Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende algemene regels over subsidieverlening (Algemene subsidieverordening Den Helder)

Geldend van 01-06-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende algemene regels over subsidieverlening (Algemene subsidieverordening Den Helder)

De gemeenteraad van de gemeente Den Helder;

gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, bijlage nr. RVO19.0044;

gelet op het advies van de commissie Bestuur en Middelen van 13 mei 2019;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

Vast te stellen de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende algemene regels over subsidieverlening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1. Awb; Algemene wet bestuursrecht

  • 2. Boekjaar: het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, lopende van 1 januari tot en met 31 december;

  • 3. College: het college burgemeester en wethouders van Den Helder;

  • 4. Egalisatiereserve; een reserve voor substantiële bedrijfskosten, anders dan jaarlijks terugkerende uitgaven;

  • 5. Europese commissie: de commissie als bedoeld in artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

  • 6. Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, dus ook stichtingen en verenigingen, die een economische activiteit uitoefent;

  • 7. Raad: de gemeenteraad van Den Helder

  • 8. Sisa: de manier waarop gemeenten zich aan het Rijk moeten verantwoorden over de besteding van de specifieke uitkeringen via “single information en single audit”.

  • 9. Verdrag: het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Reikwijdte en bevoegdheid college

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verlening van alle gemeentelijke subsidies, in elk geval voor activiteiten op beleidsterreinen zoals genoemd in de begroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen. Het college is bevoegd tot het verlenen van subsidies binnen de door de raad gestelde kaders.

  • 2. Het college weigert de verlening van een subsidie indien op de gemeentebegroting geen bedragen beschikbaar zijn gesteld voor het doel waarvoor die subsidie wordt aangevraagd en als het beschikbare budget voor dat doel ontoereikend is.

  • 3. Alle in de subsidietitel 4.2 Awb aan het bestuursorgaan toegekende bevoegdheden worden uitgeoefend door het college.

  • 4. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en kan daartoe subsidieregelingen vaststellen.

Artikel 3 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting tevens subsidieplafond(s) vaststellen.

  • 2. De raad kan een subsidieplafond verlagen:

  • a. als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

  • b. als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk, bij voorkeur elektronisch, via het daarvoor bestemde aanvraagformulier ingediend bij het college.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

  • a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b. de doelen, resultaten en effecten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

  • c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • d. als de aanvrager een onderneming is:

  • i. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • ii. een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening van de Europese Commissie (de-minimisverklaring), waarmee de onderneming verklaart dat met de subsidieverstrekking de drempelwaarde uit de de-minimisverordening, gerekend over een periode van 3 jaar, niet wordt overschreden;

  • e. als het een subsidie betreft die per boekjaar of kalenderjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van eventuele reserves op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een rechtspersoon die voor het eerst een subsidie aanvraagt voegt een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten toe aan de aanvraag.

  • 4. Een rechtspersoon die vaker dan éénmaal subsidie heeft aangevraagd, verklaart bij elke nieuwe aanvraag dat er geen wijzigingen in de oprichtingsakte en statuten, als bedoeld in lid 3, zijn doorgevoerd.

  • 5. De aanvrager van een subsidiebedrag hoger dan € 50.000,- voegt bij de aanvraag het jaarverslag en de jaarrekening van het voorafgaande jaar, tenzij de aanvrager in dat voorafgaande jaar voor dezelfde activiteiten al subsidie heeft ontvangen en ten behoeve van de vaststelling van die subsidie de laatstgenoemde jaarstukken al heeft overgelegd.

  • 6. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

  • 7. Het college kan andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 5 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt ingediend tussen 1 juni en 1 juli voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden uiterlijk 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 6 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. In bijzonder gevallen kan het college de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen verlengen.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 7 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid (overschrijding subsidieplafond), en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (overige weigeringsgronden) weigert het college de subsidie in ieder geval:

  • a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, tweede lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

  • b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

  • a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b. als de aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;

  • c. als de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde dan wel deze niet passen binnen het beleid van de gemeente Den Helder;

  • d. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • e. de aanvrager ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • f. de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

  • g. als de subsidieverstrekking op grond van artikel 107 van het Verdrag niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, tweede lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • h. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3. Het college kan een subsidie in ieder geval weigeren dan wel intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur .

  • 4. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 8 Verantwoording

Het college kan bij subsidieregeling aanvullende eisen stellen ten aanzien van de wijze waarop de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 9 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht alle relevante wijzigingen in de organisatie onverwijld aan het college te melden voor zover deze wijzigingen van invloed zijn op de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 10 Eindverantwoording subsidies tot € 50.000,--

  • 1. Subsidies tot € 50.000,-- kunnen door het college direct worden vastgesteld.

  • 2. Indien het college overeenkomstig het vorige lid direct vaststelt, kan het college de aanvrager bij de subsidievaststelling verplichten achteraf bewijzen te overleggen dat de activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ook kan het college de aanvrager dan verplichten om achteraf aan te geven of de subsidie heeft bijgedragen aan de bij de aanvraag kenbaar gemaakte doelen en (gewenste) resultaten.

  • 3. Bij vaststelling als bedoeld in het eerste lid kan de aanvrager worden verplicht om voorafgaand aan de vaststelling op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 11 Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000,-- tot en met € 125.000,--

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000,-- doch ten hoogste € 125.000,-- dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, of de subsidie heeft bijgedragen aan de beoogde doelen, resultaten en effecten en waaraan de subsidie is besteed. Ook dient een financiële rapportage te worden overgelegd.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 12 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 125.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 125.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in op uiterlijk 1 april.

  • 2. De aanvraag bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

  • b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

  • d. een verklaring van een onafhankelijk accountant dat de subsidie conform de daaraan ten grondslag liggende beschikking besteed is.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 13 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Het college kan de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten, resultaten en effecten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog, waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

  • 4. Als er sprake is van subsidie waartoe door een ander bestuursorgaan door middel van subsidiering of via een Europese subsidie de gelden beschikbaar zijn gesteld, moet de aanvraag voor subsidievaststelling voldoen aan de aan de gemeente daarbij opgelegde verantwoordingsverplichtingen. Indien de gemeente de aan haar verstrekte subsidie via SiSa moet verantwoorden, is de subsidieontvanger verplicht een tussentijdse verantwoording in te dienen ten behoeve van de jaarrekeningcontrole van de gemeente voor het jaar waarvoor de subsidie is verstrekt.

Artikel 14 Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vanaf € 50.000,-- vast binnen 13 weken na de ontvangst van een volledige aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 11, eerste lid en 12, eerste lid is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de volledige aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college besluiten tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 15. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen.

Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 17. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening 2013, zoals vastgesteld op 28 januari 2013, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt de dag na bekendmaking in werking.

  • 3. Deelsubsidieverordeningen en in dit kader van toepassing zijnde beleidsregels blijven van kracht totdat zij zijn aangepast aan het bepaalde in deze verordening. Indien deelsubsidieverordeningen en beleidsregels niet zijn aangepast op 1 juni 2019, is deze verordening bij strijdigheid van toepassing.

  • 4. Subsidies die zijn verleend op grond van de in het eerste lid ingetrokken verordening worden afgehandeld conform die verordening.

  • 5. Op bezwaarschriften ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en bezwaarschriften ingediend na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening maar betrekking hebben op de subsidieverleningen van vóór de inwerkingtreding van deze verordening wordt beslist conform de in het eerste lid ingetrokken verordening.

  • 6. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Den Helder.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 27 mei 2019,

Koen Schuiling

Voorzitter

mr. drs. M. Huisman

Griffier

Toelichting

Algemene toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft het wettelijk kader voor alle subsidies die het Rijk en de lagere overheden toekennen. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal. Voor de gemeente betekent dit dat toekenning van subsidies gebaseerd moet zijn op een

verordening. Naast deze Algemene Subsidieverordening, verder te noemen: ASV, is het mogelijk om de uitwerking van het subsidiebeleid op bepaalde beleidsterreinen specifieker gestalte te geven in nadere (subsidie) regels. De besluiten van het college - gebaseerd op de verordening - staan open voor bezwaar en beroep, een en ander zoals is geregeld in de Awb. Een bezwaar bij c.q. beroep op de raad is derhalve niet aan de orde.

De Asv in relatie tot andere wet- en regelgeving

Het subsidierecht kent een gelaagde normstelling. Dat betekent dat wet- en regelgeving een logische hiërarchie van begrippen in lagen van verschillend abstractieniveau bevat. De Awb bevat de algemene normen. In het bijzonder zijn hierbij titel 4.1, over beschikkingen in het algemeen, en titel 4.2, over subsidies, van belang. De meer bijzondere normen zijn opgenomen in de Asv.

Normen die op een hoger niveau (Awb) al zijn geformuleerd, worden daarom op een lager niveau (Asv of nadere regels) niet meer herhaald. Dit betekent dat de Asv altijd in samenhang met de Awb moet worden gelezen en dat in nadere regels geen normen uit de Asv worden herhaald die rechtstreeks uit de Asv en de Awb volgen.

De subsidie uitvoeringsovereenkomst

Het college kan in bepaalde gevallen werken met een zogenaamde subsidie uitvoeringsovereenkomst. De bevoegdheid om in een beschikking tot subsidieverlening de subsidieontvanger te verplichten mee te werken aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst, volgt rechtstreeks uit artikel 4:36 Awb en is daarom niet expliciet in de Asv benoemd. Het college kan in een uitvoeringsovereenkomst bijvoorbeeld vastleggen dat de ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend. Het college zal hier vooral gebruik van maken op het moment dat de subsidiabele activiteit een essentiële voorziening is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.

Artikel 2 Reikwijdte en bevoegdheid college

Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening (verder te noemen Asv) en eventueel het subsidieplafond. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels of als eventueel het subsidieplafond is bereikt.

Met besluiten over het verlenen van subsidies wordt bedoeld aan te geven dat de bevoegdheid betrekking heeft besluiten te nemen over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

Door de veelheid en verscheidenheid van subsidiemogelijkheden is uiteraard niet te vermijden, dat op onderdelen nadere regels noodzakelijk zullen blijken (lid 4), die dan in de vorm van subsidieregelingen door het college kunnen worden vastgesteld. Een subsidieregeling betreft detaillering en kan nimmer enkel de grondslag vormen voor subsidieverlening.

Artikel 3 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van (één) subsidieplafond(s). Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dt er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter: het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van bepaalde met name genoemde subsidies (art 4:22) Awb). Het subsidieplafond en de manier waarop het verdeeld wordt, moeten worden bekendgemaakt voorafgaand aan het tijdvak waarvoor het geldt (art 4:27 en 4:26 Awb). Belangrijk is dat als het subsidieplafond is bereikt, een aanvraag om subsidie moet worden afgewezen (art 4:25, lid 2 Awb). Hiermee worden zogenaamde ‘openeindregelingen’ voorkomen.

Uit de Memorie van Toelichting bij de totstandkoming van de derde tranche van de Awb (MvT , kamerstukken II 23 700, nr. 3, pag. 46) blijkt dat indien een bestuursorgaan beleidsvrijheid heeft om de subsidie op beleidsmatige gronden te weigeren, het dat ook zal kunnen doen op de grond dat onvoldoende gelden beschikbaar zijn. Het instellen van een subsidieplafond is in zo’n geval derhalve mogelijk, maar is geen vereiste om een subsidie om budgettaire redenen te kunnen afwijzen.

Of beleidsvrijheid bestaat, kan veelal worden afgeleid uit het wettelijk voorschrift waarop de beschikkingsbevoegdheid steunt, in casu de onderhavige verordening. Vaak is beleidsvrijheid te herkennen aan een zogenaamde ‘kan-bepaling’, of aan de woorden ‘is bevoegd’.

Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud. Dit wordt dan in de verleningsbeschikking vermeld.

Artikel 4 Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat het subsidieproces begint met een schriftelijke aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen een aanvraag moet voldoen staat in afdeling 4.1.1 van de Awb. Met ‘schriftelijk’ wordt hier meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, via het, door het college vastgesteld formulier in digitale vorm.

Artikel 4:2 Awb bepaalt dat de aanvraag is ondertekend en ten minste de vermelding van naam en adres van de aanvrager, datum en aanduiding van wat men wenst bevat. Ook moet de aanvrager andere relevante gegevens vermelden en bijsluiten.

Voorts bepaalt het eerste lid dat het college het gebruik van een aanvraagformulier verplicht stelt.

In het tweede, derde en vierde lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn subsidieaanvraag.

De gevraagde gegevens onder lid 2 a tot en met c hebben betrekking op het doel, de resultaten en de effecten van de gevraagde subsidie en gelden voor alle aanvragers.

Verder zijn in het tweede lid onder d, twee aanvraagvereisten opgenomen die specifiek gelden voor ondernemingen. Bij subsidie aan een onderneming is het van belang dat geen subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarom wordt als eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen, een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook, die met staatsmiddelen bekostigd zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Een subsidie kan bijvoorbeeld ook uit garantie, lening, korting op de grondprijs, etc, bestaan.

Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen en indien dit relevant is, moet de onderneming een de-minimisverordening gevraagd worden. Op basis van een ingeleverde de-minimis verklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimis verordening. Op grond van de reguliere (Europese) de-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- steunen zonder dat dit staatssteun oplevert. Voor bepaalde diensten van algemeen, economisch belang (DAEB) geldt een hogere drempelwaarde van € 500.000,- per drie belastingjaren. Een DAEB is bijvoorbeeld een onrendabele openbaarvervoersdienst. Zowel voor de subsidieaanvrager als de subsidieverlener is het zeer aan te bevelen om vooraf juridisch advies in te winnen als er mogelijk sprake is van een DAEB.

Inzage in de financiële reserves (egalisatie- en of bestemmingsreserve) van een instelling (lid 2 onder e) is aan de orde voor de beoordeling van een jaarlijkse subsidieaanvraag. Daarom is dit vereiste alleen van toepassing op dergelijke subsidies.

Het college kan in een subsidieregeling regelen welke gegevens moeten worden verstrekt en kan hierbij

afwijken van de Asv. Uitgangspunt hierbij is dat het college oog houdt om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden.

In het zesde lid is nog de mogelijkheid opgenomen dat het college kan bepalen andere, meer gedetailleerd of met minder dan de standaard te overleggen gegevens bij de aanvraag van een subsidie kan worden volstaan.

Artikel 5 en 6 Aanvraag- en Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen de aanvraag moet worden ingediend en waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per boekjaar worden verstrekt en eenmalige subsidies.

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld is, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Een aanvrager kan schriftelijk om uitstel verzoeken en het college kan uitstel verlenen. Ook kan het college een beslissing op een aanvraag eenmalig met maximaal zes weken verdagen. De maximale wettelijke verdagingstermijn is zes weken. Als het dan nog niet lukt de termijn te halen moet de gemeente de aanvrager mededelen dat de beslistermijn is opgeschort en binnen welke termijn alsnog een beslissing zal worden genomen (artikel 4:14 Awb). Voorts kan het college op grond van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2 in nadere regels andere termijnen stellen.

Als een aanvraag onvolledig wordt ingediend, moet de aanvrager een termijn krijgen waarbinnen hij de aanvraag kan aanvullen (zie artikel 4:5 Awb). Wanneer de aanvrager hier niet binnen de termijn aan voldoet, kan het college er voor kiezen om de aanvraag buiten behandeling te laten. Dit betekent dat het college niet op inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan.

Een te laat ingediende aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld (ex art. 4:5 Awb). Het college dient binnen vier weken na ontvangst van de te late aanvraag aan de aanvrager kenbaar te maken dat zijn aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Bij overschrijding van deze termijn dient het college de aanvraag inhoudelijk te beoordelen.

Artikel 7 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid is, behalve de weigering wanneer er sprake is van overschrijding subsidieplafond en de in artikel 4.35 Awb genoemde weigeringsgronden, een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid zou opleveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerende werking heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid).

In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. De onderdelen a tot en met h spreken voor zich.

Onderdeel e geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Artikel 8 Verantwoording

Bij nadere regels, i.c. subsidieregeling kan het college aanvullende eisen stellen met betrekking tot de wijze waarop de subsidie verantwoord dient te worden. Een uitputtende opsomming in de verordening van alle mogelijke aan een subsidiënt op te leggen verplichtingen komt de overzichtelijkheid, noch de doelmatigheid van de verordening ten goede.

Het college geeft al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden.

Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke verplichtingen en administratieve eisen hij dient te voldoen. Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kan het college daarvan eenvoudig afzien.

In andere gevallen, dat het college van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn.

Tot slot wordt nog opgemerkt dat, in het geval een subsidieontvanger tegelijk meerdere, ‘kleine’ subsidies aanvraagt, deze bij elkaar opgeteld worden. Afhankelijk van het bedrag na optelling zal aan aangesloten worden bij het desbetreffende verantwoordingsregime. Hoe hoger het totaalbedrag, hoe strikter dus de verantwoordingsplicht zal zijn. Het is immers niet de bedoeling dat subsidieontvangers de verantwoordingsplicht ontlopen door hun aanvraag kunstmatig laag te houden.

Artikel 9 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht indien er wijzigingen optreden die relevant zijn voor de subsidie. Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat dit dus ook geldt voor bestuurswijzigingen: het college moet te allen tijde kunnen nagaan met wie hij een subsidierelatie heeft of aangaat.De melding kan ook digitaal worden gedaan.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij het college als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten.

Bij het niet voldoen van deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 van de Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het vertrouwen dat ten grondslag ligt aan de Asv.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover burgemeester en wethouders (op verzoek van de belanghebbende) ontheffing hebben verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 10 Eindverantwoording subsidies tot € 50.000,--

Kenmerkend voor subsidies tot € 50.000 is dat deze in beginsel op basis van vertrouwen worden verleend. Er geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de verplichtingen (zie artikel 9).

Het college vraagt dan ook niet meer standaard om verantwoording. Het college kan achteraf bewijzen vragen of de gesubsidieerde activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ook kan het college een risicogeoriënteerde controle uitvoeren bij de subsidieontvanger.

Verder kan het college de subsidie direct vaststellen. De subsidieontvanger hoeft dan geen aanvraag voor subsidievaststelling in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de aanvrager als de subsidieverstrekker worden beperkt.

Ook kan het college ervoor kiezen om, alvorens vast te stellen, nog bewijsmiddelen te vragen dat de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat aan de subsidievoorwaarden is voldaan. Indien het college ervoor kiest om niet direct vast te stellen, maar om bewijsstukken te vragen, dan dient deze keuze ter voorkoming van strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (verbod van willekeur, motiveringsbeginsel en dergelijke) bij het verlenen van de subsidie goed gemotiveerd te worden.

Artikel 11 Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000,-- tot en met € 125.000,--

Op grond van dit artikel dient de subsidieontvanger van een subsidies tussen de € 50.000,-- tot en met € 125.000,-- wel een aanvraag tot vaststelling indienen, uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt:

• waaraan is de subsidie besteed;

• in hoeverre zijn de gesubsidieerde activiteiten verricht;

• heeft de subsidie bijgedragen aan de beoogde doelen;

• de resultaten en

• de effecten van de verstrekte subsidie.

Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de

subsidie werd verstrekt en of deze heeft bijgedragen aan de beoogde doelen, resultaten en effecten.

Daarnaast bevat de aanvraag tot vaststelling een financieel verslag waaruit blijkt hoe de subsidie is besteed. Het is handig dat dit verslag aansluit bij de begroting zoals die bij de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend.

Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk en financieel verslag.

Artikel 12 Eindverantwoording subsidies van € 125.000,-- of meer

Op grond van dit artikel dient de subsdieontvanger bij subsidies van € 125.000,-- of meer een aanvraag tot vaststelling in te dienen, vóór 1 april. Daarnaast wordt uitgegaan van subsidieverantwoording, namelijk

op basis van gerealiseerde kosten en baten en uitgevoerde activiteiten.

Behalve een inhoudelijk verslag (zie toelichting artikel 11) wordt bij de financiële verantwoording door het college een door een accountant opgesteld controleverslag gevraagd. Hieruit dient te blijken dat de subsidie conform de daaraan ten grondslag liggende beschikking besteed is. Het gaat dus niet per se om een accountantsverklaring ex art. 2:393 lid 5 Burgerlijk Wetboek, maar om een (vormvrije) verklaring die specifiek ingaat op de rechtmatigheid van de subsidie. De doelmatigheid van de subsidie zal moeten blijken uit het inhoudelijk verslag.

Artikel 13 Aan de subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

In dit artikel zijn de bijzondere verplichtingen opgenomen die aan de subsidie verbonden kunnen worden.

Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

Artikel 14 Beslistermijn subsidievaststelling

Dit artikel bevat, overeenkomstig artikel 4:13 Awb, de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden.

Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn worden afgehandeld, uitgaande dat de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening wordt vastgesteld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn, voor de duur van ten hoogste in het tweede lid nader bepaalde termijn, biedt dan soelaas.

Artikel 15 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 16 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

De hardheidsclausule wordt alléén in uitzonderlijke gevallen toegepast. Een beroep op de hardheidsclausule is enkel aangewezen als er sprake is van (zeer) bijzondere omstandigheden, en gevolgen die onevenredig zijn in relatie tot de doelen, die door deze verordening worden gediend. Er moet dus sprake zijn van een zeldzaamheid. Of dat het geval is, zal van geval tot geval bezien moeten worden. Dat de toepassing van een verordening nadelig of zelfs erg slecht uitpakt voor een aanvrager is op zichzelf géén grond voor toepassing van de hardheidsclausule. Dit geldt ook als een aanvrager bijvoorbeeld bij herhaling te laat is met aanvragen en/of verantwoorden. Daarbij is het in beginsel niet aan het bestuursorgaan om de hardheidsclausule op eigen initiatief toe te passen: het is aan aanvrager om zich erop te beroepen.

Artikel 17 Slotbepalingen

In dit artikel zijn de inwerkingtreding en het overgangsrecht geregeld. Deze Asv treedt in werking

op de dag na publicatie en is van toepassing op de jaarlijkse subsidies die betrekking hebben op

activiteiten in 2020 of latere jaren, waarvoor de middelen ter beschikking worden gesteld met de

begrotingen voor 2020 en later.

De oude Asv blijft van toepassing op de subsidies tot de datum van inwerkingtreding van deze

nieuwe ASV. Dat geldt ook voor de vaststellingsbeschikkingen die in 2020 nog moeten worden

genomen en voor de beslissingen op bezwaarschriften die betrekking hebben op ‘oude’ subsidies,

ook als ze pas na inwerkingtreding van deze verordening kunnen worden genomen. De nieuwe Asv

en de oude Asv kunnen op deze wijze conflictloos enige tijd naast elkaar blijven bestaan: een

bepaalde subsidie valt of onder de oude Asv of onder de nieuwe, maar nooit onder twee

verschillende subsidieverordeningen tegelijk. Zodoende levert de wat onbestemde vervaldatum

geen rechtsonzekerheid op. Zodra vaststaat dat de oude Asv is uitgewerkt, zal ze uit het bestand

van geldende verordeningen worden verwijderd.