Beleidskader Sinnefjilden 2020

Geldend van 14-01-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidskader Sinnefjilden 2020

1. INLEIDING

1.1 Context

De Fryske Marren heeft hoge duurzaamheidsambities en wil onafhankelijk worden van fossiele energiebronnen. Dit betekent dat er binnen De Fryske Marren net zoveel duurzame elektriciteit en warmte wordt opgewekt als er nodig is. Grootschalige duurzame opwekking van elektriciteit op land in de vorm van zonneparken speelt hierin een grote rol. Het is niet de vraag of er duurzame energie in De Fryske Marren wordt gerealiseerd, wel waar en hoe. De Fryske Marren vindt het belangrijk de locaties voor zonneparken en de inpassing van deze zonneparken in het landschap zorgvuldig te bepalen. Samen met de inwoners. De Fryske Marren zet in op lokaal eigenaarschap, maatschappelijk draagvlak en een eerlijke verdeling van lusten en lasten. Middels dit beleidskader stimuleert De Fryske Marren onder voorwaarden de opwek van duurzame elektriciteit.

1.2 Aanleiding aanpassing bestaand beleid Sinnefjilden

In 2012 zijn voor het eerst ambities in duurzaamheidsbeleid vastgelegd. Daarbij is als doelstelling opgenomen dat in het jaar 2030 bewoners van De Fryske Marren zelf hun energie opwekken door zoveel mogelijk gebruik te maken van lokale energiebronnen, zoals zon, aardwarmte en biomassa (hout, mest), dat we door toepassing van slimme logistieke systemen het aantal vervoers-bewegingen fors terugdringen en dat (bedrijfs)auto's op groen gas en elektriciteit rijden. Inmiddels werken we aan herijking van de duurzaamheidsambities, nu we moeten constateren dat deze transities niet snel genoeg gaan.

In 2018 is de beleidsruimte voor het opwekken van zonne-energie vastgelegd in het beleidskader Sinnefjilden 2018. De wijze waarop participatie in de huidige situatie plaatsvindt en de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden van sinnefjilden in de omgeving van stedelijke gebieden zijn aanleiding geweest tot een evaluatie van dit beleid. Op basis van deze evaluatie is dit nieuwe beleidskader opgesteld.

1.3 Scope: grondgebonden en watergebonden zonneparken

Het doel van dit beleidskader is het bieden van handvatten voor de ontwikkeling van grondgebonden en watergebonden zonneparken. Waarbij we de eisen en uitgangspunten die in het beleidskader zijn opgenomen gebruiken om ons doel op een wenselijke manier te realiseren.

Het behalen van draagvlak en betrokkenheid van de omgeving vormt een belangrijke basis voor het nieuwe beleid. Door de zonneparken ruimtelijk en maatschappelijk goed in te passen is er een grotere kans op maatschappelijke acceptatie van deze vorm van duurzame energie. Dit beleidskader is een hulpmiddel om bewuste keuzes te maken over de plaatsing, inpassing, vorm en het proces van het zonnepark. Het maakt duidelijk welke afspraken worden gemaakt en op welke manier, tussen de initiatiefnemer en omwonenden, maar ook tussen de initiatiefnemer en De Fryske Marren.

Met dit Beleidskader Sinnefjilden draagt De Fryske Marren bij aan het behalen van de duurzaamheidsdoelen zoals vastgelegd in het nieuwe Duurzaamheidsbeleid. Het Duurzaamheidsbeleid is leidend, dit Sinnefjildenbeleid volgt de doelen en ambities zoals vastgesteld in het Duurzaamheidsbeleid. In het Sinnefjildenbeleid staan randvoorwaarden opgenomen waarmee De Fryske Marren uitvoering geeft aan het opwekken van duurzame energie uit zon. In een Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid wordt de uitvoering nader uitgewerkt.

2 RELEVANT BELEID

Met de voorwaarden en uitgangspunten voor zonneparken bouwt De Fryske Marren voort op haar eigen beleid en sluit aan op het landelijk en provinciaal beleid. De volgende beleidsuitgangspunten zijn van belang:

2.1 Nationaal beleid

Vanuit het landelijke beleid is relevant:

  • Het Klimaatakkoord (2019);

  • De Omgevingswet (i.o.);

  • De Ontwerp Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (2019).

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de verschillende regio’s en bedrijven verantwoordelijkheid nemen voor de besparings- en opwekopgave en dat lokale participatie een belangrijk uitgangspunt dient te zijn. Ook in de nieuwe Omgevingswet is participatie een essentieel onderdeel bij besluitvorming.

De gemeente onderschrijft de uitgangspunten die aangegeven zijn in de NOVI ten aanzien van de keuzes voor de inpassing van zonnevelden.

2.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid voor zonneparken is vastgelegd in:

  • Verordening Romte Fryslân (2014);

  • Beleidsnotitie Romte foar Sinne (2015);

  • Sinnefjilden yn het lânskip, vertrekpunten voor ruimtelijke inpassing (2017);

  • Ontwerp-Omgevingsvisie ‘De Romte Diele’ (2019);

  • Omgevingsverordening i.o., met hoofdstuk duurzame energie (versie 2020-02-10).

De Fryske Marren sorteert voor op de aanpassing van het provinciale Sinnefjildenbeleid. Er heeft afstemming plaatsgevonden over de inhoud van het nieuwe provinciale zonbeleid. Na vaststelling van de nieuwe Omgevingsverordening is deze leidend ten opzichte van dit beleidskader, voor (grote) zonneparken in het buitengebied. De uitgangspunten zijn samen met de informatie die wij hebben opgehaald bij Liander en energiecoöperaties ter input meegenomen in dit Beleidskader Sinnefjilden.

3 DE ENERGIEOPGAVE

3.1 De getallen

Energiegebruik binnen onze gemeente: 6.200 TJ

In De Fryske Marren wordt ongeveer 6.200 terajoule (TJ) energie gebruikt . Verdeeld in brandstof voor mobiliteit (40%), gas voor het verwarmen van woningen en gebouwen (40%) en elektriciteit (20%).

Figuur 1: Energieverbruik

afbeelding binnen de regeling

Duurzame opwek: de vraag naar duurzame elektriciteit neemt toe

In de impactanalyse is opgenomen dat een energiebesparing van 50% mogelijk is. De overige 50% van de benodigde energie in De Fryske Marren moet duurzaam worden geproduceerd. Zoals zichtbaar in figuur 1 gaat dit met name om duurzame warmte. Echter, naar verwachting neemt de vraag naar duurzame elektriciteit in de komende decennia toe. Bijvoorbeeld door de omschakeling naar elektrisch rijden, maar ook omdat duurzame elektriciteit nodig is om duurzame warmte te produceren. Naar schatting is er ruim 2.100 TJ elektriciteit nodig in 2030 in De Fryske Marren, op te wekken met zonne- en windenergie.

3.2 De verdeling van de opgave

In De Fryske Marren willen we zo veel als mogelijk duurzame elektriciteit opwekken met zonnepanelen op daken. Daarom passen we de zonneladder (zie figuur 2) toe indien mogelijk.

Figuur 2: Zonneladder

afbeelding binnen de regeling

We overwegen een Stimuleringsprogramma voor zon op daken op te stellen, vanuit het Duurzaamheidsbeleid. De maximale potentie voor zon-op-dak is 439 TJ (ongeveer 450.000 panelen) , waarmee we 20% van de duurzame elektriciteitsopgave kunnen invullen. De overige 80%, 1.700 TJ, moet op een andere duurzame manier worden geproduceerd (zie ook figuur 3).

Figuur 3: Opgave duurzame elektriciteit

afbeelding binnen de regeling

Inmiddels is voor circa 42,5 ha aan zonneveldopstellingen vergund. Deze plannen zijn nog niet allemaal uitgevoerd. Na realisatie van alle vergunde plannen wordt ca. 161 TJ aan energie opgewekt. Door de realisatie van windturbines langs de Noordoostpolder is de energie die duurzaam door de wind geproduceerd wordt in onze gemeente toegenomen, tot 230 TJ. Inmiddels is daardoor van de 1700 TJ benodigde energie in circa 391 TJ door middel van plannen voorzien.

Naast zon op dak zijn zonneveldopstellingen op grond of water en kleine of grote windturbines op dit moment de manieren om duurzame elektriciteit op te wekken. De Fryske Marren zet in op een optimale mix van windenergie en zonne-energie. Dit heeft als voordeel dat beide energievormen elkaar aanvullen met als resultaat een meer zekere energievoorziening: wanneer de zon niet schijnt, waait het vaak wel. En als de zon volop schijnt, waait het vaak minder hard. Door beide vormen in de buurt van elkaar te realiseren, ontlasten we enerzijds het energienet en anderzijds het landschap.

Met in het achterhoofd de 391 TJ die al duurzaam opgewerkt wordt of is vergund, dient er voor ongeveer 1309 TJ gezocht te worden naar nieuwe locaties voor zonnevelden of windturbines.

Figuur 4: Inzicht in benodigde aantallen windturbines, hectaren zonneveld om 1 PJ op te wekken (Bron: Ruimtelijke Verkenning Energie en Klimaat, 2018)

afbeelding binnen de regeling

Op basis van de kengetallen uit figuur 4 is er om 1309 TJ op te wekken met zonnevelden ongeveer 390 tot 655 hectaren nodig. Volledige opwek met windturbines vraagt om 35 windturbines van 3 MW (ashoogte 100m, tiphoogte 150m, 3500 vollasturen ) of 23 windturbines van 4,5 MW (ashoogte 130m, tiphoogte 200m, 3500 vollasturen). Of een combinatie van beide. Bijvoorbeeld 150 ha zonneveld en 14 grote (4,5 MW) windturbines.

Uit figuur 5 wordt duidelijk dat een hogere windturbine zorgt voor een exponentieel groter vermogen.

Figuur 5: Vermogen en grootte windturbines (Bron: Ruimtelijke Verkenning Energie en Klimaat, 2018)

afbeelding binnen de regeling

4 VISIE OP ZONNEPARKEN EN VOORWAARDEN REALISATIE

4.1 Uitgangspunten

Voor de ontwikkeling van zonneparken in De Fryske Marren hanteren we 2 uitgangspunten.

  • 1.

    De Fryske Marren geeft de voorkeur aan het realiseren van zonnevelden die goed aansluiten op het energienetwerk. Enerzijds om zorg te dragen voor een meer betrouwbare energievoorziening tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Anderzijds om zo efficiënt mogelijk om te gaan met het elektriciteitsnetwerk gezien de beperkte beschikbare capaciteit. De aanwezigheid van opslagmogelijkheden en de investering in opslagcapaciteit zijn daarnaast belangrijke factoren. De situering van zonnevelden in de nabijheid van de verdeelstations, de grotere verstedelijkte gebieden en infrastructuur zorgt voor de meest gunstige relatie tussen de opweklocatie en de distributie en opslag van energie.

  • 2.

    De Fryske Marren geeft voorkeur aan realisatie van zonneparken op minder courante stukken landbouwgrond of in gebieden waar sprake is van een gecombineerde opgave. Hierbij geven we ruimte aan creatieve oplossingen en vragen we initiatiefnemers te experimenteren en te zoeken naar locaties die multifunctioneel ruimtegebruik mogelijk maken. Zoals op het bouwblok, op bedrijventerreinen, gecombineerd met geluidswallen en overhoeken en bermen. De voorkeur gaat uit naar realisatie van zonneparken op minder courante stukken landbouwgrond of gebieden waar sprake is van gecombineerde opgave, zoals delen van het veenweidegebied waar functieverandering noodzakelijk.

4.2 Voorwaarden aan realisatie

De Fryske Marren geeft met haar beleid geen pasklaar antwoord voor ieder zoninitiatief dat zich aandient. Of een initiatief doorgang kan vinden en op welke manier een initiatief doorgang kan vinden, is voor elk zonnepark een ontwerpopgave. Om initiatiefnemers, omwonenden en De Fryske Marren houvast te bieden bij het beoordelen van plannen en te streven naar een zorgvuldig evenwicht tussen meer duurzame energie, maatschappelijke betrokkenheid en ruimtelijke kwaliteit wordt bij elk zoninitiatief het vijf-stappenplan doorlopen.

  • Initiatiefnemers dienen het vijf-stappenplan te doorlopen. Of en op welke manier een initiatief doorgang kan vinden, is bij elk zonnepark een ontwerpopgave. In hoofdstuk 4.3 staat het vijf-stappenplan omschreven dat initiatiefnemers, omwonenden en De Fryske Marren houvast biedt bij het beoordelen en ontwikkelen van plannen.

  • Realisatie van zon-op-dak heeft de voorkeur ten opzichte van grondgebonden zonneparken. Wanneer grootgebruikers onvoldoende of geen ruimte hebben op het dak, maar wel op de grond buiten het bouwblok, dan moet een vergunning worden aangevraagd en het vijf-stappenplan worden doorlopen. De gemeente kijkt mee of een relatief eenvoudige procedure kan worden doorlopen bij het plaatsen van grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik op het eigen terrein.

  • Participatie is een belangrijke voorwaarde bij elk initiatief. Lusten en lasten bij grond- en watergebonden zonneparken dienen eerlijk te worden verdeeld. De omwonenden (eventueel gemeentegrens-overstijgend) denken mee over het project, op de manier waarop zij betrokken willen worden. De voorwaarden van proces- en financiële participatie zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 5.

  • Realiseer een passende ruimtelijke inpassing. Een zonnepark in De Fryske Marren moet logisch aansluiten bij de kenmerken van de omgeving. In hoofdstuk 6 staat per gebiedstype een set ruimtelijke voorwaarden weergegeven.

  • Zonneparken worden na de verleende vergunningstermijn opgeruimd. De gebruikte locatie valt na de verleende vergunningstermijn terug in haar oorspronkelijke functie. De initiatiefnemer stelt een plan op voor het re- en upcyclen van de materialen en reserveert hier geld voor in een fonds. Dit wordt op een juridisch afdwingbare wijze vastgelegd.

4.3 Het Vijf-Stappenplan

Vijf-stappenplan ‘Van projectvoorstel naar zonnepark’

afbeelding binnen de regeling

Stap 1 Indienen eenvoudig projectvoorstel en Go/No-Go

In deze eerste stap vraagt de initiatiefnemer aan De Fryske Marren of zij medewerking kan verlenen aan het zoninitiatief. Dit doet de initiatiefnemer door een eerste eenvoudig projectvoorstel in te dienen, bestaande uit:

  • locatie van het initiatief;

  • omvang van het initiatief;

  • eventuele bijzonderheden.

Als een plan binnen het beleid van De Fryske Marren en de Verordening Romte Fryslân past, dan verleent De Fryske Marren medewerking aan het initiatief door een faciliterende ‘ja-mits’ houding aan te nemen.

Stap 2 Verkennend gesprek, locatiebezoek en afspraken maken

In deze stap gaan de initiatiefnemer en De Fryske Marren verkennend met elkaar in gesprek. De initiatiefnemer presenteert haar plannen aan De Fryske Marren en de locatie van het zoninitiatief wordt verkend. Vervolgens worden afspraken gemaakt hoe het voorstel in overeenstemming met de verordening en het gemeentelijk beleid kan worden ontwikkeld. Er worden afspraken gemaakt over hoe om te gaan met:

  • maatschappelijke inpassing;

  • landschappelijke inpassing;

  • ecologische inpassing;

  • lokale, economische inpassing;

  • netinpassing.

De Fryske Marren bevestigt de gemaakte afspraken op bovengenoemde thema’s in een intentieovereenkomst met de initiatiefnemer.

Stap 3 In gesprek met omwonenden

3a Opstellen participatieplan betrekken omwonenden

Voordat de initiatiefnemer in gesprek gaat met de omwonenden wordt een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak beschrijft wie wordt betrokken en hoe de initiatiefnemer zich hiertoe inzet (zie hoofdstuk 5.1). Het plan wordt ingediend bij De Fryske Marren. Indien het plan aan de gestelde eisen voldoet, die zijn besproken in stap 2, kan het participatieproces met omwonenden starten.

3b Participatieproces omwonenden

Wanneer het participatieplan is goedgekeurd begint het participatieproces met als doel een gedragen zonnepark. Tijdens het participatieproces wordt omwonenden de kans geboden betrokken te zijn bij zowel het ontwerp (landschappelijke en ecologische inpassing) als de exploitatie (maatschappelijke en lokale economische inpassing) van het zonnepark. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de organisatie van het participatieproces. De initiatiefnemer houdt De Fryske Marren op de hoogte van de voortgang en nodigt De Fryske Marren uit voor bewonerssessies.

De inbreng van de omwonenden en de bijbehorende afspraken worden vastgelegd en dient als basis voor het uit te werken projectplan.

Stap 4 Uitwerken projectplan

Op basis van de uitkomsten van voorgaande stappen wordt door de initiatiefnemer een voorstel voor een projectplan opgesteld, in overeenstemming met de gemaakte afspraken met omwonenden, met de verordening en het gemeentelijk en provinciaal beleid.

Het projectplan is opgesteld in goede afstemming met de omgeving.

Stap 5 Omgevingsvergunning aanvragen

De initiatiefnemer dient het projectplan in en vraagt bij De Fryske Marren een omgevingsvergunning aan in afwijking van het bestemmingsplan, voor een periode van maximaal 30 jaar (op basis van de technisch-economische levensduur van een zonnepark). De gebruikte locatie valt na 30 jaar weer terug in haar oorspronkelijke functie.

5 PARTICIPATIE

In De Fryske Marren staat voorop dat de lusten en lasten bij zonne-energie projecten eerlijk verdeeld dienen te worden. De inwoners moeten de kans hebben om mee te denken over nieuwe projecten, op de manier die hen het beste past. Er zijn op dit moment geen vastgestelde richtlijnen waarop De Fryske Marren zich voor het thema participatie kan baseren. In de toekomst sluiten we aan bij wat in het kader van de Omgevingswet wordt ontwikkeld. In het Klimaatakkoord is wel de afspraak opgenomen dat in 2030 50% van de productie op land in lokaal eigendom is (in handen van inwoners en bedrijven) . Deze afspraak onderschrijven we. Om draagvlak voor projecten te houden, is het essentieel dat mensen zien hoe zij mee kunnen doen. De Fryske Marren stelt dan ook voor elk duurzaam energieproject de resultaatverplichting om al vóór de planvorming invulling aan participatie te geven. In de onderstaande paragrafen wordt toegelicht welke resultaten aantoonbaar moeten worden gehaald.

Wie betrokken wordt en hoe de initiatiefnemer zich hiertoe inzet, wordt vastgelegd in een overeenkomst die voor planvorming tussen De Fryske Marren en initiatiefnemer wordt gesloten. Op deze manier weet de initiatiefnemer precies wat er verwacht wordt en weet De Fryske Marren tijdig welke initiatieven er spelen. In de overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

  • wie betrokken worden (zie ook 5.1);

  • met welke activiteiten de initiatiefnemer deze mensen gaat betrekken;

  • met welke bewijsmiddelen wordt aangetoond dat deze activiteiten zijn uitgevoerd;

  • hoe de afspraken met inwoners en bedrijven worden vastgelegd en nagekomen (zie 5.2);

  • dat de initiatiefnemer de overige aandachtspunten meeneemt in het ontwerp en inzichtelijk maakt hoe dat is gebeurd (zie 5.3).

Doel van deze afspraken is dat inwoners en bedrijven betrokken worden voordat het planproces start, zodat zij vanaf het eerste begin aangehaakt zijn. De mensen die dit willen, moeten de kans krijgen om zeggenschap te hebben én te krijgen over een initiatief.

Inspiratie ‘Manifest zonneparken Noord-Nederland’

De Fryske Marren herkent zich in het ‘Manifest zonneparken Noord-Nederland’. Het manifest roept op alleen daar zonnevelden aan te leggen waar de lokale gemeenschap over meebeslist en waarvan de voordelen (deels) aan hen ten goede komen. De 7 vuistregels van het manifest zijn door De Fryske Marren als inspiratie gebruikt om dit beleidskader op te stellen en de inwoners van De Fryske Marren de mogelijkheid te geven mee te beslissen over en mee te profiteren van zonneparken.

afbeelding binnen de regeling

In de volgende paragrafen wordt voor vuistregels 4 tot en met 7 geduid hoe hier in De Fryske Marren invulling aan wordt gegeven. Ook de ervaringen van Doarpswurk en Mienskipsenerzjy zijn hierin mee genomen.

5.1 Wie betrekken?

Hoe groot het gebied is waarin inwoners en bedrijven dienen te worden uitgenodigd om te participeren verschilt per locatie. Als uitgangspunt geldt dat het een logisch geheel moet zijn, afgestemd op de omgeving van het project. Mensen voelen zich betrokken als het een initiatief in hun eigen leefomgeving betreft. Daarom is de stelregel voor een logisch geheel rond een project:

  • Voor projecten in het buitengebied: in ieder geval eigenaren van aangrenzende percelen en gebouwen betrekken.

  • Voor projecten in zicht van een buurtschap of kleine kern: in ieder geval het hele buurtschap of kern betrekken.

  • Voor projecten aan de rand van een grotere kern: de aangrenzende buurten of wijken betrekken.

Deze stelregels zijn niet limitatief en worden in overleg met de gemeente bepaald. Zie hiervoor stap 3 van het vijf-stappenplan.

Per initiatief worden tussen De Fryske Marren en initiatiefnemer afspraken gemaakt over het te betrekken gebied.

5.2 Op welke manier participeren?

De Fryske Marren stelt voorop dat elke inwoner of bedrijf zelf de eigen mate van participatie bepaalt. De initiatiefnemer dient hiertoe de ruimte te bieden. Voor elk initiatief dient de initiatiefnemer allereerst een zo groot mogelijk bereik te creëren, door mensen op verschillende manieren uit te nodigen om mee te doen. Denk hierbij onder andere aan een advertentie in de huis-aan-huis-krant, het verzorgen van een inloopavond en het benutten van digitale kanalen. De initiatiefnemer dient vast te leggen welke communicatiekanalen gebruikt zijn.

Op het eerste moment dat met de groep mensen die zich gemeld heeft gesproken wordt, dient de vraag te worden gesteld of alle mensen er zijn die mee moeten doen. Missen er partijen? Het antwoord op deze vraag en de acties die hieraan verbonden worden door initiatiefnemer en betrokkenen, dienen vastgelegd te worden.

Met de mensen die mee willen doen, dient gewerkt te worden met de participatieschuiven die ontwikkeld zijn door Doarpswurk. Met deze participatieschuiven wordt tussen de betrokkenen en de initiatiefnemer vastgelegd in welke mate bepaalde aspecten belangrijk worden gevonden door de betrokkenen. Samen wordt zo een afweging gemaakt welke aspecten vooral invulling moeten krijgen in het project. Waarbij 50% eigendom (combinatie tussen procesmatige- en financiële eigendom) het streven is . Belangrijk is om ruimte te bieden aan meer vormen van zeggenschap en meedoen dan enkel via geld of in eigendomsverhoudingen. De volgende aspecten dienen met de betrokkenen afgewogen te worden:

  • 1.

    Lokale waarden. Wat houdt de mensen bezig in hun eigen omgeving? Wat zijn daar volgens hen de opgaven? Kunnen die met het project versterkt worden?

  • [Voorbeeld: als er binnen een buurtschap nagedacht wordt over een natuurtuin of wandelroute of andere opgaven, dan kan dit in combinatie met het zonnepark wellicht gerealiseerd worden.]

  • 2.

    Zeggenschap . De mogelijkheid om te zeggen wat jij wilt over een project. Denk hierbij aan ontwerp en de uitwerking van participatie.

  • 3.

    Omgevingsfonds . Een bepaald deel van de opbrengst moet ten goede komen aan de samenleving. In eerste instantie aan de directe omgeving van een zonnepark, is daar geen behoefte aan, dan gemeentebreed in het gemeentelijk duurzaamheidsfonds.

  • 4.

    Financiële participatie . In welke vorm dan ook, vooraf of achteraf, financieel participeren in een project.

  • 5.

    Stroom afname . Het aandeel van de opgewekte stroom dat naar inwoners en bedrijven gaat.

Voor elk van deze aspecten wordt er op een schaal van 0 tot 100% bepaald hoe zwaar dit aspect moet wegen binnen de planvorming. En welke punten binnen dit aspect belangrijk wordt bevonden door de betrokkenen.

Daarnaast wordt met de betrokkenen vastgelegd hoe zij in het vervolgproces betrokken zijn. Hoe en wanneer worden de betrokkenen hierin meegenomen en welke mate van beïnvloeding zij hebben.

5.3 Overige aandachtspunten

Samen met de betrokkenen dient de initiatiefnemer ook invulling te geven aan de volgende onderwerpen:

  • Landschappelijke inpassing, zie hoofdstuk 6.

  • Ecologie: Hoe wordt rekening gehouden met de ecologische waarden van het gebied? Zie hoofdstuk 6.

  • Netinpassing: Welke maatregelen worden er getroffen voor optimale netinpassing? Zie hoofdstuk 7.

  • Lokale economie: Hoe draagt de realisatie/exploitatie bij aan de lokale economie en werkgelegenheid? De Fryske Marren vraagt initiatiefnemers zo veel als mogelijk samen te werken met lokale bedrijven bij het aanleggen en onderhouden van het zonnepark.

Per aspect dient de initiatiefnemer te verantwoorden hoe er invulling is gegeven aan deze aandachtspunten.

6 RUIMTELIJKE VOORWAARDEN

Het ruimtelijk of landschappelijk goed inpassen van zonneparken betekent dat een zonneveld logisch aansluiting vindt bij de kenmerken van de omgeving en daar kwaliteiten aan toevoegt. Het gemeentelijke, en ook provinciale, uitgangspunt is: behouden en versterken van het Friese landschap. Bij elk zonnepark wordt door middel van een ruimtelijk inrichtingsplan beoogd tot een goede ruimtelijke inpassing te komen. De provinciale kaders Romte foar Sinne en Sinnefjilden yn it lânskip dienen als uitgangspunt.

6.1 Uitsluitingsgebieden

Zonneparken worden in de volgende gebieden in beginsel niet geaccepteerd:

  • Natuurgebieden (Natuurnetwerk Nederland en/of Natura 2000).

Op sommige plekken kan de realisatie van zonneparken bijdragen aan de ontwikkeling van natuur. Naast de bestaande natuurgebieden zijn er gebieden waar het realiseren van natuurontwikkeling gewenst is. In deze gebieden kan natuurontwikkeling en duurzame energieopwekking door de extensieve opzet van een zonnepark worden onderzocht.

Extra maatwerk is benodigd voor initiatieven op gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor moet ontheffing worden verleend door de provincie Fryslân.

6.2 Landschappelijke inpassing per gebiedstype

De Fryske Marren is onder te verdelen in twee hoofdlandschappen:

  • 1.

    Het open veenpolderlandschap. Kenmerkend voor het veenpolderlandschap is de openheid met langgerekte kavels waarin bebouwing (bijvoorbeeld boerderijen) als kleine clusters aanwezig is.

  • 2.

    Het gesloten zandruglandschap. Het zandruglandschap wordt gekenmerkt door een meer gesloten karakter met es- en gaastdorpen, landgoederen en boscomplexen. Deze twee landschapstypen vragen om een andere inrichting en inpassing.

  • Aanvullend op de twee landschapstypen worden nog twee gebiedstypen gedefinieerd:

  • 3.

    Bebouwd gebied. Hierbij gaat het om de bebouwde kom of een bedrijventerrein. Deze gebieden kunnen onderdeel zijn van één van de twee bovenstaande landschappen.

  • 4.

    Water. Zonnepanelen op water kunnen bijna niet worden ingepast, hier geldt een apart kader voor.

De kaders van de vier landschaps- en gebiedstypen worden hieronder nader toegelicht. Per type wordt een werkwijze geschetst, die leidend is. Enkel in voorkomende, goed gemotiveerde gevallen kan hier in overleg van worden afgeweken.

  • 1.

    Open landschap (veenweidegebieden en polders)

Het open landschap kenmerkt zich door het open karakter met vergezichten, weinig bebouwing en geen opgaande beplanting. Het grondgebruik wordt gedomineerd door grasland. De verkaveling van het open landschap varieert van langgerekte, smalle kavels in een waaierpatroon, tot wat grotere, vierkante kavels.

afbeelding binnen de regeling

Werkwijze

  • De verkaveling blijft intact en zichtbaar en sloten worden niet gedempt.

  • Het open karakter van het gebied wordt niet aangetast.

  • Er wordt een landschappelijke zoom rondom het zonnepark gecreëerd, met passende beplanting.

  • Voor het initiatief wordt een landschapsplan opgesteld, dat uitgaat van de principes uit het provinciale kader Sinnefjilden yn it lânskip.

  • Er wordt invulling gegeven aan multifunctioneel ruimtegebruik, zoals:

    • agrarische functies (bv. begrazing);

    • klimaatadaptatie (bv. waterberging, tegengaan verdroging en veenoxidatie);

    • natuurfuncties (inrichting met variatie van vegetatie die biodiversiteit ten goede komen, bv. inheemse soorten voor lokale flora en fauna, aandacht voor weidevogels);

    • recreatie.

  • 2.

    Gesloten landschap (Stuwwal)

Het gesloten landschap is een kleinschalig en besloten landschap met houtwallen, lintbebouwing en landgoederen. De aanwezigheid van bomen biedt de mogelijkheid om zonneparken landschappelijk ‘in te pakken’ en het zicht op de zonneparken enigszins te ontnemen.

afbeelding binnen de regeling

Werkwijze

  • De verkaveling blijft intact en zichtbaar, houtwallen worden niet gekapt.

  • Het bestaande reliëf wordt niet aangetast

  • Er wordt een minimale afstand van 150 meter aangehouden tot recreatieve belevingsassen

  • Er wordt een landschappelijke zoom rondom het zonnepark gecreëerd, bestaande houtwallen zijn hier onderdeel van. Hekken worden door beplanting gemaskeerd.

  • Voor het initiatief wordt een landschapsplan opgesteld, die uitgaat van de principes uit het provinciale kader Sinnefjilden yn it lânskip.

  • Er wordt invulling gegeven aan multifunctioneel ruimtegebruik, zoals:

    • agrarische functies (bv. begrazing);

    • klimaatadaptatie (bv. waterberging, tegengaan verdroging en veenoxidatie);

    • natuurfuncties (inrichting met variatie van vegetatie die biodiversiteit ten goede komen);

    • recreatie.

  • 3.

    B ebouwd gebied

Vanuit het provinciale beleid moeten zonneparken zo veel mogelijk binnen en aansluitend aan bestaand bebouwd gebied worden gerealiseerd. Op deze plekken kan een creatieve en stedelijke invulling aan (intensief) meervoudig ruimtegebruik gegeven worden. Indien er een meer landelijke nevenfunctie (agrarisch/natuur) aan dit veld wordt gegeven, zal het initiatief moeten voldoen aan de eisen van één van de voorgaande gebiedstypen.

Werkwijze

  • Er wordt een intensieve vorm van meervoudig ruimtegebruik toegepast, die aansluit op de behoeften van de omliggende gebouwen. Voorbeelden zijn:

    • parkeren;

    • overkapping voor opslag/bedrijvigheid;

    • tankstation/laadpalen;

    • combinatie bedrijventerrein.

  • Voor gebieden die aansluiten op stedelijk gebied wordt de landschappelijke inpassing (grensoverschrijdend) afgestemd op het onderliggende landschapstype.

  • Voor het initiatief wordt een landschapsplan of stedenbouwkundig plan opgesteld, waarin wordt beschreven hoe het initiatief past in en aansluit op het omliggende gebied. Hierbij wordt rekening gehouden met representatieve dorpsaanzichten.

  • In het ontwerp wordt invulling gegeven aan klimaatadaptatie:

    • Er mag niet meer verharding toegevoegd worden (t.o.v. huidige situatie) en er moet genoeg ruimte voor infiltratie zijn.

    • Het hitte-eiland effect wordt zo veel mogelijk beperkt.

  • 4.

    Water

Ten slotte is zon op water ook een mogelijkheid. Zonnepanelen op water kunnen bijna niet ingepast worden, hier geldt een apart kader voor:

  • De aanvrager geeft in de aanvraag een beschrijving over hoe het zonnepark zichtbaar is vanuit de omgeving en vanaf het water. Het uitgangspunt hierbij is dat de landschappelijke kwaliteit rondom het zonnepark niet wezenlijk wordt aangetast.

  • Daarnaast dient de toelichting een beschrijving van de ecologische waarden van het water en het effect van de zonnepanelen hierop te bevatten. Er wordt rekening gehouden met ecologische verbindingen en recreatieve verbindingen. Dit dient een ecologische toets opgesteld door een gerenommeerd ecologisch bureau te zijn.

  • Er wordt naar een maat van het zonnepark gezocht die past bij de maat en schaal van het betreffende wateroppervlak en de oevers. Algemeen genomen dient het wateroppervlak altijd dominant te zijn in het beeld. Het liefst is er zicht op een groot, aaneengesloten wateroppervlak.

7 NETCAPACITEIT

De netwerkcapaciteit van Liander staat in De Fryske Marren onder grote druk. Om stroom te kunnen leveren en terug te leveren is voldoende capaciteit op de transformatorstations, onderstations, schakelstations en regelstations nodig. Deze capaciteit is momenteel onvoldoende aanwezig. Tevens mag de spanning niet te hoog oplopen op de middenspanningskabels, een probleem dat in heel Fryslân voorkomt vanwege de relatief lange en dunne kabels die er liggen. De problemen met het elektriciteitsnet beperken de mogelijkheden voor ontwikkeling van zonne-energie in De Fryske Marren op de korte termijn. Dit terwijl de projecten die gerealiseerd worden met SDE+ subsidie gebonden zijn aan een realisatie binnen 3 jaar, als één van de subsidie-eisen. Het geeft tegelijkertijd ruimte om een gedegen planvormingsproces te doorlopen, in lijn met wat dit nieuwe beleid voorschrijft.

Geplande uitbreiding netwerkcapaciteit

Liander werkt hard aan het verbeteren van het net. Zo worden rond Balk, Lemmer, Oudehaske en Spannenburg de komende jaren werkzaamheden uitgevoerd als de realisatie van een dubbele ring van 35 kilometer middenspanningskabel bij Balk, uitbreiding van het verdeelstation bij Lemmer, nog eens 22 kilometer nieuwe elektriciteitskabel bij Spannenburg, langs Balk en Woudsend en een extra middenspanningsring ten noorden en westen van Heerenveen en rondom Joure. Liander verwacht deze werkzaamheden op zijn vroegst in 2023 en 2024 af te ronden. Op dit moment worden ook werkzaamheden gepland rond het verdeelstation in Joure. De planning daarvan is nog niet bekend, maar de verwachting is dat deze zeker niet voor 2024 zullen zijn afgerond. Liander geeft elke twee weken een update van de capaciteit van het elektriciteitsnet op de volgende website: https://www.liander.nl/transportcapaciteit/friesland .

Goede afstemming met Liander noodzakelijk

Om toekomstige problemen op het netwerk te voorkomen, is goede afstemming met Liander noodzakelijk. De Fryske Marren stelt voorop dat de huidige netwerkproblemen niet beperkend mogen zijn voor de locatiekeuze van een zonnepark. Wanneer er voldoende draagvlak is voor een zoninitiatief op een bepaalde plek, waaraan gewerkt is volgens de afspraken uit hoofdstuk 3, dan wordt hieraan ruimte gegeven. Eén van de stakeholders bij een dergelijk initiatief is Liander. Zij zal een prijsopgaaf doen voor de realisatie van een aansluiting, met daarbij een indicatie van de planning. Beiden zijn vanzelfsprekend van invloed op de haalbaarheid van een initiatief.

Aansluiten bij principes Liander

Om de haalbaarheid van een initiatief en het behalen van de ambitie zo groot mogelijk te maken, sluit De Fryske Marren zich aan bij drie van de zes principes die Liander heeft meegegeven:

  • Koppel opwek en verbruik aan elkaar, dat scheelt in het transport.

  • Realiseer grootschalige opwek zo dicht mogelijk bij een onderstation.

  • Combineer zonneparken en windturbines op één aansluiting. Zon en wind gaan goed samen omdat gelijktijdige opwek weinig voorkomt (4% van de tijd per jaar).

De Fryske Marren houdt zo veel mogelijk rekening met de overige 3 principes:

  • Probeer de opwek te clusteren i.p.v. meerdere kleine initiatieven te ontwikkelen.

  • Houd er rekening mee dat de infrastructuur die Liander aan moet leggen ook fysieke ruimte nodig heeft.

  • Wees volstrekt helder wat waar gaat komen en wanneer.

In de nadere uitwerking van het ruimtelijk beleid, in Omgevingsvisie of Omgevingsplan, komen punt 1 en 2 van de laatstgenoemde principes terug.

Ondertekening