Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent de bestuurlijke handhaving van overtredingen (Beleidsregels bestuurlijke handhaving overtredingen Algemene plaatselijke verordening 2012 met onbekende overtreder)

Geldend van 02-05-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent de bestuurlijke handhaving van overtredingen (Beleidsregels bestuurlijke handhaving overtredingen Algemene plaatselijke verordening 2012 met onbekende overtreder)

Burgemeester en wethouders van Den Helder en de Burgemeester van Den Helder;

Overwegende dat:

  • ·

    het regelmatig voorkomt dat voorwerpen in de openbare ruimte worden achtergelaten zonder dat bekend is van wie deze voorwerpen zijn;

  • ·

    in belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente het noodzakelijk is dat deze voorwerpen snel uit de openbare ruimte worden verwijderd en dat daartoe de handhavingsprocedures zo kort mogelijk worden gehouden;

  • ·

    hiervoor speciale beleidsregels noodzakelijk zijn;

besluiten vast te stellen de navolgende Beleidsregels handhaving Algemene plaatselijke verordening 2012 met onbekende overtreder.

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving van overtreding van het bij of krachtens de artikelen 2:10, 5:5, 5:6, 5:12 en 5:25 van de Algemene plaatselijke verordening 2012 bepaalde voor zover de overtreder onbekend is.

Artikel 2 Herstellend traject

  • 1. Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid genoemd in artikel 1 past het college een herstelsanctie toe in de vorm van een last onder bestuursdwang;

  • 2. Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college in beginsel de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: Het vaststellen van een overtreding van de APV.

    • b.

      stap 2: Het aanzeggen van bestuursdwang (door het opmaken van een beschikking).

    • c.

      stap 3: Het bieden van de gelegenheid aan de overtreder om de overtreding te herstellen (de begunstigingstermijn).

    • d.

      stap 4 Het feitelijk toepassen van bestuursdwang (het verwijderen van het voorwerp).

    • e.

      stap 5. De opslag van de verwijderde voorwerp.

    • f.

      stap 6. Het vernietigen/verkopen/om niet overdragen van het niet opgehaalde voorwerp.

Artikel 3 Mandaatregeling

  • 1 Aan de Afdelingsmanager van de Afdeling Veiligheid Vergunningen en Handhaving te mandateren, met de mogelijkheid van ondermandaat, de opgrond van artikel 125 van de Gemeentewet toekomende bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ingeval van overtreding van de artikelen 2:10, 5:5, 5:6 5:12 en 5:25 van de Algemene plaatselijke verordening 2012;

  • 2 De Afdelingsmanager van de Afdeling Veiligheid Vergunningen en Handhaving op te dragen jaarlijks te rapporteren aan het college van Burgemeester en wethouders inzake de onder 1 genoemde bevoegdheid.

Artikel 4 Citeerartikel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels bestuurlijke handhaving overtredingen Algemene plaatselijke verordening 2012 met onbekende overtreder” en treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking.

Den Helder, 20 april 2016

Burgemeester en Wethouders van Den Helder,

burgemeester

Koen Schuiling

loco-secretaris

Dick Oostrom

Toelichting

Algemeen

In het kader van het toezicht op de naleving van de Algemene plaatselijke verordening komen de gemeentelijke toezichthouders regelmatig overtreding situaties van de Algemene plaatselijke verordening 2012 (APV) tegen waarbij niet direct bekend is wie de dader is. Het gaat hierbij onder meer om het plaatsen van voorwerpen op de weg, zoals het verkeerd parkeren van fietsen, aanhangwagens zonder kenteken, vaartuigen, etc.

Los van het gegeven dat het plaatsen van deze voorwerpen soms een gevaarlijke situatie kunnen opleveren, geeft dit vaak ook een rommelig straatbeeld en tast dit het uiterlijk aanzien van de gemeente aan. Gelet hierop is het wenselijk dat dit ontsierende gebruik van de openbare ruimte wordt bestreden door verwijdering van deze ontsierende voorwerpen. Voordat hiertoe echter kan worden overgegaan dient de eigenaar van het voorwerp op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid te worden gesteld om zelf een einde te maken aan de geconstateerde overtreding van de APV. Hiertoe dient de overtreder een last onder bestuursdwang te ontvangen waarin wordt aangegeven:

  • ·

    wat de geconstateerde overtreding is;

  • ·

    op welke wijze en binnen welk termijn de geconstateerde overtreding ongedaan moet worden gemaakt; en

  • ·

    dat bij niet naleving van de lastgeving het voorwerp op kosten van de overtreder van gemeentewege zal worden verwijderd.

Een last onder bestuursdwang is een schriftelijk besluit en treedt pas in werking op het moment dat deze aan de overtreder bekend is gemaakt. Indien het besluit niet bekend wordt gemaakt treedt deze ook niet in werking.

In zijn algemeenheid geschiedt de bekendmaking van het besluit door toezending van het besluit aan de overtreder. Als het besluit niet kan worden toegezonden of uitgereikt, dient dit ingevolge artikel 3:41, tweede lid van de Awb op een andere geschikte wijze te worden gedaan.

Omdat het in veel gevallen gaat om onbekende daders wordt momenteel de bekendmaking gedaan d.m.v. bevestiging van de last onder bestuursdwang op het voorwerp dat de overtreding veroorzaakt en door middel van bekendmaking in het Stadsnieuws. Op zich gaat het hierbij om een omslachtige methode die veel tijd vergt, terwijl het gelet op de aard van de overtreding wenselijk is om zoveel mogelijk lik op stuk te kunnen optreden.

Gelet op de hiervoor omschreven omslachtige procedure hebben veel gemeenten ter bestrijding van deze ergernis opwekkende overtredingen speciale handhavingsregels vastgesteld. Kern van deze handhavingsregels is dat:

  • ·

    het opleggen van de last onder bestuursdwang wordt gemandateerd aan de toezichthouder; en

  • ·

    de last onder bestuursdwang niet meer in de huis aan huisbladen wordt gepubliceerd maar uitsluitend bekend wordt gemaakt in de vorm van een sticker die aan het overlast veroorzakende voorwerp wordt verbonden.

Deze methode, die inmiddels algemeen wordt geaccepteerd, heeft als voordeel dat er sneller tegen de overtredingen kan worden opgetreden.

Artikelsgewijs.

Artikel 1

In dit artikel worden de artikelen van de APV aangegeven waarop deze beleidsregels van toepassing zijn.

Artikel 2.

In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven dat voor het wegnemen van de in artikel 1 geconstateerde overtredingen uitsluitend het middel van de last onder bestuursdwang wordt ingezet.

In het tweede lid van dit artikel worden de verschillende handhavingsstappen genoemd. Te weten:

Stap 1:

Het vaststellen van overtreding van de APV

Een door het college van B&W (danwel via ondermandaat van de Afdelingsmanager VVH) gemandateerde toezichthouder stelt vast of een voorwerp al dan niet geplaatst is volgens de in de APV gestelde regels.

Stap 2:

Het aanzeggen van bestuursdwang (door het opmaken van een beschikking)

Na het constateren van een overtreding van de APV, neemt de gemandateerde toezichthouder het besluit om bestuursdwang aan te zeggen door een beschikking op te maken. Deze beschikking kan echter in veruit de meeste gevallen niet aan de overtreder zelf worden overhandigd, omdat de eigenaar van het voorwerp in het algemeen niet bekend is . Daarom wordt de beschikking in de praktijk in de vorm van een sticker of label aan het voorwerp bevestigd. Als de eigenaar zijn voorwerp uit het depot komt ophalen, ontvangt deze de beschikking ook in de vorm van een op schrift gesteld besluit.

De beschikking moet toegespitst zijn op de aard van de overtreding. Het is dus noodzakelijk separate beschikkingen voorhanden te hebben voor de verschillende typen verkeerd geplaatste voorwerpen of één format beschikking, met daarop alle mogelijke overtredingen. Onderstaand is aangegeven welke informatie ten minste op de beschikking moet staan.

Informatie op de sticker of label

• Datum: De datum en het tijdstip van uitreiken van de beschikking.

• De aard van de overtreding: Bijvoorbeeld: Deze fiets staat langer dan [xx] dagen aaneengesloten

geparkeerd. Dat is verboden op grond van art x.xx van de APV. Daarom is besloten

bestuursdwang toe te passen en de fiets te verwijderen.

• De begunstigingstermijn: U krijgt nog 48 uur de tijd om de fiets zelf te verwijderen. Na het

verstrijken van deze periode wordt de fiets verwijderd op last van de gemeente.

• Optie: De kosten voor verwijdering zullen worden verhaald op de eigenaar en bedragen € [xx,xx].

• De naam van de gemandateerde, en website: [naam gemandateerde, website].

Stap 3

Het bieden van gelegenheid om de overtreding te herstellen (begunstigingstermijn)

Als een overtreding van de regels in de APV is geconstateerd, moet doorgaans een begunstigingstermijn worden geboden voordat het voorwerp wordt verwijderd en afgevoerd. Een begunstigingstermijn (of hersteltermijn) is een bepaalde periode waarin de eigenaar en/of gebruiker van het voorwerp de gelegenheid krijgt om de overtreding te herstellen voordat het voorwerp wordt verwijderd.

De duur van de begunstigings-/hersteltermijn verschilt per type overtreding.

• Bij gevaarlijk geplaatste voorwerpen moet afgezien worden van een begunstigingstermijn. De situatie is spoedeisend. Om het gevaar weg te nemen, moet het voorwerp direct verwijderd worden. Als er toch een begunstigingstermijn wordt gegeven, is er kennelijk geen sprake van een gevaarlijk situatie, maar uitsluitend van een overtreding. Er hoeft bij gevaarlijk geplaatst voorwerp vóóraf ook geen beschikking uitgereikt te worden, maar wel áchteraf (middels publicatie in het Stadsnieuws).

• Bij een fout geplaatst voorwerp, waarbij er geen noodzaak is voor spoedeisende verwijdering, dient de begunstigingstermijn enerzijds lang genoeg te zijn om de eigenaar van het voorwerp in staat te stellen de overtreding ongedaan te maken en het voorwerp te verwijderen. Anderzijds moet de begunstigingstermijn niet zo lang zijn dat er de facto sprake is van het gedogen van het fout parkeren van bijvoorbeeld de fiets of dat dit voor anderen de aanleiding kan zijn om hun fiets ook buiten de daarvoor aangewezen voorzieningen of plaatsen te parkeren.

Het lijkt redelijk om een begunstigingstermijn van maximaal een week (afhankelijk van het voorwerp) aan te houden. Bij een te langere termijn is er feitelijk sprake van het gedogen van de overtreding. Bij fietsen kan de termijn korter zijn (3 dagen).

Stap 4:

Het feitelijk toepassen van bestuursdwang

Na afloop van de begunstigingstermijn worden de voorwerpen met een beschikking door de toezichthouder zelf of in opdracht van de toezichthouder verwijderd. Het voorwerp wordt gebracht naar de gemeentewerf waar het voorwerp door de gemeente wordt opgeslagen.

Stap 5:

Opslag van de verwijderde het voorwerp

De opslagtermijn voor de verwijderde voorwerpen is afhankelijk van de waarde daarvan, maar bedraagt minimaal 2 tot 13 weken. Het moment waarop de opslagtermijn begint te tellen is het moment waarop de bestuursdwang wordt uitgevoerd, ofwel het moment waarop het voorwerp wordt verwijderd. Het is dus niet mogelijk deze periode bijvoorbeeld al in te laten gaan bij het moment van labelen van potentiële voorwerpen.

De opslagtermijn van 13 weken volgt uit artikel 5:30 van de Awb, waarin is aangegeven dat een bestuursorgaan 13 weken na de uitvoering van bestuursdwang de meegevoerde zaken mag verkopen of (laten) vernietigen.

Op grond van het tweede lid van artikel 5:30 van de Awb mag het bestuursorgaan de meegevoerde en opgeslagen zaak eerder dan 13 weken afvoeren als de kosten voor het meevoeren en opslaan van die zaak in verhouding tot de waarde van die zaak onevenredig hoog worden. In het derde lid van hetzelfde artikel is opgenomen dat meegevoerde zaken minimaal 2 weken bewaard moeten worden, ongeacht de waarde van die zaak.

Concreet betekent dit dat als de kosten voor het meevoeren en opslaan van meegenomen voorwerpen onevenredig hoog worden in verhouding tot de waarde van de zaak, dat een gemeente dan dit voorwerp korter mag bewaren dan de termijn van 13 weken. In feite hangt de bewaartermijn dus samen met de waarde van de voorwerp: hoe lager de waarde van het voorwerp, hoe korter (maar minimaal 2 weken) de gemeente deze hoeft te bewaren.

De Awb zegt niets over de wijze waarop de voorwerpen moeten worden bewaard. Het uitgangspunt is dat het registratie- en bewaarsysteem dusdanig moet zijn ingericht dat de voorwerpen aan de rechtmatige eigenaren kunnen worden teruggegeven.

Stap 6:

Het vernietigen/verkopen/om niet overdragen van de niet opgehaalde fiets

Indien de overtreder zijn/haar eigendom op komt halen, dan wordt de beschikking op grond waarvan bestuursdwang was toegepast aan de eigenaar overhandigd. De gemeente kan de kosten van het weghalen, overbrengen en opslaan van de fiets verhalen op de eigenaar van de fiets.

Indien de opslagtermijn is verstreken en het voorwerp niet is opgehaald, kan de gemeente op grond van artikel 5:30 van de Awb de voorwerp verkopen, vernietigen of om niet geven aan een derde partij.

Het is aan te bevelen het voorwerp alleen te verkopen nadat is gecontroleerd of het voorwerp niet uit diefstal afkomstig is.

Artikel 4

Dit artikel spreekt voor zich