Gedragscode integriteit raadsleden en bestuurders Coevorden 2017

Geldend van 26-12-2017 t/m heden

Intitulé

Gedragscode integriteit raadsleden en bestuurders Coevorden 2017

De raad van de gemeente Coevorden;

overwegende, dat het gewenst is de gedragscode bestuurders te herzien;

gelezen de Kadernota integriteit Coevorden 2016;

gelezen het voorstel van burgemeester, nummer 1363;

gelet op de artikelen 15 derde lid, 41c, tweede lid, en 69, tweede lid, van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de Gedragscode integriteit raadsleden en bestuurders Coevorden 2017.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Reikwijdte

  • 1.

    Deze gedragscode geldt voor de politieke ambtsdragers van de gemeente Coevorden: de raadsleden, de burgemeester en de wethouders.

  • 2.

    Deze gedragscode geldt ook voor de bestuursorganen van de gemeente Coevorden: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders (het college) en de burgemeester.

Artikel 1.2 Doel en kader

  • 1.

    Deze gedragscode is:

    • een hulpmiddel bij de invulling van de verantwoordelijkheid voor integriteit in het openbaar bestuur van de gemeente Coevorden;

    • een nadere invulling van de wettelijke bepalingen over integriteit;

    • een uitwerking van de Kadernota integriteit Coevorden 2017.

  • 2.

    Politieke ambtsdragers van de gemeente Coevorden handelen bij de uitvoering van hun taken in overeenstemming met de volgende de volgende kernwaarden voor integer handelen:

    • Open, transparant en aanspreekbaar

      Dit betekent dat politieke ambtsdragers transparant handelen. Zij zijn verantwoordelijk voor hun werk en zijn daarop aanspreekbaar. Zij leggen verantwoording af over hun activiteiten en werkzaamheden.

    • Betrouwbaar

      De inwoners kunnen op de politieke ambtsdragers rekenen. De politieke ambtsdragers houden zich aan hun afspraken. Kennis en informatie waarover zij beschikken gebruiken zij alleen voor het doel waarvoor deze zijn gegeven.

    • Onpartijdig en onafhankelijk

      Politieke ambtsdragers zijn niet bevooroordeeld of partijdig. Zij komen op zakelijke gronden tot een oordeel niet gehinderd door oneigenlijke of persoonlijke motieven. Zij vermijden iedere schijn van belangenverstrengeling.

    • Dienstbaar en respectvolle omgangsvormen

      Het handelen van politieke ambtsdragers is altijd gericht op het algemeen belang van de gemeente en op de organisaties en inwoners die daarvan een deel uitmaken. Zij kennen hun klanten (organisaties en inwoners) en spelen in op hun wensen en behoeften. Zij benaderen hun klanten respectvol en integer. Zij onthouden zich van ongewenste omgangsvormen zoals seksuele intimidatie, pesten, discriminatie of agressie en geweld.

    • Zorgvuldig /slim en zuinig

      De besluitvorming door de bestuursorganen vindt zorgvuldig plaats. Politieke ambtsdragers gaan zorgvuldig om met de middelen van de gemeente. Zij kiezen voor de goedkoopste en meest doelmatige oplossing. Zij gaan bewust om met hun declaraties.

    • Omgevingsbewust

      Politieke ambtsdragers zoeken en maken verbinding met hun klanten. Zij stemmen hun rol en werkwijze af op de omgeving en de vraag van de klant.

    • Professioneel en moreel verantwoordelijk

      Politieke ambtsdragers doen hun werk goed en zijn integer. Zij kunnen verschillende kernwaarden gelijktijdig toepassen. Bij conflicterende waarden maken zij een verantwoorde afweging. Onder omstandigheden kan er sprake zijn van botsende waarden, zoals privacy en (persoonlijke) veiligheid. In dat geval kan een zwaarder belang worden toegekend aan (persoonlijke) veiligheid.

Paragraaf 2 Belangenverstrengeling en nevenfuncties

Artikel 2.1 Nevenfuncties raadsleden

  • 1.

    Het raadslid levert de griffier de informatie aan over de (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het raadslidmaatschap. Als gaande het lidmaatschap nieuwe (neven)functies aanvaard worden of de omstandigheden met betrekking tot bestaande (neven)functies wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de griffier.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de (neven)functie;

    • b.

      de organisatie waarvoor de (neven)functie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van het raadslidmaatschap; en

    • d.

      of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is.

  • 3.

    De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.2 Nevenfuncties burgemeester

  • 1.

    De burgemeester levert de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als tijdens het lidmaatschap een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de gemeentesecretaris.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie waarvoor de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is;

    • e.

      indien bezoldigd, wat de inkomsten daaruit zijn; en

    • f.

      indien bezoldigd, wat de tijdsbesteding daarvoor is.

  • 3.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.3 Nevenfuncties wethouders

  • 1.

    De wethouder levert de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als tijdens de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de gemeentesecretaris.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie waarvoor de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is;

    • e.

      indien bezoldigd, wat de inkomsten daaruit zijn; en

    • f.

      indien bezoldigd, wat de tijdsbesteding daarvoor is.

  • 3.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.4 Handelen na aftreden

  • 1.

    De burgemeester en de wethouder handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2.

    De wethouder bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden met de burgemeester.

Artikel 2.5 Werkzaamheden voor de gemeente na aftreden

  • 1.

    Het college sluit de burgemeester en een wethouder gedurende een jaar na aftreden uit van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente.

  • 2.

    De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar hij burgemeester, onderscheidenlijk wethouder was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de gemeente zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.6 Functie in verbonden partij na aftreden

  • 1.

    Het college draagt de burgemeester of een wethouder niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2.

    Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Paragraaf 3 Informatie

Artikel 3.1 Beveiliging vertrouwelijke informatie

Een politieke ambtsdrager zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2 Gebruik informatie

Een politieke ambtsdrager maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie.

Paragraaf 4 Omgang met geschenken en uitnodigingen

Artikel 4.1 Geschenken raadsleden, de burgemeester en wethouders

  • 1.

    Een politieke ambtsdrager accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kan een politieke ambtsdrager incidentele geschenken die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen behouden.

  • 3.

    Geschenken die een politieke ambtsdrager uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de gemeente.

  • 4.

    De griffier legt een register aan van de geschenken voor leden van de raad met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5.

    De gemeentesecretaris legt een register aan van de geschenken voor de burgemeester en de leden van het college met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 6.

    Een politieke ambtsdrager ontvangt geen geschenken op het huisadres.

Artikel 4.2 Excursies raadsleden

  • 1.

    Deelname aan excursies en evenementen voor rekening van anderen dan de gemeente maakt het raadslid binnen één week na deelname openbaar op de gemeentelijke website. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie de kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 2.

    De informatie is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 4.3 Buitenlandse reizen raadsleden

  • 1.

    Een raadslid meldt de griffier de ondernomen buitenlandse reizen voor rekening van anderen dan de gemeente binnen één week na terugkeer in Nederland. Hij meldt in ieder geval het doel, de bestemming en de duur van de reis en wat daarvan de kosten waren.

  • 2.

    De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 4.4 Uitnodigingen burgemeester en wethouders

  • 1.

    De burgemeester respectievelijk de wethouder accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2.

    Bij twijfel legt de burgemeester respectievelijk de wethouder de uitnodiging ter bespreking voor aan burgemeester en wethouders.

Artikel 4.5 Excursies burgemeester en wethouders

  • 1.

    Invitaties voor excursies, evenementen en buitenlandse reizen voor rekening van anderen dan de gemeente legt de burgemeester respectievelijk de wethouder vooraf ter bespreking voor aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De burgemeester, onderscheidenlijk de wethouder maakt de excursies en evenementen die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, onderscheidenlijk het evenement heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie deze kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 3.

    De informatie is via internet beschikbaar.

  • 4.

    De informatie over buitenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid.

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de gemeente

Artikel 5.1 Financiële en administratieve organisatie

  • 1.

    Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteren heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

  • 2.

    Een politieke ambtsdrager verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgelegde regels en procedures.

Artikel 5.2 Buitenlandse dienstreis burgemeester en wethouders

  • 1.

    De burgemeester respectievelijk de wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan het college. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2.

    De burgemeester, onderscheidenlijk de wethouder meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3.

    Het college betrekt alle aspecten in de besluitvorming en informeert de gemeenteraad zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

Artikel 5.3 Verantwoording buitenlandse dienstreis burgemeester en wethouders

  • 1.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente.

  • 2.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 5.4 Begrip buitenlandse dienstreis

Voor de toepassing van de artikelen 4.3, 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling, een grensoverschrijdende gemeenschappelijke regeling waaraan een of meer bestuursorganen van de gemeente deelneemt, of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland.

Artikel 5.5 Declaratie kosten

Een politieke ambtsdrager declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6 Gebruik voorzieningen

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeenten ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1 Interpretatie gedragscode

  • 1.

    Uitvoering van de gedragscode vindt plaats binnen de kaders van de Kadernota integriteit gemeente Coevorden 2016.

  • 2.

    De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorziet hij daarin.

Artikel 6.2 Borging integriteit, proces vermoeden integriteitsschending

  • 1.

    Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad in ieder geval afspraken over:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de gemeente.

  • 2.

    De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze gedragscode.

  • 3.

    Het seniorenconvent vervult de rol van bestuurlijke integriteitscommissie. Deze commissie adviseert aan de raad, het college en de burgemeester over het onderwerp integriteit.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 7 Inwerkintreding en citeertitel

  • 1.

    Deze gedragscode treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Op de in lid 1 genoemde datum vervalt de gedragscodes voor bestuurders van de gemeente Coevorden 2004.

  • 3.

    Deze gedragscode kan worden aangehaald als de Gedragscode integriteit raadsleden en bestuurders 2017.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad,

gehouden op 30 mei 2017

De voorzitter, De griffier,

B.J. Bouwmeester J. Kuipers-Meijering

Ondertekening

Bijlage Protocol bij melding vermoedens van integriteitsschendingen

Bijlage bij de Gedragscode integriteit raadsleden en bestuurders Coevorden 2017

Artikel 1 begripsbepaling

In dit protocol wordt verstaan onder:

  • a.

    integriteitschendingen en ambtsmisdrijven (niet limitatief):

    • .

      handelen in strijd met de Gedragscode integriteit raadsleden en bestuurders Coevorden 2017;

    • .

      een financiële schending zoals diefstal of fraude;

    • .

      misbruik van positie en belangenverstrengeling zoals omkoping, het aannemen/ vragen van geschenken of ongeoorloofde nevenactiviteiten;

    • .

      lekken en misbruik van informatie zoals raadplegen informatie uit vertrouwelijke documenten of het aan derden verstrekken van vertrouwelijke informatie;

    • .

      misbruik van bevoegdheden zoals valsheid in geschrifte of ongeoorloofde dwangmiddelen;

    • .

      misbruik van gemeentelijke bedrijfsmiddelen en overtreding interne regels zoals ongewenst gebruik e-mail/internet of gebruik van alcohol en andere drugs;

    • .

      ongewenste omgangsvormen zoals seksuele intimidatie, discriminatie of pesten;

    • .

      misdragingen in de privésfeer zoals ongewenste contacten in het criminele circuit;

  • b.

    misstand: een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten die een gevaar vormt voor de gezondheid/de veiligheid/het milieu of voor het goed functioneren van de openbare dienst;

  • c.

    politieke ambtsdrager: het raadslid, de burgemeester of de wethouder wiens handelen wordt onderzocht;

  • d.

    bevoegd gezag: de raad, het college, de burgemeester of de integriteitscommissie;

  • e.

    onderzoek: het verzamelen van feiten, documenten en andere gegevens door in deze regeling beschreven onderzoeksmethoden die nodig zijn om een vermoedelijke integriteitschending te bewijzen of te ontkrachten;

  • f.

    onderzoekers: de interne of externe personen die het onderzoek verrichten;

  • g.

    integriteitsfunctionaris: de door het college aangewezen medewerker;

  • h.

    integriteitscommissie: het seniorenconvent van de gemeente Coevorden.

Artikel 2 Algemeen

  • 1.

    Dit protocol beschrijft ter uitvoering van artikel 6.2 van de Gedragscode integriteit raadsleden en bestuurders Coevorden 2017 hoe om te gaan met meldingen over vermoedens van integriteitsschendingen door een raadslid, de burgemeester of een wethouder.

  • 2.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in de integriteitscommissie.

Artikel 3 Het bespreken van integriteitskwesties

  • 1.

    Als de burgemeester twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een overtreding van de gedragscode zou kunnen zijn, wint hij advies in bij de gemeentesecretaris.

  • 2.

    Als een wethouder twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een overtreding van de gedragscode zou kunnen zijn, wint hij advies in bij de gemeentesecretaris en/of de burgemeester.

  • 3.

    Bij twijfel over het handelen van een ander is het uitgangspunt dat de burgemeester respectievelijk een wethouder eerst betrokkene daarop aanspreekt. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een vermoeden van een ernstige schending gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als het verdachte collegelid op de hoogte wordt gesteld. Wanneer de ander na het aanspreken zijn handelen niet feitelijk corrigeert of het vermoeden blijft bestaan dat de gedragscode wordt overtreden, is melding van het vermoeden van schending de vervolgstap.

  • 4.

    Als een raadslid twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een overtreding van de gedragscode zou kunnen zijn, wint hij advies in bij de griffier en/of de burgemeester.

  • 5.

    Bij twijfel over het handelen van een ander raadslid is het uitgangspunt dat een raadslid eerst betrokkene daarop aanspreekt. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een vermoeden van een ernstige schending gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als het verdachte raadslid op de hoogte wordt gesteld. Wanneer de ander na het aanspreken zijn handelen niet feitelijk corrigeert of het vermoeden blijft bestaan dat de gedragscode wordt overtreden, is melding van het vermoeden van schending de vervolgstap.

Artikel 4 Melding en vooronderzoek bij vermoedens van schendingen door een wethouder

  • 1.

    Als een wethouder vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden door een andere wethouder, dan meldt hij dat bij de burgemeester. De burgemeester neemt de melding in behandeling.

  • 2.

    Als de burgemeester vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden door een wethouder, dan verricht hij hiernaar vooronderzoek. Hij kan hierbij informatie inwinnen bij de locoburgemeester met inachtneming van de vastgestelde vervangingsvolgorde, de gemeentesecretaris, de integriteitsfunctionaris en/of een externe adviseur.

  • 3.

    De burgemeester meldt het voornemen tot een vooronderzoek bij de melder, de overige wethouders, de secretaris en het seniorenconvent, door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van het integriteitscommissie. Allen betrachten vertrouwelijkheid ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 4.

    Ook de betrokken wethouder wordt op de hoogte gesteld van het vooronderzoek naar een vermeende schending. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een vermoeden van een ernstige schending gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als de verdachte ambtsdrager op de hoogte gesteld wordt.

  • 5.

    Van de bevindingen uit het vooronderzoek wordt een rapport gemaakt.

  • 6.

    De melder, de betrokkene, de overige wethouders en de integriteitscommissie, door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van het integriteitscommissie, worden op hoofdlijnen geïnformeerd over de uitkomsten van het vooronderzoek.

Artikel 5 Melding en vooronderzoek bij vermoedens van schendingen door de burgemeester

  • 1.

    Als een wethouder vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden door de burgemeester, dan meldt hij dat bij de integriteitscommissie, door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van de integriteitscommissie. Hij informeert de overige wethouders en de secretaris over de melding. De integriteitscommissie neemt de melding in behandeling.

  • 2.

    Als de integriteitscommissie vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden door de burgemeester, dan verricht de integriteitscommissie hiernaar vooronderzoek. Zij kan hierbij informatie inwinnen bij de locoburgemeester, met inachtneming van de vastgestelde vervangingsvolgorde, de fractievoorzitters, de gemeentesecretaris, de griffier en/of een externe adviseur.

  • 3.

    De integriteitscommissie meldt het voornemen tot een vooronderzoek bij de melder, de fractievoorzitters, de wethouders, de secretaris en de Commissaris van de Koning. Allen betrachten vertrouwelijkheid ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 4.

    Ook de burgemeester wordt op de hoogte gesteld van het vooronderzoek naar een vermeende schending. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een vermoeden van een ernstige schending gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als de verdachte ambtsdrager op de hoogte gesteld wordt.

  • 5.

    Van de bevindingen uit het vooronderzoek wordt een rapport gemaakt.

  • 6.

    De melder, de betrokkene, de fractievoorzitters, de griffier, de wethouders en de secretaris worden op hoofdlijnen geïnformeerd over de uitkomsten van het vooronderzoek.

Artikel 6 Melding en vooronderzoek bij vermoedens van schendingen door een raadslid

  • 1.

    Als een raadslid vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden door een ander raadslid, dan meldt hij dat, door tussenkomst van de griffier, bij de integriteitscommissie. De integriteitscommissie neemt de melding in behandeling.

  • 2.

    Als de integriteitscommissie vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden door een raadslid, dan verricht zij hiernaar vooronderzoek. Zij kan hierbij te rade gaan bij de burgemeester, de griffier en/of een externe adviseur.

  • 3.

    De integriteitscommissie meldt het voornemen tot een vooronderzoek bij de melder en de fractievoorzitters van de raad. Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 4.

    Ook het verdachte raadslid wordt op de hoogte gesteld van het vooronderzoek naar een vermeende schending. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een vermoeden van een ernstige schending gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als de verdachte ambtsdrager op de hoogte gesteld wordt.

  • 5.

    Van de bevindingen uit het vooronderzoek wordt een rapport gemaakt.

  • 6.

    De melder, de betrokkene, de fractievoorzitters en de griffier worden (door tussenkomst van de vicevoorzitter van de raad) op hoofdlijnen geïnformeerd over de uitkomsten van het vooronderzoek.

Artikel 7 feitenonderzoek

  • 1.

    Na een melding van een vermoeden van een integriteitsschending en het vooronderzoek beoordeelt het bevoegd gezag de aard van de melding en op basis daarvan te nemen vervolgstappen. De weging van het signaal vindt plaats op grond van de volgende criteria:

    • a.

      aard van het feit;

    • b.

      ontvankelijkheid;

    • c.

      ernst van de zaak;

    • d.

      valideerbaarheid;

    • e.

      positie of persoon van de bron;

    • f.

      positie of persoon van de ambtsdrager op wie het signaal betrekking heeft;

    • g.

      geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid;

    • h.

      spoedeisendheid/actualiteit.

  • 2.

    Een opdracht tot het uitvoeren van nader onderzoek wordt gegeven aan een interne of externe onderzoekscommissie.

  • 3.

    De keuze voor een bepaalde onderzoeker is afhankelijk van te gebruiken onderzoeksmethoden. Wanneer er mogelijk gebruik gemaakt gaat worden van observatie door camera’s of fysiek volgen van personen of goederen worden alleen externen ingehuurd die op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus een vergunning hebben gekregen.

  • 4.

    De mate van onderzoek evenals de inhoud van de onderzoeksopdracht moeten proportioneel zijn in relatie tot de ernst en bewijsbaarheid van de mogelijke schending.

  • 5.

    Van het uitvoeren van een onderzoek kan alleen afgezien worden als er sprake is van een duidelijk aantoonbare schending die direct aan een persoon/personen gekoppeld kan worden en waarbij geen sprake is van twijfel of andere onduidelijkheden. De gemeenteraad wordt altijd geïnformeerd.

Artikel 8 Onderzoeksopdracht

  • 1.

    Een onderzoeksopdracht bevat in ieder geval:

    • a.

      de aanleiding voor het onderzoek;

    • b.

      het doel van het onderzoek.

  • 2.

    Een onderzoeksopdracht kan, afhankelijk van de mate van onderzoek, daarnaast de volgende onderwerpen bevatten:

    • a.

      de onderzoeksvragen;

    • b.

      de onderzoekmethoden;

    • c.

      de bevoegdheden van de onderzoekers;

    • d.

      de bevoegdheden van de eventuele deskundigen of ondersteuners;

    • e.

      de vermoedelijke duur van het onderzoek;

    • f.

      de omvang en inzet van de onderzoekscapaciteit;

    • g.

      de met het onderzoek gemoeide kosten.

  • 3.

    Tijdens het onderzoek informeert de opdrachtnemer de opdrachtgever door schriftelijke en mondelinge voortgangsrapportages.

Artikel 9 Feitenonderzoek bij schendingen door een wethouder

  • 1.

    In het geval er een concreet vermoeden is dat er een regel van de gedragscode is overtreden door een wethouder, geeft de burgemeester opdracht hiernaar onderzoek te verrichten.

  • 2.

    De burgemeester meldt het voornemen tot een feitenonderzoek bij de melder, de betrokkene, de overige wethouders, de secretaris en de integriteitscommissie, door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van de integriteitscommissie. Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 3.

    Een interne onderzoekscommissie bestaat minimaal uit de burgemeester en de gemeentesecretaris. Ter ondersteuning kunnen zij ambtenaren en/of raadsleden aanwijzen. Aan de commissie kunnen externe deskundigen worden toegevoegd.

  • 4.

    Als de afstand tussen de interne onderzoekers en de betrokken wethouder te klein is om voldoende objectief onderzoek te garanderen, wordt een externe onderzoekscommissie ingesteld.

  • 5.

    Een externe onderzoekscommissie bestaat uit personen buiten de organisatie.

Artikel 10 Feitenonderzoek bij schendingen door de burgemeester

  • 1.

    In het geval er een concreet vermoeden is dat er een regel van de gedragscode is overtreden door de burgemeester, geeft de integriteitscommissie opdracht hiernaar onderzoek te verrichten.

  • 2.

    De integriteitscommissie meldt het voornemen tot een feitenonderzoek bij de melder, de betrokkene, de fractievoorzitters, de wethouders, de gemeentesecretaris en de Commissaris van de Koning. Allen betrachten vertrouwelijkheid ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid. De opdracht wordt gegeven aan een interne of externe onderzoekscommissie.

  • 3.

    Een interne onderzoekscommissie bestaat minimaal uit de voorzitter van de integriteitscommissie en de griffier. Ter ondersteuning kunnen zij ambtenaren en/of raadsleden aanwijzen. Aan de commissie kunnen externe deskundigen worden toegevoegd.

  • 4.

    Als de afstand tussen de interne onderzoekers en de burgemeester te klein is om voldoende objectief onderzoek te garanderen, wordt een externe onderzoekscommissie ingesteld.

  • 5.

    Een externe onderzoekscommissie bestaat uit personen buiten de organisatie.

Artikel 11 Feitenonderzoek bij vermoedelijke schendingen door een raadslid

  • 1.

    In het geval er een concreet vermoeden is dat er een regel van de gedragscode is overtreden door een raadslid, geeft de integriteitscommissie opdracht hiernaar onderzoek te verrichten.

  • 2.

    De integriteitscommissie meldt het voornemen tot een feitenonderzoek bij de melder, de betrokkene, de burgemeester, de fractievoorzitters van de raad, door tussenkomst van de voorzitter van de integriteitscommissie. Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 3.

    Een interne onderzoekscommissie bestaat minimaal uit de burgemeester en de griffier. Ter ondersteuning kunnen zij ambtenaren en/of raadsleden aanwijzen. Aan de commissie kunnen externe deskundigen worden toegevoegd.

  • 4.

    Als de afstand tussen de interne onderzoekers en de betrokkene te klein is om voldoende objectief onderzoek te garanderen, wordt een externe onderzoekscommissie ingesteld.

  • 5.

    Een externe onderzoekscommissie bestaat uit personen buiten de organisatie.

 

Artikel 12 Kennisgeving aan betrokkene

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het instellen van een feitenonderzoek tijdig schriftelijk geïnformeerd.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot instellen onderzoek;

    • b.

      de melding dat betrokkenen en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsinbreuk, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.

Artikel 13 Horen van betrokkene en getuigen

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord.

  • 2.

    De gesprekken worden gehouden door minimaal twee personen.

  • 3.

    Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers en de getuige/betrokkene.

  • 4.

    De gehoorde krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het verslag.

  • 5.

    Als de gehoorde weigert te tekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als de gehoorde dat wil, wordt er een schriftelijke weergave van de afwijkende mening van de gehoorde bij het verslag gedaan. 

Artikel 14 Aangifte

  • 1.

    Als er vermoeden is van een misdrijf door een wethouder of een raadslid, doet de burgemeester na overleg met de integriteitscommissie, door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van de integriteitscommissie, aangifte bij de politie. De burgemeester informeert de wethouders hierover.

  • 2.

    Als er vermoeden is van een misdrijf door de burgemeester, doet de voorzitter van de integriteitscommissie na overleg met de integriteitscommissie en de Commissaris van de Koning aangifte bij de politie. De voorzitter van de integriteitscommissie informeert de wethouders hierover.

  • 3.

    Bij twijfel of er sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit, kan de politieke ambtsdrager of de burgemeester advies inwinnen bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Rijksrecherche.

  • 4.

    Vanaf dat moment wordt alle informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

Artikel 15 Onderzoeksrapportage bij schendingen door een wethouder

  • 1.

    De onderzoeksrapportage wordt door de burgemeester aangeboden aan de integriteitscommissie, door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van de integriteitscommissie, en de locoburgemeester, met inachtneming van de vervangingsvolgorde, zodat zij als eerste kennis kunnen nemen van de rapportage. Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 2.

    Daarna wordt het rapport toegezonden aan de raad met een afschrift aan het college en de betrokkene, eventueel onder gedeeltelijke geheimhouding voor zover de wetgeving zich hiertegen niet verzet. De rapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van integriteitsschending.  

Artikel 16 Onderzoeksrapportage bij schendingen door de burgemeester

  • 1.

    De onderzoeksrapportage wordt door de voorzitter van de integriteitscommissie van de raad aangeboden aan de fractievoorzitters, de locoburgemeester (met inachtneming van de vervangingsvolgorde) en de Commissaris van de Koning, zodat zij als eerste kennis kunnen nemen van de rapportage. Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 2.

    Daarna wordt het rapport (binnen de mogelijkheden van de wetgeving ten aanzien van openbaarheid van bestuur en privacybescherming) toegezonden aan de raad met een afschrift aan het college en de betrokkene, eventueel onder gedeeltelijke geheimhouding voor zover de wetgeving zich hiertegen niet verzet. De rapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van integriteitsschending. 

Artikel 17 Onderzoeksrapportage bij schendingen door een raadslid

  • 1.

    De onderzoeksrapportage wordt door de integriteitscommissie aangeboden aan de fractievoorzitters, zodat zij als eerste kennis kunnen nemen van de rapportage. Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 2.

    Daarna wordt het rapport (binnen de mogelijkheden van de wetgeving ten aanzien van openbaarheid van bestuur en privacybescherming) toegezonden aan de raad. De rapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van integriteitsschending.

 

Artikel 18 Communicatie en openbaarheid

  • 1.

    Bij (vermoedens van) schendingen door een wethouder zorgt de burgemeester voor de interne en externe communicatie. Hierbij wordt afhankelijk van de situatie afgestemd met de overige collegeleden, de gemeentesecretaris, de integriteitscommissie door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van de integriteitscommissie, en het Openbaar Ministerie.

  • 2.

    Bij (vermoedens van) schendingen door de burgemeester zorgt de voorzitter van de integriteitscommissie voor de interne en externe communicatie. Hierbij wordt afhankelijk van de situatie afgestemd met collegeleden, de gemeentesecretaris, de griffier, de fractievoorzitters, de Commissaris van de Koning en het Openbaar Ministerie.

  • 3.

    Bij (vermoedens van) schendingen door een raadslid zorgt de voorzitter van de raad voor de interne en externe communicatie. Hierbij wordt afhankelijk van de situatie afgestemd met de overige collegeleden, de gemeentesecretaris, de integriteitscommissie (door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van de integriteitscommissie) en het Openbaar Ministerie.

  • 4.

    In de communicatie is de wetgeving ten aanzien van openbaarheid van bestuur en privacybescherming van overeenkomstige toepassing. 

   

Overzicht van mogelijke schendingen (niet limitatief)1

  • *

    Financiële schendingen:

  • -

    diefstal

  • -

    verduistering

  • -

    fraude (valsheid in geschrifte, oogmerk: persoonlijk gewin)

  • -

    onrechtmatige declaraties

  • *

    Misbruik van positie en belangenverstrengeling:

  • -

    ongeoorloofde nevenactiviteiten

  • -

    ongeoorloofde financiële belangen

  • -

    omkoping (corruptie)

  • -

    aannemen/vragen van giften, geschenken, uitnodigingen et cetera (‘smeren en fêteren’)

  • -

    ongewenste contacten

  • -

    meestemmen over een onderwerp <> uniek persoonlijk belang

  • -

    cliëntisme

  • *

    Lekken (misdrijf) en misbruik van informatie:

  • -

    politieke/bestuurlijke informatie lekken

  • -

    persoonsgebonden gegevens lekken (privacy)

  • -

    informatie over aanbestedingen, offertes e.d.

  • -

    diefstal of verduistering van informatiedragers

  • -

    verlies van informatiedragers

  • -

    bewust niet volledig informeren van de volksvertegenwoordiging

  • *

    Misbruik van bevoegdheden:

  • -

    misbruik van dwangmiddelen

  • -

    meineed

  • -

    valsheid in geschrifte (onwaarheid opnemen in een officieel document; oogmerk vaak niet [primair] persoonlijk gewin)

  • vergunningen, subsidies e.d.

  • *

    Misbruik van bedrijfsmiddelen:

  • -

    ongewenst gebruik e-mail/internet

  • -

    misbruik van (mobiele) telefoon

  • -

    privégebruik van bedrijfsmiddelen

  • *

    Overmatig alcohol- en/of druggebruik

  • *

    Ongewenste omgangsvormen:

  • -

    discriminatie

  • -

    seksuele intimidatie

  • -

    pesten, treiteren

  • -

    andere vormen van intimidatie (bijvoorbeeld door grof taalgebruik of bedreiging)

  • -

    fysieke bedreiging/geweld

 

1 Handreiking onderzoek integriteitsschending en politieke ambtsdragers BIOS 2014

Bijlage Protocol melding financiële belangen politieke ambtsdragers

Artikel 1 Begripsbepaling financiële belangen

Het begrip financieel belang is niet eenduidig. Onder financieel belang wordt in ieder geval verstaan het bezit van effecten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond en een financiële deelneming in ondernemingen. Onder financiële belangen wordt eveneens verstaan negatieve financiële belangen zoals schulden die relevant kunnen zijn met het oog op belangenverstrengeling.

Artikel 2 Algemeen

  • 1.

    Dit protocol beschrijft hoe om te gaan met meldingen over financiële belangen door een raadslid, de burgemeester of een wethouder in relatie tot de functie-uitoefening als politieke ambtsdrager.

  • 2.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in de integriteitscommissie. De commissie kan in voorkomende situaties de politieke ambtsdrager, de raad, het college of de burgemeester adviseren.

 

Artikel 2 Voorkomen belangenverstrengeling

Iedere politieke ambtsdrager geeft zich rekenschap van de belangen die hij anders dan als lid van de gemeenteraad of het college respectievelijk burgemeester heeft en waakt ervoor dat deze belangen niet leiden tot het op oneigenlijke wijze uitoefenen van zijn functie.

 

Artikel 3 Meldplicht

  • 1.

    Iedere politieke ambtsdrager is verplicht financiële belangen te melden, voor zover deze redelijkerwijs het vermoeden kan hebben dat het hebben van of handelen in deze financiële belangen de goede vervulling van de functie of goede functionering van de openbare dienst, niet in redelijkheid is verzekerd.

  • 2.

    Een politieke ambtsdrager doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt.

  • 3.

    Een raadslid dat twijfelt of een financieel belang gemeld moet worden wint hierover advies in bij de griffier.

  • 4.

    Een lid van het college dat twijfelt of een financieel belang gemeld moet worden wint hierover advies in bij de gemeentesecretaris.

Artikel 4 Informatieplicht

De politieke ambtsdragers zijn verplicht, op verzoek van de integriteitscommissie, nadere gegevens te verstrekken aan de integriteitscommissie over het financiële belang of daarmee gepaard gaande informatie.

 

Artikel 5 Register

  • 1.

    De griffier legt een register aan van de door de leden van de raad gemelde financiële belangen en beheert dit register.

  • 2.

    De gemeentesecretaris legt een register aan van de door de burgemeester en de wethouders gemelde financiële belangen en beheert dit register.

  • 3.

    Het register is openbaar en ligt op het gemeentehuis ter inzage.