Exploitatieverordening gemeente Coevorden 1999

Geldend van 02-12-1999 t/m heden

Intitulé

Exploitatieverordening gemeente Coevorden 1999

De raad van de gemeente;

overwegende dat het noodzakelijk is de Exploitatieverordening aan te passen aan de gewijzigde wet – en regelgeving;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd.;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening, houdende voorwaarden waaronder de gemeente medewerking zal verlenen aan het in exploitatie brengen van gronden

exploitatieverordening gemeente coevorden

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Algemene begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden: het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken gebaat worden;

  • 2.

    exploitatiegebied: een als zodanig door de gemeenteraad aangewezen gebied, dat gebaat is door de aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

  • 3.

    exploitant: de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak welke door het treffen van voorzieningen van openbaar nut gebaat is;

  • 4.

    exploitatieovereenkomst: de overeenkomst, onder welke naam dan ook gesloten, waarin de gemeente met een exploitant de voorwaarden overeenkomt waaronder de gemeente voorzieningen van openbaar nut zal treffen of daaraan medewerking zal verlenen;

  • 5.

    aangevuld bekostingingsbesluit: een besluit van de gemeenteraad waarin niet alleen overeenkomstig de bepalingen van de Gemeentewet wordt besloten in welke mate de aan de voorzieningen verbonden lasten zullen kunnen worden verhaald op een daarbij aangeduid gebied, maar waarin ook een omschrijving van de voorzieningen van openbaar nut en een begroting van kosten en opbrengsten is opgenomen;

  • 6.

    voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken gebaat worden, onder meer:

    a. riolering, met inbegrip van bijbehorende werken;

    b. wegen, parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voet – en rijwielpaden, straatmeubilair, waterpartijen, watergangen, bruggen, tunnels en andere rechtstreeks met de aanleg en de inrichting van deze voorzieningen en kunstwerken verband houdende werken;

    c. plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen da aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden als mede de sierende elementen welke rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een verzorgd bestemmingsplan;

    d. openbare verlichting en brandkranen met de nodige aansluitingen;

    e. waterhuishoudkundige voorzieningen, met inbegrip van drainagevoorzieningen;

  • 7.

    afstand van gronden aan de gemeente: eigendomsoverdracht van gronden aan de gemeente.

Artikel 2 De kosten van exploitatie.

Voor de berekening ten behoeve van de begroting van kosten van ten behoeve van de vaststelling van exploitatiebijdragen, wordt onder de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden begrepen:

  • 1.

    de inbrengwaarde van alle binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, zijnde:

    • a.

      de waarde van de grond;

    • b.

      de waarde van de opstallen die voor de verwezenlijking van de bestemming niet gehandhaafd kunnen worden;

    • c.

      de kosten van het vrijmaken van de gronden van opstallen;

    • d.

      de kosten van het vrijmaken van de grond van zich in de grond bevindende resten, zoals funderingen, leidingen en kabels, en van persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht, zakelijke lasten, alsmede de kosten van schadevergoedingen;

  • 2.

    de kosten van aanleg binnen een exploitatiegebied door de gemeente van de onder

    artikel 1, zesde lid, omschreven voorzieningen van openbare nut;

  • 3.

    de kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied voor zover de binnen het exploitatiegebied liggende onroerende zaken door deze voorzieningen direct dan wel indirect gebaat zijn;

  • 4.

    de kosten van:

    • a.

      het dempen van sloten en het verrichten van grondwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven;

    • b.

      het verrichten van bodemonderzoeken en –sanering, voor zover het de

      ondergrond van voorzieningen van openbaar nut betreft en voor zover verhaal bij derden van de daarmee verband houdende kosten niet in de rede ligt;

    • c.

      het nemen van, in verband met de milieuwetgeving of milieutechnisch noodzakelijke, maatregelen en voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan;

    • d.

      de verwerving van de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied;

    • e.

      het slopen van opstallen op de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied;

    • f.

      alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden in ieder geval:

      • 1.

        de kosten van planontwikkeling, planvoorbereiding en planbeheer en plantoezicht. Onder deze kosten wordt ten minste verstaan : de kosten verbandhoudende met het opstellen van structuurplannen en bestemmingsplannen, het opstellen van planmatige uitwerkingen of wijzigingen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan alsmede van overige planologische maatregelen voor zover deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

      • 2.

        de kosten verband houdende met onderzoek, voorbereiding en toezicht ten behoeve van de voorzieningen van openbaar nut voor zover deze verband houden met het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

      • 3.

        de kosten van het gemeentelijk apparaat, voor zover die rechtstreeks aan het in exploitatie brengen van gronden kunnen worden toegerekend:

      • 4.

        de rente van geïnvesteerde kapitelen en overige lasten, verminderd met rente opbrengsten;

      • 5.

        de kosten van tijdelijk beheer van de ondergrond van openbare voorzieningen, zijnde de kosten die ten gevolge van een noodzakelijk actief verwervingsbeleid worden gemaakt en niet geheel door middel van tijdelijke verhuur worden gedekt;

      • 6.

        overige kosten die in beginsel ten laste van de grondexploitatie behoren te worden gebracht.

HOOFDSTUK 2 IN EXPLOITATIE BRENGEN OP INITIATIEF VAN DE GEMEENTE

Artikel 3 Vaststelling (aangevuld) bekostigingsbesluit

  • 1.

    Voordat op initiatief van de gemeente met het treffen van voorzieningen van openbaar nut in een exploitatiegebied wordt aangevangen, wordt door de gemeenteraad een aangevuld bekostigingsbesluit voor dat exploitatiegebied vastgesteld en bekend gemaakt overeenkomstig de daartoe in de Gemeentewet opgenomen bepalingen.

  • 2.

    Het aangevulde bekostigingsbesluit bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      aanduiding van het exploitatiegebied en de aanwijzing van de daarin gelegen onroerende zaken die gebaat zijn door de aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      aanduiding van de mate waarin de kosten, verbandhoudende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, op de genot hebbenden van de in het vorige lid bedoelde onroerende zaken kunnen worden verhaald;

    • c.

      omschrijving van de van gemeentewege uit te voeren voorzieningen van openbaar nut en daarmee verband houdende werkzaamheden;

    • d.

      een aankondiging dat betrokken eigenaren binnen een genoemde termijn een aanbod voor een exploitatieovereenkomst zullen kunnen ontvangen;

    • e.

      de bepaling dat, in geval met een exploitant niet tot overeenstemming kan worden gekomen over een exploitatieovereenkomst, kostenverhaal zal kunnen plaatsvinden door middel van heffing van baatbelasting;

    • f.

      een begroting van de ter laste van de onroerende zaken in het exploitatiegebied komende kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van grond, en van de ten gunste van het in exploitatie nemen van gronden komende opbrengsten.

      De opbrengsten bestaan uit:

      • 1.

        subsidies;

      • 2.

        verkoop van gronden;

      • 3.

        bijdragen in de kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut, hetzij via overeenkomst hetzij via baatbelasting;

      • 4.

        overige bijdragen.

Van deze begroting maakt eveneens deel uit de wijze van toerekening van de totale kosten en opbrengsten aan de onroerende zaken in het exploitatiegebied, zoveel mogelijk naar de mate van het profijt dat de onroerende zaken hebben van het samenhangend geheel van voorzieningen van openbaar nut.

  • 3.

    Voor de berekening van de in het tweede lid onder e. bedoelde kosten wordt ervan uitgegaan dat het exploitatiegebied in zijn geheel door de gemeente in exploitatie zal worden gebracht.

  • 4.

    Het aangevulde bekostigingsbesluit wordt aan alle kadastraal geregistreerde eigenaren en erfpachters van gronden in het exploitatiegebied gezonden.

Artikel 4 Wijze van toerekening naar mate van profijt

  • 1. Voor de toerekening van het profijt wordt als rekeneenheid gebruikt het gemiddelde bedrag van de ten nutte van het exploitatiegebied gemaakte of te maken kosten per m2 grondoppervlakte.

  • 2. Onder de grondoppervlakte wordt verstaan de kadastrale oppervlakte van de onroerende zaken, waar mogelijk ingedeeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojecteerde kavels (bouw) grond, vermenigvuldigd met factoren voor ligging en bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheid, waarin het profijt van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut tot uitdrukking komt.

  • 3. In geval de toerekening op basis van m2 grondoppervlakte geen geschikte grondslag blijkt te zijn, geschiedt de toerekening op basis van een nader door de gemeenteraad te bepalen grondslag welke voorziet in de aanwezige verschillen in profijt.

Artikel 5 Vaststelling exploitatiebijdrage

  • 1. De exploitant betaalt als bijdrage in de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, het bedrag dat volgens de in het aangevulde bekostigingsbesluit uitgewerkte wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, vermeerderd met de kosten op de afstand van de gronden bestemd voor de aanleg en/of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut vallende en de kosten van kadastrale uitmeting en verminderd met de inbrengwaarde van de bij de exploitant in eigendom zijnde en voor exploitatie bedoelde gronden en van de gronden welke zijn bestemd voor het treffend van voorzieningen van openbaar nut en door de exploitant aan de gemeente worden afgestaan.

  • 2. De waarde van de in het eerste lid genoemde grond die door de exploitant is ingebracht, wordt door de gemeente en de exploitant gezamenlijk door middel van taxatie vastgesteld. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt deze waarde vastgesteld door een commissie van drie deskundigen, van wie één van te wijzen door de gemeente, één door de exploitant en een derde door de beide reeks aangewezen deskundigen of , indien zij het daarover niet eens kunnen worden, door de ter zake bevoegde kantonrechter.

  • 3. Indien de exploitant zelf conform artikel 6, derde lid, onder e. voorzieningen van openbaar nut aanleg, bestaat de exploitatiebijdrage uit de, zoals deze op grond van de eerste lid van dit artikel wordt bepaald, verminderd met de kosten van de door exploitant uit te voeren werkzaamheden, voor zover deze kosten corresponderen met de begroting van kosten zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder e.

Artikel 6 Inhoud exploitatieovereenkomst

  • 1. Het verhaal van kosten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden vindt plaats met inachtneming van de voorgaande artikelen. Van de exploitatieovereenkomst wordt een akte opgemaakt. Indien de exploitatieovereenkomst mede een grondtransactie betreft, is dit een notariële akte.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders beslist tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst op initiatief van de gemeente slechts nadat een aangevuld bekostigingsbesluit is vastgesteld.

  • 3. De exploitatieovereenkomst bevat in ieder geval bepalingen over:

    • a.

      de aard, omvang en kwaliteit van de door de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      het tijdvak waarbinnen deze voorzieningen worden uitgevoerd;

    • c.

      de ten laste van de exploitant komende bijdrage als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

    • d.

      in voorkomende gevallen de afstand van gronden aan de gemeente, voor zover die gronden zijn bestemd voor aanleg of de aanpassing van voorzieningen van openbaar nut, en in deze gevallen het verrichten van onderzoek naar bodemverontreiniging op kosten van exploitant;

    • e.

      gevallen waarbij het college van burgemeester en wethouders besluit de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de door de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut aan de exploitant op te dragen: deze opdracht en de waarborging van een tijdige en kwalitatief goede uitvoering;

    • f.

      een betalingsregeling;

    • g.

      in voorkomende gevallen een taakverdeling;

    • h.

      in voorkomende gevallen een regeling voor gewijzigde omstandigheden, wanprestatie, aansprakelijkheid en faillissement.

HOOFDSTUK 3 IN EXPLOITATIE BRENGEN OP AANVRAAG VAN EXPLOITANT

Artikel 7 Indiening aanvraag voor medewerking

  • 1. Een belanghebbende kan bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag indienen voor medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts medewerking aan het op aanvraag van exploitant in exploitatie brengen van gronden krachtens een exploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 6, met dien verstande dat artikel 6, tweede lid, in dat geval niet van toepassing is.

  • 3. Bij de aanvraag dienen naast het bepaalde in de algemene wet bestuursrecht in ieder geval te worden gevoegd:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van de in exploitatie te brengen onroerende zaken;

    • b.

      gegevens, waaruit blijkt dat de belanghebbende genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de in exploitatie te brengen onroerende zaken is of kan worden;

    • c.

      gegevens omtrent de door de belanghebbende te treffen (bouw) werkzaamheden.

  • 4. Ingeval door het college van burgemeester en wethouders een aanvraag voor een bouwvergunning, eventueel in combinatie met een aanvraag voor vrijstelling, wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of de bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut moeten worden getroffen, wordt hiervan zo spoed mogelijk , doch in ieder geval voor de beslissing op de aanvraag mededeling gedaan aan de aanvrager. Daarbij zal een zo nauwkeurig mogelijke raming van de voor rekening van de exploitant komende kosten, verband houdende met het in exploitatie brengen van gronden, worden verstrekt. Tevens zal daarbij aan de aanvrager de gelegenheid worden gegeven tot het indienen van een aanvraag voor medewerking.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders reageert op de aanvraag om medewerking, hetzij met een weigering hetzij met de aanbieding van een concept -overeenkomst , binnen zes maanden na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 8 Aanhouding aanvraag

De reactie op een aanvraag kan worden aangehouden:

  • a.

    Ingeval de procedure tot goedkeuring van een van toepassing zijnd bestemmingsplan of een herziening daarvan nog niet is afgerond, tot vier weken na het onherroepelijk worden van (het betreffende deel van) het bestemmingsplan of de herziening daarvan;

  • b.

    Ingeval voorzienbaar is dat de in artikel 8 genoemde belemmeringen binnen afzienbare tijd zullen kunnen worden weggenomen, tot vier weken nadat deze belemmeringen zijn weggenomen.

HOOFDSTUK 4 RELATIE GRONDUITGIFTE EN ANDERE KOSTENVERHAALSINSTRUMENTEN

Artikel 9 Weigeringsgronden voor een exploitatieovereenkomst

De medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden behoeft niet te worden verleend indien:

  • a.

    de in exploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt;

  • b.

    de door de exploitant aangegeven (bouw) werkzaamheden of de daartoe benodigde voorzieningen van openbaar nut zouden leiden tot strijd met het bestemmingsplan of de Woningwet;

  • c.

    het treffen van de voorzieningen, hoewel overeenkomstig een bestemmingsplan, anderszins zou leiden tot strijd met belangen van een doeltreffende uitbreiding van bebouwing of herinrichting;

  • d.

    het in exploitatie brengen van grond anderszins zou leiden tot ten laste van de gemeente blijvende kosten van voorzieningen van openbaar nut of tot bezwaren ten aanzien van het doeltreffend voorzien in watervoorziening, openbare verlichting, riolering en andere voorzieningen van openbaar nut;

  • e.

    exploitant geen afstand wil doen van gronden ten behoeve van aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

  • f.

    exploitant de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut niet wil onderzoeken op de aanwezigheid van bodemverontreiniging dan wel de bodem niet wil saneren wanneer dat noodzakelijk is.

Artikel 10 Relatie baatbelasting

In een gebied waarvoor een aangevuld bekostigingsbesluit is genomen, zal, indien de exploitant een exploitatieovereenkomst aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat, met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaarnut, geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.

Artikel 11 Voorzieningen van ondergeschikt belang

  • 1. De artikelen 2, eerste lid, 3,5, en 6 eerste en tweede lid, van deze verordening zijn niet van toepassing voor voorzieningen van openbaar nut van ondergeschikt belang, zoals een uitweg op de openbare weg of een aansluiting op het openbare riool. In dergelijke gevallen besluit het college van burgemeester en wethouders onder welke voorwaarden deze voorzieningen van openbaar nut door of met medewerking van de gemeente zullen worden aangelegd.

  • 2. Het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en in artikel 5, eerste en tweede lid, van deze verordening kan buiten toepassing blijven ter aanzien van:

    • a.

      een exploitatie gebied dat in de naaste toekomst niet of niet geheel voor bebouwing in aanmerking komt;

    • b.

      de in een exploitatiegebied gelegen gronden die in de naaste toekomst niet voor bebouwing in aanmerking komen.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Overgangsbepaling

Ten aanzien van exploitatie gebieden waarvoor geldt dat voor het moment van inwerkingtreding van deze verordening een bekostigingsbesluit is genomen of voorzieningen van openbaar nut reeds in uitvoering zijn, vinden de bepalingen van deze verordening voor dat exploitatiegebied, voorzover nodig op een aan die situatie aangepaste wijze, toepassing. In ieder geval stelt de gemeenteraad in die gevallen een begroting van kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder f, vast, en wordt deze begroting bekendgemaakt op de wijze als bedoeld in artikel 13 Gemeentewet.

Artikel 13 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als:”Exploitatieverordening gemeente Coevorden 1999’’.

  • 1.

    Zij treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening, vervalt de “Exploitatieverordening gemeente Sleen 1996”zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 29 oktober 1996, “de exploitatieverordening gemeente Zweeloo 1196” zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 9 september 1996 en “de Exploitatieverordening van de gemeente Coevorden”vastgesteld bij raadsbesluit van 6 mei 1974, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 6 augustus 1974 no. III/A65/9162. 3e afdeling.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 oktober 1999
,voorzitter.
,secretaris.