip van het milieu en duurzame ontwikkeling te vergroten onder de bevolking, met name in relatie tot besluitvorming die op milieu en duurzaamheid van invloed is. Via landelijke programma’s als “Leren voor Duurzaamheid” en “Leren voor een duurzame ontwikkeling” is samenwerking gestimuleerd, waardoor het lokale niveau is ontstegen. Het huidige Programma NME is een gezamenlijk initiatief van de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV, penvoerder), Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). Het feit dat het programma door drie ministeries wordt ondersteund geeft aan dat het een integraal onderwerp betreft dat op vele vlakken in onze maatschappij van belang wordt geacht. Het Programmabureau NME is ondergebracht bij AgentschapNL (voorheen SenterNovem).

Het Programma NME kent vijf speerpunten:

  • focus op de thema’s groen, water en energie;

  • NME-aanbod afstemmen op de vraag;

  • focus op jeugd en jongeren;

  • handelingsperspectief [6] bieden;

  • meerwaarde van NME zichtbaar maken zodat het een structurele plaats krijgt in beleid.

In het Uitvoeringskader Natuur- en Milieu Educatie 2008-2011 is het Programma verder uitgewerkt.

Lokale initiatieven worden gestimuleerd wanneer er “arrangementen” gevormd worden.

Een arrangement is een samenwerkingsverband tussen een NME-aanbieder, een bestuurljike partij, een vernieuwer en de eindgebruiker. Wanneer arrangementen voldoen aan een aantal criteria [7], komen zij in aanmerking voor maximaal 50% cofinanciering.

Bunschoten heeft geen eigen NME-centrum. Om NME te faciliteren voor de basisscholen is er in een subsidieverordening (Subsidieregeling praktijklessen NME) opgesteld om het mogelijk te maken voor scholen om praktijklessen te volgen bij NME-centra in de regio. De loketfunctie is ondergebracht bij de afdeling Milieu. De leskisten kunnen gratis geleend worden. De opslag en uitleen van leskisten wordt gedaan door de afdeling Openbare Ruimte. Er is een jaarprogramma (8) met het overzicht van het beschikbare aanbod leskisten en praktijklessen. Praktijklessen kunnen gevolgd worden op:

  • De Eemlandhoeve;

  • CNME Landgoed Schothorst;

  • NMC Baarn;

  • NME centrum Eemnes.

De interne en externe samenwerking in de natuur- en milieucommunicatie is nodig om te komen tot afstemming en integratie in de eigen organisatie en met derden. Hiertoe is binnen de gemeente Bunschoten een contactambtenaar voor natuur- en milieucommunicatie aanwezig. De contactambtenaar is het centrale punt in de gemeente voor de binnenkomende en uitgaande informatie- en communicatiestromen op het terrein van natuur- en milieucommunicatie. Tevens is de coördinator verantwoordelijk voor integratie van alle gemeentelijke natuur- en milieucommunicatie in de verschillende ontwikkelings- en uitvoeringsprocessen. Het vaststellen van het rendement van de uitgevoerde activiteiten is een belangrijk onderdeel in de uitvoering van het communicatiebeleid. Instrumenten zoals panels, evaluatieonderzoeken en monitoring kunnen onder meer inzicht geven in de effectiviteit. Jaarlijks vindt overleg plaats met NME-coördinatoren.

Hierin worden knelpunten en wensen besproken, evenals het aanbieden van nieuw lesmateriaal. Tussentijds is regelmatig contact over de stand van zaken. Momenteel wordt een enquête ontwikkeld om leskisten te evalueren. Leskisten worden gericht ingekocht op thema’s als klimaat en afval. Er is geen NME-beleid beschikbaar; keuzes worden in de praktijk per situatie afgewogen.

In het kader van de bezuinigingen wordt NME vanaf 01-01-2011 niet meer gesubsidieerd. De scholen kunnen geen leskisten meer lenen en krijgen geen subsidie meer om praktijklessen te volgen. Ook de interne en externe samenwerking in de natuur-milieucommunicatie vervalt hierdoor.

ACTIEPUNTEN NME (allen vervallen i.v.m. bezuinigingen)

Opstellen en uitvoeren structureel NME-beleid. Aansluiten op landelijke hoofdthema’s groen, water en energie. Aansluiten op lokale behoefte&beschikbaarheid. Aansluiten op thema’s uit milieubeleid. Vormen van een “arrangement” om in aanmerking te komen voor subsidie, actief op zoek naar overige subsidies en/of zelf subsidie beschikbaar stellen. Betrekken afdeling onderwijs van de gemeente. Voorlichting en educatie aanbieden op het gebied van energie, klimaat en duurzaamheid. Schoolbiologische tuin.

5.6 Stimuleren milieuvriendelijk gedrag

Om milieuvriendelijk gedrag te stimuleren bij burgers en bedrijven lopen er in Bunschoten een aantal projecten:

  • Alles duurzaam: groene bedrijvengids 2008-2013 (www.bunschoten.allesduurzaam.nl);

  • compostdag / compostactie (stimuleren gescheiden aanbieden GFT door goed scheiden te belonen met het goedkoop aanbieden van tuincompost);

  • “Met belgerinkel naar de winkel” (provinciale campagne stimuleren fiets voor korte afstanden);

  • Buurtautoproject (Wheels4all; bewoners delen gezamenlijk een buurtauto; één bewoner is verantwoordelijk voor onderhoud, lijkt op Greenwheels/ConnectCar maar dan als privaat initiatief);

  • Kerstbomenactie: kerstbomen kunnen ingeleverd worden op meerdere plekken in het dorp, men krijgt een lot, prijsuitreiking;

  • Warme truiendag;

  • AVU campagne afvalsscheiding;

  • Actie zomerschoon / ZAP speldjes uitreiken: actie om onder de aandacht te brengen dat Bunschoten schoon moet worden/blijven. Mensen die zich regelmatig inzetten om de leefomgeving zwerfafval vrij te maken krijgen een speldje en worden in het zonnetje gezet;

  • Kerkensubsidie: onder de aandacht brengen van subsidiemogelijkheid energiebesparende maatregelen;

  • Communicatie naar burgers in krant en kabelkrant mbt duurzaam bouwen en energiebesparende maatregelen. Wijzen op subsidiemogelijkheden.

KADER

ACTIEPUNTEN

uitvoeren projecten stimuleren milieuvriendelijk gedrag.

5.7 Verdrag van Aarhus

Op 14 februari 2005 zijn de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet milieubeheer (Wm) aangepast aan het Verdrag van Aarhus (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus, Wuva). Het. doel van het verdrag is om het recht te beschermen “van elke persoon van de huidige en toekomstige generaties om te leven in een milieu dat passend is voor zijn of haar gezondheid en welzijn”. Hiervoor moet het recht op toegang tot informatie, inspraak bij de besluitvorming en toegang tot de rechter worden gewaarborgd (www.vrom.nl; Wm, openbaarheid milieuinformatie).

Voor overheden betekent dit dat informatie moet worden geordend en beschikbaar moet zijn, zowel op verzoek als op eigen initiatief. Gevraagde informatie moet binnen 4 weken geleverd worden in de door de aanvrager gewenste vorm (bijvoorbeeld op papier of digitaal). Informatie moet daadwerkelijk toegankelijk zijn, ook voor mensen zonder eigen internetverbinding, en het moet duidelijk zijn welke informatie beschikbaar is. De informatie moet actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar zijn en het moet duidelijk zijn hoe de informatie tot stand is gekomen. Onder milieu-informatie wordt onder andere verstaan: beleidsplannen, milieuverslagen, vergunningen, milieu- en risicobeoordelingen.

KADER

Centrale ambitie

Milieu-informatie beschikbaar maken voor derden

Meetbare beleidsdoelen

Inzicht hebben in de beschikbare milieu-informatie. Nieuwe informatie standaard toegankelijk maken. Inhaalslag voor oudere informatie, voor zover relevant. Procedures en media aanpassen ten behoeve van beschikbaar maken van informatie.

Actiepunten Aarhus:

2011: Inventariseren welke milieu-informatie beschikbaar is en op welke manier hier nu over wordt gecommuniceerd. continu: Alle nieuwe milieu-informatie standaard digitaliseren en publiceren op de gemeentelijke website. 2011-2012: De gemeentelijk website inrichten voor het overzichtelijk publiceren van milieu-informatie. 2011-2012: Link leggen of gezamenlijk optrekken met DURP (digitaliseren bestemmingsplannen) continu: Actueel houden van milieu-informatie door halfjaarlijkse check. 2012: Inhaalslag maken: inventariseren welke milieu-informatie alsnog toegankelijk gemaakt moet worden (alleen doen voor informatie die nog actueel is).

Bijlage 1 Procesverantwoording

Het proces is gestart met het instellen van een kerngroep en een projectgroep. De kerngroep bestaat uit de gemeentelijk projectleider, twee beleidsmedewerkers Milieu, incidenteel een afdelingsmanager en twee adviseurs van Grontmij. De projectgroep bestaat uit vakinhoudelijke ambtelijk medewerkers met kennis van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen, economische zaken, openbare ruimte, veiligheid, brandweer, APV en communicatie, incidenteel uitgebreid met medewerkers van het ServicebureaulGemeenten.

In een startbijeenkomst met de kerngroep zijn het doel, de kaders en de aanpak om te komen tot een actualisatie van de Nota Milieubeleid besproken. Een projectteam van diverse vakspecialisten binnen Grontmij heeft vervolgens de Nota Milieubeleid geactualiseerd op basis van kennis en ervaring met de diverse beleidsterreinen, aangevuld met input uit bestaande beleidsrapporten, nota’s, notities, besprekingsverslagen etc.

In de loop van het proces is een nieuw college gevormd en heeft de gemeenteraad een discussiebijeenkomst gehouden over de mogelijkheid en wenselijkheid voor het opstellen van separaat klimaatbeleid. Zowel het nieuwe coalitieakkoord als de uitspraken van de gemeenteraad m.b.t. klimaat hebben een plaats gekregen in de Nota Milieubeleid.

De nota is ter verifiëring voorgelegd aan de desbetreffende beleidsmedewerkers en na goedkeuring aangeboden aan het college van B&W. Het college heeft de Nota Milieubeleid 6 weken ter inzage gelegd conform de Awb. In deze periode is de Nota Milieubeleid tevens schriftelijk voorgelegd aan het ServicebureaulGemeenten en alle omliggende gemeenten, de provincie Utrecht, waterschap Vallei&Eem, Bedrijvenkring Bunschoten e.o., CMV Bunschoten en de Spakenburgse Vishandelsvereniging.

Op basis van de inspraakreacties en de reacties van bovengenoemde actief benaderde partijen, zijn de Nota Milieubeleid en het Milieuprogramma aangepast en door de gemeenteraad vastgesteld op 9 december 2010.

Bijlage 2 RAAM-projecten

RAAM is een regionale samenwerkingsstructuur tussen gemeenten en de provincie Utrecht in het kader van het Provinciaal-Milieubeleidsplan (PMP) waarin de thema’s leefbaarheid en duurzaamheid centraal staan. De agenda is dynamisch; op basis van voortschrijdend inzicht kunnen nieuwe ambities op de agenda worden gezet. De gemeente Bunschoten valt onder de regio “Eemland” [8]. In deze regio worden de volgende projecten uitgevoerd:

Tabel 5-1 RAAM-projecten regio Eemland

RAAM-Project

Groene Gids

Servicepunt wooncomfort

Aardgastankstations

Geurhinder in relatie tot plattelandsontwikkeling

Energiebesparing in woningen en voorraadbeleid van Woningcorporatie

Landschap en biomassa

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (in transport)

Mestvergisting

Duurzaam inkopen (duik)

Luchtkwaliteit

Praktijknetwerk duurzaam terreinbeheer

Koude/ warmte opslag

Klimaattentoonstelling

Communicatie gezondheid

Asbestklimaatbeleid

Aanpak luchtkwaliteit

Toepassen leidraad / milieukwaliteitsprofielen

Leren voor duurzame ontwikkeling

Milieu en gezondheid

Verantwoord verlichten

Bodeminformatiesysteem

Amersfoortse luchtprojecten (regiobod)

Maatschappelijk verantwoord ondernemen van bedrijven

Realisatie gemeentelijk geluidbeleid

Realisatie stiltegebeid Den Treek

Utrechtse bedrijven besparen energie

Plan-Do-Check-Act ad 1.5 Doelgroep en opbouw van de nota

Social environment economic bij hoofdstuk 2.2 B

Trias Energetica Hfdst 2.2 B

Voorbeeld van een kwaliteitsprofiel voor het type centrumgebied

Figuur 2-2 Ligging Arkemheen-Eemland

Voetnoten

[1]

Toekomstvisie Bunschoten, 2000

[2]

Wagenparkscan Bunschoten, gemeentelijk wagenpark Bunschoten, DHV 2008

[3]

www agentschapnl nl/duurzaammkopen, klik op “criteria”

[4]

Duurzaam inkopen in Bunschoten, Nulmeting, BECO Groep 2010

[5]

Communicatiebeleidsplan 2005-2009 “De juiste snaar”

[6]

Wanneer de nadruk ligt op wat er allemaal mis gaat met het milieu, worden mensen passief en moedeloos.

Een handelingsperspectief is het geven van “gereedschap” om zelf iets te veranderen. Dat geeft de motivatie om daadwerkelijk het eigen gedrag aan te passen.

[7]

Arrangement gaat over groen, water of energie; is gericht op educatie; heeft bestuurlijk committment;

heeft een relatie met lokale beleidsthema’s; geeft een handelingsperspectief; leidt tot kennisdeling; heeft een duidelijke trekker; is bij voorkeur vernieuwend.

[8]

zie kaart gebiedsindeling regio’s op http://www.provincie-utrecht.nl/prvutr/internet/milieu.nsf/27cee6aa66e928a7c1256c010035cca3/d61f6d6ebd1d09aac12571db00414247?OpenDocument#Meer%20informatie%3F