Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

Geldend van 08-04-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

De raad van de gemeente Delfzijl;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 januari 2010;

gelet op de artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2010;

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" wordt een belastingen geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2 heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      1. als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      2. als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

De belasting bedoeld in artikel 2 wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

De belasting bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2 moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren als zodanig wordt aangegeven.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2 mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2 bedragen € 51,00.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening parkeerbelastingen 2007" van 06 september 2007, met nummer 5, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2010"

Ondertekening

Delfzijl, 25 februari 2010,
 
De raad voornoemd,
 
voorzitter
(E.A. Groot)
 
griffier
(O. Rijkens)

Tarieventabel

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2010.

 

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in arti­kel 2 bedraagt:

gebied

bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van

bedrag

per tijdseenheid van

A

60 minuten

€ 0,40

30 minuten

B

geen maximum

€ 0,20

15 minuten

Starttarief bij gebied B is € 0,40 voor de eerste 30 minuten.

 

Behoort bij het raadsbesluit van 25 februari 2010 tot vaststelling van de Verorde­ning par­keer­belas­tin­gen 2010.

Delfzijl, 25 februari 2010,

 

De raad voornoemd,

 

voorzitter

(E.A. Groot)

 

griffier

(O. Rijkens)

N.B.

Met de letters A en B worden gebiedsaanduidingen bedoeld. Deze zijn op een gewaarmerkte kaart aangegeven, zoals bedoeld in het aanwijzingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders.