Regeling vervallen per 25-11-2023

BELEIDSLIJN GEMEENTE DALFSEN TEN AANZIEN VAN DE TOEPASSING VAN DE WET BEVORDERING INTEGRITEITSBEOORDELINGEN DOOR HET OPENBAAR BESTUUR (WET BIBOB)

Geldend van 19-07-2016 t/m 08-04-2022

Intitulé

BELEIDSLIJN GEMEENTE DALFSEN TEN AANZIEN VAN DE TOEPASSING VAN DE WET BEVORDERING INTEGRITEITSBEOORDELINGEN DOOR HET OPENBAAR BESTUUR (WET BIBOB)

1. Inleiding

Op 1 juli 2003 is de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) en het daarbij behorende Besluit Bibob in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk ongewilde facilitering door de overheid van criminele activiteiten tegen te gaan. De wet maakt het hierbij mogelijk bepaalde vergunningen (o.a. drank- en horeca, coffeeshops, bouw- en milieuvergunning) en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het ‘witwassen’ van geld. In de wet is tevens een mogelijkheid opgenomen voor aanbestedende diensten om opdrachten niet te gunnen, indien hier eveneens sprake is van een ernstig gevaar.

Op 1 juli 2013 is de Evaluatie- en wijzigingswet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Bibob) in werking getreden. Deze wet voorziet in uitbreiding en verbetering van de Wet Bibob. Het toepassingsbereik is verruimd. Zo vallen onder andere alle gemeentelijke vergunningen die van toepassing zijn op bedrijven en inrichtingen, enkele vergunningen op grond van de Huisvestingswet en alle subsidies en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is, onder de reikwijdte van de Wet Bibob. Op deze manier is de Wet Bibob van toepassing op alle overheidshandelingen waar lokaal risico’s op criminogene activiteiten liggen.

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester stellen ten behoeve van een adequate toepassing van hun bevoegdheden die de Wet Bibob hen geeft, beleid vast dat een algemeen kader biedt waarbinnen aanvragen om vergunningen waarop deze beleidslijn van toepassing is en die vallen binnen de werking van de Wet Bibob getoetst kunnen worden.

Bij het vaststellen van deze beleidslijn hebben de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders de consequenties voor de aanvrager en overige betrokkene(n) bij toepassing van de Wet Bibob ten aanzien van de privacy en het waar mogelijk beperken van de administratieve lasten in hun overwegingen betrokken.

2. Doel beleidslijn

Het doel dat het bevoegd gezag voor ogen staat bij het vaststellen van de beleidslijn is het tegengaan van de aantasting van de veiligheid en/of leefbaarheid van groepen bewoners, bepaalde wijken of gebieden. Daarbij gaat het zowel om het tegengaan van daadwerkelijke aantasting van de rechtsorde en de aantasting van de bestuurlijke slagkracht, als om het tegengaan van verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit en van subjectieve gevoelens van (on)veiligheid.

De toepassing van de Wet Bibob is slechts één van de middelen binnen de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. De wetgever heeft bestuursorganen een instrument in handen gegeven, maar heeft daarbij tevens aangegeven, dat het instrument slechts mag worden ingezet als ultimum remedium. Het komt aan bod als andere instrumenten, zoals handhaving van bestaande regelgeving en bestaand beleid, benutten van alle beschikbare informatie, samenwerking met andere organisaties en andere activiteiten ter bewaking van de integriteit van het lokale bestuur en het gemeentelijke apparaat, onvoldoende resultaat leveren.

Overigens wordt benadrukt dat de beleidslijn een algemeen kader biedt. Vanwege de complexiteit van de wet en de diversiteit van aanvragen om vergunningen blijft maatwerk noodzakelijk en kan indien dit de toepassing en het doel van de Wet Bibob ten goede komt worden afgeweken van het algemene kader.

3. Bevoegdheden

Ten aanzien van de genoemde vergunningen geldt dat daar waar gesproken wordt over het ‘bevoegd gezag’ dit zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester kan zijn.

4. Toepassingsbereik Beleidslijn Bibob

In deze beleidslijn wordt aangegeven hoe het bevoegd gezag van de gemeente Dalfsen de Wet Bibob zal toepassen en welke consequenties dit heeft voor de aanvragers en houders van een vergunning. Het gaat om de volgende vergunningen.

Toelichting

Het bevoegd gezag komt een grote mate van vrijheid toe of en op welke wijze het Bibob-instrumentarium wordt ingezet (binnen de wettelijke kaders). Vanwege de complexiteit van de wet, specifieke kenmerken van de benoemde branches (veel contante geldstromen, wisselingen van ondernemers, de landelijke ervaringen dat de kans dat in deze branches criminele activiteiten plaatsvinden) en de mogelijkheid voor het bevoegd gezag in een voorstadium eigen onderzoek te verrichten (o.a. het opvragen van justitiële documentatie) is ervoor gekozen de Beleidslijn Bibob vooralsnog van toepassing te verklaren op de voornoemde vergunningen.

Het bevoegd gezag kan –indien er sprake is van een vermoeden van een ernstig gevaar voor criminele activiteiten- in specifieke gevallen gebruik maken van haar bevoegdheden tot het toepassen van de Wet Bibob op overige vergunningen, subsidies en aanbestedingen, zoals benoemd in de Wet Bibob.

5. Inzet Bibob-instrumentarium

Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het gebruik maken van haar bevoegdheden tot het inzetten van het Bibob-instrumentarium, wordt eerst onderzocht of er andere weigeringsgronden zijn waarop een aanvraag om vergunning kan worden geweigerd.

Toelichting

Volgens de Memorie van Toelichting bij de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Het bestuursorgaan bekijkt eerst of er geen bestaande weigeringsgronden zijn zoals genoemd in de APV, de Drank- en Horecawet en de BOR. Deze bestaande weigeringsgronden hebben namelijk ook betrekking op de integriteit van de vergunningaanvrager c.q. houder. Te denken valt bijvoorbeeld aan de eis ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn’, of de eisen genoemd in het ‘Besluit eisen zedelijk gedrag’, behorend bij de Drank- en Horecawet. Op de tweede plaats dient het bestuursorgaan te onderzoeken of zij niet zelfstandig de Wet Bibob kan toepassen. Dit onderzoek vindt plaats met behulp van het in artikel 30 van de Wet Bibob omschreven aanvraagformulier (vragenlijst). Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene (n) zijn, en wat de wijze van financiering is. Indien er vanuit het bestuursorgaan een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau Bibob volgt dienen al deze personen er derhalve rekening mee houden dat zij onderworpen kunnen worden aan een ‘Bibob-onderzoek’.

6. Uitvoering beleidslijn

Bij de beoordeling van aanvragen van bovengenoemde vergunningen, wordt gebruik gemaakt van een Bibob-toets. Als de aanvraag daarna nog verder onderzocht moet worden, wordt een Bibob advies gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob.

A Bibobformulier

Bij de inwerkingtreding van de Evaluatie- en Wijzigingswet Bibob in 2013 is het onderscheid tussen de verkorte en uitgebreide Bibob-toets komen te vervallen. De vragenformulieren die bestuursorganen moeten gebruiken zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 30, lid 5 van de Wet Bibob en uitgewerkt in de Regeling Bibobformulieren.

Het vragenformulier wordt indien mogelijk persoonlijk overhandigd aan de aanvrager, met een toelichting waarom de Bibobtoets wordt toegepast. In het intakegesprek kan het vragenformulier worden toegelicht en wordt de aanvrager er op gewezen het vragenformulier volledig in te vullen en te voorzien van alle gevraagde bijlagen.

Het in laten vullen van het vragenformulier kan worden gezien als de start van de Bibob-procedure. Dit kan met name van belang zijn voor de vertrouwelijkheid van de stukken.

Nadat de vragenlijst is ingevuld kan er voor worden gekozen de aanvrager uit de nodigen om een toelichting te geven op de ingevulde vragenlijst. Dit zal met name gebeuren indien er sprake is van één of meerdere onduidelijkheden:

  • Een onduidelijke bedrijfscultuur

  • Een onduidelijke financiering

  • Een verdacht financiering

  • een ongebruikelijke financier

  • Een a-typische aanvraag voor aanvrager

  • Het ontbreken van een bedrijfsplan

  • Onduidelijk dan wel onvolledig ingevulde formulieren

  • Een aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

  • Een aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

  • Het ontbreken van een recent uittreksel uit de kamer van koophandel

  • Banden met het criminele circuit, eventueel op basis van politie-informatie.

B Ontvankelijkheid aanvraag

De aanvraag om vergunning is pas ontvankelijk indien alle gevraagde gegevens zijn overlegd, dan wel dat het bevoegd gezag van mening is dat op basis van de verstrekte gegevens een voldoende beoordeling kan plaatsvinden op de aanvraag (en aanvrager) en de af te geven beschikking. Het ingevulde vragenformulier gaat onderdeel uitmaken van de aanvraag en daarmee van de ontvankelijkheidstoets. Een aanvraag is dus pas ontvankelijk als alle gevraagde gegevens zijn overlegd. Zolang er geen ontvankelijke aanvraag is ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen De aanvrager zal, wanneer er gegevens ontbreken, in staat worden gesteld de aanvraag volledig te maken. De behandeling van de aanvraag (en hiermee de termijn) zal worden opgeschort tot het moment dat de ontbrekende gegevens zijn overlegd.

Indien de aanvrager weigert de gevraagde gegevens te overleggen kan dit aanleiding zijn de aanvraag om vergunning niet-ontvankelijk te verklaren en de aanvraag buiten behandeling te stellen (met gebruikmaking van artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht). Dit zal pas plaatsvinden nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag compleet te maken en verzocht is de gevraagde gegevens aan te leveren.

Als er naar aanleiding van de aanvraag en de ingevulde vragenlijst aanvullende vragen zijn kan de aanvrager met gebruikmaking van artikel 4.5 lid c van de Algemene wet bestuursrecht om aanvullende gegevens worden gevraagd. De behandeltermijn wordt gedurende de hersteltermijn opgeschort. Ook als de aanvraag in eerste instantie wel ontvankelijke was en in behandeling is genomen, kan op grond van artikel 4.5 lid c van de Awb de aanvraag alsnog buiten behandeling worden gelaten. Indien de aanvrager weigert de vragenlijst conform artikel 30 van de Wet Bibob in te vullen –en dan met name de gegevens die relevant zijn om een deugdelijke Bibob-toets plaats te laten vinden- kan het bevoegd gezag gebruik maken van artikel 4 van de Wet Bibob en de weigering beschouwen als een ernstig gevaar. De aanvraag om vergunning kan hiermee met gebruikmaking van artikel 3 Wet Bibob geweigerd worden.

Toelichting

In het kader van het terugdringen van administratieve lasten is een overweging gemaakt welke gegevens wanneer aan de aanvrager worden gevraagd. Voor het gros van de aanvragen (horeca) zullen deze gegevens zich beperken tot die gegevens die reeds in het kader van de drank- en horecavergunning worden gevraagd. Toegevoegd hieraan wordt het overleggen van enkele gegevens met betrekking tot de financiering van de onderneming, eigendomsverhoudingen, e.d.. Deze gegevens zijn noodzakelijk omdat juist de financiering van een onderneming en eventuele zeggenschap door derden een van de gevaaraspecten vormen (bv witwassen). Het bevoegd gezag heeft gemeend dat het vragen van deze extra vragen niet leiden tot een onnodige administratieve lastenverzwaring voor de aanvrager, in relatie tot het doel dat in het kader van de Wet Bibob hiermee wordt gediend.

Daar waar sprake is van een heldere financiering, zal een aanvrager deze zonder veel extra lasten kunnen verstrekken aan het bevoegd gezag (bv een kopie van een banklening/ hypotheek). De bereidheid en ‘het gemak’ waarmee deze gegevens worden overlegd, geven tevens een eerste indicatie of een financiering mogelijk ‘verdacht’ is.

Voor een juiste beoordeling van de aanvraag en de aanvrager is het van belang dat de aanvrager alle gegevens overlegd waar in het vragenformulier om gevraagd wordt.

Met de aangeleverde gegevens die in dit kader zijn verstrekt zal zorgvuldig moeten worden omgegaan.

Indien in deze fase van de procedure de aanvrager weigert om de gevraagde gegevens aan te leveren, geeft de wet de mogelijkheid de vergunning te weigeren of kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten.

C Aanvraag om advies bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB)

De keuze om een advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau Bibob moet weloverwogen genomen worden. Een formele aanvraag kan grote consequenties hebben voor de aanvrager en overige betrokkene(n). Niet alleen in het kader van inbreuk op privacy, ook de beslistermijn op de aanvraag kan aanzienlijk worden opgeschort.

Een aanvraag om advies kan pas worden gedaan als alle overige wettelijke weigeringsgronden zijn uitgeput. Daarnaast zal het bevoegd gezag haar eigen huiswerk volledig moeten hebben uitgevoerd. Het Landelijk Bureau Bibob heeft een indicatorenlijst opgesteld, waarmee het bevoegd gezag de aanvraag en de overlegde gegevens kan toetsen en kan beoordelen of de aanvraag ‘Bibob-waardig’ is. Indien er naar aanleiding van de (volledig) ingevulde vragenlijst conform artikel 30 van de wet en na toetsing van de aanvraag aan de hand van de indicatorenlijst nog vragen zijn over onder andere:

  • a.

    de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

  • b.

    de financiering van het bedrijf;

  • c.

    de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

  • d.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

of

wanneer de Officier van Justitie ingevolge artikel 26 van de Wet Bibob het bevoegd gezag heeft gewezen op de wenselijkheid om in het kader van een aanvraag van een vergunning, dan wel een bestaande vergunning, een advies aan Bureau Bibob te vragen, kan het bevoegd gezag conform artikel 9 van de Wet Bibob een advies aanvragen bij het Landelijk Bureau Bibob, als het bevoegd gezag van mening is dat er sprake is van voldoende verdenking of een kwetsbaar, voor misbruik vatbaar besluit met redelijke financiële of maatschappelijke belangen.

Het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan daarom geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag terug te trekken.

De aanvrager zal door de gemeente schriftelijk worden bericht dat de gemeente voornemens is een Bibob-advies aan te vragen.

D Advies Landelijk Bureau Bibob

Het Landelijk Bureau Bibob kent een drietal adviezen:

  • er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

  • er is sprake van een mindere mate van gevaar.

In het eerste geval kan de vergunning niet geweigerd worden op grond van de Wet Bibob. In het tweede geval dient de gemeente af te wegen of in dit concrete geval inderdaad de vergunning geweigerd zal worden op grond van de Wet Bibob. Er kunnen omstandigheden zijn die de gemeente, ondanks het advies, doen besluiten de vergunning te verlenen (het is dus geen verplichting om bij een ernstige mate van gevaar de vergunning te weigeren).

Net zoals in het laatste geval kunnen er extra voorwaarden verbonden worden aan de vergunning, zoals bijvoorbeeld het periodiek overleggen van de boekhouding om beter te kunnen controleren of er inderdaad geen sprake is van een situatie bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Naast een weigeringsgrond op basis van artikel 3 van de Wet Bibob kan een aanvraag om vergunning worden geweigerd, wanneer de aanvrager weigert de aanvraag volledig in te vullen (waaronder het vragenformulier). Dit kan op basis van artikel 4 van de Wet Bibob. De definitieve beslissing op de aanvraag zal maatwerk blijven.

T oelichting onderzoek Landelijk Bureau Bibob (LBB)

De gemeente doet het verzoek tot een adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob. Als er een Bibobadvies wordt aangevraagd zal de aanvrager/houder van de vergunning worden geïnformeerd door de gemeente. Het Landelijk Bureau Bibob moet in beginsel binnen acht weken adviseren aan de gemeente. Deze termijn kan met nog eens vier weken worden verlengd. Het bureau Bibob zal hiervan de gemeente in kennis stellen. De gemeente zal de aanvrager hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk bureau.

Het Landelijk Bureau Bibob zal, als er een advies is gevraagd, een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar, als bedoeld in art. 3 van de Wet Bibob. Het Landelijk Bureau Bibob valt onder het ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld bij de belastingdienst, politie, justitie, etc.) en kan hierdoor een meer diepgaand onderzoek doen dan de gemeente.

Welke personen en bedrijven worden in het onderzoek betrokken Uiteraard wordt de betrokkene(n) onderzocht.

Daarnaast wordt onderzocht of deze misschien een relatie heeft tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken in het onderzoek. In artikel 3 van de wet is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • 1.

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

  • 2.

    zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

  • 3.

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

  • 4.

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

Deze andere personen kunnen dus ook worden betrokken in het onderzoek.

E Vergewisplicht

Het bestuursorgaan zal zelfstandig een beslissing moeten nemen op de aanvraag. Het advies van het

Landelijk Bureau Bibob kan hierbij als advies dienen, het bestuursorgaan heeft echter een vergewisplicht (artikel 3.9 Awb: Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden).

Dit betekent dat het bestuursorgaan zelf zal moeten nagaan of de conclusies en het advies van het landelijk bureau ook gedragen worden door de feiten en omstandigheden die hieraan ten grondslag hebben gelegen.

Alvorens een besluit wordt genomen de aanvraag te weigeren (of voorwaarden te verbinden aan een vergunning) dient de aanvrager in de gelegenheid te worden gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Ook derden die genoemd zijn in het besluit, worden aangemerkt als belanghebbenden en moeten in staat worden gesteld een zienswijze in te dienen. Opgemerkt wordt dat derden alleen dat gedeelte van het advies van het Landelijk Bureau Bibob mogen ontvangen, welke op henzelf betrekking heeft.

Indien er zienswijzen worden ingediend of indien er vragen naar voren komen op basis van de eigen vergewisplicht, worden er aanvullende vragen gesteld aan het Landelijk Bureau Bibob. Deze aanvullende vragen worden schriftelijk gesteld. De ingediende zienswijzen worden standaard voorgelegd aan het Landelijk Bureau Bibob, indien deze zienswijzen gerelateerd zijn aan het Bibob-advies.

De vergewisplicht zal verankerd moeten worden in de gemeentelijke Bibob-procedure. In vrijwel alle gevallen zal bij een weigerings- of intrekkingsbesluit gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen door de betrokkene(n). Het is verstandig deze zienswijze, indien ze betrekking hebben op de inhoud van het advies, voor te leggen aan het Landelijk Bureau Bibob.

Richtlijn om te voldoen aan de vergewisplicht:

  • Het bestuursorgaan gaat zelfstandig na of de aangedragen feiten als zodanig voldoende zijn voor het advies. Dit doet het bestuursorgaan door:

Voorafgaand aan de ontwerpbeschikking:

  • a)

    indien de aangedragen feiten bestaan uit vermoedens of zachte informatie (dus bv. CIE-informatie of lopende onderzoeken en dus niet bestaan uit gepleegde strafbare feiten), wordt aan het LBB gevraagd of de bij hun beschikbare informatie voldoende is om tot het uitgebrachte advies te komen;

  • b)

    zelfstandig te onderzoeken of veronderstelde zakelijke samenwerkingsverbanden ook overeenkomen met eigen informatie (bv. vanuit toezicht, belastingdienst, open bronnen).

Voordat het definitieve besluit wordt genomen:

  • a)

    zienswijzen die worden ingediend en die aangedragen feiten uit het advies in twijfel trekken, of anderszins het advies van het Landelijk Bureau Bibob in twijfel trekken, worden ter beoordeling (of voor nader advies) voorgelegd aan het Bureau.

Vragen aan het Landelijk Bureau Bibob of een verzoek om nader advies worden bij voorkeur schriftelijk gedaan.

In de beschikking wordt standaard het onderdeel vergewisplicht opgenomen. In dit onderdeel van de beschikking wordt vermeld op welke wijze hiermee is omgegaan:

  • a)

    indien het Landelijk Bureau Bibob gevraagd is om een nader advies, wat de uitkomsten hiervan waren;

  • b)

    hoe is omgegaan met de ingebrachte zienswijze;

  • c)

    indien het Landelijk Bureau Bibob niet om een nader advies is gevraagd, wordt gemotiveerd waarom het bestuursorgaan dit niet nodig heeft geacht en zelfstandig heeft kunnen vaststellen dat de aangedragen feiten als zodanig voldoende zijn voor het advies.

F Geheimhoudingsplicht

Vanwege de aard van de gegevens en de diversiteit aan bronnen waaruit door het Landelijk Bureau Bibob kan worden geput, dient met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen van wie het Landelijk Bureau Bibob gegevens heeft verzameld, zeer nauwkeurig te worden omgegaan met de verstrekking van die persoonsgegevens. De Wet Bibob kent dan ook een gesloten verstrekkingenregime.

Dit houdt in dat de persoonsgegevens die het Landelijk Bureau Bibob heeft geregistreerd, niet worden verstrekt buiten de gevallen om die in de wet Bibob expliciet zijn geregeld. De geheimhoudingsplicht geldt verder voor iedereen die op basis van de Wet Bibob de beschikking krijgt over persoonsgegevens. Als zodanig geldt de geheimhoudingsplicht dus zowel voor de medewerkers van het Landelijk Bureau Bibob, het bestuur dat om een advies heeft verzocht en zijn ambtenaren, als voor de instanties die in aanmerking komen voor verstrekking van persoonsgegevens door het Bureau Bibob buiten de adviesvraag om, zoals het openbaar ministerie en het College bescherming persoonsgegevens, en voor de betrokkene die in de motivering van de hem betreffende beslissing in voorkomend geval persoonsgegevens inzake derden kan aantreffen.

Het advies van het bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de verlening dan wel intrekking van de vergunning. Slechts gegevens die noodzakelijk zijn ter motivering van de gevraagde vergunning, zullen worden bekend gemaakt aan de betrokkene en worden opgenomen in de beslissing op de vergunningaanvraag.

Indien betrokkene gebruik wenst te maken van zijn recht een zienswijze in te dienen, heeft hij wel recht op inzage van het gehele advies. Gegevens over derden, die noodzakelijk zijn ter motivering van het besluit kunnen op verzoek ook aan deze derden ter kennis worden gebracht.

Het Bibob-advies als document valt in beginsel onder het verstrekkingregime van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Echter op grond van artikel 10 van deze Wet zal in de praktijk het openbaar maken van het advies achterwege worden gelaten. Het advies is dus alleen ter inzage voor betrokkene en het bestuursorgaan en voor zakelijke relaties voor zover het gegevens betreft die hen aangaan.

G Bezwaar en beroep bij beschikkingen

Als het bestuursorgaan besluit tot (gedeeltelijke) overname van het Bibob-advies, wordt dit gedeelte van het advies dat wordt gebruikt voor de motivering onderdeel van de beschikking. Op deze beschikking is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit betekent dat voordat een bestuursorgaan het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk afwijst, het de aanvrager in de gelegenheid stelt zijn zienswijze naar voren te brengen (artikel 4 lid 8 Awb). De volgende stap die openstaat is het indienen van een bezwaarschrift (artikel 7 lid 1 Awb).

Voordat bij de administratieve rechter geprocedeerd wordt, moet het aan te vechten besluit eerst voorwerp van bestuurlijke hertoetsing zijn geweest. Dat wil zeggen een bestuurlijke herbeoordeling op rechtmatigheid en zorgvuldigheid en bestuurlijke / beleidsmatige aanvaardbaarheid of gewenstheid. Het bezwaarschrift wordt door hetzelfde orgaan getoetst. De volgende stap is het beroep bij de bestuursrechter en vervolgens staat nog hoger beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State open.

Samenvatting Bibob beleid

afbeelding binnen de regeling

7. Bestande vergunningsituaties

De Wet Bibob geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om –naast het weigeren van een vergunningverleende vergunningen in te trekken.

Aanleiding om bestaande vergunningen te onderwerpen aan een Bibob-toets kunnen gelegen zijn in:

  • A.

    een tip van de Officier van Justitie (conform artikel 26 van de wet);

  • B.

    gebeurtenissen rondom een bestaande inrichting (geweldplegingen, e.d.);

  • C.

    verplaatsing en verschuiving van (criminele) activiteiten;

  • D.

    wijzigingen in de verleende vergunningen;

  • E.

    wijzigingen in de vergunningplicht;

  • F.

    Periodieke toets vergunningen.

A. Tip van de Officier van Justitie

Indien de Officier van Justitie het bevoegd gezag adviseert een aanvraag om advies in te dienen bij het Landelijk Bureau Bibob, kan dit voor het bevoegd gezag aanleiding geven om een Bibob-procedure te starten. Deze procedure houdt in dat aan de houder van de vergunning een uitgebreide vragenformulier zal worden overlegd, met de mededeling dat er aanwijzingen zijn die aanleiding geven de integriteit van de onderneming te onderzoeken. De procedure wordt op dat moment gevolgd, zoals bij de aanvraag om vergunning is omschreven.

Het advies van de Officier kan van dusdanige aard zijn dat het bevoegd gezag direct het Landelijk Bureau verzoekt een advies uit te brengen. In dit geval hoeft er geen uitgebreide vragenlijst ingevuld te worden. Vooraf kan hierover afstemming plaatsvinden met de Officier van Justitie.

Indien een advies wordt gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob, wordt de houder van de vergunning hiervan in kennis gesteld.

Voordat een advies bij het Landelijk Bureau Bibob wordt aangevraagd, vindt hierover afstemming plaats met het Landelijk Bureau, onder andere over de gegevens die aangeleverd moeten worden. Met de Officier zal vooraf afstemming plaatsvinden over de bij hen bekende gegevens en of deze gegevens in de Bibob-procedure ook vrijgegeven mogen worden.

B. Gebeurtenissen rondom een bestaande inrichting

Er kunnen zich situaties voordoen rondom een inrichting die aanleiding kunnen geven een Bibob-procedure te starten. Dit kan zijn wanneer er bijvoorbeeld gewelddelicten hebben plaatsgevonden binnen een inrichting, waarbij (indirecte) betrokkenheid is van leidinggevende(n), drugshandel, of het vermoeden van andere criminele activiteiten waarbij de inrichting zelf een rol speelt (faciliteert) of waarbij de leidinggevende(n) of een andere direct betrokkene(n) een faciliterende rol heeft of zelf deze criminele activiteiten (vermoedelijk) pleegt.

Tot het starten van een Bibob-procedure wordt niet eerder overgegaan dan nadat alle overige intrekkingsbevoegdheden zijn uitgesloten. Het bevoegd gezag kan in voorkomende gevallen veelal op basis van de verordening (o.a. de APV) of op grond van de Drank- en horecawet een vergunning intrekken in het kader van de openbare orde of veiligheid of indien de leidinggevende niet meer voldoet aan de eisen omtrent het levensgedrag. Pas als al deze mogelijkheden zijn uitgeput, wordt overgegaan tot het starten van een Bibob-procedure, zoals onder A. beschreven.

C. Verplaatsing of verschuiving

Intensief toezicht op bepaalde branches of in bepaalde gebieden kunnen leiden tot een verplaatsing van bepaalde inrichtingen of verschuivingen binnen een branche.

Het bevoegd gezag kan indien hiertoe aanleiding is besluiten bepaalde branches of gebieden te onderwerpen aan een Bibob-toets. Een dergelijke toets zal in beginsel globaal van aard zijn, omdat het buiten proportioneel is alle in die branche of gebied aanwezige inrichtingen te onderwerpen aan een uitgebreide procedure.

Indien uit de globale toets specifieke gevallen naar voren komen, kunnen deze onderworpen worden aan een uitgebreide Bibob-toets en kan indien hiertoe aanleiding is een Bibob-procedure gestart worden.

D. Wijzigingen in de vergunning/ inrichting

Wijzigingen in de vergunningsituatie kunnen aanleiding geven een Bibob-toets plaats te laten vinden. Deze wijzigingen dienen in het algemeen gemeld te worden bij het bevoegd gezag (wijziging in leidinggevende, uitbreiding van de inrichting). Sommige wijzigingen (bv. interne verbouwingen of wijziging van de inrichting) hoeven niet direct vergunningplichtig te zijn. Met deze interne wijzigingen kunnen echter wel geldstromen gemoeid zijn, die twijfels kunnen oproepen.

Bij wijzigingen die leiden tot een aanvraag om een nieuwe of gewijzigde vergunning wordt een gelijke procedure gevolgd als bij aanvragen om nieuwe vergunningen:

  • 1.

    Horecabedrijven: bij aanvragen zal een Bibob-toets plaatsvinden indien er onduidelijkheid is over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

    • b.

      de financiering van het bedrijf;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

  • 2.

    Seksinrichtingen: bij alle aanvragen zal een Bibob-toets plaatsvinden; Indien de aanvrager/nieuwe leidinggevende(n) reeds bekend zijn bij het bevoegd gezag of de wijzigingen geen relatie hebben tot (grootschalige) investeringen kan het bevoegd gezag een Bibob-toets achterwege laten.

  • 3.

    Exploitatievergunning: zie onder 1. Horecabedrijven

  • 4.

    Omgevingsvergunning beperkte milieutoets: bij wijzingen die betrekking hebben op het bedrijfsmatig inzamelen van afvalstoffen.

  • Indien de melding alleen betrekking heeft op de wijzigingen van leidinggevende(n) en deze wijziging geen relatie hebben tot (grootschalige) investeringen, wordt de melding geaccepteerd en zal er verder geen Bibob-toets plaatsvinden. Indien er twijfels bestaan, kan altijd een Bibob-toets worden uitgevoerd op de bestaande vergunning. Bij de meldingen moeten overigens nog wel gegevens overlegd te worden omtrent het gedrag van de nieuwe leidinggevende(n).

E. Wijzigingen in de vergunningplicht

Landelijke wetgeving of gemeentelijke verordeningen kunnen leiden tot een wijziging in de vergunningplicht.

F. Periodieke toets vergunningen

Het bevoegd gezag kan besluiten bepaalde branches periodiek te toetsen op basis van deze beleidslijn. Hiervoor zal het bevoegd gezag apart beleid vaststellen.

8. Ondersteuning RIEC Oost-Nederland

De gemeenten in IJsselland hebben besloten ter ondersteuning in de uitvoering van de Wet Bibob aansluiting te zoeken bij het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Oost-Nederland. Het RIEC Oost-Nederland kan het bevoegd gezag ondersteunen bij het beoordelen van aanvragen om vergunningen en adviseert het bevoegd gezag omtrent de implementatie van het Bibob-beleid. Het RIEC is geen adviesorgaan zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en maakt geen onderdeel uit van de formele procedure. Binnen het RIEC Oost-Nederland zijn accountmanagers aangesteld die belast zijn met de ondersteuning aan gemeente voor de Wet Bibob. Deze werknemers van het RIEC Oost-Nederland vallen ten aanzien van de geheimhoudingsplicht onder het betrokken bevoegd gezag.

9. Slotbepaling

Deze beleidslijn geeft een algemeen kader waarbinnen het bevoegd gezag gebruik maakt van haar bevoegdheden tot toepassen van de Wet Bibob. Specifieke situaties kunnen echter aanleiding geven af te wijken van deze beleidslijn. Het bevoegd gezag behoudt zich het recht voor –gemotiveerd- af te wijken van deze beleidslijn indien dit, ten behoeve van tegengaan van daadwerkelijke aantasting van de rechtsorde en de aantasting van de bestuurlijke slagkracht als om het tegengaan van verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit en van subjectieve gevoelens van (on)veiligheid, noodzakelijk is.

Ondertekening

Vastgesteld door de burgemeester, onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders d.d. 28 juni 2016

Burgemeester en wethouders van Dalfsen,
de burgemeester,
H.C.P. Noten
de secretaris-directeur,
H. Berends
De burgemeester van Dalfsen,
H.C.P. Noten

Bijlage 1 'EIGEN ONDERZOEK BEVOEGD GEZAG'

Open bronnen bij aanvragen drank- en horecavergunning/exploitatievergunning

Open bronnen:

  • Uittreksel Kamer van Koophandel;

  • Gegevens Kadaster/Hypotheekregister;

  • Toetsing aanvraag aan wetgeving;

  • Inlichtingen uit centraal justitieel inlichtingen- en documentatieregister

  • De volledig ingevulde aanvraagformulieren voor een vergunning Drank- en Horecawet;

  • De naam, het adres en de woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult;

  • Verklaring omtrent het gedrag;

  • Identiteitspapieren;

  • De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

  • De natuurlijke personen of rechtspersonen die, voor zover van toepassing:

    • direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

    • direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

    • direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

    • onderaannemer van betrokkene zijn;

  • Eigendomsbewijs/huurovereenkomst perceel waarvoor vergunning wordt gevraagd;

  • Eigendomsbewijs/huur-lease of koopovereenkomst m.b.t de inventaris van het pand;

  • Bewijzen van kredietovereenkomsten m.b.t de inrichting;

  • Bewijs (arbeidsovereenkomst) dat leidinggevenden daadwerkelijk in dienst zijn van het bedrijf;\

  • Bewijzen van eigen vermogen m.b.t de financiering;

  • Bewijs van inschrijving bij de belastingdienst;

  • Politierapportages;

  • Klachten van omwonenden/signalen uit de branche;

  • Uittreksel bevolkingsregister.

Intakegesprek

Aanvrager komt persoonlijk de aanvraag toelichten. Tijdens het gesprek komen de volgende zaken aan de orde:

  • Het waarom van het beginnen van een horecaonderneming;

  • De ervaring van aanvrager met horecabedrijven;

  • De wijze van financiering;

  • Het bedrijfsplan;

  • Eventuele overige gemeentelijke info op het gebied van vergunningen.

Open bronnen bij aanvraag vergunningen seksinrichting

Open bronnen

  • Uittreksel Kamer van Koophandel;

  • Gegevens Kadaster/Hypotheekregister;

  • Toetsing aanvraag aan wetgeving;

  • Inlichtingen uit centraal justitieel inlichtingen- en documentatieregister;

  • De volledig ingevulde aanvraagformulieren voor een exploitatievergunning seksinrichting c.q. escortbedrijf;

  • De naam, het adres en de woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult;

  • Verklaring omtrent het gedrag;

  • Identiteitspapieren;

  • De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

  • De natuurlijke personen of rechtspersonen die, voor zover van toepassing:

    • direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

    • direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

    • direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

    • onderaannemer van betrokkene zijn;

  • Eigendomsbewijs/huurovereenkomst perceel waarvoor vergunning wordt gevraagd;

  • Eigendomsbewijs/huur-lease of koopovereenkomst m.b.t de inventaris van het pand;

  • Bewijzen van kredietovereenkomsten m.b.t de inrichting;

  • Bewijs (arbeidsovereenkomst) dat leidinggevenden daadwerkelijk in dienst zijn van het bedrijf;

  • Bewijzen van eigen vermogen m.b.t de financiering;

  • Bewijs van inschrijving bij de belastingdienst;

  • Politierapportages;

  • Klachten van omwonenden/signalen uit de branche;

  • Uittreksel bevolkingsregister.

Intakegesprek

  • Aanvrager komt persoonlijk de aanvraag toelichten. Tijdens het gesprek komen de volgende zaken aan de orde;

  • Het waarom van het beginnen van een seksinrichting/escortbedrijf;

  • De ervaring van aanvrager met een seksinrichtingen/escortbedrijf;

  • Wijze van financiering.

Bijlage 2 INTERNE CHECKLIST ‘INDICATOREN’

Als uit het ingevulde algemene aanvraagformulier vermoedens zijn dat er sprake is van mogelijk criminele activiteiten of facilitering daarvan, dan kunnen onderstaande indicatoren behulpzaam zijn bij het nemen van de beslissing om de aanvrager het uitgebreide vragenformulier voor te leggen.

Dezelfde lijst kan ook gebruikt worden nadat een uitgebreide aanvraag is ingediend.

In dat geval kan de lijst behulpzaam zijn bij het nemen van de beslissing om al dan niet een Bibob advies aan te vragen. Het is echter niet eenduidig aan te geven of het voldoen aan één of meer indicatoren voldoende is om een uitgebreide aanvraag voor te leggen c.q. om een Bibob advies aan te vragen, aangezien dit per aanvraag kan verschillen en ook het zogenaamde onderbuikgevoel per aanvraag kan verschillen. Het is vooralsnog niet mogelijk vast te stellen welke indicatoren voldoende reden kunnen zijn om over te gaan tot een uitgebreide aanvraag c.q. een verzoek om een Bibob advies in te dienen en blijft derhalve afhankelijk van het oordeel van de behandelend ambtenaar en het bevoegde gezag. Meerdere met ‘ja’ ingevulde indicatoren kunnen aanleiding geven om een diepgaander onderzoek in te stellen. Voor alle duidelijkheid; de indicatoren kunnen ook gebruikt worden bij een intrekking van de vergunning.

Deze checklist is puur bedoeld voor intern gebruik en niet als document om als bewijslast te dienen. Een beslissing om over te gaan tot het laten indienen van een uitgebreide aanvraag of het indienen van een verzoek om een Bibob advies, moet gemotiveerd middels een brief kenbaar worden gemaakt aan de aanvrager/vergunninghouder.

Indicatoren

1. Bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

Onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur (info handelsregister Kamer van Koophandel)

Niet duidelijk wie eindverantwoordelijk is (leidinggevende)

Vermoeden dat onderneming infrastructuur biedt aan illegaal circuit of dekmantel is voor illegale activiteiten

Melding van schietpartijen, harddrugs, illegale prostitutie etc..

A-typische activiteiten vinden rondom de inrichting plaats

Heropening van het pand

Functiewijziging van het pand

Ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

Onduidelijk ondernemingsplan

Persoon/aanvrager

Leidinggevende is waarschijnlijk niet officiële leidinggevende (stroman)

Aanvrager is niet officiële leidinggevende

Wijziging in exploitant

Aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig

Overig

Gedwongen overname van inrichting (door bv. afpersing of wurgcontract)

Geen recent uittreksel Kamer van Koophandel

2. de Financiering

Inrichting

Onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

Huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

Zeer hoge waarborgsom vereist

Extreem hoge/lage huur

Eigenaar heeft veel panden in bezit

Onduidelijke financiering van de panden

Persoon/aanvrager

Uitkering sociale dienst

Verdachte financiering

Ongebruikelijke financieringsstructuur

Ongebruikelijke financier

Slechte exploitatie vorige zaak

Geen bedrijfsplan

Overig

A-typische betalingswijze

Onduidelijke financiering van de exploitatie

3. Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon/aanvrager

Binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het ‘lobbycircuit’

Problemen met identificatie

Exploitant/leidinggevende zelden aanwezig a-typische personen vragen vergunning aan

Aanvrager heeft geen vakkennis

Antecedenten

Aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur

Aanvrager is bekend uit criminele circuit

Aanvrager is vaker een vergunning geweigerd

Overig

Formulieren onvolledig ingevuld

Verdacht woonadres

Aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

4. Algemeen geldende – en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

Kwetsbare wijk, opeenstapeling van probleeminrichtingen Aanvraag in aandachtsgebied Er is sprake van:

Bedreiging behandelend ambtenaar

Valsheid in geschrifte bij aanvraag

Fraude (valse diploma’s, huurcontracten)

Steekpenningen ambtenaar

Behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd

5. Mogelijke samengestelde indicatoren voor Bibob aanvraag

Bijstandsuitkering en geen bankgarantie voor investering

Bijstandsuitkering en geen bedrijfsplan

Onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

Slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

Geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag