Beleidsregels Lijkbezorging van gemeentewege

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Lijkbezorging van gemeentewege

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen;

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvaarten van overledenen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is;

gelet op artikel 21 en 22 van de Wet op de lijkbezorging

besluit:

vast te stellen: de “Beleidsregels Lijkbezorging van gemeentewege

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester: de burgemeester van de gemeente Dalfsen;

  • b.

    gemeente: de gemeente Dalfsen;

  • c.

    nabestaande: bloed- of aanverwanten in de eerste of tweede graad;

  • d.

    lijkbezorging: het verzorgen van een uitvaart;

Artikel 2 Opdracht geven tot de lijkbezorging

  • 1.

    De burgemeester geeft opdracht tot lijkbezorging van een binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Dalfsen aangetroffen overledene waarvoor een opdracht tot lijkbezorging door een nabestaande van die overledene achterwege blijft. De lijkbezorging vindt ook plaats indien de overledene woonachtig is in een andere gemeente.

  • 2.

    Als nog niet duidelijk is wie opdracht geeft tot de lijkbezorging maakt de burgemeester met een uitvaartondernemer de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene naar een mortuarium en de eerste strikt noodzakelijke verzorging, maar nog niet voor de uitvaart.

Artikel 3 Nabestaanden

  • 1.

    Als er een nabestaande bekend is verzoekt de burgemeester de nabestaande de uitvaart te verzorgen. De nabestaande krijgt bedenktijd, de gemeente stelt deze op 24 uur na het eerste contact met de nabestaande.

  • 2.

    De burgemeester doet onderzoek naar het bestaan van een nabestaande als deze niet bekend is. De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om de nabestaanden op te sporen.

Artikel 4 Wilsbeschikking

  • 1.

    De gemeente doet onderzoek naar de wil van de overledene met betrekking tot de aard van de uitvaart (begraven of cremeren), bijvoorbeeld door te onderzoeken of er een testament of wilsverklaring is.

  • 2.

    De lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dat redelijkerwijze niet gevergd kan worden.

Artikel 5 Huisbezoek

  • 1.

    De gemeente bezoekt het huis van de overledene als dat nodig is om gegevens van de overledene op te sporen die van belang zijn voor het regelen van de uitvaart.

  • 2.

    De woonruimte van de overledene wordt betreden door minimaal twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder of een nabestaande, zo nodig in het bijzijn van een politiebeambte.

Artikel 6 Beheersmaatregelen

  • 1.

    Indien de overledene een woonruimte huurde, gaat de gemeente, indien nodig, over tot de volgende beheersmaatregelen:

    • a.

      de verhuurder evenals de nutsbedrijven in kennis stellen van het overlijden;

    • b.

      eventuele huisdieren naar het asiel brengen;

    • c.

      bederfelijke waren verwijderen;

    • d.

      bij ernstige vervuiling van de woning spoort de gemeente de eigenaar van de woning aan direct de woning schoon te maken. Indien niemand daartoe opdracht verleent en de publieke gezondheid of veiligheid in het geding is, geeft de burgemeester opdracht voor het schoonmaken van de woning;

    • e.

      indien nodig waardevolle bezittingen, niet zijnde de huisraad, van de overledene veiligstellen en indien nodig opslaan en beheren gedurende een termijn van drie maanden.

  • 2.

    Indien de overledene een eigen woning bezat, gaat de gemeente, indien nodig, over tot de volgende beheersmaatregelen:

    • a.

      afsluiten nutsvoorziening, cv-ketel e.d.;

    • b.

      nutsbedrijven in kennis stellen van het overlijden;

    • c.

      sluiten ramen en deuren;

    • d.

      eventueel vervangen van sloten na openbreking;

    • e.

      bederfelijke waren verwijderen;

    • f.

      bij ernstige vervuiling opdracht geven tot schoonmaak van de woning;

    • g.

      eventuele huisdieren naar het asiel brengen;

    • h.

      indien nodig waardevolle bezittingen, niet zijnde de huisraad, van de overledene veiligstellen en indien nodig opslaan en beheren gedurende een termijn van drie maanden.

Artikel 7 Invulling van de uitvaart

  • 1.

    De burgemeester houdt rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van uitvaart voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

  • 2.

    Lijkbezorging door de gemeente vindt plaats op een sobere, maar respectvolle wijze.

  • 3.

    De gemeente houdt geen rekening met specifieke, aanvullende wensen van nabestaanden, als deze niet passen binnen de omschrijving van een sobere uitvaart van gemeentewege zoals aangegeven in artikel 8 van deze beleidsregels.

  • 4.

    De burgemeester gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven.

Artikel 8 Criteria voor een sobere uitvaart van gemeentewege

De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de lijkbezorging over een sobere, maar respectvolle uitvaart. De gemeente geeft opdracht aan een uitvaartondernemer de uitvaart namens de gemeente te verzorgen op basis van de volgende criteria:

  • a.

    het overbrengen van de overledene van de plaats van overlijden naar het mortuarium;

  • b.

    de verzorging van de overledene;

  • c.

    huur ‘bewaarplaats’ in het mortuarium;

  • d.

    verzorgen noodzakelijke formaliteiten zoals verklaring van overlijden, verkrijgen van een verlof tot begraven of cremeren en akte van overlijden;

  • e.

    één gelegenheid tot bezoek door de nabestaanden en naasten in het mortuarium;

  • f.

    aanschaf goedkoopste kist;

  • g.

    het kisten van de overledene;

  • h.

    rouwvervoer van de overledene naar de begraafplaats of het crematorium op de dag van de uitvaart;

  • i.

    begraven van de overledene in een algemeen graf zonder grafmonument op de begraafplaats Welsum in Dalfsen of de begraafplaats in Nieuwleusen, dan wel cremeren als dat aantoonbaar de wens van de overledene was;

  • j.

    de uitvaart kan plaatsvinden in aanwezigheid van nabestaanden en naasten;

  • k.

    de uitvaartondernemer verzorgt, voorafgaand aan de uitvaart, een korte afscheidsceremonie gedurende maximaal 30 minuten. Bij de afscheidsdienst worden maximaal twee sprekers toegelaten, er worden twee muziekstukken gespeeld tijdens de dienst en één bij het verlaten van de aula;

  • l.

    de uitvaartondernemer heeft uitsluitend telefonisch contact met eventuele nabestaanden;

  • m.

    de gemeente bepaalt in overleg met de uitvaartondernemer de datum en het tijdstip van de uitvaart.

Artikel 9 Verhalen van kosten

  • 1.

    De gemeente kan onderzoek doen naar bankrekeningen, uitvaartverzekering en bezittingen van de overledene waaruit de lijkbezorging kan worden bekostigd.

  • 2.

    De gemeente kan de gemaakte kosten van een uitvaart verhalen op de nalatenschap en op nabestaanden.

  • 3.

    Indien de overledene een verzekeringspolis heeft die uitkeert aan de opdrachtgever, kan de gemeente de kosten van de uitvaart verhalen.

Artikel 10 Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels lijkbezorging van gemeentewege.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden de dag na publicatie in werking.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen in haar vergadering van 5 november 2019.

Het college voornoemd,

de burgemeester, de gemeentesecretaris-alg.directeur,

drs. E. van Lente drs. J.H.J. Berends

Toelichting op de Beleidsregels lijkbezorging van gemeentewege

Algemene inleiding

Als nabestaanden niet voorzien in de lijkbezorging van een overledene dan is, op grond van artikel 21, lid 1 van de Wet op de lijkbezorging (Wlb), de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt hiervoor verantwoordelijk.

Als gevolg van toenemende vergrijzing, armoede en schuldenproblematiek en verdergaande individualisering, is er landelijk sprake van een stijgende tendens in het aantal uitvaarten van gemeentewege. De vraag tot een mogelijke uitvaart van gemeentewege dient zich aan als er geen nabestaanden zijn die zorg kunnen of willen dragen voor de uitvaart van een overledene.

Artikel 1 Begrippen:

Deze spreken voor zich.

Artikel 2 Opdracht geven tot de lijkbezorging

Een melding van een overledene waarover niemand zich ontfermt komt binnen bij de medewerkers van de afdeling burgerzaken. Een dergelijke melding is meestal afkomstig van hulpverleners, zoals verpleeg- of verzorgingstehuis, politie, uitvaartondernemers e.d. De medewerkers van burgerzaken starten een onderzoek naar eventuele nabestaanden, hierbij wordt in beginsel gebruik gemaakt van de basisregistratie personen (BRP). Nabestaanden worden telefonisch benaderd met het verzoek zorg te dragen voor de uitvaart. Dit moet aan hen worden voorgelegd vanuit het uitgangspunt dat lijkbezorging primair géén taak is van de overheid, maar een zaak van burgers, die zorg dragen voor elkaar. Het verdient aanbeveling om niet gelijk tot actie over te gaan op het moment dat er een melding wordt gedaan, maar het initiatief in eerste instantie aan de nabestaanden over te laten. Hoewel de nabestaanden hiertoe niet verplicht zijn, mag de gemeente hen wijzen op hun morele verplichting en hen met nadruk verzoeken de uitvaart te regelen zodat de kosten van de uitvaart niet voor rekening van de gemeenschap komen. Ook is het belangrijk om in het voortraject te wijzen op het sobere karakter van de uitvaart en om aan te geven dat de overledene begraven wordt in een algemeen graf waarin ook anderen begraven worden en dat dit graf tien jaar na de laatste teraardebestelling geruimd kan worden. Voor nabestaanden kan dit een reden zijn om alsnog als opdrachtgever van de uitvaart op te treden.

Direct na een melding moet de identiteit van de overledene worden vastgesteld. In de meeste gevallen is het duidelijk wie de overledene is. Als de identiteit van de overledene niet vastgesteld kan worden moet onderzoek verricht worden. Aanwijzingen kunnen worden gevonden in documenten of papieren die de overledene bij zich draagt of bronnen zoals getuigenverklaringen en vermissingsberichten. Mocht na onderzoek nog niet duidelijk zijn wat de identiteit van de overledene is, dan dient lichaamsmateriaal afgenomen te worden op grond van artikel 21, lid 3 Wlb. Met behulp van dit lichaamsmateriaal kan een DNA-profiel worden bepaald waarmee de identiteit later kan worden vastgesteld. De DNA-gegevens van de onbekende overledene worden opgenomen in de databank voor vermiste personen en stoffelijke overschotten, die wordt bijgehouden door het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Indien een overledene niet geïdentificeerd kan worden, dient het lichaam op grond van artikel 21, lid 6 Wlb begraven te worden. Hiervoor wordt gekozen om in ieder geval gedurende tien jaar (grafrusttermijn) een herkenbare plek te hebben voor het geval nabestaanden zich alsnog melden. In dat geval kan door deze nabestaanden eventueel een keuze gemaakt worden tussen herbegraven in een eigen graf of crematie. Die kosten komen voor rekening van de nabestaanden (als opdrachtgever).

Artikel 3 Nabestaanden

Centraal uitgangspunt van de Wlb is dat de lijkbezorging primair geen taak van de overheid is, maar een zaak van burgers die zorg dragen voor elkaar. Soms kan er, naast de nabestaanden of als er geen nabestaanden zijn, een beroep worden gedaan op vrienden, niet gehuwde partners, werkgevers, kerkgenootschap e.d.

Nadat er melding gedaan is van een overledene waarvoor nog niemand zich gemeld heeft, stelt de afdeling burgerzaken een onderzoek in naar eventuele nabestaanden. Met behulp van de basisregistratie personen wordt een overzicht gemaakt van de meest directe nabestaanden.

Voor het benaderen van nabestaanden kan de erfrechtelijke rangorde, zoals omschreven in artikel 4:10 Burgerlijk Wetboek, gehanteerd worden:

  • 1.

    De wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:

    • a.

      de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen;

    • b.

      de ouders van de erflater tezamen met diens broers en zusters;

    • c.

      de grootouders van de erflater;

    • d.

      de overgrootouders van de erflater.

  • 2.

    De afstammelingen van een kind, broer, zuster, grootouder of overgrootouder worden bij plaatsvervanging geroepen.

  • 3.

    Alleen zij die tot de erflater in familierechtelijke betrekking stonden worden tot de in de vorige leden genoemde bloedverwanten gerekend.

Door deze werkwijze worden de meest directe familieleden als eerste benaderd. In beginsel gaan deze beleidsregels uit van bloed- en/of aanverwanten in de eerste of tweede graad, maar uiteindelijk hoeft degene die de opdracht tot een uitvaart op zich neemt niet een familielid te zijn. Het belangrijkste is dat er een opdrachtgever gevonden wordt ongeacht uit welke geleding hij of zij afkomstig is.

Onderzoek naar nabestaanden kan een tijdrovende klus zijn. De gemeente dient per situatie te bepalen welke inspanningen daarvoor geleverd moeten worden en binnen welk tijdbestek. De wijzigingen in de Wlb met betrekking tot de termijn van lijkbezorging brengen met zich mee, dat voor het vooronderzoek eventueel meer tijd genomen kan worden. De termijn waarbinnen begraven of gecremeerd moet worden is verruimd naar uiterlijk zes werkdagen. Ondanks deze verruiming kan het soms toch nog raadzaam zijn af te wijken van de wettelijke termijn om nabestaanden op te sporen of om opgespoorde nabestaanden meer tijd te geven zich te beraden over opdrachtverlening voor de uitvaart. In dat geval moet een arts toestemming verlenen voor begraven of cremeren na de zesde werkdag. In de Wlb zijn geen wettelijke voorschriften vastgelegd voor het opsporen en benaderen van nabestaanden. De gemeente dient zich bij het onderzoek te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waarbij met name het zorgvuldigheidsbeginsel in dit verband van belang is.

Artikel 4 Wilsbeschikking

De burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkbezorging en dient de wens van de overledene te respecteren voor wat betreft de wijze waarop dit plaatsvindt. In artikel 18, lid 1 Wlb staat hierover het volgende: De lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dat redelijkerwijs niet gevergd kan worden.

Door middel van een codicil, testament of anderszins opgestelde wilsbeschikking kan de overledene aangegeven hebben welke vorm van lijkbezorging wenselijk is. Maar ook als de overledene zich hierover niet expliciet heeft uitgelaten kan een wens soms blijken uit het feit dat de overledene aanhanger was van een bepaalde godsdienst of levensovertuiging die verplicht tot crematie of juist tot begraven. Bij het binnentreden van de woning wordt naar een mogelijke wilsbeschikking gezocht zodat hiermee rekening gehouden kan worden. Een afweging tussen begraven en cremeren vervalt als de identiteit van een overledene niet vastgesteld kan worden. In dergelijke gevallen schrijft de Wlb een begrafenis voor.

Het beleid binnen de gemeente Dalfsen is erop gericht dat begraven wordt in een algemeen graf in Nieuwleusen of Dalfsen (begraafplaats Welsum), afhankelijk van het woonadres van de overledene. Een eventuele crematie vindt plaats in crematorium Kranenburg in Zwolle. De as van de overledene wordt daarna verstrooid op het strooiveld van de algemene begraafplaats in Nieuwleusen of op Welsum.

Artikel 5 Huisbezoek

Een middel om gegevens te verkrijgen over de overledene is het afleggen van een bezoek aan de woonruimte van de overledene. Die gegevens kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de nabestaanden, de financiële positie van de overledene, wensen met betrekking tot de uitvaart, een mogelijke uitvaartverzekering of het bestaan van een testament. Ook kan een huisbezoek van belang zijn uit het oogpunt van het nemen van beheersmaatregelen.

Strikt genomen is er geen wettelijke grondslag voor een huisbezoek aan de woonruimte van de overledene. In de Wlb is wel voorzien in de bevoegdheid van de burgemeester of een ambtenaar van politie een woning te betreden om een overledene weg te halen, maar niet voor die gevallen dat een huisbezoek wordt afgelegd om gegevens over de overledene te verkrijgen. Vaak wordt als grondslag voor binnentreden in de woonruimte aangevoerd dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid en daarom noodmaatregelen kan treffen, zoals sluiting van een woning en afsluiten van de gastoevoer. Het binnentreden van de woonruimte wordt dan wel als een dergelijke ‘noodmaatregel’ aangemerkt, gebaseerd op artikel 172 Gemeentewet. Wordt besloten een woonruimte binnen te treden, dan moet rekening gehouden worden met de kaders die de Algemene wet op het binnentreden (AWBI) stelt. In de AWBI zijn op grond van artikel 2 o.a. de volgende vormvoorschriften geregeld die in acht genomen moeten worden bij het binnentreden van een woonruimte:

  • Door de burgemeester moet een schriftelijke machtiging zijn afgegeven. Dit is niet vereist als ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen direct in de woning moet worden binnengetreden.

  • Binnentreden van een woning kan alleen door personen die bij of krachtens een wet bevoegd zijn verklaard om zonder toestemming van de bewoner een woning te betreden.

  • Binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

Als het om een huurwoning gaat, dan zal altijd in overleg met de verhuurder tot huisbezoek overgegaan kunnen worden.

Artikel 6 Beheersmaatregelen

Het nemen van beheersmaatregelen door de gemeente is geen wettelijke taak op grond van de Wet op de lijkbezorging. Het is in bepaalde gevallen echter raadzaam om beheersmaatregelen te treffen om toename van schulden te voorkomen (bv. energierekeningen), en om misbruik en vervuiling van een woning te voorkomen. Indien een nabestaande voor deze taken zorg kan en wil dragen heeft dit natuurlijk de voorkeur. Meestal draagt de woningbouwvereniging hiervoor zorg binnen de gestelde termijnen. Als de publieke gezondheid in gevaar is, kan de burgemeester de woningbouwvereniging tot spoed manen.

Artikel 7 Invulling van de uitvaart

In de Wet op de lijkbezorging is geregeld, dat wanneer niemand opdracht geeft tot de lijkbezorging van een overledene, de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt hiervoor verantwoordelijk is. In de Wlb staat vervolgens ook dat een eventuele wilsbeschikking van de overledene met betrekking tot begraven of cremeren gerespecteerd moet worden. Op welke wijze vervolgens invulling gegeven moet worden aan de uitvaart wordt niet gesproken. Het gevolg hiervan is, dat gemeenten op uiteenlopende wijze invulling geven aan een begrafenis of crematie. De ene gemeente regelt alles, inclusief afscheidsdienst, rouwkaarten, bloemstuk, advertentie, koffietafel, het ontruimen van de woning e.d. en bij een andere gemeente is er slechts sprake van de uitvaart op zich. Omdat er sprake is van gemeenschapsgeld heeft de gemeente Dalfsen ervoor gekozen de kosten zo laag mogelijk te houden en is er sprake van een sobere, maar respectvolle invulling van de uitvaart.

Artikel 8 Criteria voor een sobere uitvaart van gemeentewege

Met de Onderlinge Begrafenisvereniging (OBV) zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het regelen van de uitvaart. Hiervoor is gekozen om praktische redenen, de OBV beschikt namelijk over een eigen aula inclusief mortuarium. De overledene kan hier verzorgt en opgebaard worden, eventuele nabestaanden kunnen de overledene hier bezoeken en in de aula kan een afscheidsdienst gehouden worden. Bij het regelen van de uitvaart worden de criteria genoemd in artikel 8 van deze beleidsregels in acht genomen. Bij een begrafenis wordt de uitvaartdienst gehouden in de aula van de Onderlinge Begrafenisvereniging in Nieuwleusen en bij een crematie in de aula van het crematorium Kranenburg in Zwolle.

Artikel 9 Verhalen van kosten

Pas als niemand in de lijkbezorging voorziet, fungeert de gemeente als een soort vangnet. De kosten van de lijkbezorging komen op grond van artikel 22 Wlb dan ten laste van de gemeente. De gemeente heeft op grond van de Wet op de lijkbezorging (Wlb) het recht om de kosten te verhalen op de nalatenschap en op nabestaanden. De Wlb is in dit kader niet bedoeld om financiële problemen van nabestaanden op te lossen.

In de wet op de lijkbezorging is geregeld (artikel 22), dat de kosten van de uitvaart allereerst worden bestreden uit de bij de overledene aangetroffen gelden en goederen, tenzij deze aan anderen toebehoren. Vervolgens kunnen de kosten worden verhaald op de nalatenschap. Is die niet toereikend om in de kosten te voorzien, dan kunnen de (resterende) kosten worden verhaald op bepaalde nabestaanden. De gemeente is niet verplicht de kosten te verhalen op de nalatenschap en nabestaanden. Per geval moet worden afgewogen of verhalen van de kosten zinvol is. Soms wegen de kosten niet op tegen de baten en er kan zich een situatie voordoen waarbij verhalen op een nabestaande niet wenselijk is. De gemeente heeft dus beleidsvrijheid om niet tot verhaal over te gaan.