Beleidsregel uitwegen Coevorden

Geldend van 15-02-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel uitwegen Coevorden

Beleidsregel uitwegen Coevorden

Beleidsregels voor het beoordelen van een vergunning voor een uitweg of voor het verandering brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

Wettelijk kader

Artikel 2.1.5.3 Algemeen Plaatselijke Verordening Coevorden (Maken, veranderen van een uitweg); artikel 125 Gemeentewet jo Titel 5.3 Awb / art. 1:3 lid 4 jo. Titel 4.3 Awb.

Begrip uitweg

Onder uitweg wordt mede verstaan uitrit of inrit.

Toetsingcriteria:

A. Bruikbaarheid van de weg

In de wegenverkeerswet wordt het begrip “weg” gedefinieerd met: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en de tot die wegen behorende paden en bermen en zijkanten.

Ook de APV Coevorden verwijst onder meer naar deze definitie. De bruikbaarheid van de weg wordt onder meer bepaald door het beheer en onderhoud van de weg en uitweg. Als criteria worden aangehouden:

  • 1.

    Een uitweg op gemeentegrond wordt door/namens en voor rekening van aanvrager aangelegd en onderhouden. Eventuele aanwijzingen door de afdeling Beheer & Realisatie moeten daarbij worden opgevolgd. Verder geldt dat alle noodzakelijke wijzigingen aan de gemeentelijke verharding, en verplaatsingen van obstakels op gemeentegrond door de gemeente worden uitgevoerd.

    De kosten voor de uitweg zijn voor rekening van de aanvrager, tenzij de uitweg gelijktijdig wordt aangelegd met een bestemmingsplan in uitvoering. De kosten die hiervoor door de gemeente moeten worden gemaakt om de uitweg op gemeentegrond te realiseren zullen aan de aanvrager worden doorberekend volgens kostendekkende tarieven, die bij afzonderlijk besluit van burgemeester en wethouders zijn vastgesteld en indien nodig worden gewijzigd.

  • 2.

    Indien een perceel voor agrarisch gebruik moet worden ontsloten dan dient de wegberm over een breedte van 1 meter te worden verhard met grasbetonstenen, met een lengte langs de weg van minimaal 6 meter. Indien watergangen moeten worden gedempt moet een duiker worden aangelegd. De afmetingen van een duiker dient voldoende hydraulische capaciteit te bezitten met een minimale doorsnee van 300 millimeter en te voldoen aan KOMO-keur.

  • 3.

    In beginsel wordt afwijzend gereageerd indien de ontsluiting van de uitweg moet plaatsvinden via een openbare parkeergelegenheid, tenzij binnen een straal van 75 meter het verlies aan één of meer parkeervakken kan worden gecompenseerd door aanleg van een even groot aantal nieuwe parkeervakken volgens de norm van CROW. Alle meerkosten voor het creëren van één of meerdere nieuwe parkeervakken dienen te worden betaald door de aanvrager, dit wordt vastgelegd in een overeenkomst.

  • 4.

    Afwijzend wordt gereageerd op een vergunningaanvraag indien de ontsluiting moet plaatsvinden over grond van derden, tenzij een verklaring van instemming van deze eigenaar bij de aanvraag is gevoegd.

  • 5.

    De hoogte van de aansluiting van de uitweg op de gemeentelijke verharding/gemeentegrond wordt bepaald door de afdeling Beheer & Realisatie.

  • 6.

    Bij de aansluiting van uitwegen op asfaltverhardingen moet de rand van de asfaltverharding worden gezaagd om een goede aansluiting van de uitweg op de verharding mogelijk te maken.

    De kosten daarvan komen eveneens voor rekening van de aanvrager. Het aansluiten d.m.v. koudasfalt, metselspecie of betonmortel is niet toegestaan.

B. Veilig en doelmatig gebruik kunnen maken van de weg

Om de verkeersveiligheid in voldoende mate te kunnen waarborgen worden

de volgende voorwaarden aangehouden.

  • 1.

    Uitwegen binnen 5 meter van het tangentpunt van een kruispunt zijn onoverzichtelijk en worden daarom niet toegestaan.

  • 2.

    Uitwegen in bochten met een straal kleiner dan 12,5 m zijn onoverzichtelijk en worden daarom niet toegestaan.

  • 3.

    De uitweg moet aansluiten op een openbare weg. Aan de openbare weg mogen geen beperkingen m.b.t. de toegang voor motorvoertuigen in het kader van het RVV ’90 worden toegekend.

  • 4.

    Uitwegen mogen niet worden voorzien van een gesloten verharding, zoals beton of asfalt, of open verhardingen van puin of grind.

  • 5.

    De wegbreedte waarop wordt aangesloten moet groter zijn dan 3.00 meter.

  • 6.

    Het uitzicht vanuit een nieuw aan te leggen uitweg, bij aanwezige beplanting en wegmeubilair, op verkeer op de doorgaande weg waarop wordt aangesloten moet voldoende zijn. Dit wordt per geval beoordeeld, afhankelijk van de wegcategorie en afhankelijk van de omstandigheid of de uitweg binnen of buiten de bebouwde kom is gesitueerd.

C. Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Het aantal en de toegestane afmetingen van de uitwegen worden afhankelijk gesteld van de bestemming van het perceel. Hierbij wordt verschil gemaakt tussen een woon- en bedrijfsbestemming.

  • 1.

    Indien er sprake is van een woonbestemming wordt per perceel in beginsel niet meer dan één uitweg naar de openbare weg toegestaan, afwijking is mogelijk bij een bijzondere omstandigheid. De breedte van een uitweg t.b.v. een woning mag maximaal 4,00 meter bedragen, tenzij in het geldende bestemmingsplan een afwijkende regeling is opgenomen. Opgemerkt wordt dat een wooncomplex zoals een appartementencomplex veelal kan volstaan met 1 uitweg.

  • 2.

    Indien er sprake is van een bedrijfsbestemming kunnen meerdere uitwegen worden toegestaan naar de openbare weg (incl. combinatie wonen bedrijf) De breedte van een uitweg t.b.v. een bedrijf mag maximaal 6,00 meter bedragen. Bij gebleken noodzaak kan een breedte tot maximaal10 meter worden toegestaan. De noodzaak van een extra uitweg moet worden aangetoond door de aanvrager. Op een industrieterrein, als bedoeld in een bestemmingsplan in de zin van de Wro, kan van dit lid betreffende de maximale breedte worden afgeweken.

  • 3.

    De bestemming van een perceel (woning/bedrijf) wordt bepaald d.m.v. het geldende bestemmingsplan, verleende bestemmingsplanvrijstellingen/afwijkingen van het bestemmingsplan volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of een milieuvergunning.

  • 4.

    Verhardingsmaterialen en uitvoeringswijze worden zoveel mogelijk overeenkomstig de nabijgelegen uitwegen aangepast/gerealiseerd.

  • 5.

    De aanleg van een uitweg moet passen in de structuur van een woonomgeving/woonwijk, waarbij de aanwezige en beschikbare openbare parkeerplaatsen ook betrokken worden. Bij tussenwoningen worden daarom in beginsel geen uitwegen toegestaan, tenzij daarmee bij het planontwerp voor of herinrichtingsvoorstel van de woonwijk rekening is gehouden. De mogelijke aanleg van een eventuele uitweg bij hoekwoningen van zogenaamde rijtjeswoningen is afhankelijk van de mate van doorsnijding van openbare groenvoorzieningen (zie hierna) en de beschikbaarheid van eigen grond naast de woning. Bij deze hoekwoning dient 3 meter breedte beschikbaar te zijn in het verlengde van de zijgevel.

D. Bescherming van de groenvoorziening in de gemeente

De gemeentelijke groenvoorzieningen hebben veelal een afschermende functie. In het verlengde hiervan heeft het groen een relatief hoge belevingswaarde voor de buurtbewoners.

  • 1.

    Het doorsnijden van gemeentelijke groenvoorzieningen wordt ongewenst geacht. Versnippering van aaneensluitende plantsoenstroken treedt op, de afschermende functie wordt teniet gedaan en de belevingswaarde van het groen vermindert. Voorts wordt de mogelijkheid tot een adequaat beheer van het groen beperkt. Structureel/Stedenbouwkundig groen dient

    daarom in principe niet te worden doorsneden door een uitweg.

  • 2.

    Indien voor de aanleg van een uitweg één of meerdere bomen moeten worden verwijderd, dan zal op basis van de Bomenverordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in een aantal gevallen een kapvergunning moeten worden aangevraagd. Indien het gaat om een boom van de gemeente, wordt de aanvraag ingediend door de Afdeling Beheer & Realisatie. Als het gaat om een particuliere boom, dan wordt de aanvraag ingediend door de eigenaar/zakelijk gerechtigde. De kosten voor de kapvergunning en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten, zijn voor rekening van degene die een vergunningsaanvraag doet voor een uitweg.

  • 3.

    De kosten voor het noodzakelijkerwijs verwijderen van één of meerdere bomen van de gemeente komen voor rekening van de aanvrager van de uitweg, volgens kostendekkende tarieven. Dit wordt vastgelegd in een overeenkomst.

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel uitwegen Coevorden”.

Coevorden, 03 januari 2012

Burgemeester en wethouders van Coevorden,

secretaris

M.N.J. Broers

burgemeester

B.J. Bouwmeester}