Regeling vervallen per 01-07-2015

Beleidsplan reintegratie 2005 maatschappelijke zorg en welzijn

Geldend van 01-09-2005 t/m 30-06-2015

Intitulé

Beleidsplan reintegratie 2005 maatschappelijke zorg en welzijn

1. INLEIDING

De Wet Werk en Bijstand draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het reïntegratiebeleid van de gemeente wordt neergelegd. Hierin wordt ook de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld. Na een jaar werken met dit instrument is het goed te evalueren. Als basis daarvoor kan dienen het van de Stichting Banenplan ontvangen jaarverslag 2004 “Gemeente Bunschoten werkt aan werk”. Daarin zijn de resultaten van de in dat jaar ontplooide reïntegratieactiviteiten en de daarbij ondervonden knelpunten en problemen beschreven.

Het reïntegratiebeleid wordt in de gemeente Bunschoten op twee niveaus geregeld.

  • 1.

    In het beleidsplan dat periodiek door de raad wordt vastgesteld. De volgende onderwerpen komen aan de orde:

    • a)

      Doelgroepenbeleid

    • b)

      De criteria voor het ontheffingenbeleid

    • c)

      De voorzieningen

    • d)

      Premiebeleid

    • e)

      Aanbestedings- en acquisitiebeleid

    • f)

      Beleid ten aanzien van gesubsidieerde arbeid

    • g)

      Regiefunctie

    • h)

      Vaststellen van budget- en subsidieplafonds

    • i)

      Geldigheidsduur en evaluatie van beleidsplan

  • 2.

    In de verordening. Hiermee wordt voor burgers en instellingen het recht op voorzieningen gewaarborgd. Een verordening is een wet in materiële zin waarin rechten en plichten worden beschreven die de rechtszekerheid dienen en waaraan overheid burger en instellingen zijn gehouden. Uitgangspunt is dat de verordening op hoofdlijnen een aantal jaren meekan.

In deze beleidsnotitie wordt specifieker ingegaan op de bepalingen over in te zetten voorzieningen.

2. DOELGROEPENBELEID

In de WWB is een sluitende aanpak niet dwingend voorgeschreven, ook niet voor jongeren. Het is wel de bedoeling dat gemeenten de sluitende aanpak hanteren. Gemeenten hebben door de volledige financiële verantwoordelijkheid, er groot belang bij om iedereen naar evenredigheid een aanbod te doen. De financiële gevolgen voor gemeenten van inwoners, die jarenlang een uitkering ontvangen, kunnen aanzienlijk oplopen. Het reïntegratiebudget is beperkt. Van dit budget worden naast de gesubsidieerde arbeid ook de stimuleringspremies bekostigd. In het reïntegratiebeleid dient de gemeente aan te geven hoe zij invulling geeft aan een evenwichtige aanpak van uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) en personen met een uitkering op grond van de ANW (ANW-ers).

Bij een evenwichtige aanpak moet de gemeente ook rekening houden met verschillende doelgroepen als: jongeren, allochtonen, arbeidsongeschikten, vrouwen, alleenstaande ouders en ouderen.

Ten aanzien van het huidige bestand in fase 4 zijn de volgende doelgroepen geformuleerd.

  • 1.

    Allochtonen met achterstand Nederlandse taal welke werkaanvaarding belemmert

  • 2.

    Gedeeltelijk arbeidsgehandicapten

  • 3.

    Uitkeringsgerechtigden met een tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht op sociale en/of medische gronden

  • 4.

    Alleenstaande ouders met kinderen tussen de 5 en 12 jaar

  • 5.

    Alleenstaande ouders met kinderen onder de 5 jaar

In deze beleidsnotitie wordt nu voorgesteld om niet alleen te investeren in nieuwe instroom maar ook primair in personen die al langer een uitkering ontvangen, waarvan is vastgesteld dat er kansen op uitstroom zijn (ingedeeld in fase 1, 2 of 3). Hoe eerder deze doelgroep wordt begeleid, hoe sneller deze mensen in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Ook jongere uitkeringsgerechtigden en nuggers (tot 23 jaar) moeten specifiek aandacht krijgen. Voorkomen moet worden dat zij langdurig in een uitkeringsituatie komen en hieraan gewend raken.

De zogenaamde “Work first”-gedachte speelt hierbij een belangrijke rol. Alles moet worden gedaan om te voorkomen dat mensen onnodig een uitkering aanvragen. Beter direct (gesubsidieerd) werk dan een uitkering met een scholings- of opleidingstraject. Met name bij de uitkeringsgerechtigden met een relatief geringe afstand tot de arbeidsmarkt zal de gedachte van “Work first” uitgangspunt zijn.

Voorgesteld wordt om 55% van het vrij beschikbare reïntegratiebudget te besteden aan het huidige bestand, 40% aan nieuwe instroom en 5% aan de nuggers en ANW-ers.

3. CRITERIA VOOR HET ONTHEFFINGENBELEID

Voor alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar wordt maatwerk geleverd bij het opleggen van verplichtingen. Het accent zal liggen op het stimuleren en het wegnemen van belemmeringen. Zo worden voorzieningen als goede kinderopvang aangeboden en wordt rekening gehouden met de belastbaarheid van de ouders.

Alleenstaande ouders waarvan het jongste kind 6 jaar of ouder is zullen worden gestimuleerd zich voor te bereiden op het kunnen verrichten van betaald werk dan wel (parttime) werk te aanvaarden.

Aan personen ouder dan 57,5 jaar met arbeidsmarktperspectief wordt een traject aangeboden van maximaal 1 jaar, welke toeleidt naar arbeid. Anders wordt bezien om deze groep in het kader van sociale activering bijvoorbeeld bij het vrijwilligerswerk in te zetten.

Als blijkt uit een actieplan van een uitkeringsgerechtigde met langdurige ontheffing van de arbeidsverplichting dat het nog reëel is om betrokkene met een intensief activeringstraject toe te leiden naar (vrijwilligers)werk, wordt de persoon ondersteund. Als uit het plan blijkt dat dit niet mogelijk is, zelfs niet op lange termijn, wordt aan betrokkene ontheffing van de arbeidsverplichting verleend.

De klantmanager is degene die op basis van zijn deskundigheid bepaalt of er sprake is van een situatie om een ontheffing van de arbeidsverplichting gedurende een bepaalde periode te verlenen. Als de klantmanager twijfelt of geen diagnose kan stellen, kan extern advies worden gevraagd.

Te denken valt aan een collega klantmanager of een arts.

4. VOORZIENINGEN

Voorgesteld wordt de volgende voorzieningen in te zetten voor de volgende doelgroepen:

Voorzieningen

Doelgroep

Voorwaarden

Werkstages

Uitkeringsgerechtigden, nuggers, ANW-ers en jongeren.

Doel: opdoen van werkervaring. Duur: max. 6 maanden

Detacheringsbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf

Uitkeringsgerechtigden en jongeren.

Moet vastgelegd worden in een schriftelijke overeenkomst.

Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

Uitkeringsgerechtigden en jongeren

Duur en hoogte van de subsidie variabel met een maximum van 2/3 deel van loonkosten voor max. 3 maanden, 50 % voor 3 tot 6 maanden en daarna tot max. 12 maanden 25 % van de loonkosten na overlegging van een arbeidsovereenkomst voor minimaal 24 uur per week. In bijzondere gevallen kan duur en hoogte van de subsidie in afwijking van hiervoor gestelde percentages en termijnen worden vastgesteld met een maximum percentage van 75 en een maximum termijn van 24 maanden.

Scholing

Uitkeringsgerechtigden, nuggers, ANW-ers, jongeren en werknemers in gesubsidieerde arbeid.

De werkelijke kosten voor een noodzakelijk geachte opleiding worden tot een maximum van € 3000,00 vergoed. De opleiding waarvoor een vergoeding wordt gegeven heeft een maximale duur van 1 jaar, uitgezonderd de noodzakelijke Nederlandse taallessen.

Overige vergoedingen waaronder reiskosten, kinderopvang, materiële voorzieningen

Uitkeringsgerechtigden, nuggers, ANW-ers, jongeren en werknemers in gesubsidieerde arbeid. Reiskosten binnen een straal van 10 km worden voor de doelgroep jongeren niet vergoed. Uitsluitend alleenstaande ouders komen in aanmerking voor de kosten kinderopvang.

Vergoeding van reiskosten vindt plaats op basis van het voordeligste tarief openbaar vervoer. Bij vergoeding kosten kinderopvang mag er geen sprake zijn van een voorliggende voorziening. Bij het verstrekken van duurzame gebruiksgoederen zullen vergoedingen in principe op basis van een lening worden verstrekt.

Sociale activering

Uitkeringsgerechtigden, nuggers, ANW-ers.

Als onbetaald werk wordt verricht moet er rekening mee worden gehouden dat betaald werk altijd voorrang heeft en dat ermee gestopt moet worden als een betaalde baan kan worden verkregen of scholing niet te combineren is met vrijwilligerswerk.

De gemeente biedt pas een voorziening aan als daarmee voor betrokkene de kans op duurzame arbeidsinschakeling wordt vergroot.

Doelgroep nuggers en ANW-ers

Het kabinetsbeleid is erop gericht dat de arbeidsparticipatie van vrouwen (nuggers zijn veelal herintreedsters) toeneemt. Voor de financiering van de reïntegratietrajecten van deze doelgroep waren tot en met het jaar 2003 gelden toegevoegd aan het WIW-scholings- en activeringsbudget. Het kabinetsbeleid en de ruime financiering zijn reden geweest om de drempel (=inkomenstoets) laag te houden. Nu de gemeente beschikt over een lager budget dan in 2003 en er sprake is van 100% budgettering, is het de vraag in hoeverre deze groep kan mee betalen aan de reïntegratietrajecten.

Argumenten voor het vragen van een eigen bijdrage of het stellen van een inkomenstoets zijn:

  • -

    De nugger/ANW-er betaalt voor zijn of haar eigen toekomst; het is redelijk dat een partner met inkomen meebetaalt, omdat deze hiervan te zijner tijd ook de vruchten plukt;

  • -

    De gemeente heeft een minder financieel belang bij de reïntegratie van nuggers en ANW-ers.

  • -

    Door een bijdrage te vragen wordt de nugger/ANW-er bewust van prijs en kwaliteit en zal alleen een traject ingaan als zij of hij gemotiveerd is;

Argumenten tegen het vragen van een eigen bijdrage of het stellen van een inkomenstoets zijn:

  • -

    Door een drempel in te voeren, wordt het kabinetsbeleid doorkruist. Als in de toekomst de vergrijzing toeneemt en er krapte op de arbeidsmarkt ontstaat, kan deze groep niet instromen;

  • -

    Vanuit emancipatorische redenen is het niet redelijk om uit te gaan van het inkomen van een partner, iedereen heeft recht op arbeid;

  • -

    Het opleggen van een eigen bijdrage geeft extra administratief werk;

  • -

    De ervaring tot nu toe is dat veelal nuggers met een laag inkomen een beroep op ondersteuning doen, een eigen bijdrage vragen is niet lonend.

De argumenten in overweging nemend wordt voorgesteld geen eigen bijdrage te vragen en wel een inkomenstoets te hanteren. Voor nuggers en ANW-ers met een inkomen boven de 130% van het wettelijk minimumloon, bestaat geen recht op het geven van ondersteuning.

Daarnaast wordt voorgesteld dat nuggers en ANW-ers alleen gebruik maken van een voorziening als zij minimaal 24 uur per week beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt (redelijke verhouding tussen arbeidsinzet en kosten gemeente).

5. PREMIEBELEID

De uitkeringsgerechtigde van 23 jaar en ouder die niet gesubsidieerde arbeid in dienstbetrekking aanvaardt waarmee volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien en die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding tenminste 3 maanden ononderbroken uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand, Ioaw of Ioaz heeft recht op een uitstroompremie. Indien betrokkene binnen een half jaar na het ontstaan van het recht op uitkering uitstroomt, is de subsidie € 1000. Stroomt men later uit, dan is de subsidie € 800. De subsidie wordt betaald na vervulling van een dienstverband voor een periode waarbinnen recht op WW is opgebouwd. Ook moet het recht geëffectueerd kunnen worden en het bestaan van een dienstverband moet met een arbeidscontract aangetoond worden. De premie wordt ten hoogste eenmaal in de vijf jaar toegekend. Aan jongeren tot 23 jaar wordt geen uitstroompremie verstrekt omdat zij al op een andere manier tot het zoeken naar werk worden gestimuleerd. In de Wwb is de mogelijkheid gecreëerd de bonus ( € 450), die zij van de werkgever krijgen in het kader van een Jongeren Ontwikkelings- en ervaringsplaats (JOP-stage), vrij te laten.

Op de huidige concurrerende arbeidsmarkt waar het aanbod de vraag overtreft hebben uitkeringsgerechtigden in het algemeen nog een zwakke positie. Regelmatig blijkt een volledige uitstroom via reguliere arbeid niet direct realiseerbaar. Voor zover uitkeringsgerechtigden verwezenlijken dat zij met reguliere arbeid weer gedeeltelijk in de eigen kosten van het bestaan voorzien, kan het de permanente reïntegratie op de arbeidsmarkt sterk bevorderen, indien zij na afloop van de wettelijke periode van zes aaneengesloten maanden van vrijlating van een deel van de inkomsten uit arbeid nog een periode van maximaal twee aaneengesloten jaren financieel gestimuleerd worden. In die extra periode hebben zij dan de gelegenheid tot een uitbreiding van de reguliere arbeid te komen en wel zodanig dat zij volledig voorzien in de eigen kosten van het bestaan. Wel moet duidelijk blijven dat zelfstandige voorziening in de eigen kosten van het bestaan het uitgangspunt is en blijft. De toekenning van een stimuleringspremie is daarom beperkt tot een periode van twee aaneengesloten jaren na afloop van de zes aaneengesloten maanden van de wettelijke vrijlating van inkomsten uit arbeid.

De stimuleringspremie wordt uitsluitend toegekend aan uitkeringsgerechtigden van 23 tot 65 jaar, die op of na 1 juli 2005 voor de eerste maal inkomsten uit reguliere arbeid zijn gaan ontvangen zodra de termijn van zes aaneengesloten maanden van de wettelijke vrijlating is verstreken. Voor zover het uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouders met kinderen jonger dan vijf jaar betreft wordt de stimuleringspremie eerst toegekend, nadat het jongste kind vijf jaar is geworden. Tot aan dat moment hebben deze alleenstaande ouders wettelijk aanspraak op de extra vrijlating van de aanvullende alleenstaande ouderkorting, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting.

De stimuleringspremie wordt telkens in december van het kalenderjaar vastgesteld en uitbetaald. Alleen uitbetaling in één bedrag biedt de mogelijkheid de stimuleringspremie belastingvrij te verstrekken. De hoogte van de stimuleringspremie is gelijk aan de som van het bedrag dat gedurende het deel van het kalenderjaar, waarin aanspraak op de premie bestaat, maandelijks zou zijn vrijgelaten in het geval de uitkeringsgerechtigde in aanmerking zou zijn gekomen voor vrijlating van inkomsten op grond van artikel 31, lid 2, onder o van de Wet werk en bijstand, maar niet meer dan het bedrag van artikel 31, lid 2, onder j van de Wet werk en bijstand.

De uitkeringsgerechtigde heeft geen recht op de stimuleringspremie voor zover deze onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over de in aanmerking komende inkomsten en daardoor teveel uitkering is verstrekt. De uitkeringsgerechtigde heeft evenmin recht op de stimuleringspremie voor zover hij/zij blijk heeft gegeven van onvoldoende verantwoordelijkheid voor de voorziening in de kosten van zijn eigen bestaan, omdat hij/zij zonder rechtvaardiging reële mogelijkheden voor extra arbeidsinschakeling onbenut heeft gelaten of als hij/zij minder is gaan werken zonder dat er sprake was van onvrijwilligheid en daardoor meer uitkering verstrekt moet worden dan het geval zou zijn wanneer hij/zij voldoende verantwoordelijkheid voor de voorziening in de kosten van het eigen bestaan zou hebben getoond.

De vrijwilligerspremie wordt beschouwd als een stimuleringsprikkel en als instrument om uitstroom naar betaalde arbeid te stimuleren. Wij willen aan uitkeringsgerechtigden met arbeidsmarktperspectief, die vrijwilligerswerk aanvaarden en dat tenminste een jaar verrichten, een subsidie verstrekken van maximaal € 700 per jaar. Het moet gaan om vrijwilligerswerk gedurende minimaal 2 dagdelen (8 uur) per week. De premie kan maximaal 2 jaar worden toegekend als na het eerste jaar voortgang is geboekt en betrokkene meer dagdelen vrijwilligerswerk is gaan verrichten. Na het tweede jaar is het niet meer mogelijk om een vrijwilligerspremie te ontvangen. Van de uitkeringsgerechtigden wordt een verklaring van de organisatie gevraagd. In de verklaring dient vermeld te worden: aard van de werkzaamheden, de omvang van de activiteiten, naam contactpersoon en/of onkostenvergoeding wordt uitbetaald. Indien de instelling een forfaitaire onkostenvergoeding verstrekt, wordt voorgesteld geen vrijwilligerspremie te verstrekken. De premie verliest namelijk dan haar onbelaste status. Dit heeft weer gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen zoals huursubsidie.

Aan uitkeringsgerechtigden zonder arbeidsmarktperspectief die vrijwilligerswerk doen, wordt de ondergrens verlaagd tot 1 dagdeel (4 uur) per week. De vrijwilligerspremie wordt op deze manier specifiek ingezet om een sociaal isolement te doorbreken. Na een jaar dient opnieuw besloten te worden of recht bestaat op een vrijwilligerspremie. In bijzondere gevallen kan aan deze groep ook na het tweede jaar nog een vrijwilligerspremie worden toegekend als de noodzaak of wenselijkheid daarvoor kan worden aangetoond.

6. AANBESTEDINGS- EN ACQUISITIEBELEID

Het inkopen van trajecten voor scholing, werkervaring e.d. verzorgteen door de gemeente aan te wijzen instelling (nu is dat: Stichting Banenplan).

Daarnaast moet meer aandacht worden geschonken aan het werven van banen bij lokale en regionale bedrijven en organisaties. De aangewezen instelling heeft daartoe inmiddels acties ontplooid, zoals het oprichten van de rechtspersoon, waar vrouwen worden opgeleid tot zorgassistent voor Amant of andere instellingen. Na 1 jaar opleiding en stage hebben zij bij Amant de status van intern sollicitant. Een zelfde samenwerkingsverband is overeengekomen voor beveiligingsfuncties met het beveiligingsbedrijf Unit 14. Ook heeft die instelling het plan om een rechtspersoon “Werkwaarts” op te richten, van waaruit mensen die anders een uitkering zouden ontvangen, gedetacheerd kunnen worden naar verschillende werkgevers om werkervaring op te doen.

Ook willen wij plaatselijk een lokale Task force bevordering werkgelegenheid vormen van mensen die het lokale bedrijfsleven uitstekend kennen en die moeten proberen convenanten met plaatselijke en regionale bedrijven overeen te komen, waarin afspraken over het aanbod van (gesubsidieerde) arbeidsplaatsen voor uitkeringsgerechtigden worden vastgelegd. Het college kan in verband daarmee aan de leden van de lokale Task force premies toekennen voor het werven van arbeidsplaatsen voor uitkeringsgerechtigden als het gaat om arbeidsplaatsen voor (on)bepaalde tijd van tenminste een half jaar. De premie is afhankelijk van het aantal arbeidsplaatsen, de omvang per formatieplaats en de tijdsduur van het dienstverband, doch bedraagt maximaal € 1.000,00 per uitkeringsgerechtigde. Een premie wordt in principe eenmalig toegekend.

Voorts wordt onderzocht of bij aanbestedingen derden kunnen worden verplicht om bij gunning van een werk uitkeringsgerechtigden gedurende een nader te bepalen periode een dienstverband aan te bieden.

Tenslotte willen we in dit verband bevorderen dat de gemeente in deze een voorbeeldfunctie vervult door enkele arbeidsplaatsen voor uitkeringsgerechtigden open te stellen.

7. BELEID TEN AANZIEN VAN DE GESUBSIDIEERDE ARBEID

De ingeschakelde instelling is er in 2004 in geslaagd, in samenwerking met enkele lokale instellingen, om de meeste WIW-dienstbetrekkingen en I/D-banen om te zetten of af te bouwen. Daardoor is nu een groter deel van het budget van het werkdeel van de WWB voor andere (tijdelijk) gesubsidieerde banen en voor reïntegratie (scholing, kinderopvang e.d.) beschikbaar.

In de Kadernota Wet werk en bijstand, onderdeel reïntegratie en sociale activering, is het voorstel gedaan om in de komende jaren toe te werken naar een verdeling van eenderde van het werkdeel van het WWB-budget voor gesubsidieerde arbeid (als reïntegratie-instrument) en tweederde te gebruiken voor de ondersteuning van inwoners met als doel een opstap naar regulier werk. In afwijking daarvan stellen wij nu voor om de helft van het budget vooralsnog voor gesubsidieerde arbeid beschikbaar te houden, met die restrictie dat subsidie nu altijd tijdelijk is en wel in principe niet langer dan 12 maanden en in uitzonderlijke situaties maximaal 24 maanden. In deze tijd van concurrentie op de arbeidsmarkt hebben wij voor de uitkeringsgerechtigden met meer afstand tot de arbeidsmarkt dit instrument nog nodig om werkgevers te interesseren voor het aanbieden van een dienstverband aan mensen uit onze doelgroepen.

De andere helft van het budget blijft dan beschikbaar voor de uitvoering van het premiebeleid en de reïntegratietrajecten.

8. REGIEFUNCTIE

Het toezicht op of de regie van het reïntegreren van uitkeringsgerechtigden en, in verband daarmee, het acquireren van arbeidsplaatsen en het toezien op het eventueel opleggen van maatregelen, wanneer iemand niet meewerkt aan reïntegratie kreeg in 2004 nauwelijks aandacht. Geconstateerd wordt dat dit (meer) aandacht behoeft. De regiefunctie is primair een gemeentelijke aangelegenheid. Daarom houden wij er rekening mee dat voor beleid Sociale Zaken meer capaciteit ingezet moet worden en dat daarvoor zonodig een voorstel aan de raad wordt voorgelegd.

9. SUBSIDIE- EN BUDGETPLAFONDS

Door de raad worden voor 2005 en 2006 de volgende budget- en subsidieplafonds vastgesteld:

Jaarbudget werkdeel 2005 en 2006 (raming)

€ 225.000

Gesubsidieerde arbeid

€ 112.500

Premiebeleid

€ 12.500

Reintegratietrajecten (scholing, werkstages, kinderopvang, soc. activering)

€ 100.000

 

 

10. INWERKINGTREDING

Dit beleidsplan treedt in werking op 1 september 2005.

Ondertekening

Vastgesteld door het college op 21 juni 2005.