Regeling vervallen per 19-07-2012

Beleidsregel GSM/UMTS zendinstallaties gemeente Bunschoten

Geldend van 24-11-2005 t/m 18-07-2012

Intitulé

Beleidsregel GSM/UMTS zendinstallaties gemeente Bunschoten

1. Inleiding

De afgelopen jaren is het gebruik van mobiele telefonie fors toegenomen. Bijna iedereen heeft een mobiele telefoon. Dat heeft gevolgen voor de mobiele netwerken. Zij breiden zienderogen uit.

Naast de GSM-antennes doen nu ook de UMTS-antennes hun intrede en juist deze antennes roepen, mede door tegengestelde uitkomsten van diverse onderzoeken, in toenemende mate vragen op. Gemeenten worden geconfronteerd met maatschappelijke onrust en met vragen over hoe het zit met de gezondheidsrisico's van deze antennes. Enkele voorbeelden van gestelde vragen zijn:

Hoe zit het met het vergunningensysteem?

Wat zijn de risico's?

Hoe gaan andere gemeenten om met aanvragen voor het plaatsen van antennemasten?

Zijn er gemeenten die hiervoor beleid hebben ontwikkeld?

In Bunschoten zijn op één locatie inmiddels enkele UMTS-antennes geplaatst. Alweer enige tijd geleden heeft één van de providers een aanvraag ingediend voor plaatsing van een UMTS-zender op de toren van de Adventkerk. Naar aanleiding van vragen in de raadscommissies is eind juni een informatieavond gehouden waarin een arts van de GGD informatie heeft verstrekt over de gezondheidsrisico's. Het verslag van die avond is als bijlage 2 bij deze notitie gevoegd.

Deze notitie biedt een korte oriëntatie, waarbij opgemerkt wordt dat dit een momentopname is ten tijde van het 4e kwartaal 2005. De materie is volop in beweging, onderzoeken zijn gaande en er wordt van diverse zijden over gepubliceerd.

In deze notitie wordt ingegaan op de twee soorten netwerksystemen: GSM en UMTS. Er wordt aandacht besteed aan de gezondheidsaspecten, het antennebeleid van het rijk, de regelgeving die op deze antennes van toepassing is, de plaatselijke situatie in Bunschoten en de gemeentelijke taak en invloedsfeer.

Middels een VNG-onderzoek is inzicht ontstaan in hoe andere gemeenten omgaan met deze materie.

De notitie wordt afgesloten met een aantal conclusies en een voorstel voor een beleidslijn.

2. Wat is GSM en wat is UMTS

Mobiele telecommunicatie maakt gebruik van radiofrequente elektromagnetische velden. De hiervoor noodzakelijke antenne-installaties hebben een bepaalde hoogte nodig en worden daarom veelal gekoppeld aan bestaande hoge gebouwen, viaducten en masten. Daar waar deze bestaande hoge elementen ontbreken, ontstaan aanvragen voor het plaatsen van een nieuwe mast, teneinde een dekkend netwerk te krijgen. Zoals in de inleiding al genoemd zijn twee typen netwerken voor mobiele telefonie te onderscheiden, te weten: GSM (Global system for Mobile telecommunication) en UMTS (Universal Mobile Telecommunications System).

Het GSM-netwerk is vooral ingericht voor spraak: het zenden en ontvangen van gesprekken en kleine berichten. Het UMTS-netwerk is vooral geschikt voor mobiel internetten en datacommunicatie. Het biedt mogelijkheden omvangrijke elektronische gegevensbestanden te verzenden zoals het versturen van bewegende beelden en geluid. Beide systemen vullen elkaar aan. Alle bestaande operators hebben een van de beschikbare UMTS-vergunningen weten te bemachtigen en zijn nu bezig hun UMTS-netwerken uit te breiden.

Volgens het ministerie van VROM zijn er momenteel circa 9.000 GSM-antennes op circa 5.000 opstelpunten. Daarvan bevindt zich circa 80% op daken en 20% op masten. Om aan de groeiende capaciteitsvraag te kunnen blijven voldoen, worden er per jaar enkele honderden opstelpunten bijgebouwd.

De operators zijn daarnaast druk bezig met het uitbreiden van hun UMTS-netwerk. Inmiddels zijn meer dan 1800 UMTS-antennes geplaatst. Voor dit netwerk zijn de komende tijd vermoedelijk ruim 10.000 opstelpunten extra nodig om te kunnen voldoen aan de verplichting om vóór 1 januari 2007 ten minste dekking te hebben gerealiseerd op de volgende locaties:

  • o

    binnen de bebouwde kom van alle gemeenten met meer dan 25.000 inwoners;

  • o

    op alle hoofdverbindingswegen (auto-, spoor- en waterwegen tussen gemeenten;

  • o

    langs doorgaande autosnelwegen naar Duitsland en België;

  • o

    op of rond de luchthavens Schiphol, Beek en Zestienhoven.

3. Gezondheidsaspecten

De weerstand tegen zendmasten voor mobiele telefonie groeit. Bewoners maken zich zorgen over hun gezondheid. Zijn zendmasten ongezond? Die vraag is gemakkelijker gesteld dan beantwoord.

Blootstellingslimieten

De International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP), een onafhankelijke internationale organisatie van wetenschappers, heeft in 1998 na een analyse van alle wetenschappelijke publicaties op het gebied van elektromagnetische velden de zogenaamde blootstellingslimieten vastgesteld. Dit zijn maximale waarden waaraan iemand blootgesteld mag worden, die op gezondheidskundige overwegingen zijn vastgesteld. Daarbij zijn ruime veiligheidsmarges in acht genomen. In 1999 heeft de EU het gedeelte voor de algemene bevolking overgenomen als aanbeveling aan de lidstaten.

Nederland heeft deze aanbeveling van de EU overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet.

Internationaal wordt nog steeds veel onderzoek gedaan. De Nederlandse Gezondheidsraad volgt de internationale ontwikkelingen en brengt regelmatig adviezen uit aan het Kabinet over de mogelijke effecten van elektro-magnetische velden. Hieronder is een overzicht van enkele recente onderzoeken vermeld en de conclusies daaruit:

  • A.

    Gezondheidsaspecten GSM:

    • a.

      Diverse uitgevoerde onderzoeken van de Gezondheidsraad:

      • o

        GSM-basisstations (juni 2000);

      • o

        Electromagnetische velden (mei 2001);

      • o

        Mobiele telefoons (januari 2002);

    • b.

      Conclusie

  • GSM-telefonie maakt gebruik van radiofrequente elektromagnetische velden, waarvoor veiligheidslimieten voor blootstelling gelden (gebaseerd op Europese richtlijnen). Volgens deze rapporten levert de aanwezigheid van personen inclusief een ruime veiligheidsmarge, buiten een horizontale afstand van 3 meter recht voor de zender en 0,5 in de andere richtingen geen gezondheidsrisico's op.

  • B.

    Gezondheidsaspecten UMTS (en GSM):

    • a.

      Binnenlandse onderzoeken/rapportages:

      • o

        Gezondheidseffecten van blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische gelden

      • o

        (aanbevelingen voor onderzoek; Gezondheidsraad februari 2003);

      • o

        COFAM (onderzoek naar effecten van GSM- en UMTS-signalen op welbevinden en cognitie; TNO september 2003;

      • o

        Beoordeling TNO-onderzoek (Gezondheidsraad juni 2004)

    • b.

      Buitenlandse onderzoeken gezondheidsaspecten GSM/UMTS (o.a. in Scandinavië en Zwitserland);

    • c.

      Conclusie

    • De effecten op de gezondheid van UMTS zijn nog onvoldoende in beeld gebracht.

    • Nader wetenschappelijk onderzoek is geïnitieerd/geïndiceerd. Nederland werkt internationaal samen (met diverse Europese landen en via de WHO). De Rijksoverheid zal op basis van dit nieuwe onderzoek komen met nieuwe beleidsconclusies (aldus de Minister EZ in brieven van 23 november 2004 en 11 april 2005 aan de Tweede Kamer).

    • Naar verwachting zullen nadere onderzoeksresultaten eind 2005 bekend worden en kunnen nieuwe richtlijnen in de eerste helft van 2006 tegemoet worden gezien.

Het is een taak voor de Rijksoverheid om onderzoeksresultaten met betrekking tot gezondheids- en welbevindingsaspecten voor Nederland te interpreteren en daar regels voor op te nemen of beperkingen te stellen. Individuele gemeenten hebben daarvoor geen/onvoldoende wetenschappelijke kennis.

4. Rijksbeleid

De Nota Nationaal Antennebeleid vormde vijfjaar geleden een antwoord op de explosieve groei van de mobiele telecommunicatie en de wisselende benadering die gemeenten hanteerden. In dit beleid is bepaald dat:

  • 1.

    antennes tot een hoogte van 5 meter bouwvergunningvrij zijn;

  • 2.

    antennes met een hoogte tussen 5 meter en 40 meter licht- bouwvergunningspichtig en

  • 3.

    antennes hoger dan 40 meter regulier bouwvergunningspichtig zijn.

Dit is wettelijk geregeld in de herziening van de Woningwet 2003 en in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken. In deze regelgeving wordt de algemene term antennes ten behoeve van mobiele telefonie gehanteerd. Er wordt geen aanduiding gegeven van het soort systeem (GSM of UMTS). De regelgeving is dus op beiden van toepassing. Door de antennes te koppelen aan bestaande hoge elementen, zoals (flat)gebouwen of masten is het mogelijk geworden veel antenne-installaties vergunningvrij te plaatsen.

Convenant

In het Nationaal Antennebeleid is als voorwaarde voor vergunningvrijheid gesteld het sluiten van een convenant tussen Rijk, mobiele operators en de VNG. Dit convenant is gesloten op 15 augustus 2002.

Doel van dit convenant is het mogelijk maken van een snelle en zorgvuldige plaatsing van antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie.

Het convenant regelt de volgende vier zaken:

  • 1.

    plaatsingsplan;

  • 2.

    visuele inpasbaarheid;

  • 3.

    instemmingprocedure voor bewoners van huurwoningen in een woongebouw;

  • 4.

    de maximaal toegestane blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden.

Plaatsingsplan

In het convenant is afgesproken dat de operators een plaatsingsplan maken om gemeenten te informeren over locaties van bestaande en geplande antennes. In dit plaatsingsplan worden ook de hogere antennes opgenomen, die niet onder de werking van het convenant vallen, te weten:

antennes hoger dan 5 meter.

Voor geplande antennes kan een zoekcirkel worden aangegeven. Dit plaatsingsplan wordt met de gemeente besproken voordat het definitief wordt vastgesteld. In de bespreking van het plaatsingsplan kunnen gemeenten meedenken over en zoeken naar geschikte locaties. Het plaatsingsplan wordt jaarlijks geactualiseerd.

Antenneregister

Het Nationaal antennebureau houdt een antenneregister bij. Via de internetsite www.antennebureau.nl kan ook informatie verkregen worden waar antennemasten zijn gestationeerd, welke het zijn en op welke hoogte ze staan.

Kortgeleden [1] is een brief van de staatssecretaris van milieu en de minister van economische zaken ontvangen waarin uitgesproken wordt dat er geen aanleiding is voor aanpassing van het antennebeleid en roepen de gemeenten op om het rijksbeleid in deze te volgen.

5. Situatie in Bunschoten

De mobiele telefonie is uiteraard niet aan Bunschoten voorbij gegaan. Ook in onze gemeente staan op verschillende plaatsen antennes en dat aantal groeit!. Het overgrote deel betreft GSMantennes.

Uit raadpleging van het antenneregister blijkt dat er inmiddels ook 3 UMTS-antennes (in twee masten) zijn geplaatst. [2]

Locatie

Wijze Mast/gebouw

installatie

Aantal antennes

Hoogte In meters

Frequentie in mhz:

in gebruik sinds:

Pr. Irenestraat

mast

GSM

3

17

1800 mhz

13-12-2002

 

 

GSM

3

23

1800 mhz

16-01-2001

 

 

GSM

3

25

900 mhz

24-12-1997

SV Spakenburg

lichtmast tribune

GSM

3

23

1800 mhz

15-03-2001

 

 

 

 

 

 

 

Ampereweg

Gebouw

GSM

1

18 meter

1800 mhz

24-01-1999

 

Gebouw

GSM

3

20 meter

1800 mhz

26-03-2002

 

Gebouw

UMTS

2

19

30-05-2005

 

Gebouw

UMTS

1

28

30-05-2005

NB:

  • 1.

    Naast sporthal De Toekomst (IJsselmeervolgels) is een C2000-mast opgesteld. Deze mast, bestemd voor hulpverleningsdiensten, valt buiten het bereik van deze nota. [3]

  • 2.

    Uit de foto's van de Ampereweg blijkt daar 5 masten staan, het antenneregister geeft er ter plaatse maar vier aan.

Gemeenten hebben ten aanzien van het plaatsen van GSM en UMTS-antennes beperkte mogelijkheden een eigen beleid te voeren via de instrumenten van de bouwvergunning, het bestemmingsplan c.q. gemeentelijk antennebeleid, de eventuele milieuvergunning en het bespreken van het plaatsingsplan. Hierna wordt op deze verschillende elementen ingegaan.

Bouwvergunning

Met de invoering van de regels voor het bouwvergunningvrij bouwen en het convenant is het plaatsen van antennes en de bijbehorende techniekkasten voor zowel GSM als UMTS in de meeste gevallen bouwvergunningvrij. In onze gemeente zijn op verschillende locaties masten gesitueerd, maar we zien in toenemende mate vooral plaatsing op bestaande hoge gebouwen.

Sinds de inwerkingtreding van de regels voor het vergunningvrij bouwen worden antennes geplaatst zonder dat we als gemeente daarop invloed kunnen hebben.

Alleen indien ervoor het plaatsen van een zendinstallatie aanvullende bouwkundige aanpassingen moeten worden gepleegd is een bouwvergunning noodzakelijk. Deze bouwvergunning strekt dan niet de plaatsing van de antenne-installatie, maar de aanpassing van het gebouw. Zo vallen de meeste geplaatste antennes allemaal onder het vergunningvrije regime. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dit in de toekomst zo blijft. Zeker bij verdere uitbreiding van het aantal antennes zal de plaatsing van nieuwe masten onontkoombaar zijn.

Bestemmingspan/vrijstelling art 19 WRO

In het algemeen passen antennemasten niet binnen de bestemmingen en de bebouwingsvoorschriften van de geldende bestemmingsplannen. Als dat ook inderdaad het geval is, dan is voor het verkrijgen van een bouwvergunning vrijstelling van het bestemmingsplan nodig. Per 1 januari 2003 is artikel 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening gewijzigd, waardoor voor antenne-installaties van 5 tot 40 meter hoogte binnen de bebouwde kom, de korte vrijstellingsprocedure van artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan worden toegepast. Voor antenne-installaties buiten de bebouwde kom hoger dan 12 meter is vrijstelling ex artikel 19 eerste lid vereist, waarvoor instemming van Gedeputeerde Staten nodig is.

Gemeentelijk beleid

Voor de afweging tot het al dan niet verlenen van medewerking c.q. vrijstelling dienen alle belangen te worden meegewogen. Daaronder vallen ook de gezondheidsrisico's. Het is met het oog daarop gewenst dat er een gemeentelijk beleidskader is vastgesteld.

In dit beleid kan inhoud worden gegeven aan o.a.:

  • o

    algemene criteria: inpassing in het landschap;

  • o

    sitesharing;

  • o

    roaming (zoveel mogelijk gebruik maken van en toelaten tot eikaars netwerken);

  • o

    plaatsing antenne-installaties (afstand tot omliggende (woon)bebouwing;

  • o

    aanvullende criteria voor de bebouwde kom:

    • *

      bij sportcomplexen;

    • *

      op of aan de randen van industriegebied;

  • o

    wel/niet langs wegen;

  • o

    criteria voor bijzondere gebieden;

  • o

    kwaliteitseisen m.b.t. het uiterlijk (verwijzing welstandnota);

  • o

    eisen voor het in behandeling nemen van verzoeken om vrijstelling. Op dit moment is er echter te weinig informatie bekend over het effect van de UMTS-antennes om ten aanzien van de gewenste afstanden tot woningen en andere gevoelige objecten een goede ruimtelijke afweging te kunnen maken.

Het verdient daarom aanbeveling te wachten op resultaten van nog lopende onderzoeken en in aansluiting daaraan op nadere richtlijnen van de Rijksoverheid. Het is de verwachting dat dit in de loop van 2006 zover zal zijn. Zodra die richtlijnen zijn ontvangen, is het gewenst een beleidskader vast te stellen.

Voor aanvragen die na de vaststelling van dit beleidskader binnenkomen, wordt voorgesteld een terughoudende opstelling in te nemen, met dien verstande dat aan verzoeken om vrijstelling van het bestemmingsplan voorlopig -in afwachting van nadere richtlijnen van het rijk- geen medewerking wordt verleend. Daardoor wordt beoogd dat vooralsnog geen besluiten worden genomen op deze aanvragen totdat nadere richtlijnen van de rijksoverheid zijn ontvangen die het mogelijk maken een goede ruimtelijke afweging te maken.

Daar waar bouwaanvragen omtrent de plaatsing van zendmasten passen binnen het bestemmingsplan is geen nadere regeling, bijvoorbeeld in de vorm van het aanhouden aanvragen mogelijk, aangezien aanhouding altijd leidt tot het van rechtswege verlenen van de bouwvergunning na een periode van 12 weken. Het ontbreekt de gemeente dan in feite aan mogelijkheden om regulerend op te treden.

Algemene plaatselijke verordening

Om deze lijn ook in concrete gemeentelijke beleidsvoorschriften vast te leggen, is het mogelijk de APV aan te passen. Met de APV kan de gemeenteraad bepaalde gewenste of ongewenste ontwikkelingen reguleren. Daarbij is het goed te overwegen dat het in principe zo is dat de lagere overheid geen regels mag stellen over een onderwerp dat al door de hogere wetgever is geregeld, tenzij sprake is van een ander argument/motief. Het moge duidelijk zijn dat bouwregelgeving van toepassing is op de zendmasten.

En dat betekent weer dat dit onderwerp in onze APV alleen geregeld mag worden met gebruikmaking van een ander motief. Toegespitst op de zendmasten: het argument 'volksgezondheid' kan worden gebruikt om het onderwerp UMTS-antennes toch in de APV op te nemen.

De vraag is natuurlijk of de rechter een dergelijke constructie zal accepteren. Want hoewel dus een ander argument wordt gebruikt dan in de bouwregelgeving is opgenomen, bestaat het gevaar dat de rechter onze APV-bepaling terzijde schuift c.q. onverbindend verklaart of zelfs uitspreekt dat sprake is van détournement de pouvoir, 'misbruik' van bevoegdheden.

Milieuvergunning

Voor antennes die gezamenlijk meer vermogen gebruiken dan 4 Kilowatt is een milieuvergunning vereist. Dit is vastgesteld artikel 20, lid 3, van het Inrichingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer. Daarbij wordt rekening gehouden met het totale vermogen dat nodig is om de antenne te laten functioneren.

Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie werken meestal met opgenomen vermogens die veel lager zijn dan 4 kW. Die situatie doet zich voor bij o.a. omroepzenders.

Plaatsingsplan MONET

Monet is een vereniging van mobiele netwerkoperators. Met verschillende gemeenten is een plaatsingsplan overeenkomen. Voor onze gemeente is dat (nog) niet gebeurd. Het is aan te bevelen met MoNet contact op te nemen om te zien welke mogelijkheden er zijn om in onderling overleg te komen tot een plaatsingsplan. Hierbij kunnen de volgende aspecten worden betrokken:

  • 1.

    bij plaatsing van antenne-installaties zoveel mogelijk gebruik maken van bouwwerken die reeds aanwezig zijn en die een geringe visuele kwaliteit vertegenwoordigen zoals antennemasten en liftschachten aan de achterzijde van flatgebouwen;

  • 2.

    zoveel mogelijk streven naar realisering van antennelocaties die zijn gelegen buiten gebieden met een woonfunctie en die vanaf de openbare weg niet zichtbaar zijn;

  • 3.

    een antenne-installatie of delen daarvan mogen geen afbreuk doen aan de visuele kwaliteit van gebieden en bouwwerken die in landschappelijk, cultuurhistorisch of architectonisch opzicht een bijzondere waarde vertegenwoordigen;

  • 4.

    een antenne-installatie of delen ervan mogen geen afbreuk doen aan de visuele kwaliteit van bouwwerken die een representatieve functie vervullen in winkelgebieden en op bedrijventerreinen.

  • 5.

    de providers zouden moeten kunnen aangeven in hoeverre zij de gezondheidsrisico's hebben afgedekt via een verzekering.

Via een plaatsingsplan kunnen de operators verzocht worden rekening te houden bij het zoeken naar specifieke locaties binnen de zoekgebieden.

Geconstateerd moet worden dat de tot nu toe geplaatste antennes op gebouwen niet geweigerd konden worden. Zij zijn immers vergunningvrij. Zoals in de inleiding vermeld, heeft zich al een provider gemeld voor het plaatsen van een mast op een kerktoren. In die specifieke situatie is echter wel een bouwvergunning nodig, niet zozeer vanwege de zendinstallatie, maar wel vanwege het feit dat er aanpassing aan het gebouw moet plaatsvinden.

6. Hoe opereren andere gemeenten in deze problematiek?

Persbericht "Wachten op resultaten uit Zwitsers UMTS-onderzoek is volstrek zinloos" Op 26 mei 2005 heeft de heer Erik Steenbergh, vrijwilliger www.stopumts.nl,een persbericht uit laten gaan naar diverse gemeenten, waaronder Bunschoten, waarin gesteld wordt dat wachten op resultaten van het Zwitsers UMTS-onderzoek volstrekt zinloos is. In dit persbericht wordt gesteld dat het onderzoek in Zwitserland alleen antwoord geeft op de vraag of UMTS tijdens en onmiddellijk na de bestraling subtiele effecten heeft op het welbevinden en de cognitieve prestatie. De uitkomst is twijfelachtig omdat een controlegroep die niet bloot staat aan vergelijkbare radiofrequente straling niet meer bestaat. Bovendien geeft dit onderzoek geen antwoord op mogelijke gevolgen voor de lange termijn. Het persbericht opent met de zin dat de gemeenteraad van Apeldoorn unaniem wil dat het college van burgemeester en wethouders voorlopig geen vergunningen afgeeft voor UMTS-masten.

In reactie hierop wordt opgemerkt dat de gemeente geen/onvoldoende wetenschappelijke kennis om zelf onderzoeksrapporten over gezondheids- en welbevindingseffecten door GSM/UMTS te beoordelen. Het desondanks zelf stellen van (afstands)beperkingen (op basis van nog niet door de Rijksoverheid erkende/ overgenomen adviezen/rapporten) voor bijvoorbeeld plaatsing van basisstations is dan ook geheel willekeurig. Een nu gesteld afstandscriterium zou later onjuist kunnen blijken te zijn (en mogelijk dan schadeclaims kunnen opleveren).

Om de vraag te kunnen beantwoorden hoe andere gemeenten met deze problematiek omgaan is door verschillende gemeenten contact gezocht met de VNG. Die heeft met het oog op de evaluatie van het Nationaal Convenant Antennebeleid een inventarisatie onder gemeenten gehouden van knelpunten bij de plaatsing van UMTS-antennes en gevraagd informatie te verstrekken over de knelpunten waar zij tegenaan lopen bij de plaatsing van UMTS-antennes en hoe zij die knelpunten hebben opgelost.

De VNG-inventarisatie geeft in haar conclusie aan dat van 30 van de totaal 467 gemeenten bekend is dat er vanwege de discussie over gezondheidsaspecten in meer of mindere mate knelpunten zijn bij de plaatsing van UMTS-antennes of bij de besluitvorming daarover. Dit aantal zal naar verwachting toenemen bij aanhoudende aandacht in de media en als gevolg van het onderzoek van TNO en de discussie naar aanleiding daarvan in de Tweede Kamer.

Gemeenten worden op verschillende manieren door burgers benaderd en geconfronteerd met de ongerustheid van die burgers, variërend van kritische vragen, het maken van bezwaren bij plaatsingsprocedures, het beïnvloeden van de gemeenteraad, tot meer georganiseerde vormen van burgerprotest en het inschakelen van de media. Gemeenten reageren hier op verschillende manieren op, zodat geen eenduidig beeld kan worden gegeven.

De volgende reacties van gemeenten zijn bekend.

  • o

    Het voorlopig aanhouden van aanvragen voor de plaatsing van UMTS-antennes, in afwachting van ander onderzoek over de gezondheidsaspecten. Hier is een aantal gemeenten middels een raads- of collegebesluit toe over gegaan

  • o

    Het onderhandelen met de operators over het vinden van alternatieve locaties. In een aantal gevallen is dat succesvol verlopen.

  • o

    Het beperken van de plaatsing van antennes in masten tot GSM, dus het uitsluiten van bijplaatsing van UMTS.

  • o

    Het weigeren van aanvragen voor de plaatsing van UMTS-antennes

  • o

    Aangeven aan burgers dat de discussie over gezondheidsaspecten een zaak is van de Rijksoverheid en niet van gemeenten, zodat er geen gemeentelijk beleid op wordt ontwikkeld.

  • o

    Het zo goed mogelijk wegnemen van de ongerustheid bij burgers door het geven van informatie en het doorverwijzen naar diverse instanties, de operators en de Rijksoverheid

  • o

    Het bij de Rijksoverheid aandringen op duidelijkheid over de mogelijke gezondheidsrisico's van de UMTS.

De VNG concludeert verder dat er sprake is van maatschappelijke onrust over de mogelijke gezondheidsgevolgen van het gebruik van UMTS-antennes, veroorzaakt door onduidelijkheid over onderzoeksresultaten, die door gemeenten niet effectief kan worden weggenomen. Er is dan ook sterke behoefte aan duidelijkheid over wetenschappelijk onderzoek en hoe dat geïnterpreteerd moet worden.

De algemene lijn is verder dat mogelijkheden voor het voeren van lokaal beleid op het gebied van UMTS-antennes zeer beperkt is. Voor antennes onder de 5 meter geldt het Convenant Nationaal Antennebeleid (dat blijft voor alsnog ook zo). Ook geeft de VNG aan dat ongerustheid over de mogelijke risico's voor de gezondheid ten gevolge van straling geen juridisch houdbare grond is voor het voeren van lokaal antennebeleid dan wel een weigeringsbesluit tot het verlenen van vrijstelling. Zij wacht rechterlijke uitspraken af in procesgangen tussen gemeenten en operators voordat zij met een standpunt komt.

7. Conclusies en voorstel te volgen beleidslijn

Aan het einde van deze notitie is het mogelijk om enkele conclusies te trekken:

  • 1)

    Mogelijkheden van de gemeenten ten aanzien van UMTS-antennes zijn uiterst beperkt

    • a.

      antennes tot 5 meter hoogte vallen onder het convenant en zijn vergunningsvrij, tenzij ze op een monument worden geplaatst;

    • b.

      vergunning/vrijstelling weigeren op grond van mogelijke gezondheidsrisico's lijkt juridisch niet houdbaar

  • 2)

    De meeste tot nu toe geplaatste antennes voor mobiele telefonie, waaronder enkele UMTS-antennes, vallen allemaal het onder het convenant en zijn "vergunningsvrij".

  • 3)

    Het aantal antennes zal de komende jaren verder toenemen en gezien de zoekgebieden is het de verwachting dat dan ook vergunningsplichtige antennes geplaatst zullen moeten worden.

  • Het is daarom zinvol om met de vereniging van netwerkproviders in overleg treden om te komen tot een spreidingsplan.

  • 4)

    De bestemmingsplannen zijn hierop niet adequaat toegesneden.

  • 5)

    Het is gewenst dat er (rijks)beleid wordt ontwikkeld

  • 6)

    Gelet op het Cofam-onderzoek en het daarop volgende Zwitserse onderzoek bestaat erop dit moment teveel onduidelijkheid om een goede ruimtelijke afweging te kunnen maken met betrekking tot gewenste afstanden tot onder andere woonbebouwing en is er behoefte aan richtlijnen van de rijksoverheid.

  • 7)

    Het is raadzaam te wachten met het formuleren van nieuwe beleidsregels totdat de informatie genoemd onder punt 6 is verkregen.

  • 8)

    De eigenaren van grote gebouwen (bedrijvenkring; kerken, woningcorporaties, zorgcentrum De Haven) oproepen om in afwachting van nadere richtlijnen uiterst terughoudend te zijn met het toelaten van zendinstallaties op hun eigendommen.

  • 9)

    Hoewel juridisch risicovol, kan desgewenst door het opnemen van een bepaling in de APV vanuit het motief van de volksgezondheid een vergunningssyteem worden ingesteld en daardoor nieuwe aanvragen worden afgewezen.

Voorstel te volgen beleidslijn

  • I.

    In afwachting van nadere richtlijnen van het Rijk geen medewerking te verlenen aan het plaatsen van UMTS-antennes op gebouwen en in vrijgevestigde masten en daartoe de APV te wijzigen.

  • II.

    Een beleidskader te ontwikkelen zodra de richtlijnen genoemd onder 1 zijn ontvangen.

  • III.

    De bedrijvenkring, de lokale kerken, woningcorporaties, alsmede Zorgcentrum De Haven te informeren over het besluit van de gemeenteraad ten aanzien van UMTS-antennes.

Bijlage 1: Foto collage zendmasten in Bunschoten

Bijlage 1 Foto collage zendmasten in Bunschoten.pdf (versie geldig sinds: 12-10-2011; PDF-bestand; grootte: 212.56 kB)

Voetnoten

[1]

Brief d.d. 5/10/2005 nr SAS/2005184985; ingekomen 6 oktober 2005, geregistreerd onder nr 8974

[2]

In een bijlage zijn foto-opnamen van de masten gevoegd.

[3]

De reden daarvoor is dat in de C2000 masten (ten behoeve van de hulpverleningsdiensten) een ander soort antenne is bevestigd. Deze hebben een andere (lagere) frequentie, de straling is rondom en niet gebundeld en gericht zoals bij GSM/UMTS. De mast is met 50 meter veel hoger dan de meeste GSM/UMTS masten. Verder is naar de specifieke gezondheidsrisico's van C2000 veel meer onderzoek verricht in Engeland. Die onderzoeken wezen uit dat er geen gezondheidsrisico's aan deze masten zijn verbonden. (Informatie verkregen van de brandweer regio Utrechts Land.)