Regeling vervallen per 31-12-2014

Integraal Handhavingsbeleidsplan 2012-2014

Geldend van 21-12-2012 t/m 30-12-2014

Intitulé

Integraal Handhavingsbeleidsplan 2012-2014

Voorgesteld wordt om het handhavingsbeleid 2012-2014, met de daarin gestelde prioriteiten vast te stellen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen van 22 november 2012

Integraal handhavingsbeleidsplan 2012-2014

Visie, prioriteiten en strategie voor het toezicht en de handhaving van omgevingsrecht, APV en Bijzondere wetten

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente De Ronde Venen heeft in samenwerking met een marktpartij gewerkt aan een integraal handhavingsbeleidsplan. Dit integraal handhavingsbeleidsplan is tot stand gekomen na het nemen van een aantal stappen, zoals deze in onderstaand figuur onder 1 tot en met 5 zijn weergegeven. De in onderstaande figuur weergegeven stappen 6 en 7 worden jaarlijks uitgevoerd op basis van dit handhavingsbeleidsplan.

afbeelding binnen de regeling

Met dit integraal handhavingsbeleidsplan wordt door de gemeente De Ronde Venen de basis gelegd voor de beleidscyclus waarin de visie op integrale handhaving, het programma voor de handhaving en de uitvoering van de handhaving is vastgelegd. Kortom, dit integraal handhavingsbeleidsplan is de basis voor een beleidsorganisatie die volledig Wabo-proof[1] is.

 

De uitvoering van de beleidsvelden “Brandveiligheid” en “Milieu” zijn hierbij vooralsnog niet meegenomen aangezien de beleidsuitvoering door de gemeente De Ronde Venen is uitbesteed aan:

  • 1.

    de Veiligheidsregio Utrecht voor wat betreft de toezicht- en handhavingstaken ten aanzien van het beleidsveld “Brandveiligheid”.

  • 2.

    de Omgevingsdienst regio Utrecht voor wat betreft de toezicht- en handhavingstaken ten aanzien van het beleidsveld “Milieu”.

 

In overleg met de Omgevingsdienst regio Utrecht zijn de prioriteiten en de nalevingstrategie op het gebied van milieu al bepaald voor komende jaren. Met de Veiligheidsregio Utrecht wordt momenteel overlegd om de prioriteiten en de nalevingstrategie op het gebied van brandveiligheid voor de komende jaren te bepalen. Daarom is besloten vooralsnog de beleidsvelden “Brandveiligheid” en “Milieu” niet in dit integraal handhavingsbeleidsplan op te nemen. In de toekomst kan er bij de evaluatie en bijsturing van het integraal handhavingsbeleid voor gekozen worden om ook de brandveiligheid en milieu te integreren in het beleid en het uitvoeringsprogramma.

 

Het integraal handhavingsbeleidsplan is de basis voor het de komen jaren jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma, waarin de daadwerkelijke inzet op de taken voor toezicht en handhaving is bepaald. Hierin wordt concreet beschreven hoe gemeente De Ronde Venen de beschikbare capaciteit inzet op de verschillende handhavingsthema’s en -taken. De uitvoeringsprogramma’s worden in afzonderlijke documenten uitgewerkt, te beginnen met het Uitvoeringsprogramma 2013.

[1]    Het integraal handhavingsbeleidsplan voldoet hiermee aan de kwaliteitseisen, zoals deze zijn vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.2 Doel

Het doel van dit integraal handhavingsbeleidsplan voor de gemeente De Ronde Venen is om binnen de kaders van de beleidsvelden “Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening” en “Verordeningen en Bijzondere Wetten” te komen tot een zo integraal mogelijke afgestemd beleid op het gebied van toezicht en handhaving conform de kwaliteitseisen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) hieraan stelt.

 

Verder is het doel om te komen tot een integraal handhavingsbeleidsplan dat blijk geeft van transparantie voor burgers, bedrijven en overige instellingen, de gemeentelijke organisatie en de handhavingspartners over hoe wordt omgegaan met integrale handhaving binnen de gemeente De Ronde Venen.

 

Tenslotte heeft het integraal handhavingsbeleidsplan als doel om als basis te dienen voor de jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma’s, waarmee tot een zo integraal, effectief en efficiënt mogelijke inzet van mensen en middelen wordt gekomen en waarbij het voor een ieder duidelijk is, dan wel dat het voor een ieder duidelijk behoort te zijn, hoe de gemeente De Ronde Venen haar mensen en middelen inzet om naleving van de regels te bereiken en/of te bevorderen.

1.3 Begrippen toezicht en handhaving

Het doel van dit integraal handhavingsbeleidsplan voor de gemeente De Ronde Venen is om binnen de kaders van de beleidsvelden “Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening” en “Verordeningen en Bijzondere Wetten” te komen tot een zo integraal mogelijke afgestemd beleid op het gebied van toezicht en handhaving conform de kwaliteitseisen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) hieraan stelt.

 

Verder is het doel om te komen tot een integraal handhavingsbeleidsplan dat blijk geeft van transparantie voor burgers, bedrijven en overige instellingen, de gemeentelijke organisatie en de handhavingspartners over hoe wordt omgegaan met integrale handhaving binnen de gemeente De Ronde Venen.

 

Tenslotte heeft het integraal handhavingsbeleidsplan als doel om als basis te dienen voor de jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma’s, waarmee tot een zo integraal, effectief en efficiënt mogelijke inzet van mensen en middelen wordt gekomen en waarbij het voor een ieder duidelijk is, dan wel dat het voor een ieder duidelijk behoort te zijn, hoe de gemeente De Ronde Venen haar mensen en middelen inzet om naleving van de regels te bereiken en/of te bevorderen.

1.4 Leeswijzer

Van dit integraal handhavingsbeleidsplan wordt in hoofdstuk 2 een samenvatting gegeven.

 

In hoofdstuk 3 van dit integraal handhavingsbeleidsplan wordt een beschrijving gegeven van de gemeente De Ronde Venen. Hoofdstuk 4 gaat in op de visie op toezicht en handhaving, zoals deze tot stand is gekomen in de hiervoor gehouden workshops met vakspecialisten en management. Ook wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan op het belang van de beleidsvisie, de beleidscyclus en de vertaling van deze visie in beleidsuitgangspunten en doelen, conform de wettelijke kwaliteitscriteria uit de Wabo.

 

In hoofdstuk 5 wordt kort ingegaan op de verschillende handhavingsthema’s en –taken, de wijze van totstandkoming van de prioriteiten (risico analyse) en het prioriteitenoverzicht, zoals opgenomen in de Deelrapportage Visie & Prioriteiten van 7 maart 2012.

 

Op het begrip integrale handhaving wordt in hoofdstuk 6 uitgebreid ingegaan. Hierin worden de uitgangspunten voor integrale handhaving beschreven, alsmede de verschillende vormen van integrale handhaving. Tenslotte wordt aangegeven hoe de gemeente De Ronde Venen omgaat met integrale handhaving.

 

De Nalevingstrategie wordt uitgewerkt in Hoofdstuk 7 en vervolgens vertaald in de volgende beleidstrategieën:

  • ·        de Preventiestrategie (Hoofdstuk 8). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de gemeente De Ronde Venen inzet op het voorkomen van overtredingen;

  • ·        de Toezichtstrategie (Hoofdstuk 9). Hierin wordt het preventieve en repressieve toezicht, het vergunninggebonden en niet-vergunninggebonden toezicht nader uitgewerkt;

  • ·        de Sanctiestrategie (Hoofdstuk 10). In dit hoofdstuk staat beschreven hoe de gemeente De Ronde Venen omgaat met het opleggen van sanctiemiddelen en het gedogen van overtredingen.

 

Ten slotte wordt in hoofdstuk 11 een doorkijk gegeven naar het op basis van dit beleidsplan te ontwikkelen uitvoeringsprogramma voor 2013 en navolgende jaren en wordt in hoofdstuk 12 ingegaan op de evaluatie en monitoring van dit integraal handhavingsbeleidsplan.

 

2. Samenvatting

Gemeente De Ronde Venen is uniek om zijn kernen en het mooie weidse buitengebied. Het buitengevoel, de randstad dichtbij, maakt dit gebied geliefd, maar ook kwetsbaar. Het is daarom van belang dat er regels zijn gesteld in deze gemeente met betrekking tot de openbare ruimte en dat deze ook worden gehandhaafd. Het cluster handhaving van de afdeling omgevingszaken heeft sinds de vaststelling van het vorige handhavingsbeleid in 2011 verschillende door de gemeenteraad vastgestelde prioriteiten en projecten uitgevoerd.

Wat hebben we gedaan;

In totaal verwerkt het cluster handhaving zo’n 540 handhavingszaken per jaar waaronder handhavingsverzoeken, eigen constateringen, meldingen en kleine ergernissen. Daarnaast is er extra ingezet op enkele projecten;

 

  • -

    De handhaving op het illegaal permanent bewonen van recreatiewoningen conform de richtlijnen die het rijk en de gemeenteraad hiervoor hebben gesteld. In de bijgevoegde bijlage staan de resultaten van dit project.

  • -

    Er zijn tientallen met de brandweer gecombineerde controles geweest in panden waar arbeidsmigranten verblijven. Dit om te controleren of er brandonveilige situaties waren. Er zijn geen (brand)onveilige situaties aangetroffen, wel zijn er tientallen brandmelders uitgedeeld.

  • -

    Via de servicelijn worden zo’n 180 kleine ergernissen meldingen per jaar verwerkt met betrekking tot overlast in de openbare ruimte (afval, autowrakken, enzovoorts).

  • -

    Handhaving op het illegaal bebouwen van legakkers is door gesprekken met de provincie niet verder uitgevoerd. Op dit moment zijn er vergaande gesprekken met allerlei partijen om te bekijken of er meer mogelijkheden zijn met betrekking tot het bebouwen van legakkers.

 

Voor de periode 2012-2014 zijn er door de provincie Utrecht nieuwe eisen opgelegd waar aan de handhaving en het toezicht moeten voldoen. Het beleid dient ‘Waboproof’ te zijn en conform een model te zijn opgebouwd zoals u dat nu voor u heeft liggen.

 

Wat gaan we doen;

  • -

    Het afhandelen van handhavingsverzoeken

  • -

    Het afhandelen van overtredingen conform het Wabo prioriteitenschema op de pagina’s 85 en 86 van dit beleidsstuk.

  • -

    Burgers en bedrijven bewust maken van hun eigen verantwoordelijkheden door middel van communicatie

De losse projecten, zoals deze zijn omschreven in eerder beleid, hebben plaatsgemaakt voor Wabotaken. De vrijheid blijft om projecten apart te benoemen, maar daar is voor de komende periode niet voor gekozen. De periode van de tijdelijke extra inzet is voorbij en deze wordt niet verlengd. Er is in dit beleid voor gekozen om conform de gemeentebreedte bezuinigingen ook handhaving te versoberen. Dit betekent dat handhaving in De Ronde Venen zich zal toespitsen op handhavingsverzoeken en de wettelijke basistaken. Er zal ook een beroep worden gedaan op de verantwoordelijkheid van onze inwoners. Samenleven in harmonie en in veiligheid is niet alleen een taak van de overheid.

De basistaken zijn in het prioriteitenschema weergegeven en zijn onderverdeeld in vier soorten prioriteiten. De reden dat taken een bepaalde prioriteit hebben heeft te maken met de kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen bij het niet uitvoeren van deze taken. Daarbij moet worden onderkend dat ondergeschikte risico’s hoog op de politieke agenda kunnen staan, omdat maatschappelijke en/of politieke opvattingen daartoe dwingen. Zo kunnen taken die gevaarzetting opleveren, maar nagenoeg nooit voorkomen in De Ronde Venen een hogere prioriteit hebben dan taken met een iets lagere gevaarzetting die geregeld voorkomen in De Ronde Venen. Uit dit beleidsstuk komt naar voren dat er 4 prioriteiten zijn in De Ronde Venen;

 

Figuur 2

 

Prioriteit

 

Hoog                                          

Bij deze prioriteit is er sprake van een hoge gevaarzetting met betrekking tot de fysieke veiligheid en de gezondheid. De kans op overtreding of op gevaarzetting is in deze categorie groot. (voorbeeld asbestovertredingen)

Gemiddeld                               

Bij deze prioriteit is er sprake van een iets lagere gevaarzetting met betrekking tot de fysieke veiligheid of gezondheid. De kans dat inwoners een overtreding begaan op dit gebied is echter aanwezig. (Voorbeeld illegale bouw)

Laag                                              

Bij deze prioriteit is er sprake van een lage gevaarzetting met betrekking tot de fysieke veiligheid danwel gezondheid ofwel de kans op overtreding is laag. (voorbeeld is speelautomaten, uit een grote controle in 2012 blijkt dat alle speelautomaten in De Ronde Venen vergund zijn)

Zeer Laag                                

Bij deze prioriteit is er sprake van een zeer lage gevaarzetting met betrekking tot de fysieke veiligheid danwel gezondheid ofwel de kans op overtreding is zeer laag. (voorbeeld winkelwagentjes, is primair een verantwoordelijkheid van de supermarkthouder)

 

Handhavingsverzoeken zullen worden afgewikkeld en overige meldingen zullen langs het prioriteitenschema worden gelegd en naargelang de prioriteit worden afgewerkt.

Alles handhaven in De Ronde Venen is een utopie en handhaving zal altijd een afweging blijven tussen prioriteit en capaciteit. Zodra de prioriteiten in dit handhavingsbeleid zijn vastgesteld, zal door het college het uitvoeringsprogramma 2013 worden vastgesteld. In het uitvoeringsprogramma wordt de koppeling gemaakt tussen de prioriteiten die zijn gesteld en op welke wijze deze prioriteiten in uren worden uitgevoerd door het cluster handhaving.

 

Handhaving is altijd een sluitstuk van beleid en is van belang om de gemeente leefbaar en veilig te maken en houden. Het college stuurt aan op de verantwoordelijkheid van onze inwoners en bedrijven. Handhaving is niet alleen de gemeente bellen als er dingen dreigen mis te lopen. Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij onze bedrijven en inwoners zelf om hun eigen leef- en werkomgeving veilig en leefbaar te houden. Aanspreken op onwenselijk gedrag van anderen is niet primair een taak van de overheid, maar is ook een taak van onze inwoners en bedrijven. In samenspraak met de omgeving zaken bespreekbaar maken en rekening houden met de eigen omgeving dragen minstens zo veel bij aan de veiligheid en leefbaarheid van onze prachtige gemeente.

Door middel van communicatie zal het college de komende periode sturen op de verantwoordelijkheid van bedrijven en burgers zelf als het gaat om het naleven van regels, waarbij dit handhavingbeleid als leidraad geldt. Mochten er toch regels worden overtreden, dan zullen medewerkers van het cluster handhaving optreden tegen de overtredingen conform het vastgestelde handhavingsbeleid.

3 Schets van de gemeente De Ronde Venen

3.1 Beschrijving van de gemeente

3.1.1 Karakteristieken van de gemeente

De Ronde Venen is op 1 januari 2011 ontstaan door de samenvoeging van de voormalige gemeenten De Ronde Venen en Abcoude. De naam van deze jonge gemeente verwijst naar de ontginningsgeschiedenis van deze streek, die ongeveer duizend jaar geleden begon.

Met een oppervlakte van 117 km2 is De Ronde Venen is één van de meest omvangrijke gemeenten in de provincie Utrecht. De gemeente telt maar liefst acht kernen, die elk hun eigen sfeer en karakter hebben. Mijdrecht is bijvoorbeeld het dorp met het grootste winkelgebied, in Vinkeveen is de invloed van het water(toerisme) alom merkbaar en het hart van Abcoude en Baambrugge is een beschermd dorpsgezicht. De identiteit van de dorpen Amstelhoek en De Hoef wordt voor een groot deel bepaald door de rivier de Amstel, respectievelijk de Kromme Mijdrecht. En de markante kernen Wilnis en Waverveen laten zien hoezeer dorpen middenin de polder van elkaar kunnen verschillen.

De Ronde Venen behoort tot het nationaal landschap het Groene Hart. In De Ronde Venen zijn plassen, droogmakerijen, het veenlandschap (veenweiden, Botshol), stroomruggen en het rivierenlandschap (Winkel en Angstel) de belangrijkste landschapstypen. Als gevolg van de turfwinning ontstonden met name in het westen van het gebied grote veenplassen. De meeste daarvan zijn in de loop van de 19e en 20e eeuw drooggemalen. De laatste van de droogmakerijen die op deze wijze ontstond, was Wilnis-Veldzijde (1926). Plannen voor het droogmalen van de Vinkeveense Plassen zijn nooit uitgevoerd, mede vanwege het belang van deze veenplassen voor de recreatie.

3.1.2 Inwoners

Per 1 januari 2012 heeft de gemeente  De Ronde Venen 42.977 inwoners. Deze zijn als volgt verdeel over de 8 kernen van de gemeente:

Figuur 3

Kern

Aantal inwoners

Mijdrecht

16.466

Amstelhoek

962

De Hoef

911

Vinkeveen

8.446

Wilnis

6.501

Waverveen

824

Abcoude

7.482

Baambrugge

1.385

Totaal

42.977

 

 

3.1.3 Beroepsbevolking en Bedrijvigheid

De beroepsbevolking van De Ronde Venen bestaat uit 17.300 personen. Van de totale beroepsbevolking werkt 63% in De Ronde Venen. De rest heeft een baan elders of maakt gebruik van een sociale voorziening. De meeste banen bevinden zich in de industrie, bouwsector, groot- en detailhandel, gezondheids- en welzijnszorg. Dit in tegenstelling tot het aantal bedrijfsvestigingen waar meer dan 50% actief is in de financiële en  dienstensector.

3.2 Organisatie

De gemeentelijke organisatie bestaat uit tien afdelingen. Aan het hoofd van de organisatie staat een directie van twee personen.

De afdelingen zijn:

  • Ruimtelijke ordening

  • Inrichting beheer openbare ruimte

  • Buitendienst

  • Omgevingszaken

  • Publiekszaken

  • Samenleving

  • Sociale zaken

  • Bestuursondersteuning & communicatie

  • Financiële zaken

  • Personeel, organisatie en informatievoorziening

 

In de huidige organisatie zijn de taken met betrekking tot het toezicht en de handhaving op de beleidsvelden Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening, Verordeningen en Bijzondere Wetten ondergebracht in de afdeling Omgevingszaken. Hiervoor zijn op dit moment binnen de afdeling Omgevingszaken twee toezichthouders bouw- en woningtoezicht (hierna: BWT), twee toezichthouders handhaving, twee politiesurveillanten, vier juridisch medewerkers handhaving en een Coördinator Handhaving beschikbaar. De inzet van politiesurveillanten wordt per 1 januari 2013 beeindigd. Voor dit handhavingsbeleidsplan worden deze dan ook verder buiten beschouwing gelaten.

 

De twee toezichthouders BWT voeren inspecties uit op omgevingsvergunningen voor bouwen, slopen, monumenten, aanleggen en wijzigen van gebruik. Voor wat betreft het toezicht op Bijzondere Wetten, zoals de Drank- en Horecawet wordt er voor het toezicht op de inrichtingseisen horecabedrijf gebruik gemaakt van de twee toezichthouders BWT. De overige taken worden uitgevoerd door de twee toezichthouders handhaving. Hiernaast controleren zij op verzoeken om handhaving, meldingen en mogelijke illegale activiteiten op het gebied van bouwen, slopen, monumenten, aanleggen en gebruik in het kader van de handhaving.

 

De twee toezichthouders handhaving voeren ten aanzien van illegale activiteiten op het gebied van bouwen, slopen, monumenten, aanleggen en gebruik in het kader van de handhaving signaaltoezicht uit.

 

De juridisch medewerkers van de afdeling Omgevingszaken voeren de handhavingstaken op het gebied van Bouwen, Wonen, Ruimtelijke Ordening, Verordeningen en Bijzondere Wetten uit.

 

De Omgevingsdienst regio Utrecht ondersteunt en adviseert gemeenten in de regio Utrecht bij het uitvoeren van taken met betrekking tot milieu en het omgevingsrecht: De Omgevingsdienst verzorgt onder meer de vergunningen voor bedrijven, ziet toe op de naleving van milieuregels en adviseert bedrijven over duurzaam ondernemen.

 

De Veiligheidsregio Utrecht, kortweg de VRU, is een gemeenschappelijke regeling van de 26 gemeenten in de regio Utrecht. De VRU geeft conform de Dienstverleningsovereenkomst op het gebied van brandveiligheid uitvoering aan de Toezicht & Handhavingstaken (T&H) voor de gemeente De Ronde Venen. Concreet houdt dit in dat volgens de handleiding Prevap vergunning- en meldingplichtige objecten en evenementen op het gebied van de brandveiligheid worden gecontroleerd.

3.3 Handhavingsbeleid in het verleden

Reeds in 2003 heeft de Raad van de toenmalige gemeente De Ronde Venen een handhavingsbeleidsplan vastgesteld. Dit handhavingsbeleid is in 2009 herzien. Op basis van een prioriteitstelling is hierin op hoofdlijnen vastgelegd hoe wordt gereageerd op overtredingen. In 2010 heeft de Raad het handhavingsbeleid 2010-2011 vastgesteld. Dit handhavingsbeleid borduurt voort op de prioriteitstelling uit het beleid in 2009 maar benoemt daarnaast nog een 4-tal handhavingsaccenten. Deze zijn:

  • Arbeidsmigranten

  • Permanente bewoning van recreatieverblijven

  • Illegale bouw op legakkers

  • Kleine ergernissen in de openbare ruimte.

 

De reden dat deze specifieke onderdelen als handhavingsaccent zijn benoemd is dat met betrekking tot deze onderwerpen in de voorliggende jaren veel klachten en meldingen van burgers zijn binnengekomen. Dit heeft er toe geleid dat de gemeente er voor heeft gekozen op grotere schaal tegen deze overtredingen op te treden.

3.4 Integraal beleid

De komst van de Wabo en de daarin vastgelegde kwaliteitseisen is aanleiding voor een herijking van het bestaande handhavingsbeleid. Bovendien krijgt het handhavingsbeleid met de voorliggende beleidsnota een integraal karakter, waarin alle taken op het gebied van omgevingsrecht van gemeente een plaats krijgen. Naast het integrale karakter van dit beleidsplan is hierin ook, conform de wettelijke kwaliteitscriteria inzichtelijk gemaakt op welke wijze de gemeente uitvoering geeft aan toezicht en handhaving door middel van de toezicht- en sanctiestrategie. Het in aansluiting op het handhavingsbeleidsplan op te stellen uitvoeringsprogramma (dat jaarlijks wordt herzien) geeft bovendien inzicht in de verdeling van de beschikbare capaciteit. Ook dit is ten opzichte van het handhavingsbeleid 2010-2011 een kwaliteitsslag in het handhavingsbeleid.

4. Visie op integrale handhaving

4.1 Inleiding

Wettelijke kwaliteitseisen:

 

Artikel 7.2 Handhavingsbeleid

1. Het bestuursorgaan stelt het handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin

gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten

het daartoe zal uitvoeren. Het bestuursorgaan beziet regelmatig, maar in elk geval naar aanleiding

van de evaluatie, bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, of dit beleid moet worden aangepast en past het

zo nodig aan. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de

andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving

onderling worden afgestemd.

2. Het handhavingsbeleid geeft inzicht in:

a. de prioriteitenstelling met betrekking tot de uitvoering van de krachtens het eerste lid voorgenomen

activiteiten;

b. de methodiek die het bestuursorgaan hanteert om te bepalen of de krachtens het eerste lid gestelde doelen worden bereikt.

 

Aan het begin van een beleidstraject is het van groot belang om te bepalen welke visie men heeft op integrale handhaving en welke doelen men nastreeft met handhaving. In algemene zin kan de visie op integrale handhaving als volgt worden gedefinieerd:

 

De visie op integrale handhaving is het samenstel van ambtelijke en bestuurlijke opvattingen over de handhaving en deze visie bevat algemene uitgangspunten voor de invulling en het vormgeven van de handhavingsorganisatie in brede zin.

 

Op basis van de uitkomsten van deze workshop is de visie op integrale handhaving van de gemeente De Ronde Venen geformuleerd. Alvorens hierop wordt ingegaan volgt hierna eerst een nadere duiding van het belang van de visie op integrale handhaving.

4.2 Belang van de beleidsvisie

Het bepalen van de “Visie op handhaving” is één van de drie kernonderdelen van een goede Beleidsvorming. De twee overige kernonderdelen van Beleidsvorming zijn de “Prioriteiten”

(Hoofdstuk 4) en de “Strategieën” (Hoofdstuk 6 tot en met 9).

 

Aangezien we uitgaan van een beleidscyclus en het beleid aan verandering onderhevig kan zijn door bepaalde ontwikkelingen is het de bedoeling om jaarlijks te evalueren. Deze evaluatie kan ertoe leiden dat het beleid op bepaalde aspecten (visie, prioriteiten, strategieën) moet worden bijgestuurd. Dit kan vervolgens worden bereikt door aanpassing van het beleid, dan wel bijsturing op bepaalde aspecten op het beleid in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en/of de organisatie. Hiermee wordt beoogd te komen en te blijven komen tot een zo efficiënt en effectief mogelijke inzet van mensen en middelen in overeenstemming met het integraal handhavingsbeleidsplan (visie, prioriteiten en strategieën)

 

Voorgaande vloeit ook voort uit de kwaliteitseisen en de bepalingen die hierover in de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) zijn opgenomen. Hierbij wordt verwezen naar de dubbele regelkring (“Big Eight”, zie figuur hierna), waarin de verschillende stappen uit de beleids- en uitvoeringscyclus zijn vastgelegd met een verwijzing naar de betreffende artikelen uit het Bor.

 

De beleids- en uitvoeringscyclus is nader uitgewerkt in hoofdstuk 10.

afbeelding binnen de regeling

4.3 Visie op integrale handhaving

Bij het bepalen van de visie wordt antwoord gegeven op vragen als:

 

  • Wat vinden wij belangrijk in onze gemeente? Welke handhavingsdoelen stellen wij onszelf?

  • Hoe doen wij het? Welke uitgangspunten gelden voor de uitvoering van de handhaving?

  • Wat hebben we er voor over? Welke randvoorwaarden stellen wij als het gaat om financiële en organisatorische wijzigingen?

 

Tijdens de gehouden workshop zijn deze vragen verder uitgewerkt en voorgelegd met als doel om zo duidelijk en zo concreet mogelijk antwoorden te formuleren en uiteindelijk de visie te bepalen.

 

Op basis van deze workshop kan de visie op integrale handhaving van de gemeente De Ronde Venen als volgt worden verwoord.

 

Integrale handhaving vindt plaats conform de wettelijke kwaliteitseisen en dient op basis van prioriteitstelling en door een transparante, integrale inzet van mensen en preventie- (communicatie en voorlichting), toezicht- en sanctiemiddelen, bij te dragen aan:

  • een evenwichtige lokale samenleving waarbij borging van veiligheid en gezondheid ter voorkoming van gevaar, hinder en overlast voorop staat;

  • het voorkomen van overtredingen;

  • aan de rechtszekerheid, de rechtsgelijkheid en een eerlijke en redelijke benadering van burgers, bedrijven en overige instellingen in de gemeente De Ronde Venen;

  • het bevorderen van het zelfregulerend vermogen van burgers, bedrijven en overige instelling in de gemeente De Ronde Venen en het verbeteren van het naleefgedrag. Hierbij is integrale handhaving een gedeelde verantwoordelijkheid van de burgers, bedrijven, overige instellingen en de gemeente De Ronde Venen. Handhaving is daarbij geen doel op zich maar het sluitstuk van een proces waarbij in het voortraject zorgvuldig is gekeken naar mogelijke oplossingen.

4.4 Vertaling visie in beleidsuitgangspunten

Ten behoeve van een verdere uitwerking van deze visie in het integrale handhavingsbeleid wordt in deze paragraaf de visie vertaald naar een aantal beleidsuitgangspunten. Deze beleidsuitgangspunten zijn onder te verdelen in:

 

  • Algemene uitgangspunten;

  • Procesmatige uitgangspunten;

  • Organisatorische uitgangspunten.

 

Hieronder volgt een puntsgewijze uitwerking van deze uitgangspunten per onderdeel. Voor de uitgebreide uitwerking van de betreffende uitgangspunten wordt verwezen naar bijlage I “Uitwerking beleidsuitgangspunten”.

4.4.1 Algemene uitgangspunten

  • 1.

    Handhaving dient ter borging van de veiligheid en gezondheid en ter voorkoming van gevaar,hinderen overlast.

  • 2.

    Bij de handhaving dient het zelfregulerend vermogen (eigen verantwoordelijkheid) van burgers en bedrijven te worden bevorderd.

  • 3.

    Handhaving dient ter verbetering van het naleefgedrag.

  • 4.

    Handhaving van wet- en regelgeving is vanzelfsprekend en staat in de gemeente De Ronde  Venen niet ter discussie.

  • 5.

    Handhaven dient een maatschappelijk doel is en is niet een doel op zich. Bij handhaving dient redelijkheid in de benadering van de burger door de overheid te zijn gewaarborgd, waarbij als uitgangspunt geldt dat moedwillige overtreders dienen te worden aangepakt.

  • 6.

    Gedogen conform de nota “Grenzen aan gedogen” van de rijksoverheid. Het in redelijkheid handhaven is niet gelijkgesteld aan gedogen.

  • 7.

    Handhaving dient transparant te zijn (uniformiteit).

  • 8.

    Overtredingen dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen en rechtsgelijkheid dient zoveel mogelijk te worden bevorderd.

4.4.2 Procesmatige uitgangspunten

  • 1.

    De communicatie en voorlichting bij handhaving dient intensief en doelmatig te zijn. Communicatie en voorlichting zijn aanvullende instrumenten en kunnen een preventieve werking hebben (voorkomen van overtredingen/voorkomen van onomkeerbare gevolgen).

  • 2.

    Bij toezicht en handhaving moeten de betrokken afdelingen zoveel mogelijk samenwerken met andere afdelingen en externe partners (bv. Politie, Brandweer), dit betekent: integraal denken.

  • 3.

    Toezicht en handhaving vinden plaats in een cyclus van beleid, uitvoering, evaluatie en bijsturing.

  • 4.

    Het proces van toezicht en handhaving is erop gericht om een optimale afstemming tussen visie, beleid en uitvoering te krijgen met de mensen en middelen die hiervoor beschikbaar zijn.

4.4.3 Organisatorische uitgangspunten

  • 1.

    Handhaving dient waar mogelijk integraal plaats te vinden.

  • 2.

    De ‘klant’ dient centraal te staan. Waar mogelijk wordt in het voortraject meegedacht in oplossingen, bijvoorbeeld door mediation.

  • 3.

    De handhavingsorganisatie moet op een zo adequaat mogelijk niveau worden ingericht. Handhaving dient in beginsel plaats te vinden met de bestaande beschikbare capaciteit, waarbij er wel gestreefd dient te worden naar een zo efficiënt mogelijke inzet van mensen en middelen met behoud en waar mogelijk verbetering van de kwaliteit.

 

Met voorgaande beleidsuitgangspunten geeft gemeente De Ronde Venen haar visie op (de organisatie van) toezicht en (integrale) handhaving. Hoewel deze beleidsvisie zorgvuldig tot stand is gekomen, is het noodzakelijk periodiek te bezien of de uitgangspunten nog steeds gelden en zowel ambtelijk, als bestuurlijk nog gedragen worden. Veranderende omstandigheden, ontwikkelingen en wijzigingen van wet- en regelgeving kunnen namelijk leiden tot gewijzigde inzichten. Om hierop te kunnen inspelen zal het beleid structureel moeten worden geëvalueerd en zo nodig moeten worden aangepast aan deze gewijzigde inzichten en veranderende omstandigheden. In de beleids- en uitvoeringscyclus is daarom ook de evaluatie opgenomen.

4.5 Doelstellingen handhavingsbeleid

4.5.1 Inleiding

Om de visie en de daarop gebaseerde beleidsuitgangspunten te kunnen meten (en hiermee invulling te kunnen geven aan de beleidscyclus) is het noodzakelijk een aantal doelen te formuleren die worden nagestreefd met het handhavingsbeleid. Deze doelen sluiten aan op de visie en beleidsuitgangspunten en vormen bij de evaluatie en bijsturing van beleid een afwegingskader. De doelen van het handhavingsbeleid kunnen worden onderscheiden in:

 

  • Inputdoelstellingen

  • OutputdoelstelIingen

  • Kwaliteitsdoelstellingen

4.5.2 Uitwerking

Inputdoelen

 

De in de gemeente De Ronde Venen beschikbare capaciteit voor toezicht en handhaving wordt ingezet voor:

  • De controle op verleende omgevingsvergunningen

  • De gebiedsgerichte controle op niet-vergunninggebonden taken

  • De afwikkeling van handhavingsprocedures voortvloeiende uit het uitgevoerde vergunninggebonden en niet-vergunninggebonden toezicht.

  • Afhandelen van klachten/meldingen/verzoeken om handhaving.

  • Het registreren, monitoren en evalueren van de uitvoering

 

Outputdoelen

 

  • Controleren van verleende omgevingsvergunningen op basis van de gestelde prioriteiten en de toezichtstrategie waarin frequentie en aard van het toezicht is vastgelegd.

  • Controleren van verleende A P V vergunningen op basis van de gestelde prioriteiten en de toezichtstrategie waarin frequentie en aard van het toezicht is vastgelegd.

  • Afhandeling van alle klachten en meldingen conform de hiervoor bepaalde prioriteiten en strategie

  • Uitvoeren van gebiedsgericht toezicht (preventief toezicht), waarbij gebiedsgericht integrale controles worden uitgevoerd op taken conform de toezichtstrategie

  • Projectmatig toezicht, waarbij op een gericht thema, niet spoedeisende overtredingen projectmatig wordt afgehandeld.

 

Kwaliteitsdoelen

 

  • Door voorlichting en communicatie wordt de verantwoordelijkheid van bedrijven en burgers gestimuleerd waarmee het naleefgedrag wordt bevorderd.

  • De beschikbare formatie voor toezicht en handhaving binnen de gemeente De Ronde Venen wordt geborgd in de programmabegroting en het uitvoeringsprogramma.

  • De personen die zijn belast met het voorbereiden van besluiten ten aanzien van de vergunningverlening met betrekking tot een inrichting worden niet belast met het toezicht en/of het opleggen van bestuurlijke sancties met betrekking tot een inrichting.

5. Prioriteiten

5.1 Inleiding

Wettelijke kwaliteitseisen

 

Artikel 7.2 Handhavingsbeleid

2. Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel

van het bestuursorgaan kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van het bij of krachtens de

betrokken wetten bepaalde in de gevallen waarin de zorg voor de handhaving daarvan aan hem is

opgedragen.

 

3. Het handhavingsbeleid geeft inzicht in:

a. de prioriteitenstelling met betrekking tot de uitvoering van de krachtens het eerste lid

voorgenomen activiteiten;

b. de methodiek die het bestuursorgaan hanteert om te bepalen of de krachtens het eerste lid

gestelde doelen worden bereikt.

 

Het aantal gemeentelijke handhavingstaken is zeer omvangrijk en divers. Als gevolg hiervan is het feitelijk niet mogelijk om al deze taken voor de volle 100% uit te voeren met de vaak beperkte beschikbare capaciteit. Daarom is het noodzakelijk om prioriteiten aan de verschillende handhavingstaken toe te kennen. Door middel van een risicoanalyse op basis van een landelijk erkende systematiek[1] zijn deze prioriteiten bepaald.

De verschillende handhavingsthema’s en –taken, de wijze van totstandkoming van de prioriteiten (risico analyse) en het prioriteitenoverzicht, zijn uitgebreid beschreven in de Deelrapportage Visie & Prioriteiten van 7 maart 2012. In de paragrafen 4.2 tot en met 4.4 wordt hier kort op ingegaan.

[1] Risicomatrix gebaseerd op het model van het Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie dat is ontwikkeld in het kader van het programma “Handhaven met Effect”.

5.2 Handhavingsthema’s en -taken

Voor het bepalen van de prioriteiten zijn eerst de verschillende handhavingsthema’s en -taken in bijlage II “Overzicht handhavingsthema’s en -taken” in kaart gebracht. De handhavingsthema’s en -taken vloeien voort uit de geldende landelijke en lokale wet- en regelgeving (wetten, verordeningen, beleidsnotities, bestemmingsplannen en dergelijke) op basis waarvan de gemeenten aan haar beginselplicht tot handhaven gevolg dienen te geven.

 

Zoals in paragraaf 1.2 reeds is aangegeven wordt het beleidsveld “Brandveiligheid” in regionaal verband door de Veiligheidsregio Utrecht uitgevoerd en is het beleidsveld “Milieu” uitbesteed aan de Omgevingsdienst regio Utrecht.

5.3 Risicoanalyse

Bij het vaststellen van de prioriteiten nemen de risico’s een belangrijke plaats in. De gedachte daarbij is dat interne en externe risico’s die de gemeente loopt bij het niet uitvoeren van haar handhavingstaken in belangrijke mate de bestuurlijke aandacht voor een onderwerp zullen bepalen. Het benoemen van risico’s en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een organisatie waarin de intensiteit van toezicht en handhaving een directe relatie heeft met de kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen bij het niet uitvoeren van deze taken. Daarbij moet worden onderkend dat ondergeschikte risico’s hoog op de politieke agenda kunnen staan, omdat maatschappelijke en/of politieke opvattingen daartoe dwingen. Ook kunnen ondergeschikte taken met zo’n grote frequentie tot problemen leiden dat een gestructureerde aanpak om die reden nodig is.

 

Het is in de praktijk niet mogelijk om bij ieder bedrijf, bouwproces of evenement een toezichthouder permanent aanwezig te hebben. Een zeker risico is daarmee altijd aanwezig en moet worden geaccepteerd. Met Risicoanalyse zijn de risico's transparant gemaakt en kan hieraan de capaciteitsinzet gekoppeld worden. Op basis van de uitkomsten van de Risicoanalyse is in de toezichtstrategie per taakveld weergegeven welke controlefrequentie gehanteerd moet worden voor een acceptabel risico. Het geaccepteerde risico is

een ingeschat risico waarbij het aannemelijk is dat de risico's beheerst worden. Deze

risico-inschatting is daarbij vergeleken met die van andere gemeenten.

 

In bijlage III “Toelichting risicoanalyse” is een toelichting opgenomen van de uitgevoerde risicoanalyse, waarin nader wordt ingegaan op de gebruikte methodiek, de begrippen (risico, negatieve effecten en kansfactor) en de wijze waarop aan deze begrippen getalsmatige waarden zijn toegekend.

 

Een weergave van de gemiddelde uitkomsten van de ingevulde risicomatrices voor de beleidsvelden Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening en Verordeningen en Bijzondere wetten is opgenomen in bijlage IV “Uitkomsten risicoanalyse”.

5.4 Prioriteitenoverzicht

In bijlage V “Prioriteitenoverzicht” staat het prioriteitenoverzicht aangegeven van de afgestemde prioriteiten. Concreet houdt dit in dat de gemeente De Ronde Venen uitgaat van deze prioriteiten bij het bepalen van de verschillende beleidstrategieën en de verdere uitwerking van het integraal handhavingsbeleidsplan.

6. Strategie voor integrale handhaving

6.1 Inleiding

Wettelijke kwaliteitseisen

 

Artikel 7.2 Handhavingsbeleid

4. Het handhavingsbeleid geeft voorts inzicht in de strategie die het bestuursorgaan hanteert met

betrekking tot:

a. de wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde

wordt uitgeoefend om de krachtens het eerste lid gestelde doelen te bereiken;

b. de rapportage van de bevindingen van degenen die toezicht hebben uitgeoefend en het vervolg dat

aan die bevindingen wordt gegeven;

c. de wijze waarop bestuurlijke sancties alsmede de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan

worden gehanteerd, en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, en waarbij tevens

aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen en de wijze waarop het

bestuursorgaan omgaat met overtredingen die zijn begaan door of in naam van dat bestuursorgaan of van andere organen behorende tot de overheid.

 

Voordat wordt ingegaan op de strategieën voor preventie, toezicht, sancties en gedogen wordt in dit hoofdstuk beschreven wat de gemeente verstaat onder integrale handhaving. Ook wordt in dit verband nader ingegaan op de begrippen toezicht en handhaving. Dit is van belang om zo voor het bestuur, de ambtelijke organisatie, de burgers, de bedrijven en de overige instellingen helder te maken hoe de gemeente De Ronde Venen omgaat met haar integrale toezichts- en handhavingstaken.

6.2 Integrale handhaving

De gemeente De Ronde Venen is belast met een grote hoeveelheid toezicht- en handhavingstaken. De afdeling Omgevingszaken van de gemeente De Ronde Venen is belast met de uitvoering van deze toezicht- en handhavingstaken. De handhaving is op dit moment grotendeels sectoraal (per beleidsveld) verdeeld. Steeds meer gemeenten maken echter de overstap van sectorale naar integrale handhaving, waarbij zoveel mogelijk gemeentelijke taken worden samengebracht op beleidsmatig gebied, alsmede in de uitvoering en de organisatie. Onder meer maakt de invoering van de Wabo en daarmee de samenvoeging van een groot aantal vergunningverlening- en handhavingstaken het ook noodzakelijk om te kijken naar mogelijkheden om de inzet van mensen en middelen zo efficiënt en effectief mogelijk plaats te laten vinden. De gemeente De Ronde Venen streeft ernaar haar toezicht en handhaving zo integraal mogelijk op te zetten en uit te voeren.

 

Hiermee wordt bereikt dat:

  • er uniformiteit is in de aanpak van de gemeentelijke handhavingsactiviteiten (uniforme nalevingstrategie);

  • de rechtsgelijke behandeling van burgers en bedrijven wordt vergroot;

  • mensen en middelen zo efficiënt en effectief mogelijk worden ingezet door het bevorderen van samenwerking en afstemming, zowel intern als extern gericht.

 

In het kader van het integrale handhavingsbeleidsplan wordt onder integrale handhaving in de gemeente De Ronde Venen verstaan:

 

Het samenbrengen (integreren) van zoveel mogelijk taken op het gebied van toezicht en handhaving in beleid, uitvoering en organisatie binnen de beleidsvelden Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening en Verordeningen en Bijzondere Wetten.

 

Voorgaande definiëring van het begrip integrale handhaving bevat de kernelementen Toezicht en Handhaving. Deze kernelementen worden hierna toegelicht.

 

Toezicht is het preventief en repressief controleren of, en in hoeverre, wet- en regelgeving wordt nageleefd.

 

Dit betekent concreet dat de gemeente De Ronde Venen preventief (structureel en vooraf geprogrammeerd) en repressief (achteraf op basis van meldingen of verzoeken om handhaving) controleert of burgers en bedrijven zich aan de geldende wet en regelgeving houden. Hiervoor zet de gemeente De Ronde Venen toezichthouders in. Hoe concreet invulling wordt gegeven aan het toezicht wordt uitgewerkt in de Toezichtstrategie (Hoofdstuk 8).

 

Handhaving is het door toepassing van mogelijke preventie-, toezicht- en sanctiemiddelen bevorderen en indien noodzakelijk rechtens afdwingen van naleving van wet- en regelgeving.

 

Als er tijdens het toezicht overtredingen van wet- en regelgeving worden geconstateerd dan is de gemeente De Ronde Venen in beginsel verplicht hiertegen handhavend op te treden. De gemeente De Ronde Venen kan door gebruik te maken van verschillende sanctiemiddelen naleving van wet- en regelgeving afdwingen. Dit betekent dat handhaving het (juridische) vervolg is op toezicht. Hoe de gemeente De Ronde Venen concreet invulling geeft aan de handhaving wordt uitgewerkt in de Sanctiestrategie (Hoofdstuk 9).

6.2.1 Uitgangspunten voor integrale handhaving

Er bestaan verschillende opvattingen over wat precies verstaan moet worden onder integrale handhaving. Betekent integrale handhaving ondermeer dat één toezichthouder alle regelgeving in zijn eentje gaat handhaven of betekent het dat verschillende toezichthouders gezamenlijk - als team - op pad gaan? Integrale handhaving zou wellicht ook kunnen betekenen dat verschillende toezichthouders met behulp van checklisten voor elkaar gaan waarnemen. Of wordt met integrale handhaving juist bedoeld dat er één handhavingprogramma gemaakt waarin het toezicht binnen alle beleidsvelden gebundeld wordt?

 

Om verwarring over het begrip integrale handhaving te voorkomen is door de gemeente De Ronde Venen een antwoord gegeven op bovenstaande vragen. Hiermee zijn de uitgangspunten en tevens de reikwijdte van integrale handhaving bepaald en is beschreven hoe invulling wordt gegeven aan integrale handhaving in de gemeente De Ronde Venen.

 

Zoals in paragraaf 5.2 al is gesteld wordt integrale aanpak bereikt door zoveel mogelijk taken op het gebied van toezicht en handhaving samen te brengen en deze in het beleid, de uitvoering en de organisatie zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Hiermee heeft de gemeente De Ronde Venen  als doel klantgerichter, efficiënter en effectiever te werken.

Om dit te bereiken worden een aantal stappen genomen. In eerste instantie wordt in het integraal handhavingsbeleidsplan vastgelegd binnen welke beleidsvelden en op welke thema’s en taken integraal toezicht wordt toegepast. Vervolgens wordt dit in capaciteit vertaald naar het uitvoeringsprogramma om als laatste stap de uitvoeringsorganisatie hierop zo goed mogelijk in te richten. De gemeente De Ronde Venen staat met het vaststellen van het integrale handhavingbeleidsplan aan het eind van stap één en aan het begin van stap twee en drie. De beschrijving van de Nalevingstrategie is een onderdeel van stap 1 (zie ook de figuur in paragraaf 1.1)

 

Voor het nemen van stap twee, de vertaling van het integraal handhavingbeleidsplan naar een uitvoeringsprogramma, is het noodzakelijk te weten welke vormen van integraal toezicht kunnen worden onderscheiden. Hierna kan dan worden bepaald welke vorm van integraal toezicht binnen de gemeente het best toepasbaar is.

6.3 Vormen van integraal toezicht

In het kader van integrale handhaving worden de volgende vormen van integraal toezicht onderscheiden:

 

  • 1.

    Controleren voor elkaar door middel van één integrale toezichthouder.

  • 2.

    Controleren voor elkaar op basis van checklisten.

  • 3.

    Signaleren voor elkaar op basis van “oog- en oorfunctie”.

  • 4.

    Controlering met elkaar door middel van een handhavingsteam.

 

Voornoemde vormen van integrale handhaving worden hieronder per vorm en op de schaal van de gemeente De Ronde Venen nader toegelicht.

 

Tijdens de workshop zijn deze vormen van integraal toezicht besproken en op taakniveau gewogen.

6.3.1 Controleren voor elkaar door middel van één integrale toezichthouder

Dit is de meest vergaande vorm van integraal toezicht: één toezichthouder is verantwoordelijk voor integraal toezicht op meerdere beleidsvelden. Een voordeel is dat burgers en bedrijven slechts met één toezichthouder van doen hebben. Deze integratievorm kan grote efficiencyvoordelen opleveren, denk bijvoorbeeld aan minder reistijd en minder administratieve handelingen.

 

De haalbaarheid van een integrale toezichthouder in de meest zuivere vorm is echter te betwijfelen, omdat beleidsvelden, denk bijvoorbeeld aan de beleidsvelden Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening, maar ook Brandveiligheid en Milieu, zich kenmerken door een hoge mate van specialistische (technische-) vakkennis. Daarnaast zijn er soms ook verschillen in toezichtstrategie.

Specialist zijn op meerdere terreinen is gezien de omvang van regelgeving, handhavingsthema’s

en -taken van de verschillende beleidsvelden in de praktijk nagenoeg onmogelijk.

 

Daarnaast is het noodzakelijk dat bij deze wijze van integraal toezicht ook de organisatiestructuur zich hiervoor moet lenen. De toezicht- en handhavingstaken van de afdeling Omgevingszaken van de gemeente De Ronde Venen zouden moeten worden ondergebracht in een aparte afdeling “Toezicht & Handhaving”. Het behoeft geen betoog dat het veranderingsproces om te komen tot een dergelijke aparte afdeling organisatorisch behoorlijk ingrijpend is. Het veranderingsproces betekent een aanpassing van de bestaande structuur en de bestaande functies, die ook gevolgen heeft voor andere taken dan alleen toezicht en handhaving. Daarom wordt door de gemeente De Ronde Venen hier niet voor gekozen.

6.3.2 Controleren voor elkaar op basis van checklisten

Een minder verregaande vorm van integraal toezicht is: één toezichthouder gaat op controle met verschillende checklisten voor meerdere vakdisciplines. Toezichthouders lenen hun ogen als het ware aan elkaar uit door voor de verschillende vakdisciplines te werken met checklisten. De toezichthouders voeren de controles uit op hun eigen vakgebied en controleren daarnaast op basis van een checklist op andere vakgebieden.

 

Voorbeeld

Een toezichthouder die de naleving van de inrichtingseisen in een horeca-inrichting controleert, kan relatief eenvoudig op een checklist aantekenen of het aantal gokautomaten wel in overeenstemming is met de vergunning op basis van de Wet op de Kansspelen. Of een toezichthouder kan bij een bezoek aan een inrichting ook een aantekening maken van eventuele illegale bouwactiviteiten.

 

Bij deze vorm van integraal toezicht wordt opgemerkt dat het controleren op basis van checklisten slechts uitvoerbaar is als het gaat om eenvoudig waar te nemen zaken en onderwerpen van niet specialistische aard. Het voor elkaar waarnemen hoeft niet beperkt te blijven tot gemeentelijke toezichthouders. Ook toezichthouders van andere handhavingsorganisaties kunnen daarbij betrokken worden.

 

Een belangrijk verschil met de integrale toezichthouder is dat de functie-inhoud in principe niet wijzigt. Men blijft specialist op een bepaald terrein en de specialist blijft verantwoordelijk voor het toezicht met betrekking tot zijn beleidsveld. Voor wat betreft de andere beleidsvelden doet de betreffende toezichthouder dienst als verkenner in het veld, die op basis van een checklist een signaal afgeeft aan de verantwoordelijke afdeling c.q. toezichthouder binnen de betreffende vakdiscipline.

 

Voor elkaar controleren op basis van checklisten levert zodoende efficiencyvoordelen op. De efficiencywinst betekent dat de specialist meer tijd heeft om zich bezig te houden met meer taken, dan wel meer complexe taken. Daarbij kan deze vorm van toezicht opleveren dat er meer overtredingen worden geconstateerd.

 

Het veranderingsproces om te komen tot een situatie waarin toezichthouders voor elkaar waarnemen aan de hand van checklisten is echter veel minder ingrijpend dan de eerstgenoemde vorm van integraal toezicht, maar vraagt toch wel degelijk om enige vorm van organisatie.

 

Niet alleen moeten voor alle vakgebieden afzonderlijke checklisten worden opgesteld, nadat is bepaald welke zaken en onderwerpen op deze checklisten kunnen komen te staan, maar er kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan een in het leven te roepen gezamenlijk operationeel handhavingoverleg. Met deze overlegvorm kunnen structurele samenwerkingsmogelijkheden geïnventariseerd en geëvalueerd worden en er kunnen afspraken gemaakt worden over de invoering van de checklisten, de wijze van uitvoering en de terugkoppeling hiervan.

6.3.3 Controleren voor elkaar op basis van “oog- en oorfunctie”

Uitsluitend “signaleren voor elkaar” is de minst verregaande vorm van integraal toezicht en kan dan ook gezien worden als het minimumniveau van integratie. Bij deze vorm van integraal toezicht ligt de nadruk enkel op de signaleringsfunctie van de toezichthouders door middel van het “oog- en oorprincipe” en dus niet op een inhoudelijke controle. Voor de diverse beleidsvelden zijn verschillende toezichthouders actief. Zij houden zich bezig met toezicht binnen hun eigen beleidsveld. Daarbij kunnen zij ook overtredingen tegenkomen die niet binnen hun eigen beleidsveld liggen. De toezichthouders moeten op die momenten voor elkaar een signaalfunctie vervullen.

 

Een goede communicatie tussen de verschillende toezichthouders is hierbij van groot belang. Uitgangspunt is in ieder geval dat direct nadat een (mogelijke) overtreding op een ander beleidsveld is geconstateerd, de toezichthouders elkaar hiervan in kennis stellen, zodat hierop actie ondernomen kan worden.

 

Daarmee wordt bedoeld dat, indien er een (mogelijke) overtreding wordt geconstateerd die een ander beleidsveld betreft, dat ook wordt doorgegeven aan de betreffende toezichthouder die dan vervolgens op zijn/haar beurt controleert of er inderdaad sprake is van een overtreding. Dit verschilt ten opzichte van het voor elkaar controleren op basis van checklisten in die zin dat de toezichthouder enkel de waarneming doorgeeft aan de toezichthouder van het betreffende beleidsveld. Die moet vervolgens dan de controle hiervan nog uitvoeren en pas als deze is uitgevoerd kan de volgende fase van het handhavingsproces ingezet worden. Bij het controleren op basis van checklisten voert de toezichthouder zelf op basis van de checklist de controle uit en kan op basis hiervan meteen de volgende stap in het handhavingsproces genomen worden.

 

Deze vorm van integraal toezicht ligt het dichts bij de (bestaande) sectorale werkwijze. Organisatorisch betekent dit dat er geen, dan wel weinig, aanpassingen behoeven te worden doorgevoerd. Aan de andere kant betekent dit wel dat er veel minder winst wordt gehaald als het gaat om efficiënt en effectief werken ten opzichte van de huidige sectorale aanpak.

6.3.4 Controleren met elkaar door middel van een handhavingsteam

Het controleren met elkaar door middel van handhavingsteams betekent dat meerdere toezichthouders van verschillende beleidsvelden gelijktijdig samen tegelijkertijd één controle uitvoeren. Een gecombineerd controlebezoek kan projectmatig plaatsvinden, maar ook structureel. Als voordeel van deze vorm van integrale handhaving kan genoemd worden dat de verschillende specialismen van de toezichthouders elkaar kunnen aanvullen. Tegenstrijdige eisen kunnen direct worden gesignaleerd en sanctioneringbevoegdheden kunnen op elkaar afgestemd worden. Via gezamenlijke controles worden burgers, bedrijven en overige instellingen bovendien minder vaak bezocht door verschillende toezichthouders, wat vaak als lastig wordt ervaren. Dit geldt overigens ook andersom. Als tijdens minder grote, minder complexe situaties een groep toezichthouders komt controleren, wordt dit vaak als overdreven en onnodig ervaren.

 

In de organisatie dient met deze vorm van integrale handhaving rekening te worden gehouden met het feit dat controlefrequenties vanuit verschillende vakdisciplines kunnen verschillen, evenals de momenten waarop het wenselijk is om een controle uit te oefenen.

 

Voorbeeld

Een bouwkundig toezichthouder zal tijdens de bouwfase van een inrichting één of meerdere keren een controlebezoek brengen, terwijl een toezichthouder brandveiligheid of een toezichthouder milieu vaak pas komt als de bouw gereed is en het pand in gebruik is genomen. Een projectmatig of structureel handhavingteam is dan ook pas geschikt, wanneer de verschillende toezichthouders een gemeenschappelijk handhavingobject hebben en de controlefrequentie op elkaar is afgestemd.

 

Voor het initiëren van een handhavingteam is het bestaan van een integraal handhavingoverleg en/of een coördinator handhaving een noodzakelijke voorwaarde. Centrale aansturing van een dergelijk team door een coördinator handhaving is dan ook wenselijk. De gemeente De Ronde Venen heeft een coördinator handhaving. Het creëren van handhavingsteams wordt in de gemeente De Ronde Venen alleen wenselijk geacht in grote en/of complexe handhavingsacties.

6.4 Reikwijdte van integrale handhaving

Op grond van het vorenstaande wordt de reikwijdte van integrale handhaving als uitgangspunt voor het integraal handhavingsbeleidsplan van de gemeente De Ronde Venen als volgt beschreven:

Het controleren voor elkaar op basis van “oog – en oorfunctie”, waarbij tijdens de evaluatie en monitoring van het beleid en het uitvoeringsprogramma gekeken wordt naar mogelijkheden om voor nader te bepalen handhavingsthema’s/-taken één van de andere vormen van integraal toezicht toe te passen. Handhavingteams worden alleen in het leven geroepen in grootschalige, complexe situaties.

 

Voorgaande betekent dat de gemeente De Ronde Venen haar beleid, haar uitvoeringsprogramma en haar organisatie op een zodanige wijze inricht dat zo veel mogelijk wordt voldaan aan voornoemde reikwijdte van de integrale handhaving.

 

Concreet betekent dit dat er niet alleen binnen de gemeentelijke organisatie, maar ook met de bestaande handhavingspartners gekeken wordt naar mogelijkheden om voornoemde reikwijdte van de integrale handhaving te realiseren. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een intern en/of een extern integraal handhavingoverleg, waarbij afspraken kunnen worden gemaakt over de invulling van het toezicht, de afstemming van het toezicht en de evaluatie van het toezicht. Deze afspraken kunnen in het jaarlijks gemeentelijk uitvoeringsprogramma vastgelegd worden.

7. Nalevingstrategie

7.1 Inleiding

Wettelijke kwaliteitseisen

 

Artikel 7.2 Handhavingsbeleid

4. Het handhavingsbeleid geeft voorts inzicht in de strategie die het bestuursorgaan hanteert met

betrekking tot:

a. de wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde

wordt uitgeoefend om de krachtens het eerste lid gestelde doelen te bereiken;

b. de rapportage van de bevindingen van degenen die toezicht hebben uitgeoefend en het vervolg dat

aan die bevindingen wordt gegeven;

c. de wijze waarop bestuurlijke sancties alsmede de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan

worden gehanteerd, en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, en waarbij tevens

aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen en de wijze waarop het

bestuursorgaan omgaat met overtredingen die zijn begaan door of in naam van dat bestuursorgaan of van andere organen behorende tot de overheid.

 

De kwaliteitseisen uit de Wabo bepalen dat het handhavingsbeleid inzicht moet geven in de wijze waarop de gemeente toezicht op de naleving van taken uitvoert en op welke wijze de gemeente handhavend optreedt tegen overtredingen. Om hier invulling aan te geven wordt in hoofdstuk 9 en 10 ingegaan op de toezicht- en sanctiestrategie van de gemeente De Ronde Venen. Zoals uit de visie op handhaving al blijkt hecht de gemeente aan preventie van overtredingen om zo het aantal formele handhavingsprocedures te beperken en de druk op toezicht te verminderen. Daarom wordt in het hiernavolgende hoofdstuk eerst ingegaan op de preventiestrategie. Hoewel niet voorgeschreven vanuit de kwaliteitseisen vormt deze preventiestrategie een belangrijk onderdeel van beleid.

 

Voornoemde beleidstrategieën worden alle uitgewerkt op basis van de bepaalde visie op integrale handhaving en op basis van de gestelde prioriteiten van de handhavingsthema’s en -taken. Hiermee wordt gerealiseerd dat het integrale handhavingsbeleidsplan volledig is afgestemd op de ambtelijke en bestuurlijke bepaalde visie en prioriteiten.

8. Preventiestrategie

8.1 Inleiding

Het voorkomen van overtredingen is voor de gemeente De Ronde Venen net zo belangrijk als het handhaven daarvan. Daarom is het van belang in het integraal handhavingbeleidsplan vast te leggen met welke middelen de gemeente De Ronde Venen overtredingen denkt te voorkomen. Hierbij spelen voorlichting en communicatie een cruciale rol. In de Preventiestrategie wordt ingegaan op de in te zetten communicatiemiddelen en de wijze van informatievoorziening richting burgers, bedrijven en overige instellingen.

 

Deze Preventiestrategie staat los van het preventieve toezicht dat is beschreven in paragraaf 8.3. De gemeente De Ronde Venen onderkent de preventieve werking die uitgaat van het houden van toezicht, maar in de Preventiestrategie staat beschreven welke middelen hiernaast nog meer ingezet kunnen worden, namelijk een goede voorlichting en communicatie.

8.2 Voorlichting en communicatie

Met een goede voorlichting en communicatie (hierna: communicatie) over de visie, het beleid, de uitvoering en de organisatie wil de gemeente De Ronde Venen ervoor zorgen dat het voor burgers, bedrijven en overige instellingen duidelijk is hoe wordt omgegaan met het toezicht en de handhaving binnen de gemeente De Ronde Venen.

 

De gemeente De Ronde Venen is van mening dat transparantie en duidelijkheid over de invulling en uitvoering van de handhavingstaken uiteindelijk leiden tot een verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen, dus een beter naleefgedrag. De gemeente De Ronde Venen zal actief met burgers, bedrijven en overige instellingen communiceren over haar visie en het uit te voeren beleid, Dit zal duidelijkheid scheppen bij deze doelgroepen en zal  voorkomen dat overtreders zeggen dat ze niet op de hoogte waren.

 

Met een goede communicatie wordt tevens bereikt dat er een situatie ontstaat waarin voor een ieder duidelijk is wat de achterliggende doelen van de handhaving van wet- en regelgeving zijn. Actieve communicatie over deze doelen zal bijdragen aan het begrip van burgers, bedrijven en overige instellingen. Er wordt als zodanig draagvlak gecreëerd voor de handhaving.

 

Communicatie versterkt naast de daadwerkelijke handhavinginstrumenten de uitwerking van handhavingacties. Als de uitwerking zichtbaar worden gemaakt, heeft een uitgevoerde controle niet alleen een positieve invloed op het naleefgedrag van de gecontroleerde, maar ook op die van de niet-gecontroleerden. Gebeurt dit niet dan gaat de effectversterkende werking snel verloren.

 

Opgemerkt wordt dat communicatie als handhavingsinstrument facilitair is aan de instrumenten  toezicht houden en juridische handhaving. In de praktijk betekent dit dat communicatie als  ondersteuning voor het toezicht houden en de juridische handhaving wordt ingezet.

 

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt uitgewerkt op welke wijze en op welke onderdelen de gemeente De Ronde Venen actief communiceert. Hierin wordt opgenomen in welke concrete gevallen de gemeente De Ronde Venen wel of niet actief communiceert over haar toezicht- en handhavingstaken.

8.3 Communicatiemiddelen

De in te zetten communicatiemiddelen zijn:

 

  • persoonlijke en centrale communicatie;

  • gedrukte media, zoals folders, dag- en weekbladen, brieven, brochures en flyers;

  • elektronische media, zoals internet en e-mail.

 

Bij het bepalen van de in te zetten communicatiemiddelen de te ontplooien communicatieactiviteiten is het noodzakelijk de volgende vragen te beantwoorden:

 

  • Wat is de doelgroep? Wie willen we bereiken?

  • Met welk communicatiemiddel is deze doelgroep het beste te bereiken?

  • Hoe effectief en efficiënt wordt de doelgroep bereikt en wat is de meerwaarde van het gekozen middel?

  • In hoeverre is er over het betreffende onderwerp al eens gecommuniceerd en welk resultaat heeft dit gehad?

 

Denk bijvoorbeeld aan de aankondiging van een grote gebiedsgerichte controle op (een) bepaald(e) handhavingsthema/-taken of de aankondiging van de start van een bepaald project.

 

Communicatie is een vak op zich. Daarom wordt er voor een goede invulling samenwerking gezocht met de communicatieafdeling binnen de gemeente De Ronde Venen. Samen met deze afdeling wordt een communicatieplan opgesteld dat zich puur richt op de communicatie over toezicht en handhaving. In het communicatieplan wordt in ieder geval aandacht gegeven aan de kennis van wet- en regelgeving en wanneer en in welke vorm bekendheid wordt gegeven aan bepaalde projecten.

 

De gemeente De Ronde Venen verwacht dat de mate van spontane naleving zal toenemen als de burgers, bedrijven en overige instellingen actief worden geïnformeerd over de handhavingactiviteiten en de resultaten hiervan.

8.4 Voorwaarden voor succesvolle communicatie

Communicatie staat niet op zichzelf en kan als handhavingsinstrument succesvol zijn als in ieder geval aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  • de visie, het beleid, de uitvoering en de organisatie van de handhaving moeten helder en eenduidig zijn;

  • verleende vergunningen, ontheffingen, bestemmingsplanvoorschriften, beleid et cetra moeten handhaafbaar zijn;

  • het handhavingproces moet transparant en consequent worden uitgevoerd. Uitzonderingen worden slechts in uitzonderingsgevallen gemaakt. Van belang voor handhaving is dat de gehele gemeentelijke organisatie (bestuurlijk en ambtelijk) transparant werkt;

  • een heldere, transparante en eenduidige samenwerking tussen alle handhavingspartners;

  • interne en externe communicatie over handhaving dient zo optimaal mogelijk te zijn ingericht. Bijvoorbeeld door trainingen, opleidingen en cursussen over communicatieve vaardigheiden van individuele handhavers, of omgaan met agressie en dergelijke;

  • de organisatie en het management dienen gericht te zijn op het kwalitatief goed functioneren van de handhavingorganisatie in al haar facetten.

 

De gemeente De Ronde Venen stelt jaarlijks een communicatieplan op als onderdeel van het uitvoeringsprogramma waarin concreet wordt bepaald op welke wijze de inzet van communicatiemiddelen op het gebied van integrale handhaving plaatsvindt. Daarbij wordt de communicatie afgestemd op de taak en de doelgroep.

9. Toezichtstrategie

9.1 Inleiding

Voor een adequate en correcte handhaving is het essentieel om toezicht te houden op naleving van de wettelijke voorschriften. Niet alleen wordt hiermee de naleving van deze wettelijke voorschriften gecontroleerd, maar door het houden van toezicht wordt tevens het risico van het niet naleven van de wettelijke voorschriften zoveel mogelijk beperkt door de preventieve werking die van het toezicht houden uitgaat.

 

In de toezichtstrategie bepaalt op welke manier het toezicht op de verschillende handhavingsthema’s en -taken wordt georganiseerd, mede op basis van de prioriteiten die aan de verschillende handhavingsthema’s en -taken zijn toegekend, en met welke intensiteit het toezicht binnen deze thema’s en taken wordt uitgevoerd.

 

De verschillende vormen van toezicht worden beschreven in de paragrafen 8.2 en 8.3 en in paragraaf 8.4 wordt een schematisch overzicht gegeven van de toezichtstrategie en de verschillende toezichtsvormen.

 

Zoals gezegd wordt onder toezicht verstaan: “Het preventief en repressief controleren of, en in hoeverre, wet- en regelgeving wordt nageleefd”.

 

Binnen de toezichtstrategie zijn een tweetal hoofdvormen van toezicht te onderscheiden, namelijk:

 

  • 1.

    Preventief toezicht;

  • 2.

    Repressief toezicht.

 

9.2 Preventief toezicht

Onder preventief toezicht wordt verstaan: het toezicht dat structureel wordt uitgevoerd om naleving van wet- en regelgeving vast te stellen en/of mogelijke overtredingen in beeld te krijgen.

 

Het preventieve toezicht vindt programmatisch plaats. Dit betekent dat het preventieve toezicht dient te worden opgenomen in de jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma’s, waarin het toezicht wordt ingepland en waarin de benodigde capaciteit hiervoor wordt bepaald.

 

Het preventieve toezicht kan hierbij worden onderverdeeld in twee verschillende vormen van preventief toezicht, namelijk:

 

  • 1.

    Vergunninggebonden toezicht;

  • 2.

    Niet-vergunninggebonden toezicht.

9.2.1 Vergunninggebonden toezicht

Het vergunninggebonden toezicht is de belangrijkste vorm van preventief toezicht. Er dient namelijk toezicht te worden gehouden op naleving van de voorschriften van de verleende vergunningen. Het te bepalen toezicht is daarom gekoppeld aan de verleende vergunningen.

 

Uitgangspunten voor het vergunninggebonden toezicht is dat het toezicht altijd programmatisch plaatsvindt. Concreet betekent dit dat het aantal controles wordt gebaseerd op het aantal verleende vergunningen/meldingen (voor 2013 wordt dit gebaseerd op de ervaringscijfers uit voorgaande jaren). Op basis hiervan kan een planning wordt gemaakt van de benodigde toezichtcapaciteit door de duur van een controle te vermenigvuldigen met het aantal afgegeven vergunningen. De exacte consequenties voor het aantal controles en de hiervoor benodigde capaciteit worden verder uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma 2013 van de gemeente De Ronde Venen.

 

Het vergunninggebonden preventieve toezicht is daarbij onder te verdelen in:

 

  • toezicht tijdens de realisatiefase van een project;

  • toezicht tijdens de gebruiksfase van een project.

9.2.1.1 Toezicht tijdens de realisatiefase van het project

Toezicht tijdens de zogenoemde realisatiefase van een project spitst zich toe op controle op naleving van de gestelde wettelijke-/vergunningsvoorschriften tijdens het realiseren van het vergunde project.

 

Naleving van de gestelde voorschriften heeft betrekking op de wijze waarop het project moet worden uitgevoerd/gerealiseerd. Zodra het project is gerealiseerd wordt daarmee het toezicht in de realisatiefase beëindigd.

 

Het bepalen van de toezichtmomenten tijdens de realisatiefase richt zich op grond van het vorenstaande onder andere op:

 

  • omgevingsvergunning voor het bouwen;

  • omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • omgevingsvergunning voor het bouwen van tijdelijke bouwwerken;

  • omgevingsvergunning voor het slopen;

  • omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument;

  • omgevingsvergunning voor het aanleggen;

  • omgevingsvergunning voor het wijzigen van gebruik en gronden;

  • inrichtingseisen Drank- en Horecawet.

9.2.1.2 Toezicht tijdens de gebruiksfase van het project

Toezicht tijdens de zogenaamde “gebruiksfase” spitst zich toe op toezicht op naleving van de wettelijke-/ vergunningsvoorschriften na realisatie en tijdens het gebruik van het vergunde project. Vanaf dat moment moet structureel worden toegezien op naleving van de gestelde wettelijke-/  vergunningsvoorschriften voor zolang het project is gebouwd en in gebruik is genomen.

 

Hierbij kan naast de genoemde handhavingstaken uit de realisatiefase gedacht worden aan:

 

  • omgevingsvergunningen voortvloeiende uit verordeningen (artikel 2.2 Wabo, zoals de Bouwverordening en het Bouwbesluit 2012: bestaande bouw), of overige vergunningen voortvloeiende uit verordeningen (bijvoorbeeld de APV 2012);

  • Bijzondere Wetten:

  • vergunningentoezicht Drank- en Horecawet met ingang van 1 januari 2013;

  • vergunningen ingevolge de Wet op de Kansspelen;

  • Wet kinderopvang;

  • Winkeltijdenwet.

9.2.1.3 Toezichtfrequentie preventief vergunninggebonden toezicht

Toezicht op omgevingsvergunningen voor het bouwen

 

Het preventieve toezicht op omgevingsvergunningen voor het bouwen vindt in de realisatiefase plaats. Het is van belang dat er tijdens het bouwen van een bouwwerk toezicht wordt gehouden op een aantal belangrijke aspecten uit het bouwproces. Het is echter niet efficiënt en daarnaast praktisch onmogelijk om elk bouwwerk op elk punt van de bouw in de realisatiefase te controleren. Het toezicht zal zich dan ook juist richten op de cruciale momenten/fasen in een bouwproces, afhankelijk van het type bouwwerk en de prioriteit die aan de betreffende handhavingstaak is gegeven.

 

Een goede afstemming tussen de vergunningverlener en de toezichthouder is daarom ook van cruciaal belang, omdat de vergunningverlener samen met de toezichthouder op basis van de omgevingsvergunning voor het bouwen het beste kunnen inschatten welke momenten uit het bouwproces voor het betreffende bouwwerk van belang zijn om te controleren.

 

Tijdens het bouwproces wordt een vijftal bouwfasen onderscheiden, te weten:

  • 1.

    aanloop;

  • 2.

    onderbouw;

  • 3.

    bovenbouw;

  • 4.

    gevel/dak;

  • 5.

    afbouw.

 

De onderstaande toezichtmomenten worden binnen deze bouwfasen in het bouwproces onderscheiden:

Ad. 1 Aanloop

Toezichtmoment 1.        check bouwdossier op volledigheid (onder andere vergunning en voorwaarden) en voorbereiding (oriënteringsgesprek)

Toezichtmoment 2.        verificatie van gegevens over de bouwplaats/invullen opnamestaat/ bouwveiligheidsplan

Toezichtmoment 3.        bevestiging van werkafspraken met de bouwer

Toezichtmoment 4.        uitzetten van de bouw (uitzetten bouw, uitgraven bouwput)

 

Ad. 2 Onderbouw

Toezichtmoment 5.        heien/bronbemaling/riolering/damwandconstructie

Toezichtmoment 6.        controleren (van wapening) van de fundering (staal/palen, constructie)

Toezichtmoment 7.        begane grondvloeren

 

Ad. 3 Bovenbouw

Toezichtmoment 8.        verdiepingsvloeren en –wanden (stempels, steigers, vloeren en balken)

Toezichtmoment 9.        constructies overige verdiepingen

 

Ad. 4 Gevel/dak

Toezichtmoment 10.      kap (dakconstructie, dakafwerking, buitenblad gevel, gevelopeningen)

 

Ad. 5 Afbouw

Toezichtmoment 11.      afbouw en installaties (onder andere nutsvoorzieningen, hoogteverschil en vloerafscheidingen, ventilatie en spuicapaciteit, brandveiligheid, vluchtmogelijkheden, brandveiligheidinstallaties, bescherming geluid (van installaties), vochtwering, verbrandingslucht/rook, EP gerelateerde installaties)

Toezichtmoment 12.      eindoplevering

Het aantal gedefinieerde toezichtmomenten hoeft niet altijd daadwerkelijk te worden uitgevoerd. Het is voorstelbaar dat bij kleinere bouwwerken volstaan kan worden met een selectie van voornoemde toezichtmomenten. Daartegenover is het voorstelbaar dat bepaalde toezichtmomenten juist meerdere keren worden uitgevoerd. Voor het bepalen van het minimaal en het maximaal aantal toezichtsmomenten gerelateerd aan de toegekende prioriteit wordt het volgende aangehouden:

 

Prioriteit

Minimaal aantal toezichtsmomenten

Maximaal aantal toezichtsmomenten

Zeer Hoog

8

12

Hoog                                          

5

8

Gemiddeld                               

1

3

Laag                                              

0

1

Zeer Laag                                

0

1

Bij grote bouwwerken of bouwwerken waaraan op de betreffende handhavingstaak een hoge prioriteit is toegekend, ligt het voor de hand dat (vrijwel) alle toezichtmomenten worden ingevuld. Het is dan zelfs mogelijk om binnen deze toezichtmomenten meerdere controlebezoeken op meerdere aspecten binnen de betreffende bouwfase voor het invullen van één toezichtmoment nodig zijn.

Op basis van de toegekende prioriteit van het soort bouwwerk is het (minimum en maximum) aantal toezichtmomenten bepaald. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma zal vervolgens het daadwerkelijk aantal momenten worden vastgelegd evenals welke van de gedefinieerde momenten tijdens het bouwproces worden uitgevoerd.

Het vergunninggebonden preventieve toezicht op omgevingsvergunningen voor het bouwen vindt op basis van de volgende frequentie plaats:

 

afbeelding binnen de regeling

 

Toezicht op omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van bouwwerken geen gebouw zijnde en tijdelijke bouwwerken

 

Voor de uitvoering van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bouwwerken geen gebouw en tijdelijke bouwwerken wordt slechts een tweetal fasen in het realisatieproces onderscheiden, te weten:

 

  • 1.

    de uitvoering;

  • 2.

    de oplevering.

Binnen deze fasen wordt kan een aantal toezichtmomenten worden gedefinieerd, te weten:

 

Ad. 1 de uitvoering

Toezichtmoment 1.        de wijze van uitvoering van de werkzaamheden

Toezichtmoment 2.        controle op naleving van de voorwaarden bij de vergunning

 

Ad. 2 de oplevering

Toezichtmoment 3.        controle op het uitgevoerde werk.

 

Ook hier is op basis van de toegekende prioriteit van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bouwwerken geen gebouw zijnde en tijdelijke bouwwerken het (minimum en maximum) aantal toezichtmomenten bepaald.

 

In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma zal vervolgens het daadwerkelijk aantal momenten worden vastgelegd evenals welke van de gedefinieerde momenten tijdens het aanlegproces worden uitgevoerd.

 

Het vergunninggebonden toezicht op omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van bouwwerken geen gebouw zijnde en tijdelijke bouwwerken vindt op basis van de volgende frequentie plaats:

 

Soort vergunning

Prioriteit

Preventief

vergunninggebonden toezicht

Toezichtsfrequentie conform toezichtstrategie

Bouwen met omgevingsvergunning

 

minimaal

maximaal

bouwwerken geen gebouw zijnde

ZEER LAAG

0

1

tijdelijke bouwwerken

ZEER LAAG

0

1

 

Toezicht op omgevingsvergunningen voor het slopen

 

Ook het toezicht op omgevingsvergunningen voor het slopen vergt een vorm van planmatig toezicht. Hierbij wordt uitgegaan van de vormen van omgevingsvergunningplichtig slopen, zoals dit voortvloeit uit de Wabo, te weten:

 

  • 1.

    slopen van een beschermd monument (artikel 2.1 lid 1 sub f Wabo):

  • 2.

                slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald (artikel 2.1 lid 1 sub g Wabo);

  • 3.

                slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 2.1 lid1 sub h  Wabo);

  • 4.

    slopen van bouwwerken voor zover dat volgens een bepaling in de gemeentelijke verordening is vereist (artikel 2.2 lid 1 sub a Wabo);

  • 5.

    slopen van bouwwerken in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht (artikel 2.2 lid 1 sub c Wabo).

Bij de bepaalde prioriteiten in het kader van de omgevingsvergunning voor het slopen wordt onderscheid gemaakt in omgevingsvergunningen voor het slopen met asbestverwijdering c.q. risicovol slopen en omgevingsvergunningen voor het slopen zonder asbestverwijdering c.q. niet risicovol slopen. Het onderscheid tussen deze categorieën omgevingsvergunningen voor het slopen dient ook terug te komen in de frequentie van het toezicht.

 

Voor het slopen van bouwwerken wordt een drietal fasen van het sloopproces onderscheiden, te weten:

  • 1.

    de voorbereiding;

  • 2.

    de uitvoering;

  • 3.

    de oplevering.

 

Binnen deze fasen van het sloopproces wordt een aantal toezichtmomenten onderscheiden, te weten:

 

Ad. 1 de voorbereiding

Toezichtmoment 1.        uitvoering van het sloopveiligheidsplan

 

Ad. 2 de uitvoering

Toezichtmoment 2.        de wijze van uitvoering van de werkzaamheden

Toezichtmoment 3.        controle op naleving van de voorwaarden bij de vergunning

 

Ad. 3 de oplevering

Toezichtmoment 4.        controle op verpakking en wijze van afvoer van sloopafval

 

Ook hier is op basis van de toegekende prioriteit van de omgevingsvergunning voor het slopen het (minimum en maximum) aantal toezichtmomenten bepaald. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma zal vervolgens het daadwerkelijk aantal momenten worden vastgelegd evenals welke van de gedefinieerde momenten tijdens het sloopproces worden uitgevoerd.

 

Het vergunninggebonden toezicht op omgevingsvergunningen voor het slopen vindt op basis van de volgende frequentie plaats:

Soort vergunning

Prioriteit

Preventief

vergunninggebonden toezicht

Toezichtsfrequentie conform toezichtstrategie

Slopen met omgevingsvergunning

 

minimaal

maximaal

met asbestverwijdering

GEMIDDELD

1

3

zonder asbestverwijdering

GEMIDDELD

1

3

 

Toezicht op omgevingsvergunningen voor het wijzigen van monumenten

Vanuit de Wabo geldt de verplichting dat een omgevingsvergunning voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument is vereist indien men wijzigingen aanbrengt in, aan, op en/of nabij een (rijks-/ gemeentelijk) monument. In het geval er omgevingsvergunningen voor het wijzigen van monumenten zijn verleend dient ook hier erop te worden toegezien dat de werkzaamheden in overeenstemming met deze vergunningen worden uitgevoerd.

 

Voor het bepalen van de toezichtmomenten is aansluiting gezocht bij de in de toezichtstrategie voor bij de omgevingsvergunningen voor het bouwen onderscheiden gebruikscategorieën van bouwwerken. Gelet op het bijzondere karakter van de omgevingsvergunning voor het wijzigen van monumenten wordt daarbij uitgegaan van het maximaal aantal toezichtmomenten van het betreffende soort bouwwerk.

Het vergunninggebonden toezicht op omgevingsvergunningen voor het wijzigen van monumenten vindt op basis van de volgende frequentie plaats:

Soort vergunning

Prioriteit

Preventief

vergunninggebonden toezicht

Toezichtsfrequentie conform toezichtstrategie

minimaal

maximaal

Wijzigen van een monument met omgevingsvergunning

LAAG

0

1

 

Toezicht op de omgevingsvergunning voor het aanleggen

Voor de uitvoering van de omgevingsvergunning voor het aanleggen wordt slechts een tweetal fasen in het realisatieproces onderscheiden, te weten:

 

  • 1.

    de uitvoering;

  • 2.

    de oplevering.

 

Binnen deze fasen wordt kan een aantal toezichtmomenten worden gedefinieerd, te weten:

 

Ad. 1 de uitvoering

Toezichtmoment 1.        de wijze van uitvoering van de werkzaamheden

Toezichtmoment 2.        controle op naleving van de voorwaarden bij de vergunning

 

Ad. 2 de oplevering

Toezichtmoment 3.        controle op het uitgevoerde werk.

 

Ook hier is op basis van de toegekende prioriteit van de omgevingsvergunning voor het aanleggen het (minimum en maximum) aantal toezichtmomenten bepaald. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma zal vervolgens het daadwerkelijk aantal momenten worden vastgelegd evenals welke van de gedefinieerde momenten tijdens het aanlegproces worden uitgevoerd.

 

Het vergunninggebonden toezicht op omgevingsvergunningen voor het aanleggen vindt op basis van de volgende frequentie plaats:

 

Soort vergunning

Prioriteit

Preventief

vergunninggebonden toezicht

Toezichtsfrequentie conform toezichtstrategie

minimaal

maximaal

Omgevingsvergunning voor het aanleggen

ZEER LAAG

0

1

 

 

Toezicht op de omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik

Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010 worden ontheffingen (voorheen: vrijstellingen) voor

het wijzigen van gebruik van gronden en gebouwen in afwijking van het van bestemmingsplan opgenomen in de omgevingsvergunning. Aan een dergelijke omgevingsvergunning kunnen  voorwaarden worden verbonden.

 

Het preventieve toezicht op de omgevingsvergunning voor het gebruik in afwijking van kent slechts 1 toezichtmoment. Nadat de vergunning is verleend dient namelijk te worden beoordeeld of het gebruik daadwerkelijk plaatsvindt conform de verleende (voorwaarden van de) omgevingsvergunning.

 

Het toezicht op omgevingsvergunningen voor het wijzigen van het gebruik vindt op basis van de volgende frequentie plaats:

Soort vergunning

Prioriteit

Preventief

vergunninggebonden toezicht

Toezichtsfrequentie conform toezichtstrategie

Omgevingsvergunning voor 

 

minimaal

maximaal

wijzigen gebruik gronden

bedrijfsmatig

GEMIDDELD

1

1

particulier

GEMIDDELD

1

1

wijzigen gebruik gebouwen

bedrijfsmatig

GEMIDDELD

1

1

particulier

GEMIDDELD

1

1

 

Toezicht op vergunningen/ontheffingen ingevolge Verordeningen

Bij het toezicht op vergunningen en ontheffingen ingevolge verordeningen gaat het om de volgende verordeningen:

  • Algemene Plaatselijke Verordening (APV) 2011

  • Verordening op de warenmarkt gemeente De Ronde Venen 2011

  • Afvalstoffenverordening 2011

  • Huisvestingsverordening De Ronde Venen 2011

  • Standplaatsenverordening /  regeling gebruik gemeentegronden voor het innemen van een standplaats 2009

 

Het preventieve toezicht op vergunningen/ontheffingen ingevolge voornoemde verordeningen vindt altijd in de gebruiksfase plaats. In de prioriteitstelling krijgen alle op basis van de hiervoor genoemde verordeningen een lage of zelfs zeer lage prioriteit. Uitzondering hierop zijn de evenementen. Uitgangspunt is dat alle evenementenvergunningen minimaal 3 keer worden gecontroleerd (voor, tijdens en na het evenement). Voor wat betreft de overige vergunningen en ontheffingen op grond van voornoemde verordeningen geldt dat deze maximaal 1 keer worden gecontroleerd. Daarbij zal aanbodgericht worden gestuurd, hetgeen inhoudt dat bij het verlenen van de vergunning, op basis van de aard van de vergunning wordt beoordeeld of een toezichtsmoment wordt uitgevoerd.

 

Algemeen preventief toezicht ingevolge verordeningen

Naast vergunningen en ontheffingen kent bestaat het toezicht op verordeningen uit het zogenaamde ‘vrije veld’ toezicht op activiteiten die plaatsvinden waarvoor geen vergunning of ontheffing nodig is. Hierbij zijn de ‘kleine ergernissen’ het meest aansprekend (waaronder toezicht op hondenpoep, overlast op straat, toezicht blauwe zone).

 

Door het wegvallen van de politiesurveillanten per 1 januari 2013 vindt er geen actief toezicht meer plaats in de openbare ruimte, anders dan door de politie. Daarnaast wordt bij de inrichting van het gebiedsgerichte toezicht (zie paragraaf 9.2.2 e.v.) het vrije veld toezicht op grond van de APV betrokken.

 

 

Toezicht ingevolge Bijzondere Wetten

 

Het toezicht op Bijzondere Wetten ziet op het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet en de Wet op de Kinderopvang. Bij het toezicht worden de volgende frequenties aangehouden:

Soort vergunning/ontheffing

Prioriteit

Preventief

vergunninggebonden toezicht

Toezichtsfrequentie conform toezichtstrategie

 

minimaal

maximaal

Inrichtingseisen horecabedrijf

LAAG

0

1

Vergunning Drank- en Horecawet

GEMIDDELD

1

2

Ontheffing Drank- en Horecawet

LAAG

0

1

 

Toezicht op kinderopvang

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is geregeld dat het overheidstoezicht op de kwaliteit van de kinderopvang ( het toezien op de naleving van de regels) bij de gemeente is neergelegd. Het toezicht wordt onder gezag van het college van burgemeester en wethouders uitgeoefend door ambtenaren van de gemeentelijke gezondheidsdienst(GGD). Ten behoeve van het toezicht is door de Raad op 30 augustus 2011 een lokaal handhaving- en sanctiebeleid vastgesteld. Dit handhavings- en sanctiebeleid blijft ongewijzigd van kracht. In dit beleid is een prioritering aangebracht in de diverse regels die gelden voor dagopvang, bso’s, peuterspeelzalen en gastouderopvang. Op basis van deze prioritering worden hersteltermijnen en sanctiemiddelen bepaald.

9.2.1.4 Sturing op aanbod

Het toezicht op verleende omgevingsvergunningen is grotendeels aanbod gestuurd. Dat wil zeggen dat de benodigde inzet van de capaciteit voor toezicht afhankelijk is van het aantal verleende omgevingsvergunningen. In het uitvoeringsprogramma wordt voor het bepalen van de benodigde capaciteit dan ook gebruik gemaakt van kengetallen (aantallen verleende vergunningen in referentiejaren). In de praktijk kunnen deze kengetallen afwijken ten opzichte van het actuele aanbod. Ook kan, met name bij het bouwtoezicht, sprake zijn van een onevenredig aantal bouwprojecten met hoge of zeer hoge prioriteit. Hierop kan worden geanticipeerd door de 'lopende' procedures periodiek te analyseren. Hieruit ontstaat inzicht in de samenstelling van de werkvoorraad voor het vergunninggebonden toezicht.

De vastgestelde (handhaving)prioriteiten moeten worden geprojecteerd op de werkvoorraad. Hiermee wordt inzichtelijk welke prioriteit een vergunning voor wat betreft het toezicht heeft. Bij de inzet van capaciteit voor het toezicht worden eerst de zeer hoge prioriteiten in behandeling genomen en vervolgens de overige prioriteitsklassen in volgorde van prioriteit (van hoog naar laag).

9.2.2 Niet-vergunninggebonden toezicht

Het preventieve toezicht op niet-verguninggebonden taken vergt een andere aanpak dan het toezicht op vergunninggebonden taken, omdat het (veelal) vooraf niet duidelijk is waar, wanneer en in welke vorm overtredingen zich zullen voordoen. Het niet-vergunninggebonden preventieve toezicht is dan ook niet aanbod gestuurd. Via een toezichtsprogramma wordt invulling gegeven aan de niet-vergunninggebonden toezichtstaken. Programmatisch toezicht betekent in dit geval dat het toezicht op vooraf bepaalde (geplande) wijze en in een vooraf bepaalde frequentie wordt uitgevoerd. Dit programmatische toezicht kan op een aantal manieren worden uitgevoerd, te weten gebiedsgericht (zie paragraaf 8.2.2.1) en/of projectmatig (zie paragraaf 8.2.2.2).

 

De frequentie waarin het niet-vergunninggebonden preventieve toezicht plaatsvindt, wordt afgestemd op de bepaalde prioriteiten voor de betreffende handhavingstaken.

De exacte frequentie van het programmatische toezicht op de verschillende handhavingstaken wordt vastgelegd in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma op basis van de in- en externe beschikbare capaciteit.

 

Het preventieve niet-vergunninggebonden toezicht vindt binnen de volgende beleidsvelden plaats op de hiergenoemde handhavingsthema’s en -taken:

 

  • beleidsvelden Bouwen en Wonen

  • illegale bouw (bouwen van bouwwerken, bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde en bouwen tijdelijke bouwwerken zonder of in afwijking van omgevingsvergunning);

  • illegale sloop (slopen van bouwwerken zonder of in afwijking van omgevingsvergunning);

  • illegale wijzigingen aan monumenten (wijzigingen zonder of in afwijking van omgevingsvergunning);

  • omgevingsvergunningvrije bouwwerken (voldoen aan Bouwbesluit/welstandseisen);

  • bestaande bouw (Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening 2011: staat van onderhoud van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen, het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte uit en overige gebruiksbepalingen).

 

  • beleidsveld Ruimtelijke Ordening

  • illegaal aanleggen (aanleggen zonder of in afwijking van omgevingsvergunning in strijd met bestemmingsplannen);

  • illegaal gebruik van gronden en gebouwen (het gebruik van gronden en gebouwen zonder of in afwijking van omgevingsvergunning in strijd met bestemmingsplannen).

 

  • beleidsveld Verordeningen

  • naleving APV 2012 (openbare orde en veiligheid, overlast openbare ruimte, gebruik openbare ruimte, horeca/openbare inrichtingen);

  • naleving Regeling gebruik van gemeentegronden voor het innemen van een standplaats 2009 en Verordening op de Warenmarkt 2011 (illegaal gebruik markt-/standplaatsen);

  • naleving Afvalstoffenverordening 2011 (inzameling huishoudelijke afvalstoffen, inzameling bedrijfsafvalstoffen, zwerfafval, opslag van afvalstoffen, ontdoen of afgifte autowrakken/ caravans en dergelijke en aantasting milieu door motorvoertuigen);

  • naleving Verordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten 2011;

  • naleving Verordening gemeente De Ronde Venen inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden.

 

  • beleidsveld Bijzondere wetten

  • naleving Drank- en Horecawet (toezicht op verkoop van alcohol/leeftijdsgrenzencontrole);

  • naleving Wet op de Kansspelen (illegaal gebruik (kans-)speelautomaten);

  • Beleidsveld overige wetgeving

  • Huisvestingswet;

  • Wet kinderopvang.

9.2.2.1 Gebiedsgericht Toezicht

Gebiedsgericht toezicht houdt in dat de gemeente De Ronde Venen voor het uitvoeren van het toezicht op niet-vergunninggebonden taken wordt onderverdeeld in verschillende deelgebieden waarbinnen het niet-vergunninggebonden toezicht wordt uitgevoerd. De verschillende deelgebieden hebben ieder een onderscheidend karakter en een daarmee onderscheidende problematiek.

 

Er wordt binnen de gemeente De Ronde Venen onderscheid gemaakt in vier deelgebieden waarbinnen het gebiedsgerichte toezicht plaatsvindt, te weten:

  • Dorpscentra van Abcoude, Mijdrecht, Vinkeveen en Wilnis;

  • Bebouwde kommen (waaronder ook Amstelhoek, Baambrugge, Waverveen en De Hoef);

  • Buitengebied;

  • Industrie- en bedrijfsterreinen.

Bij het uitvoeren van het toezicht op niet-vergunninggebonden taken wordt vooraf aan elk toezichtsmoment op basis van de gebiedskarakteristieken en ervaringen met overtredingen uit het verleden op welke taakonderdelen op integrale wijze toezicht zich richt in dat gebied. Daarbij is de prioriteitstelling van taken leidend. Een en ander betekent dat het toezicht zich moet richten op die overtredingen die zich – op basis van ervaringscijfers – vaak voordoen in dat betreffende gebied. Hiermee wordt voorkomen dat toezichtscapaciteit wordt ingezet voor taakonderdelen waarvan bekend is dat overtredingen zeldzaam zijn. Het rendement van toezicht en ook het naleefgedrag wordt hiermee bevorderd. Zo nodig worden andere handhavingspartners, zoals brandweer, provincie en politie betrokken bij het toezicht.

 

Om het gebiedsgerichte toezicht verder vorm te geven zal bij het uitvoeringsprogramma de gebiedsindeling nader worden uitgewerkt op basis van de karakteristieken en kengetallen van overtredingen uit het verleden.

9.2.2.2 Projectmatig toezicht

Projectmatig toezicht houdt in dat er gekozen wordt voor het houden van toezicht op 1 of meerdere geselecteerde handhavingsthema’s/-taken op een projectmatige wijze. Dit houdt in dat vooraf in het uitvoeringsprogramma wordt bepaald welk thema/welke taken dit zijn en welke capaciteit hiervoor wordt ingezet, naast uiteraard de overige projectmatige onderdelen als planning, aansturing een dergelijke.

 

Voorbeelden van projecten binnen de gemeente De Ronde Venen zouden bijvoorbeeld kunnen zijn:

  • Controle op consumentenvuurwerk in samenwerking met de Brandweer en de Omgevingsdienst regio Utrecht;

  • Parkeerexcessen

  • Zwerfafval

  • leeftijdsgrenzencontrole Drank- en Horecawet.

9.2.2.3 Toezichtfrequentie niet-vergunninggebonden toezicht

In onderstaande tabel staat aangegeven in welke frequentie het preventieve toezicht plaatsvindt op basis van de verschillende prioriteiten:

 

Figuur 14

Prioriteit

Frequentie van het preventieve niet-vergunninggebonden toezicht

Zeer laag        

Voor de handhavingstaken met een zeer lage prioriteit vindt er geen actief toezicht plaats.

Laag                 

Voor de handhavingstaken met een lage prioriteit vindt er geen actief toezicht plaats.

Gemiddeld     

Voor de handhavingstaken met een gemiddelde prioriteit vindt er in een gemiddelde frequentie actief toezicht plaats. Dit betekent dat er minimaal 1 en maximaal 2 controles per handhavingstaak per jaar plaatsvinden.

Hoog              

Voor de handhavingstaken met deze prioriteit vindt er in een hoge frequentie actief en intensief toezicht plaats. Dit betekent dat er minimaal 3 en maximaal 6 controles per handhavingstaak per jaar plaatsvinden.

Zeer hoog      

Voor de handhavingstaken met deze prioriteit vindt er in een zeer hoge frequentie actief en intensief toezicht plaats. Dit betekent dat er minimaal 6 en maximaal 10 controles per handhavingstaak per jaar plaatsvinden.

 

In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma wordt uitgewerkt welke exacte toezichtfrequentie per taakonderdeel wordt ingezet, alsmede welke consequenties dit heeft voor het aantal controles en de hiervoor benodigde capaciteit.

9.3 Repressief toezicht

Onder repressief toezicht wordt verstaan: toezicht dat plaatsvindt op basis van verzoeken om handhaving en meldingen.

9.3.1 Verzoeken om handhaving

Op alle formele verzoeken om handhaving dient een besluit te worden genomen. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt namelijk “een beginselplicht tot handhaving” en zeker als derden hierom verzoeken. Het is daarom van belang dat bij de afhandeling van verzoeken om handhaving extra zorgvuldig te werk wordt gegaan.

Daarbij moet voor wat betreft het verzoek om handhaving wel worden voldaan aan de vereisten voor een aanvraag[1] en aan de voorwaarden van een aanvraag zoals deze zijn genoemd in artikel 4:2 Awb. De aanvraag wordt ondertekend en bevat tenminste:

 

  • de naam en het adres van de aanvrager;

  • de dagtekening;

  • een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

 

De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij/zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het uitgangspunt voor de afhandeling van verzoeken om handhaving is dat deze altijd binnen de wettelijke termijn dienen te worden afgehandeld, ongeacht de prioriteit die aan het betreffende taakonderdeel is gegeven.

 

Hierbij is het zo dat op alle verzoeken om handhaving altijd een besluit dient te volgen, inhoudende:

 

  • 1.

    een besluit tot afwijzing van het verzoek;

  • 2.

    een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom/bestuursdwang aan overtreder.

 

Ad. 1 Indien een verzoek om handhaving wordt afgewezen, dient de verzoeker dit bij formeel besluit kenbaar te worden gemaakt. Het afwijzingsbesluit dient net als alle overige besluiten te voldoen aan de vereisten van de Awb. Dit besluit is tevens voor bezwaar en beroep vatbaar. Redenen voor afwijzing van het verzoek kunnen zijn:

 

  • na controle en juridische toetsing blijkt dat er geen sprake is van een overtreding;

  • na controle en juridische toetsing blijkt dat er wel sprake is van een overtreding, maar dat er daarbij sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving kan worden afgezien (bijvoorbeeld in het geval van concreet zicht op legalisatie).

 

Ad. 2 Indien er na controle en juridische toetsing blijkt dat er sprake is van een overtreding, waarbij er tevens geen bijzondere omstandigheden bekend zijn op grond waarvan van handhaving kan worden afgezien, dient er op het verzoek om handhaving altijd een handhavingsbesluit te volgen. Concreet betekent dit dat er alsdan een bestuursrechtelijk sanctiemiddel dient te worden opgelegd aan de overtreder.

 

Om ervoor te zorgen dat de overtreder ineens geconfronteerd wordt met een handhavingsbesluit wordt de overtreder alvorens dit besluit wordt opgelegd zoals gebruikelijke eerst in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze te geven. Pas als de overtreding en alle belangen in beeld zijn gebracht volgt het definitieve handhavingbesluit.

[1] Artikel 1:3, eerste lid Awb: Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.

9.3.2 Meldingen

In dit integraal handhavingbeleidsplan is uitsluitend sprake van een melding als de melding betrekking heeft op een concrete handhavingstaak, bijvoorbeeld een melding door de buren over bouw zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning of illegaal gebruik.

 

Klachten over (het functioneren van) ambtenaren en/of over de gemeentelijke organisatie(s) vallen niet onder het bereik van het integraal handhavingsbeleidsplan. Hiervoor geldt namelijk een aparte klachtenregeling op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Meldingen kunnen alleen schriftelijk via een brief als ook digitaal via de email bij de afdeling Omgevingszaken binnenkomen.

 

Eerst wordt beoordeeld of de (schriftelijke) melding niet moet worden opgevat als een verzoek om handhaving. Bestaat er onduidelijkheid over de aard van de (schriftelijke) melding, dan wordt altijd contact gezocht met de melder om vastgesteld te krijgen hoe de melding dient te worden opgevat en hoe de melding vervolgens dient te worden afgehandeld. Is de betreffende melding geen verzoek om handhaving dan ontvangt de melder binnen de hiervoor geldende termijn een schriftelijke reactie met daarin beschreven hoe verder met de melding wordt omgegaan. Betreft de melding wel een verzoek om handhaving dan geldt een andere wijze van afhandeling (zie paragraaf 8.3.1).

 

Een van de uitgangspunten is dat meldingen altijd binnen een redelijke termijn, conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht worden afgehandeld. De melder moet altijd uitsluitsel krijgen over hoe de gemeente met de melding omgaan. Verder geldt  dat meldingen inzake onveilige of gevaarlijke situaties altijd direct in behandeling worden genomen. Dit betekent dat degene die de melding in behandeling neemt een goede inschatting dient te maken van de aard en de ernst van de situatie.

 

Anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen, tenzij er naar inschatting van degene die de melding in behandeling neemt mogelijk sprake is van een onveilige of gevaarlijke situatie.

 

Bij de afhandeling van meldingen wordt gekeken naar de prioriteit van het taakonderdeel/thema. Betreft de melding een taakonderdeel die een gemiddelde tot zeer hoge prioriteit heeft gekregen dan krijgt deze voorrang op meldingen waarvan de prioriteit op laag tot zeer laag is vastgesteld. Het is daarom van belang dat er bij binnenkomst van de meldingen meteen een goed beeld ontstaat van (het belang van) de melding en het taakonderdeel waarop de melding betrekking heeft.

Afhankelijk van het belang en de spoedeisendheid van de melding wordt ingeschat of directe afhandeling van de melding noodzakelijk is. In bepaalde gevallen kan worden afgeweken van de prioriteit die aan het betreffende taakonderdeel is toegekend. Bijvoorbeeld het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan heeft een lage prioriteit gekregen, maar in bepaalde gevallen kan naar aanleiding van een melding direct optreden noodzakelijk zijn. Dergelijke bijzondere meldingen waarbij sprake lijkt te zijn van direct gevaar en/of een onveilige situatie worden altijd direct behandeld.

 

Tot nu toe heeft de gemeente De Ronde Venen hoofdzakelijk de insteek gehad om altijd alle meldingen in behandeling te nemen en af te handelen. Dit neemt echter een groot deel van de capaciteit van de gemeentelijke organisatie in belslag, omdat de melding in behandeling wordt genomen door een medewerker en er een toezichthouder langs wordt gestuurd om te beoordelen in hoeverre de melding gegrond is. Deze toezichthouder maakt vervolgens een controlerapport op en indien nodig worden de uitkomsten hiervan intern met een collega en/of de Coördinator Handhaving besproken. Tot slot wordt de uitkomst van de behandeling van de melding teruggekoppeld aan de melder. Dit levert dus een enorme aanslag op de beschikbare capaciteit op en dat alles misschien voor een handhavingstaak waarvan de prioriteit wellicht laag is.

 

Om dit te veranderen wordt ervoor gekozen om op de in de volgende tabel genoemde wijze om te gaan met meldingen. Hierbij is er een rechtstreeks verband aangebracht tussen de prioriteit die aan de betreffende handhavingstaak is gegeven en de wijze van afhandeling van de melding.

Prioriteit

Afhandeling van meldingen

Zeer laag         

Meldingen met betrekking tot handhavingstaken met een zeer lage prioriteit worden in behandeling genomen, in die zin dat de melding wordt geregistreerd en een reactie naar de melder wordt gegeven dat de behandeling wordt uitgesteld omdat afhandeling geen prioriteit heeft.

Laag                            

Meldingen met betrekking tot handhavingstaken met een lage prioriteit worden in behandeling genomen, in die zin dat de melding wordt geregistreerd en een reactie naar de melder wordt gegeven dat de behandeling wordt uitgesteld omdat afhandeling geen prioriteit heeft.

Gemiddeld    

Meldingen met betrekking tot handhavingstaken met een gemiddelde prioriteit worden in behandeling genomen, in die zin dat de melding wordt geregistreerd en de melder een reactie krijgt waarin de verwachte termijn van afhandeling wordt aangegeven.

Hoog              

Meldingen met betrekking tot handhavingstaken met een hoge prioriteit worden in behandeling genomen, in die zin dat de melding wordt geregistreerd en direct in behandeling worden genomen. De melder krijgt een reactie waarin de verwachte termijn van afhandeling wordt aangegeven.

Zeer hoog      

Meldingen met betrekking tot handhavingstaken met een zeer hoge prioriteit worden direct met voorrang in behandeling genomen, in die zin dat de melding wordt geregistreerd en direct wordt afgehandeld met een zeer hoge prioriteit.

Voor de afhandeling van meldingen inzake handhavingstaken met een lage en zeer lage prioriteit zal geen capaciteit worden geprogrammeerd. Voor de afhandeling van meldingen met betrekking tot handhavingstaken met een gemiddelde, hoge en zeer hoge prioriteit wordt wel capaciteit geprogrammeerd. Meerdere meldingen met betrekking tot dezelfde handhavingstaak kunnen wel aanleiding geven af te wijken van het uitvoeringsprogramma of de planning om een efficiënte aanpak van de melding te bewerkstellingen. Bij de jaarlijkse evaluatie van het uitvoeringsprogramma zal dan moeten worden bekeken in hoeverre de meldingen, meldingen en handhavingverzoeken aanleiding geven tot aanpassing van de toezichtstrategie en/of de inzet van de capaciteit.

9.4 Schematisch overzicht Toezichtstrategie

Ter verduidelijking en samenvatting van de toezichtstrategie en de hiervoor genoemde vormen van toezicht worden deze in onderstaand schema nog eens grafisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling  

10. Sanctie- en Gedoogstrategie

10.1 Inleiding

In de sanctiestrategie is aangegeven hoe de gemeente De Ronde Venen omgaat met de inzet van handhavingsinstrumenten tegen geconstateerde overtredingen. Uitgangspunt is de beginselplicht tot handhaving, zoals deze in de rechtspraak is geformuleerd. Van de overheid mag verwacht worden dat zij handhavend optreedt tegen geconstateerde overtredingen. Echter, niet tegen alle overtredingen is het mogelijk en wenselijk handhavend op te treden. Bovendien is er ook niet de capaciteit om in alle gevallen handhavend op te treden. De strategie biedt daarom een afwegingskader voor de inzet van handhavingsinstrumenten. In de strategie wordt aan de hand van een stappenschema een aantal keuzemogelijkheden doorlopen om zo tot een gedegen afweging te komen voor de inzet van sanctiemiddelen.

De sanctiestrategie omvat:

  • een koppeling met de gestelde prioriteiten

  • een koppeling met de beleidsuitgangspunten en doelen van de gemeente De Ronde Venen

  • een afwegingskader om te bepalen of handhavend optreden aan de orde is

  • een gedoogkader om te bepalen of tijdelijk afzien van handhaving aan de orde kan zijn

  • een kader voor het bepalen van de aard van de sanctie

  • een regeling voor optreden tegen strijdigheden welke zijn begaan door de eigen organisatie en/of andere overheden.

10.2 Sanctieoplegging is sluitstuk van de handhaving

Uitgangspunt voor de sanctiestrategie is dat handhavend optreden met sanctiemiddelen in de gemeente De Ronde Venen het sluitstuk van het handhavingsproces is. Zoals al uit de visie op handhaving is gebleken is de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en burgers belangrijk. Dit betekent dat de gemeente De Ronde Venen waarde hecht aan het oplossen van overtredingen zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van de formele handhavingsinstrumenten. Zowel de toezichthouders, als de handhavingsjuristen hebben daarom een actieve rol in het oplossen van overtredingen in den minne’. Voor de sanctiestrategie wordt daarom onderscheid gemaakt in de ‘zachte aanpak’ en ‘harde aanpak’. Uitgangspunt is dat bij elke overtreding wordt beoordeeld of een oplossing in de minne, dus zonder sanctieoplegging mogelijk is. Dit leidt uitzondering in de volgende gevallen:

  • Er is sprake van (acuut) gevaar voor veiligheid en gezondheid

  • Er is sprake van een mogelijke onomkeerbare situatie

  • Er is sprake van recidive (herhaling van overtreding door dezelfde overtreder).

 

Hierna wordt de sanctiestrategie nader uitgewerkt voor wat betreft de te doorlopen stappen en sanctiebepaling. Een nadere toelichting op de inzet van de verschillende handhavingsinstrumenten is opgenomen in bijlage

10.3 Integraal stappenschema

Het opleggen van sanctiemiddelen gebeurt integraal. Dat wil zeggen dat bij alle overtredingen op dezelfde wijze wordt opgetreden. Om te borgen dat sanctiemiddelen consequent en op de juiste wijze worden toegepast, wordt de wijze van handhaving bepaald aan de hand van onderstaand stappenschema. Bij elke procedure wordt onderstaand schema doorlopen.

 

afbeelding binnen de regeling

10.4 Sanctieschema

Op basis van het stappenschema wordt bepaald of er sprake is van een overtreding die prioriteit heeft en objectief en subjectief handhaafbaar is. Als dit het geval is dan is de volgende stap te bepalen welke sanctie moet worden opgelegd. Bij het bepalen van het sanctiemiddelen speelt gevaarzetting, schade en onomkeerbaarheid een belangrijke rol. De mate waarin een overtreding tot (onomkeerbare) gevaarzetting of schade leidt en de termijn waarop dit gevaar of deze schade ontstaat is bepalend voor de inzet van (de juiste) dwangmiddelen.

 

Als de overtreding geen direct en onomkeerbaar gevaar of schade oplevert of als dit gevaar zich pas

na enige tijd (mogelijk) zal voordoen, wordt een last onder dwangsom opgelegd. De

overtreder kan dan zelf de overtreding beëindigen. Bij het bepalen van de begunstigingstermijn wordt daarbij rekening gehouden met de verwachte gevaarzetting, onomkeerbaarheid en/of schade.

 

Als er wél sprake is van binnen korte termijn (hieronder verstaan maximaal 4 weken) te verwachten onomkeerbaar gevaar of schade, dan ligt een last onder bestuursdwang meer voor de hand. Als de overtreder dan de overtreding zelf niet ongedaan maakt, dan kan het bestuur zelf de overtreding (doen) beëindigen en daarna de kosten op de overtreder verhalen.

 

Als er op hele korte termijn (binnen 2 weken) gevaar dreigt dan wordt gekozen voor spoed bestuursdwang. Er volgt dan wel eerst een besluit van het bestuursorgaan maar de overtreder krijgt geen termijn om de overtreding zelf te beëindigen. Het bestuursorgaan gaat direct zelf tot uitvoering over.

 

Bij acute gevaarzetting of acute schade kan er ook tot spoedheidshalve bestuursdwang (5:31 lid 2 Awb) overgegaan worden. In dat geval neemt het bestuursorgaan eerst zelf herstelmaatregelen (voert dus zelf de bestuursdwangmaatregelen uit) en wordt de overtreder pas later een besluit tot oplegging van bestuursdwang toegestuurd.

 

Het voorgaande laat zich samenvatten tot navolgend sanctieschema:

afbeelding binnen de regeling

10.5 Handhaving bij overtreding door eigen organisatie of andere overheid

De aanpak van overtredingen die zijn begaan door andere overheden of een overtreding van de eigen

overheid, is in principe niet anders dan de aanpak van overtredingen door anderen. Maar bij

overtredingen die begaan worden door de overheid is de geloofwaardigheid van de overheid in het geding. In de procedure die volgt op een overtreding van de overheid moet daarom extra zorgvuldig worden gehandeld met betrekking tot transparantie en openbaarheid. De genoemde extra transparantie en openbaarheid bestaan hierin dat:

  • De voor de dienst of instelling verantwoordelijke portefeuillehouder, de voor de handhaving verantwoordelijke portefeuillehouder worden direct in kennis gesteld van de overtreding.

  • Het afdelingshoofd Omgevingszaken door het bestuur gemandateerd is om, bij constatering van een overtreding van een kernbepaling door een eigen overheidsdienst of –instelling, dit schriftelijk te melden aan het Openbaar Ministerie en tevens onverkort de gebruikelijke bestuursrechtelijke handhavingsstappen aan te kondigen.

  • Wanneer een toezichthouder bij een eigen dienst of overtreding van een (kern)bepaling constateert waarvoor niet het eigen bestuur bevoegd is meldt het afdelingshoofd Omgevingszaken dit eveneens bij het OM en/of het bevoegde gezag.

10.6 Afstemming bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden

Tegen begane overtredingen is in veel gevallen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk optreden

mogelijk. De instrumenten van het bestuursrechtelijk optreden zijn vooral toegesneden op het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van de overtreding en op het herstel van de situatie. De

instrumenten van het strafrecht zijn vooral toegesneden op het straffen van de overtreder en op het

wegnemen van dienst wederrechtelijk genoten voordeel. Algehele afstemming tussen het

gemeentebestuur en het Openbaar Ministerie vindt plaats in lokaal en regionaal handhavingsoverleg.

 

Bij de keuze van een sanctiestelsel worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Voor de handhaving van regels in de ‘besloten context’ is bestuursrechtelijke handhaving het uitgangspunt.[1]

  • Voor de handhaving van regels in de ‘open context’[2] is strafrechtelijke handhaving het uitgangspunt, met een dominante rol voor de politie, buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) en het OM.

 

Op basis van (incidentele of structurele) afspraken tussen het OM en bestuur wordt bepaald of een

bestuursrechtelijke beschikking wordt genomen, een proces-verbaal wordt opgemaakt of beide routes

worden bewandeld. Dit wordt bepaald door de werkzaamheid van strafrecht of bestuursrecht voor de te bereiken doelen: herstel, ontmoediging en straf. In het geval van zwaardere (milieu)overtredingen zullen beide routes worden bewandeld. Dit is bijvoorbeeld anders indien:

  • Bestuursrecht geen functie heeft. Bijvoorbeeld omdat herstel onmogelijk is en dus alleen ontmoediging en straf aan de orde is.

  • Strafrecht geen functie heeft. Bijvoorbeeld indien de bestuurlijke eis tot herstel al voldoende straf inhoudt.

[1]Kenmerkend voor een besloten context is het bestaan van een gespecialiseerd bestuursorgaan dat met de uitvoering

van zekere wetten is belast en daardoor te maken heeft met een afgebakende doelgroep (bijv. vergunningen en

vergunninghouders) en dat tussen dat orgaan en de doelgroep verbindingen zijn door middel van het uitoefenen van

toezicht op de naleving van de betreffende wettelijke bepalingen.

[2]Er is sprake van een open context als niet aan de voorwaarden van de besloten context wordt voldaan en er dus geen

duidelijk afgebakende doelgroep is. Hierbij moet er gedacht worden aan het constateren van een overtreding in de

openbare ruimte welke is opgespoord door surveillance.

10.7 Gedoogsituaties

In de kabinetsnota “Grenzen aan gedogen” uit het jaar 1996 is gedoogbeleid vastgelegd. In het rapport van de commissie Oosting, dat is verschenen na de ramp in Enschede wordt het rijksbeleid ten aanzien van gedogen nog eens expliciet bevestigd.

 

Het voorgaande betekent dat het gedogen van overtredingen van wet- en regelgeving aan strenge voorwaarden is gebonden, waarbij alleen in de volgende categorieën van situaties gedoogd zal worden.

 

Categorie 1.      Situaties waarin handhaving zou leiden tot onmiskenbare onbillijkheden

 

Binnen deze eerste categorie worden de volgende gevallen onderscheiden:

 

  • overmacht- en noodsituaties: hieronder worden verstaan gevallen waarin de situatie dwingt tot het laten prevaleren van een bepaald belang boven de andere betrokken belangen;

  • situaties in een overgangsperiode: hieronder worden verstaan gevallen waarin de consequenties van handhaving niet in redelijke verhouding staan tot de belangen die met (onmiddellijke) handhaving zouden zijn gediend, omdat er sprake is van een bepaalde overgangsperiode. Hierbij kan bijvoorbeeld geacht worden aan situaties waarbij er gewijzigde regelgeving op komst is betreffende de begane overtreding of situaties waarbij er reeds een vergunningaanvraag in behandeling is genomen.

De hiervoor bedoelde belangen kunnen zijn:

 

  • het algemeen belang van het handhaven;

  • de ernst van de overtreding;

  • de tijd dat de overtreding reeds en/of nog voortduurt;

  • de precedentwerking;

  • de bescherming van de rechten van derden;

  • de opzettelijkheid van de overtreding en;

  • het vertrouwen dat de gemeente eventueel heeft opgewekt richting de overtreder.

 

Categorie 2       Situaties waarin het algemeen belang evident beter is gediend met gedogen dan met handhavend optreden

 

Bij deze categorie van situaties wordt aangegeven dat in sommige gevallen ten behoeve van het door de wettelijke norm beschermde belang meer kan worden bereikt met afspraken over de termijn waarbinnen en de wijze waarop de naleving zal plaatsvinden dan met strikte handhaving.

Categorie 3       Situaties waarin een zwaarder belang het gedogen rechtvaardigt

 

Bij deze categorie van situaties wordt gewezen op het geval dat een rechtsbeginsel ertoe leidt dat andere belangen dan die door de overtreden norm worden beschermd in de door het bestuur te verrichten afweging doorslaggevend moet worden geacht.

 

Bij de overweging om te gedogen wordt ook gekeken naar de prioriteit die aan de betreffende handhavingstaak is gegeven in het kader van het integraal handhavingsbeleid.

Het is namelijk voorstelbaar dat een overtreding van een voorschrift met betrekking tot een handhavingstaak met een lage prioriteit zich beter leent voor gedogen dan een overtreding van een voorschrift met betrekking tot een handhavingstaak met een (zeer) hoge prioriteit.

 

Het is uiteraard niet vanzelfsprekend dat vanuit bovenstaande situaties een gedoogbeschikking wordt genomen.

 

Alleen dan weten alle betrokkenen waar zij aan toe zijn en kunnen eventuele derdebelanghebbenden in staat worden gesteld om hun rechtsmiddelen aan te wenden. Een gedoogbeschikking is immers een besluit in de zin van de Awb, dus bezwaar en beroep staan hiertegen open.

 

De gemeente De Ronde Venen gedoogt alleen als wordt voldaan aan alle gedoogvoorwaarden conform het rijksbeleid.

10.8 Gedoogvoorwaarden

Het uitgangspunt van de gemeente De Ronde Venen bij gedogen is dat alleen in bijzondere situaties waarbij aan specifieke voorwaarden is voldaan kan worden gedoogd. De voorwaarden om te gedogen zijn cumulatief de volgende:

 

  • in het kader van een zorgvuldige afweging is sprake van zodanige specifieke omstandigheden dat in het concrete geval, of categorie van gevallen, handhaving zou leiden tot een onevenredige en daardoor onrechtmatige schending van één of meerdere betrokken belangen;

  • gedogen vindt uitsluitend actief (dus schriftelijk en onder voorwaarden) plaats. Dit betekent dat passief/stilzwijgend gedogen niet aanvaardbaar is en dus ook niet gebeurt. Bij actief gedogen is er sprake van een formele gedoogbeschikking conform de eisen die aan besluiten worden gesteld volgens de Awb. Dit betekent ondermeer dat aan de gedoogbeschikking een goede motivering ten grondslag ligt en dat er een zorgvuldige belangenafweging in op wordt genomen;

  • in de gedoogbeschikking worden altijd voorwaarden opgenomen waaraan dient te worden voldaan, wil de overtreder aanspraak blijven maken op de beschikking. Welke voorwaarden dit zijn is afhankelijk van de specifieke situatie in het betreffende geval. In de gedoogbeschikking wordt daarbij een termijn genoemd waarbinnen de gedoogbeschikking geldt;

  • er wordt uitsluitend gedoogd zolang de gedoogvoorschriften zelf niet overtreden worden. Dit betekent dat (persisteren) in het overtreden van deze voorschriften moet leiden tot het intrekken van de gedoogbeschikking en het handhaven van het oorspronkelijke voorschrift.

11. Aanzet voor uitvoeringsprogramma

Wettelijke kwaliteitseisen

 

Artikel 7.3 Uitvoeringsprogramma

1 .Het bestuursorgaan werkt het handhavingsbeleid jaarlijks uit in een

uitvoeringsprogramma waarin wordt aangegeven welke van de voorgenomen activiteiten het

bestuursorgaan het komende jaar uitvoert. Daarbij houdt het bestuursorgaan rekening met de

krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen en de krachtens artikel 7.2, derde lid, onder a,

gestelde prioriteiten.

 

Artikel 7.4 Uitvoeringsorganisatie

1 .Het bestuursorgaan richt zijn organisatie zodanig in dat een adequate en behoorlijke uitvoering van

het handhavingsbeleid, bedoeld in artikel 7.2, en het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3,

gewaarborgd is. Daartoe draagt het bestuursorgaan er in ieder geval zorg voor dat:

a. de personeelsformatie ten behoeve van de handhaving en de bij de onderscheiden functies

behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd;

b. de personen die zijn belast met de voorbereiding van besluiten ten aanzien van aanvragen om een

omgevingsvergunning voor zover deze betrekking hebben op activiteiten met betrekking tot een

inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de wet of met de voorbereiding van

beslissingen als bedoeld in artikel 8.40a, derde lid, van de Wet milieubeheer of het stellen van

voorschriften als bedoeld in artikel 8.42, eerste lid, van de Wet milieubeheer niet worden belast met:

1°. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde met betrekking

tot een inrichting, en

2°. het voorbereiden of uitvoeren van bestuurlijke sancties met betrekking tot een inrichting;

c. een krachtens artikel 5.10 van de wet aangewezen ambtenaar niet voortdurend feitelijk wordt belast

met het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde

met betrekking tot dezelfde inrichting;

d. de organisatie van het bestuursorgaan ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar is.

 

Het handhavingsbeleid zoals vastgelegd in deze nota wordt jaarlijks vertaald naar een Uitvoeringsprogramma. Het Uitvoeringsprogramma is onderdeel van de beleidscyclus waarin beleid, uitvoering, monitoring en evaluatie samenkomen. Om te komen tot een cijfermatig programma voor toezicht en handhaving is het noodzakelijk de bestaande in- en (aanvullende) externe capaciteit te koppelen aan de voorgestelde prioriteiten en doelen. Met andere woorden, bij het bepalen van de uiteindelijke inzet van capaciteit op de verschillende toezichts- en handhavingstaken van dit beleidsplan wordt op basis van de prioriteitstelling per taak het aantal uren inzet geraamd. Bij de raming van de capaciteit wordt voor het vergunninggebonden toezicht gebruik gemaakt van kengetallen uit voorgaande jaren (bijv. het aantal verleende omgevingsvergunningen voor bouwen in het jaar 2011). Zo wordt een inschatting gemaakt van de benodigde capaciteit voor het uitvoeren van toezicht op omgevingsvergunningen conform de hiervoor bepaalde prioriteiten en toezichtsstrategie. Ook bij het inschatten van de benodigde juridische capaciteit vormen kengetallen uit het verleden de basis voor de raming van de capaciteit.

 

Uitgangspunt bij het opstellen van een uitvoeringsprogramma is dat de benodigde capaciteit per taakveld wordt berekend op basis van de gestelde prioriteiten en strategie. De bestaande capaciteit voor toezicht en handhaving is daarbij het vertrekpunt. Indien de bestaande capaciteit niet toereikend is om voor alle taakvelden conform de strategie het toezicht uit te voeren wordt bij het toekennen van capaciteit voorrang gegeven aan de hoogste prioriteiten. Dit betekent dat op gemiddelde of laag geprioriteerde taken het aantal gewenste toezichtsmomenten niet wordt gehaald. Op basis van een voorstel, met zo nodig diverse varianten, stellen College en Raad uiteindelijk het gemeentelijke ambitieniveau (incl. handhavingsintensiteit) vast.

12. Monitoring en evaluatie

Wettelijke kwaliteitseisen

 

Artikel 7.6 Monitoring

1. Het bestuursorgaan bewaakt met behulp van een geautomatiseerd systeem de resultaten en de

voortgang van:

a. de uitvoering van het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, eerste lid;

b. het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen.

2. In het systeem worden voorts in het kader van de handhaving verkregen gegevens geregistreerd.

 

Artikel 7.7 Rapportage

1. Het bestuursorgaan rapporteert periodiek over:

a. het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen;

b. de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, in verhouding tot

de prioriteitenstelling, bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onder a;

c. de uitvoering van de afspraken, bedoeld in artikel 7.2, vijfde lid.

2. Het bestuursorgaan evalueert jaarlijks of de in het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3,

eerste lid, opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen

aan het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen.

3. Burgemeester en wethouders maken de rapportage, bedoeld in het eerste lid, en het verslag van

de evaluatie, bedoeld in het tweede lid, bekend aan de gemeenteraad. Gedeputeerde staten maken

de rapportage, bedoeld in het eerste lid, en het verslag van de evaluatie, bedoeld in het tweede lid, bekend aan provinciale staten

Voortdurend ontstaan bij de uitvoering van het handhavingprogramma nieuwe inzichten inzake de handhaving. Nieuwe inzichten kunnen zich bijvoorbeeld voordoen op basis van wijzigingen in naleefgedrag. Deze nieuwe inzichten kunnen aanleiding geven tot bijstelling van beleid, prioriteiten en uitvoering. Daarom wordt het handhavingsbeleidsplan en het daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma jaarlijks geëvalueerd. Deze

evaluatie kan aanleiding geven tot wijzigingen in het Handhavingsuitvoeringsprogramma voor het

komende jaar. Handhavingsbeleid is daarmee een continue proces.

12.1 Monitoring

Het registreren van kwantitatieve en kwalitatieve handhavingsgegevens is met name van

belang ten behoeve van de evaluatie van het beleid, de in te zetten capaciteit en de verantwoording naar het bestuur en management. De meetbare doelstellingen worden daarbij ontleend aan het uitvoeringsprogramma.

 

Een adequaat registratiesysteem dient tenminste de volgende informatie te bevatten:

  • aantallen uitgevoerde controles;

  • aantal geconstateerde overtredingen (naar aard en gebied;

  • aantallen handhavingsprocedures naar taak;

  • opgelegde bestuursrechtelijke sancties (naar soort, omvang en resultaat);

  • aantallen bezwaar, beroeps- en hoger beroepsprocedures (naar soort, taak en resultaat).

 

Naast de hierboven genoemde indicatoren zijn ook andere gegevens belangrijk om te monitoren.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • het aantal uren per controle (naar taak);

  • het aantal klachten en meldingen (verdeeld naar taak/thema);

  • het aantal handhavingsverzoeken (naar taak en resultaat)

  • procesgegevens zoals termijnen van afwikkeling handhavingsprocedures;

  • het aantal adviezen over de handhaving aan andere bestuursorganen en de daarmee gemoeide uren;

  • gegevens van andere handhavingorganisaties.

 

Na afloop van ieder halfjaar zal een rapportage worden opgesteld op basis van de verzamelde gegevens ten behoeve van het management en het college, waarin tenminste over de volgende onderwerpen wordt gerapporteerd:

  • Het aantal geplande en bestede uren per taak uit het uitvoeringsprogramma;

  • De geraamde externe kosten, de aangegane en betaalde verplichtingen;

  • Het aantal geplande en uitgevoerde projecten;

  • Het aantal en bestede tijd aan handhavingsprocedures.

 

De tweede rapportage heeft daarbij het karakter van een jaarverslag en evaluatie. Het college maakt de rapportage en het jaarverslag bekend aan de gemeenteraad.

12.2 Evaluatie

Het Besluit omgevingrecht schrijft voor dat regelmatig moet worden bezien of het beleid aanpassing vergt. Dit gebeurt in ieder geval naar aanleiding van de jaarlijkse evaluatie van het uitvoeringsprogramma. Het handhavingsbeleid, het uitvoeringsprogramma, de rapportage en de evaluatie-uitkomsten moeten bekend worden gemaakt aan de politiek vertegenwoordigende organen. In welke vorm of op welke wijze dat plaatsvindt, is ter bepaling van het bestuursorgaan. Aan de opbouw van het verslag zijn geen wettelijke eisen gesteld. Wel is gesteld dat rapportage

plaats vindt over de resultaten van het uitgevoerde beleid. Een opbouw vanuit de

probleemanalyse, strategie, programmering en uitvoering is noodzakelijk. In de verslaglegging staat op welke wijze de voorgenomen activiteiten zijn gerealiseerd. Daarnaast is aangegeven in hoeverre zij

hebben bijgedragen aan de vastgelegde handhavingsdoelstellingen.

Bijlage 1 Uitwerking beleidsuitgangspunten

Bijlage 2 Overzicht handhavingsthema en taken

Bijlage 3 Toelichting risicoanalyse

Bijlage 4 Uitkomst risicoanalyse

Bijlage 5 Prioriteitenoverzicht

Bijlage 6 Toelichting bestuursrechtelijke sanctiemiddelen