Regeling vervallen per 24-03-2021

Regeling aanleg uitwegen Dantumadiel

Geldend van 28-08-2015 t/m 23-03-2021

Intitulé

Regeling aanleggen uitwegen Dantumadiel

Het college van burgemeester en wethouders van Dantumadiel

Overwegende dat het in het belang van een veilig en doelmatig gebruik van de weg, het aanzien van de omgeving en van de gemeentelijke groen- en andere voorzieningen op of aan de weg gewenst is nadere regels te stellen als bedoeld in artikel 2:12 derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening Dantumadiel ten behoeve van de aanleg van uitwegen;'

Gelet op het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

Vast te stellen de navolgende

Regeling aanleg uitwegen Dantumadiel

Begripsbepalingen;

Erftoegangsweg: Weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven en percelen; De weg kenmerkt zich als verblijfsruimte, het autoverkeer is ondergeschikt aan de overige verplaatsingen zoals overstekende fietsers, voetganger, spelende kinderen enzovoort;

Dorps- en gebiedsontsluitingsweg: Op deze wegen is de doorstroming op de wegvakken en de uitwisseling met stroomwegen en erftoegangswegen belangrijk;

Stroomweg: Weg gericht op een continue doorstroming van het (met name gemotoriseerd) verkeer met hoge snelheid;

Tangentpunt: Beginpunt waar het rechte stuk van een weg overgaat naar de bocht;

Elementenverharding: Bestrating bestaande uit geprefabriceerde, kleine, opneembare elementen zoals klinkers, straatstenen of betontegels;

Artikel 1.

Het verbod in artikel 2:12 , eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Dantumadiel geldt niet als een uitweg wordt aangelegd in overeenstemming met de onderstaande bepalingen, welke dienstig zijn aan een veilig en doelmatig gebruik van de weg:

  • een uitweg mag worden aangelegd als deze wordt aangesloten op een gemeentelijke erftoegangsweg, de uitweg mag niet op een dorps- en gebiedsontsluitingsweg of een stroomweg aansluiten;

  • een uitweg mag worden aangelegd op een afstand van minimaal 5 meter van een kruising, een rotonde, een t-splitsing of een bocht van een weg, gerekend vanaf het tangentpunt;

  • een uitweg mag worden aangelegd als het zicht van de uitweg op de weg, inclusief fiets- of voetpad en omgekeerd, niet wordt belemmerd door een onoverzichtelijke bocht, een bomenrij, hoge struiken of andere zichtbelemmerende objecten;

  • de uitweg mag worden aangelegd als deze niet aansluit op een als zodanig aangeduide openbare parkeerplaats op de weg of op een openbaar toegankelijk parkeerterrein;

  • de uitweg mag wel worden aangelegd als een daardoor verloren gaande parkeerplaats op de weg wordt gecompenseerd door de parkeercapaciteit op het perceel ten behoeve waarvan de uitweg wordt aangelegd.

Artikel 2.

Het verbod in artikel 2:12, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Dantumadiel geldt eveneens niet als een uitweg wordt aangelegd in overeenstemming met de onderstaande bepalingen,

welke dienstig zijn aan de bescherming van het aanzien van de gemeente:

  • a.

    een uitweg mag worden aangelegd als op het perceel ten behoeve waarvan de uitweg wordt aangelegd het parkeren met een voertuig achter de voorgevelrooilijn van de woning mogelijk is en er door dergelijk parkeren geen afstand tussen een geparkeerd voertuig en een raam of deur in de woning op een naburig perceel ontstaat die minder dan 3 meter bedraagt;

  • b.

    het bepaalde onder a. van dit artikel lijdt uitzondering als het ter plaatse geldende bestemmingsplan erf- of tuinparkeren in ruimere zin toestaat.

Artikel 3.

Ter bescherming van de belangen als genoemd in de vorige artikelen mag vanaf een perceel niet meer dan één uitweg worden aangelegd;

Artikel 4.

  • Wanneer voor de aanleg van een uitweg, welke volgens de artikelen 1 en 2 is toegestaan, noodzakelijk is dat een gemeentelijke groenvoorziening wordt doorsneden en/of een gemeentelijke boom(de afstand tussen uitweg en boom moet tenminste 2 meter bedragen), lichtmast, straatkolk of een andere gemeentelijke nutsvoorziening moet worden verwijderd of verplaatst, kan de uitweg niet eerder en alleen dan worden aangelegd als burgemeester en wethouders voor het doorsnijden en/of voor het verwijderen of verplaatsen van de gemeentelijke nutsvoorziening privaatrechtelijk schriftelijk toestemming hebben verleend. Aan deze toestemming kunnen door ons nadere voorschriften worden verbonden waaronder de kosten van het verwijderen of verplaatsen;

  • Wanneer voor de aanleg van een uitweg, welke volgens de artikelen 1 en 2 is toegestaan noodzakelijk is, dat een watergang moet worden gedempt, bomen gekapt of niet gemeentelijke nutsvoorzieningen moeten worden verwijderd of verplaatst kan de uitweg niet eerder en alleen dan worden aangelegd als degene ten behoeve van wie de uitweg wordt aangelegd beschikt over een schriftelijke toestemming van de betreffende rechthebbende of vergunningverlenende instantie;

Artikel 5.

Een uitweg dient als volgt te worden uitgevoerd:

  • maximaal 4 meter breed (ter hoogte van de aansluiting op de weg) als de uitweg een woonperceel ontsluit;

  • maximaal 6 meter breed (ter hoogte van de aansluiting op de weg) als de uitweg een gecombineerde uitweg is voor twee woonpercelen;

  • maximaal 8 meter breed (ter hoogte van de aansluiting op de weg) als de uitweg een agrarisch landbouwperceel ontsluit;

  • maximaal 10 meter breed (ter hoogte van de aansluiting op de weg) als de uitweg een bedrijfsperceel op een industrieterrein ontsluit, één en ander afhankelijk van het gebruik;

Artikel 6.

  • Voor het aanleggen van een uitweg dient een deugdelijke bij de omgeving passende elementenververharding te worden gebruikt;

  • Ingeval van de aanwezigheid van een trottoir dienen de trottoirbanden te worden verlaagd of verwijderd en de aansluiting op verantwoorde wijze tot stand te worden gebracht;

  • De aanleg en het onderhoud van de uitweg dient ook als deze op gemeente grond is gelegen, door de degene ten behoeve van wie de uitweg wordt aangelegd, te gebeuren;

  • Degene ten behoeve van wie de uitweg wordt aangelegd is aansprakelijk voor schade die tijdens de aanleg ontstaat aan kabels en leidingen van de nutsbedrijven.

Artikel 7.

Deze regeling treedt in werking op de dag na die waarop de regeling wordt bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Dantumadiel op 19 mei 2015.
Damwâld,
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
B.T.T. Schat drs. K.S. Heldoorn
Bekendgemaakt op 27 augustus 2015 en in werking getreden op 28 augustus 2015.

Toelichting bij Regeling aanleg uitwegen Dantumadiel.

Het coalitieakkoord gemeente Dantumadiel 2014-2018 “Ien mei de mienskip” start met een visie. Een visie op de verhouding tussen gemeentebestuur en de mienskip, die uitgangspunt zal zijn voor het handelen in deze coalitieperiode. Hierbij staan de inwoners centraal, niet de regels. Waar mogelijk worden overbodige regels geschrapt.

Ter uitvoering daarvan is voor een groot deel het vergunningvereiste voor het aanleggen van een uitrit geschrapt. Ook de verplichting dat het maken van een uitrit binnen de bebouwde kom altijd door de gemeente of een door hen aangewezen bedrijf moet worden uitgevoerd is vervallen.

Natuurlijk blijft het algemeen belang wel uitgangspunt. In verband daarmee heeft het college de “regeling aanleg uitwegen Dantumadiel” vastgesteld. In deze regeling is een aantal algemene regels opgenomen die ervoor zorgen dat het algemeen belang gewaarborgd blijft. De aan te leggen uitrit mag bijvoorbeeld geen verkeersonveilige situaties tot gevolg hebben. Daarom is in artikel 1 opgenomen dat een uitrit alleen zonder vergunning mag worden aangelegd als deze wordt aangesloten op een erftoegangsweg. Een erftoegangsweg kenmerkt zich als verblijfsruimte en is juist bedoeld voor het toegankelijk maken van erven en percelen. Dit betreft ook verreweg de meeste wegen in de gemeente. Stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen zijn veel meer gericht op de verkeersafwikkeling. Globaal betreffen dit de Centrale As, de Lauwersseewei, de Haadwei de Falom en Damwâld, De Wâldwei, Haadwei en Eastein Feanwâlden de Boppewei en de oostelijke Rûnwei in de Westereen.

De dorpsontsluitingswegen kunnen als een tussenvorm worden beschouwd tussen verblijfsruimte en verkeersafwikkeling. Dit betreffen globaal genomen de Foarstrjitte, Doniawei en de Haadwei, voorzover gelegen binnen de bebouwde kom, in Damwâld en de Foarwei in Wâlterswâld, en de Foarstrjitte in de Westereen.

In het gemeente verkeersstructuurplan is de categorisering op een kaartbeeld vastgelegd.

Heel vaak zal een nieuwe uitrit ook op de dorpsontsluitingwegen kunnen worden aangesloten, maar het vergunningvereiste is daarvoor niet geschrapt omdat de gemeente graag vooraf samen met de aanvrager wil bepalen of de uitrit veilig is en een doelmatig gebruik van de weg niet in de weg staat.

In principe mag vanaf één perceel niet meer dan één uitrit worden aangelegd. In een uitzonderingssituatie kan soms ook van deze algemene regel worden afgeweken als daarmee de veiligheid van het verkeer wordt gediend. Ook hier wil de gemeente graag met de aanvrager in overleg. Vandaar dat voor een tweede uitrit van één perceel nog wel een vergunning moet worden aangevraagd.

Tenslotte zijn nog enkele aanbevelingen gedaan over het materiaalgebruik bij het aanleggen van de uitrit. In verband met de mogelijke bereikbaarheid van kabels en leidingen mag de uitrit niet uit een gesloten verharding bestaan zoals asfalt of beton. Er moet ook aansluiting worden gezocht bij de bestaande verharding. Een uitrit over een gemeentelijk trottoir moet bestaan uit betontegels. De aansluiting kan plaatsvinden door het aanbrengen van verlaagde trottoirbanden dan wel met daarvoor gemaakte hoekelementen. Uitgesloten is dat via losse elementen zoals balken ed. de toegang over het trottoir mogelijk wordt gemaakt omdat een dergelijk los element gevaar voor het verkeer kan opleveren.