Regeling vervallen per 26-03-2022

Beleidsregels inzake coffeeshops en handhaving in de gemeente Den Helder

Geldend van 27-01-2014 t/m 25-03-2022

Intitulé

Beleidsregels inzake coffeeshops en handhaving in de gemeente Den Helder

Hoofdstuk 1 Coffeeshopbeleid

1.1 Justitieel beleidskader

Het Openbaar Ministerie is belast met de handhaving van de verbodsbepalingen in de Opiumwet. Naar aanleiding van de beleidsvoornemens in de landelijke Drugsnota zijn “De Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” op 10 september 1996 vastgesteld. Deze richtlijnen zijn op 1 oktober 1996 in werking getreden. In 2000 (Staatscourant 2000, 250) zijn de AHOJG-criteria aangescherpt. In de richtlijnen wordt onder meer expliciet aangegeven dat het beleid voor coffeeshops, binnen de kaders van de richtlijnen, wordt bepaald in het lokale driehoeksoverleg. Het begrip “coffeeshops” wordt in de richtlijnen gedefinieerd als “alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt”.

Per 1 januari 2013 zijn de AHOJG-criteria voor coffeeshops verder aangescherpt met het ingezetenencriterium (I-criterium) en maakt dit gedoogcriterium onderdeel uit van de Aanwijzing Opiumwet van het OM. Hiermee is het I-criterium onderdeel geworden van het landelijk gedoogbeleid coffeeshops. Het I-criterium beoogt coffeeshops kleiner en meer beheersbaar te maken en drugstoerisme tegen te gaan. Vanaf 1 januari 2013 is er sprake van de AHOJGI-criteria.

Het OM kan tegen een coffeeshop optreden indien niet voldaan wordt aan de AHOJGI-criteria:

A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar;

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder ‘transactie’ wordt verstaan alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper.

I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland van achttien jaar of ouder.

Naast de aanscherping van het gedoogbeleid met het I-criterium zou eerder ook sprake zijn van de invoering van een zogenoemd afstandscriterium per 1 januari 2014 (A-criterium). Dit criterium wordt echter niet via landelijke regels opgelegd, maar het is gemeenten wel aangeraden het A-criterium te hanteren, zodat schoolgaande jeugd niet met coffeeshops worden geconfronteerd.

A: Vestiging van een coffeeshop in de nabijheid van scholen is niet toegestaan.

1.2 Beleidsuitgangspunten

De beleidsuitgangspunten voor het coffeeshopbeleid zijn:

  • 1.

    Scheiding van markten tussen soft- en harddrugs;

  • 2.

    Beperking van het softdrugsaanbod, door coffeeshops en vanuit het illegale circuit;

  • 3.

    Bescherming van kwetsbare groepen, door onder andere voorlichting en weren van coffeeshops inde nabijheid van scholen;

  • 4.

    Tegengaan van criminele organisaties;

  • 5.

    Bestrijding van overlast, verloedering van het straatbeeld en normvervaging aangaande softdrugsgebruik onder jongeren.

Ad 1) Scheiding van de markten

Coffeeshops leveren een belangrijke bijdrage aan de scheiding van de markten. De gemeente gaat uit van een aanbod van coffeeshops dat passend is voor de grootte van de gemeente in relatie tot de regionale functie van omliggende gemeenten, zodat softdrugsgebruikers niet zijn aangewezen op illegale verkoop.

Ad 2) Beperking van het aanbod

De vestiging van een coffeeshop in de nabijheid van het voortgezet onderwijs wordt voorkomen door middel van een afstandscriterium. Ook de illegale verkoop van cannabis wordt intensief bestreden.

Ad 3) Bescherming kwetsbare groepen

Uitgangspunt is om het gebruik door jongeren te voorkomen door strikte handhaving van de minimumleeftijd in coffeeshops, het weren van coffeeshops in de nabijheid van scholen en het geven van voorlichting over de risico’s van drugsgebruik. De voorlichting vindt plaats op school en door coffeeshopexploitanten in de coffeeshop.

Ad 4) Tegengaan van criminele organisaties

Tegen criminele samenwerkingsverbanden achter de hennepproductie en de illegale (door)verkoop van cannabis wordt strikt opgetreden.

Ad 5) Bestrijding overlast, verloedering en normvervaging

De subjectieve veiligheidsbeleving en het leef- en woonklimaat, die door de handel in en het gebruik van drugs worden aangetast, moeten verbeteren. De opgetreden normvervanging dient een halt te worden toegeroepen; het moet minder normaal gevonden worden dat jongeren softdrugs gebruiken.

1.3 Softdrugsgebruik in Den Helder

Uit cijfers van de GGD en uit ervaringen van de politie valt af te leiden dat er binnen het grondgebied van de gemeente Den Helder een aantoonbare behoefte aan softdrugs bestaat. De GGD Hollands Noorden heeft in oktober 2011 het rapport “Hoe gezond is Den Helder” uitgebracht. Daarin is aangegeven dat van de jongeren van 12-19 jaar 11% de afgelopen vier weken softdrugs heeft gebruikt (landelijk is dat 8%). Van de volwassenen van 19-65 jaar had op dat moment 2,6% de afgelopen vier weken softdrugs gebruikt (landelijk 3%). Wanneer we dat omslaan in absolute getallen, komen we uit op 502 jongeren van 12-19 jaar en 936 ouderen die softdrugs hebben gebruikt in de afgelopen vier weken. In totaal zijn dat 1438 inwoners.

Den Helder voorziet door middel van een maximumstelsel van drie coffeeshops in de lokale gebruikersbehoefte. Zie verder punt 1.4 voor een verdere onderbouwing.

1.4 Onderbouwing maximumstelsel

Een analyse van de lokale en regionale situatie vormt de basis van de motivering tot het gekozen beleid. Hieronder is een aantal criteria weergegeven, die we als onderbouwing hebben gebruikt voor de keuze van het maximum aantal van drie coffeeshops in Den Helder. Het zijn geen juridische beoordelingscriteria, maar het geeft wel meer inzicht in de te maken keuze.

Grootte gemeente

De gemeente Den Helder heeft ten tijde van vaststelling van dit beleid rond de 57.000 inwoners. De grootte van een gemeente kan een indicatie zijn voor het aantal coffeeshops dat wordt toegestaan. In veel gemeentelijke beleidsstukken wordt een richtsnoer gehanteerd van één coffeeshop per 15.000 tot 25.000 inwoners. Dit is echter geen officiële norm en het is onbekend waarop deze is gebaseerd.

Drugstoerisme in Den Helder?

De gemeente Den Helder is een middelgrote gemeente met vier wijken. De coffeeshops zijn gevestigd in de wijk Stad binnen de Linie. Den Helder kent geen drugstoeristen, in de zin dat toeristen speciaal naar de stad komen voor hun softdrugs. Dat wil overigens niet zeggen dat toeristen die hier verblijven, helemaal geen softdrugs gebruiken. Het merendeel van de bezoekers van de coffeeshops komt uit Den Helder. Echter, ook buitenlandse medewerkers bij bijvoorbeeld de Marine of in de haven en de bollensector komen er.

Horeca

De coffeeshops in Den Helder zijn allemaal gevestigd in het uitgaansgebied in de Koningstraat. Verder is een aantal horecazaken te vinden op Willemsoord en in Julianadorp.

Omliggende gemeenten

De aangrenzende gemeente Hollands Kroon hanteert beleid waarin coffeeshop(s) niet zijn toegestaan. In Schagen is één coffeeshop gevestigd. Deze gemeenten zijn met de auto en het openbaar vervoer te bereiken.

Overlast

De overlast in en rond de Koningstraat op de momenten dat de coffeeshops zijn geopend, is de laatste jaren afgenomen. Dat wil echter niet zeggen dat het 100% rustig is. Het gebied blijft de aandacht houden. Het doorverstrekken (of wederverstrekken) aan jongeren onder de 18 jaar is daarbij aandachtspunt, maar ook de illegale hennepkwekerijen en handel in en vanuit woningen en andere lokalen.

Afweging van belangen

Na afweging van belangen van burgers, volksgezondheidsaspecten, zowel de subjectieve als de objectieve veiligheid en aanwezige drugsgerelateerde overlast in de gemeente is gekomen tot de keuze van een zogenoemd maximumstelsel van drie coffeeshops. Daarmee wijken we niet af van het tot nu toe bestaande beleid.

1.5 Gedoogcriteria

De volgende gedoogcriteria zijn van toepassing:

Geen alcohol

In verkooppunten van softdrugs mag geen alcohol verkocht worden.

Geen verkoop vanuit winkels

De verkoop van cannabisproducten vanuit winkels is niet toegestaan.

Geen verkoop van harddrugs

In coffeeshops en overige horeca is de handel in of het voorhanden zijn van harddrugs verboden.

Geen affichering

Coffeeshops mogen geen reclame maken anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit. Dit betekent geen enkele reclame aan de gevel of verwijsborden met daarop aangegeven dat er softdrugs wordt verkocht bijvoorbeeld door middel van een hennepblad. Reclame in huis-aan-huisbladen, kabelkrant, gidsen, op het internet, flyers, freecards etc. is niet toegestaan evenals bijvoorbeeld het sponsoren van een sportclub door middel van shirtreclame. Bij de opsporing zal hieraan aparte aandacht besteed worden. Reclame is strafbaar op grond van artikel 3b van de Opiumwet.

Geen toegang aan personen beneden de leeftijd van 18 jaar

De exploitant van de coffeeshop is strafbaar indien personen beneden de 18 jaar in de coffeeshop worden aangetroffen. De exploitant kan dit voorkomen door een legitimatieplicht voor bezoekers in te stellen.

Verbod verkoop aan personen beneden de leeftijd van 18 jaar

De exploitant is strafbaar indien hij/zij aan personen beneden de 18 jaar in of buiten de coffeeshop softdrugs verkoopt. Doorverkoop aan minderjarigen van softdrugs uit de coffeeshop moet door de exploitant voorkomen worden.

Geen overlast

Een nadere uitleg van het begrip overlast in het kader van het coffeeshopbeleid is nodig omdat niet iedere klacht omtrent overlast kan leiden tot een onmiddellijke sluiting van een coffeeshop. Veel hangt af van de aard, de frequentie en de ernst van de overlast. Immers de coffeeshops worden gelijkgeschakeld met horecabedrijven en deze bedrijven brengen vaak enige hinder voor de omgeving met zich mee als gevolg van bijvoorbeeld geluidhinder door de komende en gaande bezoekers.

Zolang de hinder rond een coffeeshop niet groter of anders is dan bij een gemiddeld horecabedrijf, is er geen sprake van overlast en dus ook geen overtreding van dit criterium. Daarnaast is het zo dat de rechter eisen stelt aan de motivering van sluitingsbevelen en andere bestuurlijke maatregelen. De bewijsvoering voor het optreden tegen overlast moet dan ook bestaan uit deugdelijke bewijsstukken zoals politierapporten, processen-verbaal, verklaringen en klachten van omwonenden en dergelijke.

Concreet betekent dit dat er bij overlastsituaties rond een coffeeshop eerst een dossier opgebouwd moet worden dat voldoende bewijsmateriaal en argumenten bevat om een sluiting te kunnen rechtvaardigen. De overlast moet objectief en overtuigend blijken en moet voldoende ernstig zijn om op te wegen tegen de in het geding zijnde belangen van de coffeeshopexploitant. Gevoelens van onveiligheid, die niet ondersteund worden door controleerbare en verifieerbare feiten, zijn meestal niet genoeg. Klachten van burgers omtrent hinder en overlast, die niet bevestigd worden door eigen waarneming van politiemensen en ander bewijs van de politie vormen geen solide basis.

De maximale transactie van 5 gram per klant per dag

De exploitant mag maximaal 5 gram cannabisproducten per dag aan eenzelfde klant verkopen. Van de verkoop dient een registratie te worden bijgehouden, waarin de hoeveelheid verkochte cannabisproducten vermeld dient te worden. Dit kan ook een geautomatiseerd systeem zijn op basis van pasjes.

Niet meer dan 500 gram handelsvoorraad

Ten behoeve van verkoop in de coffeeshop mag niet meer dan 500 gram cannabisproducten handelsvoorraad in de coffeeshop aanwezig zijn. Voorts is het niet toegestaan enige handelsvoorraad buiten de coffeeshop te hebben.

Geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland

Het ingezetenencriterium bepaalt dat er geen sprake mag zijn van toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder. Onder ingezetene wordt verstaan: een persoon die zijn adres heeft in een gemeente van Nederland. Het ingezetenschap wordt aangetoond middels een uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie van de woonplaats van de klant.

Geen vestiging in de nabijheid van scholen

Het doel van een afstandscriterium is schoolgaande jongeren niet met coffeeshops te confronteren. Het afstandscriterium in de gemeente Den Helder wordt vastgesteld op 350 meter. Onder school wordt verstaan een school voor voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO of Gymnasium) en middelbaar beroepsonderwijs. De wens is om de naar het voortgezet onderwijs gaande jeugd niet met coffeeshops te confronteren en hen de verkoop van softdrugs niet als iets normaals te laten beschouwen.

Om de afstand tussen een coffeeshop en een school te bepalen, geldt de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg tussen de voordeur van de coffeeshop tot de hoofdingang van de school.

Er is bewust gekozen om de afstand tot een basisschool geen aanvullend gedoogcriterium te maken, omdat softdrugsgebruik op de basisschool nagenoeg niet voorkomt. Het derde beleidsuitgangspunt - de bescherming van kwetsbare groepen - maakt het wel noodzakelijk maatregelen te treffen voor het speciaal basisonderwijs.

Weliswaar geldt voor het speciaal basisonderwijs, net als voor het gehele basisonderwijs, dat het gebruik van cannabis doorgaans pas op latere leeftijd plaatsvindt, toch is er reden om extra terughoudend te zijn met de aanwezigheid van coffeeshops in de directe omgeving van dergelijke scholen. Kinderen op zulke scholen zijn vaak minder weerbaar, hebben behoefte aan duidelijke pedagogische structuren en eenduidige normstelling. Veel van deze kinderen groeien op in een omgeving met sociale en psychische problematiek. De kinderen worden door hun beperkte actieradius veelal met een busje vervoerd tussen school en woonplek. Een eventuele confrontatie met coffeeshops tijdens het wachten op het busje is niet wenselijk.

Alleen verkoop tegen contante betaling

De cannabisproducten mogen niet gratis verstrekt worden en moeten direct afgerekend worden. Stempel- of zegelkaarten, verkoop op rekening, ruilen tegen goederen, onderpand dan wel in ruil tegen het verrichten van werkzaamheden of anderszins is niet toegestaan. Een prijslijst moet duidelijk zichtbaar aanwezig zijn. Het elektronisch betalen door middel van pin is ook een contante betaling.

Boekhouding

Exploitanten van coffeeshops zijn belasting verschuldigd over hun inkomsten. Geldstromen die samenhangen met de reële omzetten van coffeeshops die zich houden aan de door het Openbaar Ministerie gestelde eisen, worden niet gerekend tot de ongebruikelijke transacties in de zin van de wet Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. In de gedoogvoorschriften zijn bepalingen opgenomen betreffende de boekhoudplicht met als doel de handelsvoorraad en de maximale transactie per klant per dag te controleren. Een leidinggevende dient zich aan de belastingwetgeving te houden. Dit is zijn eigen verantwoordelijkheid. In de gedoogvoorschriften wordt hierop gewezen.

Verklaring van goed betalingsgedrag van de Belastingdienst

Een nieuw aanvullend bestuursrechtelijk voorschrift op basis van artikel 13b Opiumwet is de verklaring omtrent goed betalingsgedrag. Bij de aanvraag van een (of verlenging van een) coffeeshopvergunning dient de exploitant deze verklaring bij de Belastingdienst aan te vragen en dient hij die te overleggen. Deze verklaring wordt door de Belastingdienst afgegeven en omhelst het fiscale betalingsgedrag van de eventuele rechtspersoon, maar ook van de onderliggende natuurlijke personen.

Geen kansspelautomaten

Coffeeshops worden ingevolge het kansspelbeleid gekarakteriseerd als zijnde laagdrempelige inrichtingen. In laagdrempelige inrichtingen zijn met de benodigde aanwezigheidsvergunning uitsluitend twee behendigheidsautomaten toegestaan.

Geen verkoop van smartproducten

De verkoop van hallucinogene paddenstoelen, andere ecodrugs en smart producten in coffeeshops is verboden.

Cannabisvoorlichting

Coffeeshopexploitanten hebben op het terrein van volksgezondheid een verantwoordelijkheid bij de verstrekking van cannabisproducten aan gebruikers. Voor de algemene groep bezoekers van coffeeshops dient de voorlichting een ‘trigger’ te vormen om de juiste vragen te stellen over het gebruik van cannabisproducten en daarop ook adequate antwoorden krijgen. Ten aanzien van probleemgebruikers moet de ondernemer met zijn voorlichting een signaalfunctie vervullen.

De exploitant van de coffeeshop en personeelsleden dienen aantoonbaar deskundig te zijn op het gebied van problematisch drugsgebruik en drugsverslaving en beschikken over een bewijs hiervan, afgegeven door een verslavingszorginstelling. In de coffeeshop dient op een zichtbare plaats voorlichtingsmateriaal over het gebruik van cannabis aanwezig te zijn waarin aandacht wordt gegeven aan de gevaren van cannabisgebruik en de mogelijkheden ten aanzien van de hulpverlening. Daarnaast dient de coffeeshophouder bij klanten ten aanzien waarvan wordt gesignaleerd dat er sprake is van risicovol gebruik en/of verslaving, actief deze gevaren onder de aandacht van de betreffende klanten te brengen en deze op de mogelijkheden van hulpverlening te wijzen.

Sluitingstijd

De inrichting dient tussen 0.00 uur en 12.00 uur gesloten te zijn.

Geen terrassen

Bij coffeeshops worden geen terrassen bij de voordeur toegestaan. Dit om te voorkomen dat publiek ongewild in aanraking komt met softdrugs en om te voorkomen dat de drempel te laag wordt.

Open karakter/vrije toegankelijkheid

Aangezien de verkoop en het gebruik van softdrugs achter gesloten deuren en geblindeerde ramen argwaan en gevoelens van onveiligheid kunnen oproepen, bijvoorbeeld bij omwonenden, moet er sprake zijn van een open inrichting die vrij toegankelijk is en die vanaf de straat is te overzien. Dit bevordert bovendien het toezicht en de controle op de naleving van de vergunningvoorschriften. Het vereiste van een open karakter van de coffeeshop is nader inhoudelijk ingevuld en geconcretiseerd. Dit betekent:

▪ Ramen moeten zijn bezet met blank doorzichtig glas, waarvan de helft maximaal mag zijn bedekt met materiaal dat doorkijken verhindert;

▪ In de inrichting mogen geen voorzieningen zijn aangebracht die een gehele afzondering van een gedeelte van de inrichting mogelijk maken;

▪ Ter wering van ongewenste klanten en ter controle van de leeftijd kan de exploitant, net als bij horecabedrijven, een portier aanstellen.

Geen verbinding tussen coffeeshop en woning

Het is niet toegestaan dat een coffeeshop in open verbinding staat met een woning.

Geen loketverkoop aan straat

De richtlijn van het College van Procureurs-generaal van het OM stelt eisen aan de locatie waar softdrugs mogen worden verkocht. De richtlijn spreekt over het onder strikte voorwaarden gedogen van verkoop van softdrugs in alcoholvrije horecagelegenheden. Dit impliceert dat verkoop van softdrugs door coffeeshopexploitanten vanuit een loket aan de straat niet is toegestaan. Wel is het mogelijk de coffeeshop zodanig in te richten dat sprake is van een loket in de inrichting, waarbij het dan mogelijk is om al dan niet naast het loket een verblijfsmogelijkheid te bieden. Coffeeshops zonder verblijfsmogelijkheid worden ook wel afhaalshops genoemd.

Wet Bibob

De gemeente Den Helder heeft de Wet Bibob onder meer van toepassing verklaard op de vergunningverlening voor horeca en coffeeshops. Dit betekent voor een coffeeshophouder dat deze bij aanvraag van de exploitatievergunning horecabedrijf aan een scherpere toetsing wordt onderworpen.

Exploitatievergunning

Door het verlenen van de exploitatievergunning is het mogelijk om, voorafgaand aan de vestiging van een alcoholvrij horecabedrijf, bij de beslissing op een aanvraag een aantal overwegingen te betrekken. Dit kan betekenen dat er eisen gesteld worden ter bescherming van de belangen van openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. In de voorschriften van de exploitatievergunning kan opgenomen worden dat de exploitant dient toe te zien op het gedrag van de komende en gaande bezoekers.

Eisen exploitant en leidinggevenden

Aan exploitant en leidinggevenden worden op basis van het coffeeshopbeleid dezelfde eisen gesteld als de eisen genoemd in artikel 8 van de Drank- en Horecawet. De criteria zijn vermeld in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999. Dit houdt in dat aan de hand van justitiële documentatie wordt bezien of een exploitant/leidinggevende de laatste 5 jaar een veroordeling heft gehad verband houdende onder andere met de Drank- en Horecawet, Opiumwet, Wet op de Kansspelen, heling, rijden onder invloed, discriminatie. De exploitant(en) en/of leidinggevende(n) mogen alleen natuurlijke personen zijn. Rechtspersonen zijn niet toegestaan als beheerder en/of exploitant.

Een verzoek om een exploitatievergunning met gedoogvoorschriften zal geweigerd worden indien geen verklaring omtrent het gedrag (VOG) van de exploitant, leidinggevenden en alle overige medewerkers uiterlijk 3 maanden voor de datum waarop het verzoek om een exploitatievergunning is ingediend is afgegeven.

De houder van de exploitatievergunning dan wel een leidinggevende dient tijdens de openingstijden van de coffeeshop aanwezig te zijn. De minimum leeftijd van de exploitant en leidinggevenden is 21 jaar.

Bestemmingsplan

Een pand waarin een coffeeshop is gevestigd, dient een horecabestemming te hebben.

Termijn gedoogvoorschriften

De exploitatievergunning met gedoogvoorschriften wordt voor 5 jaar verleend. Indien een coffeeshop of de exploitant niet meer aan de voorschriften voldoet, kan de gedoogbeschikking worden ingetrokken.

Evaluatie

Het coffeeshopbeleid moet bezien worden in relatie tot andere vormen van ongewenste drugsfaciliteiten. Te denken valt aan growshops en hennepkwekerijen. Uit de analyse die het RIEC Noord-Holland Noord maakt, zal moeten blijken of er sprake is van mogelijke verschuivingsaspecten, een toename of afname van drugsincidenten. Indien nadere informatie hierover bekend wordt, kan dit aanleiding vormen om het maximumbeleid ten aanzien van coffeeshops al dan niet te wijzigen.

Hoofdstuk 2 Handhavingsplan

2.1 Introductie

Bij brief van 4 februari 2013 schrijft de minister van Veiligheid en Justitie aan alle burgemeesters dat hij het aangescherpte coffeeshopbeleid dat per 1 januari 2013 landelijk is doorgevoerd wil toelichten. Hij zegt daarover het volgende: Het landelijk coffeeshopbeleid moet een einde maken aan overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops en daarnaast de handel in verdovende middelen tegengaan. De coffeeshop moet kleiner en meer beheersbaar worden gemaakt en de aantrekkingskracht van het Nederlandse drugsbeleid op gebruikers afkomstig uit het buitenland moet terug worden gedrongen. Daarnaast is het doel van het coffeeshopbeleid om de zichtbaarheid van coffeeshops voor scholieren te verkleinen.

De minister heeft in december 2012 aan de Tweede Kamer toegezegd te rapporteren over het lokale maatwerk per gemeente. Daarnaast heeft hij toegezegd voor de zomer te berichten over de tussenstand hiervan. In het kader van deze toezeggingen worden de gemeenten verzocht om de afgestemde handhavingsplannen (inclusief het handhavingsarrangement) voor 1 mei 2013 in te sturen naar het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Als aanvulling op het regionale coffeeshopbeleid en om aan de wens van de minister van Veiligheid en Justitie te voldoen, is er besloten een regionaal handhavingsplan en handhavingsarrangement op te stellen. Door het regionaal vaststellen van de stukken staan wij als regio sterker in de aanpak van overlast en criminaliteit ten aanzien van coffeeshops en de handel in softdrugs. Daarbij is het tevens voor alle coffeeshophouders in de regio duidelijk hoe de gemeenten met één of meer coffeeshops de lokale handhaving hebben ingericht.

Het regionaal handhavingsplan bestaat uit de volgende drie onderdelen:

  • 1.

    Controle op coffeeshops

  • 2.

    Regionale prioriteiten in de handhaving

  • 3.

    Regionaal handhavingsarrangement

2.2 Controle op coffeeshops

Iedere coffeeshop wordt twee keer per jaar door de gemeente gecontroleerd. Dit gebeurt met ondersteuning van de politie.

▪ De gemeentelijke toezichthouder is belast met de leiding en uitvoering van de controle;

▪ De politie heeft tot taak de veiligheid van de bij de controle betrokken ambtenaren te waarborgen. Indien tijdens de controle het vermoeden rijst van gepleegde strafbare feiten, stelt de politie een strafrechtelijk onderzoek in;

▪ Waar mogelijk worden ook de Belastingdienst en andere instanties bij de integrale controle betrokken;

▪ Bij klachten omtrent overlast en bij meldingen en signalen omtrent andere misstanden en incidenten rond coffeeshops, zal de politie reageren in de vorm van het onderzoeken van dergelijke informatie en indien nodig daartegen optreden. Wanneer het in dergelijke ad-hoc situaties mogelijk is, wordt ook in die gevallen de mogelijkheid verkend om direct door politie en gemeente gezamenlijk op te treden. Als dat niet eenvoudig en direct mogelijk blijkt te zijn, treedt de politie zelfstandig op;

▪ De controlerapporten worden besproken in het lokaal driehoeksoverleg;

▪ In ernstige overlastsituaties zal er een lokaal driehoeksoverleg worden belegd om afspraken te maken over de aanpak.

De controle wordt door de politie geregistreerd en besproken in het lokale driehoeksoverleg. Op grond van de rapportages worden in het driehoeksoverleg afspraken gemaakt over de strafrechtelijke vervolging en bestuursrechtelijke maatregelen zoals omschreven in het handhavingsarrangement.

Daarnaast zal de politie ook toezien op het terugdringen van de rol van criminele organisaties bij het bevoorraden van coffeeshops. Ook coffeeshops die zich bezighouden met voorraadvorming voor de export zullen worden vervolgd door het Openbaar Ministerie.

Illegale handel in softdrugs

Handel in softdrugs wordt alleen onder de strikte voorwaarden van het beleid gedoogd. Deze gedoogcriteria betreffen de AHOJGI-criteria zoals opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. Alle andere vormen van handel in softdrugs zijn illegaal, en zijn verboden op grond van artikel 3 van de Opiumwet.

Registratie

De politie draagt zorg voor een centrale registratie van alle informatie over coffeeshops en de softdrugshandel. Dat betekent dat de politie alle klachten, meldingen en waarnemingen van politiemensen/politieoptredens, die verband houden met coffeeshops en drugshandel, vastlegt in een registratiesysteem.

In de eerste plaats is registratie van belang om een goed beeld te krijgen van de gang van zaken rond coffeeshops, van de softdrugshandel in het algemeen en dus ook van de effectiviteit van het beleid. In de tweede plaats is registratie een onmisbare basis voor het optreden tegen coffeeshops die zich niet aan de gedoogcriteria houden, doordat op deze manier “automatisch” een dossier wordt opgebouwd dat in juridische procedures de basis moet vormen voor sluiting en andere sancties. In verband met de dossiervorming levert de politie zo spoedig mogelijk na ieder incident aan de gemeente alle relevante informatie aan (waaronder mutaties en proces verbalen). In dit verband is ook afgesproken dat de politie periodieke rapportages uitbrengt aan het driehoeksoverleg, zodat de uitvoering van het coffeeshopbeleid regelmatig op de agenda van het driehoeksoverleg staat. De rapportages vormen een goede basis voor concrete afspraken over optreden tegen overtredingen en misstanden.

2.3 Regionale prioriteiten in de handhaving

De gemeente (lees; de burgemeester) stelt het coffeeshopbeleid vast en voert de regie. De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving. Gemeenten bepalen zelf of zij coffeeshops toelaten of dat zij een nulbeleid voeren. De gemeenten met één of meer coffeeshops moeten een bijbehorend handhavingsplan opstellen. De handhaving van het I-criterium dient volgens de minister te verlopen in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd. Daarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat sprake is van lokaal maatwerk.

De gemeenten in de regio Noord-Holland Noord met één of meer coffeeshops hebben regionale overeenstemming bereikt over welke gedoogcriteria prioriteit krijgen in de handhaving. De handhaving van de AHOJG-criteria is tot regionale prioriteit benoemd omdat men van mening is dat op die criteria de meeste overlast en criminaliteit kan ontstaan. De handhaving van de AHOJG-criteria gebeurt zowel stafrechtelijk als bestuursrechtelijk (zie handhavingsarrangement).

Met de aanscherping van het gedoogbeleid voor coffeeshops, door middel van het I-criterium, zijn de gemeenten de discussie gestart over het al dan niet handhaven en toekennen van prioriteit aan dit criterium. De gemeenten zijn overeengekomen vooralsnog geen prioriteit toe te kennen aan de handhaving van dit criterium. De volgende redenen liggen hieraan ten grondslag:

▪ De gemeenten in Noord-Holland Noord met één of meer coffeeshops kennen geen drugtoerisme en daarmee verband houdende drugsrunners (personen die potentiële buitenlandse klanten opwachten en overhalen naar een coffeeshop te gaan);

▪ Overlast ten aanzien van coffeeshops wordt niet specifiek toegeschreven aan bezoekers die geen ingezetenen van Nederland zijn;

▪ Criminaliteit in verband met coffeeshops en verdovende middelen is niet het gevolg van toegang tot coffeeshops en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland;

▪ Door strikte handhaving van de AHOJG-criteria wordt overlast en criminaliteit die verband houdt met coffeeshops dermate bestreden dat handhaven van het I-criterium hieraan een zeer geringe bijdrage zal leveren ten opzichte van de inspanningen die hiervoor moeten worden geleverd;

▪ Het regionaal opgestelde beleid rond coffeeshops en het Damoclesbeleid voorzien voldoende in het treffen van maatregelen ten aanzien van coffeeshops en de beheersing van de openbare orde;

▪ De burgemeester beschikt over afdoende bevoegdheden om maatregelen te treffen in het kader van de openbare orde.

Dat er geen prioriteit wordt toegekend aan de handhaving van het I-criterium betekent echter niet dat het criterium niet in het handhavingsarrangement is opgenomen. Om voorbereid te zijn op overlast en criminaliteit die in de toekomst kan ontstaan door het verlenen van toegang tot en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland, is het I-criterium uit voorzorg opgenomen in het arrangement. Toekomstige handhaving van het I-criterium kan zo gemakkelijk worden gerealiseerd. Daarbij is het voor het Openbaar Ministerie van belang dat het I-criterium in het handhavingsarrangement is opgenomen, zodat zij strafrechtelijk kan handhaven in geval van zware overtreding conform de richtlijn Opiumwet.  

Er moet worden opgemerkt dat alle gemeenten in Noord-Holland Noord met één of meer coffeeshops de handhaving van het afstandscriterium strikt hebben doorgevoerd. De afstand tussen een coffeeshop en scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs is in de gehele regio minimaal 350 meter.

2.4 Regionaal Handhavingsarrangement

Gemeenten hebben beleidsvrijheid om de hoogte van sancties vast te stellen, mits de zwaarte van de overtreding in verhouding staat tot het doel van de sanctie. Vanuit regionaal oogpunt en ten behoeve van duidelijkheid voor alle handhavingspartners is het wenselijk om zoveel mogelijk uniformiteit te hanteren, mede om het zogeheten “waterbedeffect” tegen te gaan.

De driehoekspartners hebben ten behoeve van het coffeeshopbeleid afspraken gemaakt over een goede afstemming en een geïntegreerde inzet van het strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumentarium, overigens met behoud van eigen verantwoordelijkheden.

Teneinde het justitiële optreden en de bestuursrechtelijke handhaving complementair te laten zijn, wordt gewerkt met een handhavingsarrangement.

Het handhavingsarrangement heeft tot doel:

▪ De handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en zoveel mogelijk complementair te laten zijn;

▪ Dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding;

▪ Kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding.

Handhavingsinstrument

  • 1.

    Als beleidsuitgangspunt wordt in de regel gekozen voor het direct toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang is een directer middel dat, in

    tegenstelling tot de dwangsom, (op termijn) tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden.

  • 2.

    Bij het toepassen van bestuursdwang wordt in principe gekozen voor sluiting van de woning c.q. het lokaal. Dit wordt als de meest effectieve maatregel beschouwd om de met de Opiumwet strijdige

    situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.

  • 4.

    Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast of dat er toch een last onder dwangsom wordt opgelegd. Indien er een last onder dwangsom wordt opgelegd is afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Indien een coffeeshop handelt in strijd met de AHOJGI-criteria en/of het beleid drugsverkooppunten (inclusief voorschriften) is de volgende sanctiestrategie van toepassing:

Sanctiestrategie

Ernst, aard of combinatie van overtredingen

Indien de gemeente dit nodig acht, kan er gemotiveerd van het hiervoor aangegeven handhavingsarrangement worden afgeweken. Het is denkbaar dat tegelijkertijd verschillende overtredingen worden begaan. Aan de aanpak van een combinatie van overtredingen kent justitie een hoge prioriteit toe. Het achtereenvolgens of tegelijkertijd overtreden van verschillende voorwaarden kan leiden tot het overslaan van bepaalde beschreven stappen in de overheidsreactie op afzonderlijke overtredingen. Ook de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden kunnen voor de burgemeester aanleiding zijn om te besluiten tot het overslaan of afwijken van bepaalde beschreven stappen in het handhavingsarrangement.

Indien er sprake is van een illegaal verkooppunt voor hard- of softdrugs, is het Damoclesbeleid van toepassing (incl. handhavingsoverzicht).

Aldus vastgesteld op 6 januari 2014.

Burgemeester van Den Helder,

Koen Schuiling