Regeling vervallen per 19-09-2020

Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013

Geldend van 18-01-2013 t/m 18-09-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet(ten): Wet werk en bijstand (WWB), Wet inkomensvoorziening oudere engedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • b.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders;

    • c.

      uitkering en uitkeringsnorm: de bijstand, bedoeld in artikel 5, onderdelen b en d (inclusief de langdurigheidstoeslag) van de WWB en artikel 5 vierde lid IOAW en IOAZ;

    • d.

      participatievoorzieningen: voorzieningen, subsidies, vergoedingen voor kosten welke zijn verstrekt in het kader van de participatie, conform de participatieverordening;

    • e.

      handhaving: alle activiteiten van de gemeente die erop gericht zijn dat regels worden nageleefd;

    • f.

      bestuurlijke boete: de boete bedoeld in de artikelen 18a WWB en 20a IOAW respectievelijk IOAZ.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1. Het college is verantwoordelijk voor het nemen van preventieve maatregelen gericht op hetvoorkomen van oneigenlijk gebruik en misbruik (fraude) van de wetten. Hieronder wordt onder meer verstaan dat het college belanghebbenden vroegtijdig voorlicht en activiteiten en instrumenten inzet om de dienstverlening te optimaliseren, waardoor een spontane naleving van regels bevorderd wordt.

  • 2. Het college neemt repressieve maatregelen gericht op het bestrijden van fraude. Hieronder wordt onder meer verstaan dat overtreding en fraude vroegtijdig geconstateerd en voortvarend afgehandeld worden en dat bij geconstateerde fraude daadwerkelijk de ten onrechte verstrekte bijstand wordt teruggevorderd en/of een opgelegde bestuurlijke boete conform de wetten wordt opgelegd.

Artikel 3 Voorlichting en communicatie

Het college kan bij beleidsregels invulling geven aan de fraudepreventie. Deze beleidsregels kunnenin ieder geval betrekking hebben op:

  • a.

    de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van uitkering evenals aan ondersteuning bij arbeidsinschakeling zijn verbonden;

  • b.

    de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • c.

    de wijze van controle bij de vaststelling van het (verdere) recht;

  • d.

    de handelwijze bij inconsequenties bij de vaststelling van het (verdere) recht;

  • e.

    het gebruik van themacontroles bij de beoordeling van het (verdere) recht.

Artikel 4 Verificatie en valideren van gegevens

  • 1. Het college voert bij de aanvraag en de vaststelling van (verder) recht bestandsvergelijkingenuit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd.

  • 2. Op grond van de in het vorige lid bedoelde controle kan de uitkering, de uitkeringsnorm en/of ondersteuning bij participatie na verificatie bij de belanghebbende worden aangepast aan de veranderde omstandigheden.

Artikel 5 Controle

  • 1. Het college controleert de rechtmatigheid van de verstrekte uitkering en uitkeringsnorm aan de hand van onderzoeken welke nader vastgelegd worden in beleidsregels.

  • 2. Op basis van de controle als bedoeld in het vorige lid, neemt het college besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 3. Het college onderzoekt informatie die relevant is voor het recht op uitkering dan wel participatievoorzieningen.

Artikel 6 Gevolgen van fraude

  • 1. Indien de belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de toekenning, de hoogte, de duur of de voortzetting van de uitkering, dan wel de ondersteuning bij participatie gericht op arbeidsinschakeling legt het college een bestuurlijke boete op conform art 18a WWB en 20a IOAW respectievelijk IOAZ en vordert de eventueel ten onrechte ontvangen uitkering terug.

  • 2. Indien een gedraging van belanghebbende, als bedoeld in het vorige lid, leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de ten onrechte ontvangen kosten van uitkering of participatie terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 7 Bevoegdheid College

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening, nadere regels vaststellen.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013”.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    Na haar bekendmaking treedt de verordening in werking op 1 januari 2013.

  • 2.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening is ingetrokken de ‘Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012, door de raad vastgesteld in zijn vergadering op 19 december 2011.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 17 december 2012.
Koen Schuiling, voorzitter
Mr. drs. M. Huisman, griffier

Artikelsgewijze toelichting

Inleiding

Artikel 8a WWB, artikel 35, eerste lid, onderdeel c van de IOAW en artikel 35, eerste lid, onderdeel c van de IOAZ bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van uitkering, evenals voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wetten. De mogelijkheden voor daadwerkelijk optreden door de gemeente zijn verruimd bij de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Stb. 2012, 462, inwerkingtreding 1 januari 2013).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Lid 1

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de WWB, de IOAW, de IOAZ en de Awb.

Lid 2

In dit lid worden omschrijvingen gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomenen waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Artikel 2 Opdracht aan het college

Handhaving omvat alle activiteiten van de gemeente die erop gericht zijn dat regels worden nageleefd om het misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkering en de voorzieningen geboden in het kader van participatie zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Lid 1

Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de belanghebbende een beroep doet op uitkering. Preventieve maatregelen spelen dan ook veel meer dan voorheen een belangrijke rol binnen handhaving. Door belanghebbenden vroegtijdig te informeren en door daarop de dienstverlening te optimaliseren wordt een spontane naleving van regels bevorderd. Hierbij is wel van belang te benadrukken dat de cliënt door het sturen van een beschikking, individueel, geïnformeerd wordt over de ter zake geldende rechten en plichten.

Na de voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de afdeling Publiekszaken (locatie drs. F. Bijlweg 2), vindt een goede controle plaats op aanvraag, dan wel bij een onderzoek naar de (verdere) voortzetting van het recht, waardoor voorkomen wordt dat belanghebbenden ten onrechte uitkering of een participatievoorziening ontvangen. De controle op de aanvraag en bij voortzetting, wordt onder andere vorm gegeven door middel van huisbezoeken en het gebruik van het Inlichtingenbureau en het Suwi-net, waarin actuele gegevens staan van de belanghebbenden met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

Lid 2

Hoewel getracht wordt meer en beter in te zetten op preventieve maatregelen, blijven repressievemaatregelen binnen het handhavingsbeleid onontbeerlijk. De repressiemiddelen zijn: afstemming van deuitkering, aangifte bij het Openbaar Ministerie, lik-op-stuk terugvorderen, opleggen van een bestuurlijke boete en de gevolgen voor de participatievoorzieningen.

Artikel 3 Voorlichting en communicatie

Handhaving gaat over de balans tussen rechten en plichten. Hierbij is het dan ook onontbeerlijk datbelanghebbenden worden voorgelicht over de rechten en plichten met betrekking tot de sociale zekerheid. Voorlichting is een continu proces, van aanvraag tot toekenning tot beëindiging en terugvordering. Het is de bedoeling dat voorlichting ook wordt verstrekt op digitale wijze.

Handhaven van de regelgeving impliceert dat deze te handhaven moet zijn. Met andere woorden dienende regels, de beschikkingen, de verplichtingen en voorwaarden voor iedereen duidelijk en eenduidig tezijn, voor zowel de belanghebbende als de uitvoerder.

Belanghebbenden helpen om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien is mogelijk de beste preventie van fraude. Hierbij is het van belang dat een aantal disciplines (de afdeling, andere afdelingen van de gemeente, het Werkplein, re-integratiebedrijven, schuldhulpverlening e.d.) met elkaar samenwerken, zodat cliënten gemotiveerd, begeleid en ondersteund worden in hun stappen richting zelfstandige bestaansvoorziening.

Artikel 4 Verificatie en valideren van gegevens

Lid 1

In de desbetreffende wetten is de inlichtingenplicht van de belanghebbende verwoord, welke van toepassing is op alle stadia van verlening van uitkering en ondersteuning bij participatie. Onderdeel hiervan is het overleggen van de (al dan niet gevraagde) gegevens. Bij het onderzoek bij de aanvraag of de (verdere) voortzetting dient beoordeeld te worden in hoeverre de verstrekte inlichtingen juist en volledig zijn. Verificatie van de overgelegde gegevens kan niet alleen plaatsvinden aan de hand van de door de belanghebbende verstrekte bewijsstukken. Om zekerheid te verkrijgen over de volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen is verificatie nodig van deze gegevens bij een aantal andere instanties. Bij voortzetting dient nagegaan te worden of de gegevens nog steeds juist zijn (valideren). Bij valideren spelen ook gegevens een rol die andere instanties tussentijds hebben verstrekt.

Lid 2

Wanneer uit bestandsvergelijkingen onregelmatigheden blijken in de actuele gegevens kan de uitkering dan wel de ondersteuning bij participatie aangepast worden, waarbij eerst een controle bij de belanghebbende dient plaats te vinden.

Artikel 5 Controle

Lid 1 en 2

In beleidsregels worden de termijnen worden ingevuld, waarbinnen de controleonderzoeken moeten worden verricht, op welke doelgroepen die onderzoeken gericht zijn en onder welke voorwaarden die onderzoeken kunnen plaatsvinden.

Lid 3

In het kader van handhaving en eventueel lik-op-stuk-beleid is het zaak alert te reageren op relevantesignalen.

Artikel 6 Gevolgen van fraude

Lid 1

Dit lid regelt dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd conform art 18a WWB indien sprake is van fraude.

Lid 2

In dit lid is geregeld dat aangifte van fraude wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaardenvoor aangifte worden jaarlijks afgestemd met het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikelen 7 t/m 9

Behoeft geen nadere toelichting.