Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2019)

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2019)

Burgemeester en wethouders van Den Helder

Overwegende dat het gewenst is dat de gemeente beleidsregels vaststelt ter uitvoering van de

Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2018 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2018.

Grondslagen :

de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015)

het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2018

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

BESLUITEN:

vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2019

HOOFDSTUK 1

Definities en bepalingen

In de Wmo 2015 staat de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt en zijn sociale netwerk

nadrukkelijk voorop en is de gemeente alleen aan zet voor zover de cliënt niet zelf of met de hulp

van dat netwerk tot zelfredzaamheid en participatie kan komen. De geboden zorg draagt ertoe bij dat de cliënt langer zelfstandig thuis kan wonen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wmo, Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

Artikel 2 Cliëntondersteuning

Het college voorziet in de beschikbaarheid van cliëntondersteuning:

bij eenvoudige hulpvragen met informatie, vraagverheldering en advies.

bij complexe hulpvragen met kortdurende ondersteuning.

Het college subsidieert daartoe de organisaties MEE & de Wering, RCO de Hoofdzaak en het Mantelzorgcentrum.

Artikel 3 Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de huisgenoten, tot wie gerekend worden, de partner, ouders, inwonende kinderen en anderen met wie cliënt duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont. Het gaat in dit artikel om de huisgenoot die 18 jaar is of ouder.

  • 2. Er gelden de volgende uitzonderingen:

    • a.

      voor zover een partner, ouder, meerderjarig kind en/of elke andere meerderjarige huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp ten behoeve van cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht.

    • b.

      voor zover een partner, ouder, meerderjarig kind en/of andere meerderjarige huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt wanneer er voor de partner, ouder, meerderjarig kind en/of andere meerderjarige huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, deze eigen mogelijkheden en/of voorzieningen hiertoe dienen te worden aangewend.

  • 3. Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:

    • i.

      Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij in het algemeen over een periode van maximaal drie maanden;

    • ii.

      Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze als gebruikelijk wordt aangemerkt.

HOOFDSTUK 2

ONDERSTEUNING BIJ HET VOEREN VAN EEN HUISHOUDEN

Artikel 4 Algemeen

  • 1. Ondersteuning bij het voeren van een huishouden omvat:

    • a.

      Schoonmaakondersteuning en signalering gericht op het schoon en leefbaar maken van het huis;

    • b.

      Praktische thuisondersteuning gericht op het structureren en op orde houden van het eigen huishouden.

  • 2. Bij het schoon en leefbaar maken van het huis, houdt schoon in dat de woning van de cliënt zodanig schoon moet zijn dat hij niet vervuilt. Het begrip leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

  • 3. Een gestructureerd en leefbaar huishouden is een huishouden waarin:

    • a.

      De cliënt en zijn huisgenoten gebruik kunnen maken van een opgeruimde en functionele huiskamer, entree/gang, slaapvertrek, keuken en douche/toilet;

    • b.

      Sprake is van een dagritme (opstaan, eten, drinken, plannen van taken, afspraken nakomen) dat past bij het huishouden;

    • c.

      Post wordt geopend.

  • 4. Schoonmaakondersteuning en signalering is noodzakelijk wanneer een cliënt beperkingen ondervindt bij het verrichten van de huishoudelijke taken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat mensen in staat zijn zelf structuur aan te brengen in hun huishouden en zaken te regelen.

  • 5. Praktische thuisondersteuning is noodzakelijk wanneer een cliënt beperkt is bij het voeren van regie op het eigen huishouden. Met de ondersteuning wordt de cliënt in staat gesteld om de regie daar waar mogelijke (deels) zelf en/of met zijn directe leefomgeving op te pakken.

Artikel 5 Schoonmaakondersteuning en signalering

  • 1. Bij de vaststelling van de noodzaak van schoonmaakondersteuning en signalering wordt rekening gehouden met gebruikelijke hulp en mantelzorg.

  • 2. Van huisgenoten vanaf 18 jaar wordt verwacht dat alle huishoudelijke werkzaamheden, zowel licht als zwaar huishoudelijk werk en de wasverzorging, kunnen worden uitgevoerd. En van huisgenoten vanaf 16 jaar tot 18 jaar wordt verwacht dat zij licht huishoudelijk werk verrichten.

  • 3. Bij gebruikelijke hulp kan rekening worden gehouden met school- en hobbywerkzaamheden van de huisgenoten vanaf 16 jaar tot 18 jaar.

  • 4. Indien huisgenoten alleen in het weekend aanwezig zijn wordt van deze huisgenoten verwacht dat de schoonmaakwerkzaamheden in het weekend worden uitgevoerd.

  • 5. Indien de huisgenoten niet ieder weekend thuiskomen wordt hier rekening mee gehouden indien aan de volgende kenmerken wordt voldaan:

    • a.

      het is inherent aan het werk/opleiding, en

    • b.

      het heeft een verplichtend karakter, en

    • c.

      het is voor een aaneengesloten periode van tenminste 7 etmalen.

  • 6. Bij het bepalen van de omvang van de schoonmaakondersteuning en signalering worden vastgestelde normtijden toegepast.

Artikel 6 Uitgangspunten normtijden schoonmaakondersteuning en signalering

Bij de vaststelling van de normtijden gelden de volgende uitgangspunten:

Bij het vaststellen van de omvang van de schoonmaakondersteuning en signalering wordt uitdrukkelijk meegewogen de werkzaamheden die de cliënt wel kan uitvoeren;

De cliënt bepaalt zelf de indeling van de werkzaamheden. De normtijden zijn inclusief een sociale component, zoals bijvoorbeeld koffie drinken;

De voorziening schoonmaakondersteuning en signalering wordt aangeboden vanaf een half uur per week en kan worden uitgebreid in tijdsperioden van 15 minuten op grond van maatwerk;

De aangeboden hulp betreft de woonkamer, keuken, toilet, badkamer, één slaapkamer en de gang;

De aangeboden hulp betreft niet de tuin, de hobbykamer, extra slaapkamers wanneer het een één- of tweepersoonshuishouden betreft, de zolder en de berging;

De schoonmaakondersteuning en signalering omvat de volgende werkzaamheden:

  • i. licht huishoudelijk werk: opruimen, stof afnemen, beddengoed rechttrekken, huishoudelijke afval opruimen;

  • ii. zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, schrobben, dweilen, ramen wassen (binnen), sanitair en keuken schoonmaken, bedden verschonen;

  • iii. wasverzorging: het sorteren en wassen met behulp van een wasmachine, ophangen /afhalen van de was, in- en uitruimen wasdroger, vouwen en strijken en opbergen;

  • iv. het actief signaleren van veranderingen van de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden, vereenzaming van de cliënt en de sociale omgeving van de cliënt. Indien nodig geeft de medewerker het signaal af bij een aanspreekpunt binnen de organisatie. De aanbieder informeert de gemeente direct (binnen een week) over relevante veranderingen in de situatie van de cliënt;

    • a.

      Er wordt geen tijd geïndiceerd voor het doen van de afwas, in- en uitruimen van de vaatwasmachine en extra schoonmaakwerkzaamheden vanwege huisdieren;

    • b.

      Er is geen noodzaak voor hulp bij het bereiden van het eten, de ramen wassen (buitenom) en het doen van de boodschappen. Daarvoor zijn andere voorzieningen beschikbaar, zoals respectievelijk maaltijdservice, glazenwasser en boodschappenservice;

    • c.

      Voor de werkzaamheden “het actief signaleren van veranderingen van de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden, vereenzaming van de cliënt en de sociale omgeving van de cliënt” wordt geen tijd geïndiceerd, daar dit van de ingezette hulp verwacht mag worden.

Artikel 7 Normtijden schoonmaakondersteuning en signalering

  • 1. Bij het bepalen van de omvang van de schoonmaakondersteuning gelden de volgende normtijden, waarbij het totaal per week naar boven wordt afgerond op tijdsperioden van 15 minuten :

Licht huishoudelijk werk: ca. 30 minuten

Zwaar huishoudelijk werk:

Stofzuigen ca. 30 minuten

Schrobben/dweilen/ramen wassen(binnen) ca. 15 minuten

Badkamer en toilet ca. 20 minuten

Keuken schoonmaken ca. 20 minuten

Bedden verschonen ca. 15 minuten

Wasverzorging ca. 20 minuten

  • 2. Indien bij de cliënt alle in lid 1 van dit artikel genoemde werkzaamheden worden overgenomen gelden de volgende normtijden:

1 persoonshuishouden

2,5 uur

2 persoonshuishouden

(echtpaar)

2,5 uur

Indien 1 slaapkamer in gebruik is

Elke persoon extra

0,5 uur

i.v.m. 1 slaapkamer extra te doen

Component COPD/allergie

(mits woning is gesaneerd)

of incontinentie bij cliënt

1 uur

  • 3. Indien de cliënt de licht huishoudelijke werkzaamheden van de onder lid 1 van dit artikel genoemde werkzaamheden zelf kan uitvoeren, gelden de volgende normtijden:

1 persoonshuishouden

2 uur

2 persoonshuishouden

(echtpaar)

2 uur

Indien 1 slaapkamer in gebruik is

Elke persoon extra

15 min.

i.v.m. 1 slaapkamer extra te doen

Component COPD/allergie

(mits woning is gesaneerd)

of incontinentie bij cliënt

45 min.

Artikel 8 Extra schoonmaak

In geval van ernstige vervuiling met risico op gezondheidsproblemen en/of overlast kan het college besluiten éénmalig de woning schoon en leefbaar te maken.

Artikel 9 Praktische thuisondersteuning

  • 1. De inzet van praktische thuisondersteuning is gericht op het laten uitvoeren van handelingen door de cliënt zelf en/of door een steunend sociaal netwerk.

  • 2. Tot de dienstverlening behoort:

    • a.

      het proactief signaleren en in de gaten houden van veranderingen van de zelfredzaamheid, gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de cliënt;

    • b.

      het ondersteunen (coachen) van de cliënt bij het oefenen met het aanbrengen van (dag)structuur en/of het voeren van regie over eigen huishouden en/of de dagelijkse organisatie van het huishouden. Hieronder wordt verstaan de ondersteuning bij het organiseren, het plannen van huishoudelijke taken, het regelen van lichte administratieve ondersteuning;

    • c.

      maaltijdverzorging: opstellen boodschappenlijst, ondersteuning bij en/of zelf klaarmaken van per dag 2x broodmaaltijd en 1x warme maaltijd of magnetronmaaltijd;

    • d.

      afstemming met ander ondersteuningsaanbod indien aanwezig;

    • e.

      het helpen benutten en uitbreiden van de mogelijkheden van het sociale netwerk, met als doel blijvende inzet te realiseren vanuit dat netwerk, waardoor de praktische thuisondersteuning (deels) kan worden afgebouwd. Hierbij is er oog voor (dreigende) overbelasting van de mantelzorger(s).

Artikel 10 Normtijden praktische thuisondersteuning

Bij het bepalen van de omvang van de praktische thuisondersteuning gelden de volgende normtijden, waarbij het totaal per week wordt naar boven afgerond op tijdsperioden van 15 minuten:

Het proactief signaleren in de gaten houden van veranderingen van de zelfredzaamheid, gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en sociale omgeving van de cliënt

5 minuten per week

Het ondersteunen (coachen) van de cliënt bij het oefenen met het aanbrengen (dag)structuur.

Het voeren van regie over eigen huishouden en/of de dagelijkse organisatie van het huishouden. Hieronder wordt verstaan de ondersteuning bij het organiseren, het plannen van huishoudelijke taken, het regelen van lichte administratieve ondersteuning.

30 minuten per week

30 minuten per week

Maaltijdverzorging:

-opstellen boodschappenlijstje en zorgen dat de boodschappen in huis komen(bestellen boodschappen via bezorgservice van de (lokale) supermarkt).

-Ondersteuning bij en of het zelf klaarmaken van per dag 2x broodmaaltijd.

-Ondersteuning bij en of het zelf klaarmaken van warme maaltijd

Afstemming met ander ondersteuningsaanbod indien aanwezig

20 minuten per week

15 minuten per dag

30 minuten per dag (maximaal 3x per week)

Afhankelijk van het te bereiken resultaat

Het helpen benutten en uitbreiden van de mogelijkheden van het sociaal netwerk, met als doel blijvende inzet te realiseren vanuit dat netwerk, waardoor praktische thuisondersteuning deels kan worden afgebouwd. Hierbij is er oog voor (dreigende) overbelasting van de mantelzorgers.

Afhankelijk van het te bereiken resultaat

HOOFDSTUK 3

WOONVOORZIENINGEN

Artikel 11 Algemeen

  • 1. Een cliënt met een beperking kan voor een woningaanpassing in aanmerking komen indien een verhuizing naar een adequate of makkelijker aan te passen woning niet te realiseren of niet de goedkoopst adequate oplossing is. Hierbij dient de cliënt van de voorziening afhankelijk te zijn voor het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen.

  • 2. Bij een woningaanpassing gaat het om de belemmeringen in en rond de woning te verminderen of op te heffen. Voor het bereiken van de private woning wordt gesteld dat voor aanpassing in aanmerking komt maximaal 20 vierkante meter verhard pad tussen de openbare weg en de toegang van de woning die gebruikt wordt. Het gebruik van een hobby-, werk- of recreatieruimte valt niet onder de compensatieplicht van de gemeente. Evenmin is het de bedoeling dat vanuit professionele oppas of verzorgingsoogpunt dan wel vanuit therapeutisch oogpunt hulpmiddelen en/of voorzieningen worden aangebracht of dat er belemmeringen worden opgeworpen. Hulpmiddelen ten behoeve van professionele verzorging zijn uitgesloten.

  • 3. Bij een woonvoorziening dient nagegaan te worden wat voor de cliënt de essentiële woonruimten zijn. Onder essentiële woonruimte wordt verstaan:

    • a.

      een slaapgelegenheid die bereikt en gebruikt kan worden;

    • b.

      een toilet die bereikt en gebruikt kan worden;

    • c.

      een badkamer die gebruikt en bereikt kan worden;

    • d.

      een kookgelegenheid/keuken die gebruikt en bereikt kan worden;

    • e.

      een woonkamer die gebruikt en bereikt kan worden;

    • f.

      één toegang tot de woning die gebruikt en bereikt kan worden.

  • 4. Bij het bepalen of een cliënt met een beperking al dan niet in aanmerking komt voor een woonvoorziening en bij het selecteren van een noodzakelijke voorziening spelen de volgende factoren een rol:

    • a.

      ernst en omvang van de beperkingen;

    • b.

      het ziekteverloop/de prognose;

    • c.

      de noodzaak van de voorziening(en);

    • d.

      de intensiteit van het gebruik van de voorziening(en);

    • e.

      bouwkundige situatie;

    • f.

      de aanwezigheid van alternatieve oplossingen.

  • 5. Een aanbouw of een losse woonunit wordt alleen overwogen als essentiële woonruimtes niet op een andere manier bereikbaar kunnen worden gemaakt (verhuizing heeft het primaat).

  • 6. Voor het kwaliteitsniveau van de aanpassingen wordt aangesloten bij de eisen zoals deze in het bouwbesluit zijn geformuleerd.

Artikel 12 Verhuizen

  • 1. Als verhuizen goedkoper is dan het aanpassen van de huidig bewoonde woning, gaat het verhuizen voor het aanpassen van de woning.

  • 2. De cliënt met een geobjectiveerde beperking kan in aanmerking komen voor een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding indien wordt verhuisd naar een adequate of een makkelijker aan te passen woning.

  • 3. Voor verhuizing is het noodzakelijk dat op het moment van de beslissing een adequate of gemakkelijk aan te passen woning beschikbaar is of dat binnen één jaar een dergelijke woning beschikbaar zal komen.

  • 4. Van de cliënt met een beperking wordt verwacht dat hij actief op zoek gaat naar een andere woning en de ondernomen activiteiten schriftelijk bijhoudt, zo mogelijk in de vorm van kopieën van de correspondentie.

  • 5. Indien een cliënt met een beperking tweemaal een aangeboden adequate of geschikt te maken woning weigert op niet reële gronden wordt de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding ingetrokken. Tevens is het niet mogelijk om dan alsnog de huidige woning aan te passen.

  • 6. Een inwoner zonder beperking kan in aanmerking komen voor een verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding wanneer deze een aangepaste woning verlaat ten behoeve van een cliënt met een beperking.

  • 7. Lid 1 van dit artikel is zowel van toepassing bij huur- als bij koopwoningen. Bij een koopwoning wordt een afweging gemaakt of het kopen van een andere geschikte of gemakkelijk aan te passen woning gezien kan worden als de meest goedkope en adequate oplossing.

  • 8. Ook als er een geschikte huurwoning beschikbaar is, geldt het primaat van verhuizen naar die woning voor de eigenaar van de koopwoning. Er kan en mag worden verwacht dat de eigen woning wordt verkocht.

Artikel 13 Bezoekbaar maken woning

Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken voor het bezoekbaar maken van één woning ten behoeve van de cliënt die zijn hoofdverblijf in een Wlz-instelling in de gemeente Den Helder heeft als de cliënt:

regelmatig een bezoek brengt aan de bezoekbaar te maken woning, en

het bezoek voor de cliënt noodzakelijk is voor het onderhouden van sociaal contact, en

hij deze woning niet op een normale manier kan betreden of bereiken, en/of

hij in de woning geen gebruik kan maken van het toilet.

HOOFDSTUK 4

VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 14 Algemeen

  • 1. Een vervoersvoorziening is een voorziening ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen. Dit betekent dat naar voorzieningen wordt gekeken, waarmee een cliënt afstanden kan afleggen binnen de gemeentegrenzen. Voor het opheffen van een vervoersbeperking buiten de gemeentegrenzen kan gebruik worden gemaakt van Valys. Valys regelt het vervoer van deur naar deur buiten de gemeentegrenzen.

  • 2. De volgende selectiefactoren worden meegewogen:

    • a.

      Leeftijd

Er bestaat een relatie tussen de leeftijd van de cliënt en diens verplaatsingsgedrag. Bij de beoordeling van een vervoersvoorziening wordt daarmee rekening gehouden. Zo bestaat er een groot verschil in verplaatsingsgedrag van dat van een kind, dat van een volwassene en dat van een oudere. Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt de vervoersbehoefte eerst toe, en op latere leeftijd weer af.

  • i. Bij kinderen onder de 5 jaar wordt geacht dat zij geen zelfstandige vervoersbehoefte hebben, omdat de ouders hen meenemen.

  • ii. Kinderen van 5 tot en met 11 jaar kunnen een zelfstandige vervoersbehoefte hebben over de middellange afstand. Zij hebben geen zelfstandige vervoersbehoefte over de lange afstand. Zij worden geacht bij het vervoer begeleid te worden.

  • iii. Kinderen van 12 jaar en ouder en volwassenen hebben een zelfstandige vervoersbehoefte.

    • b.

      Verplaatsingsmotieven

Voor motieven voor vervoer komen in aanmerking de dingen die men normaliter van dag tot dag pleegt te doen: winkelen, sport, hobby, bezoeken van bijeenkomsten, culturele activiteiten, familie- en vriendenbezoeken.

Stalling

De cliënt draagt zorg voor een adequate stalling voor de scootmobiel, of driewielfiets, of andere vervoersvoorziening. Zonodig beschikt de stalling over een oplaadpunt. Indien een adequate stallingsmogelijkheid ontbreekt en ook niet te realiseren is, wordt de vervoersvoorziening niet verstrekt.

Artikel 15 Taxipas

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor een taxipas, indien hij langdurig niet in staat is om zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken ten gevolge van lichamelijke en/of verstandelijke belemmeringen.

  • 2. De taxipas geeft recht op maximaal 180 ritten op jaarbasis.

  • 3. Er worden maximaal 90 ritten per taxipas verstrekt aan een cliënt die reeds over een andere vervoersvoorziening dan een rolstoel beschikt.

  • 4. Per taxipas mag maximaal één persoon de cliënt vergezellen. Indien cliënten met een taxipas op één adres woonachtig zijn, geldt één rit per twee personen.

  • 5. Gebruik van de taxipas is dagelijks mogelijk van 7.30 uur tot 23.30 uur.

Artikel 16 Autoaanpassing

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor een aanpassing van de eigen auto indien hij is aangewezen op eigen vervoer en geen gebruik kan maken van het Wmo-taxivervoer.

  • 2. Er geldt één aangepaste auto per huishouden.

  • 3. De aan te passen auto is jonger dan zeven jaar.

  • 4. Deze autoaanpassingen kunnen onder andere betreffen:

de bediening en besturing van de auto;

het in en uit de auto komen;

de zithouding.

De meerkosten voor de autoaanpassing worden voor een periode van zeven jaar toegekend.

Artikel 17 Scootmobiel

  • 1. Als een cliënt niet meer dan 100 meter kan lopen, kan hij in aanmerking komen voor een scootmobiel. Een scootmobiel is ter vervanging van de loopfunctie.

  • 2. Indien een cliënt gebruik kan maken van een driewielfiets, komt hij niet in aanmerking voor een scootmobiel.

  • 3. De snelheid van een scootmobiel is begrensd tot 10 kilometer per uur.

  • 4. Aan het verstrekken van een pgb voor een scootmobiel is de voorwaarde verbonden, dat na 7 jaar opnieuw recht op een nieuwe scootmobiel bestaat.

Artikel 18 Rolstoel

  • 1. Een cliënt met een beperking kan voor een rolstoel in aanmerking komen wanneer aantoonbare, geobjectiveerde beperkingen problemen geven bij het verplaatsen in en om de woning en zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken.

  • 2. Aan het verstrekken van een pgb voor een rolstoel is de voorwaarde verbonden, dat na 5 jaar opnieuw recht op een nieuwe rolstoel bestaat.

Artikel 19 Sportrolstoel

  • 1. De cliënt dient aan te tonen:

    • a.

      dat hij/zij regelmatig sport, en

    • b.

      dat de gebruiker zonder sportrolstoel zijn sport niet kan beoefenen, en

    • c.

      een rolstoelvoorziening voor dagelijks gebruik niet voldoet.

  • 2. Indien één rolstoelvoorziening voor zowel sport als dagelijks gebruik kan worden gebruikt, wordt slechts één voorziening verstrekt.

  • 3. Aan het verstrekken van een pgb voor een sportrolstoel is de voorwaarde verbonden, dat na 3 jaar opnieuw recht op een nieuwe sportrolstoel bestaat.

HOOFDSTUK 5

BEGELEIDING

Artikel 20 Algemeen

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor begeleiding wanneer hij beperkingen ondervindt bij zijn zelfredzaamheid en hulp in het dagelijks leven nodig heeft om zelfstandig te kunnen leven.

  • 2. Begeleiding omvat:

    • a.

      het bieden van ondersteuning gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

    • b.

      het bewerkstelligen van verandering in gedrag en vaardigheden en het begeleiden bij achteruitgang;

    • c.

      het signaleren van en acteren op veranderingen in de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de cliënt.

  • 3. Begeleiding extra omvat de activiteiten zoals omschreven in het tweede lid van dit artikel en wordt ingezet in situaties waarbij sprake is van ernstige gedragsstoornissen en bij multiprobleem- situaties. Bij de cliënt is veelal sprake van langdurig tekortschietende zelfregie over het dagelijks leven.

Artikel 21 Gebruikelijke hulp en begeleiding

  • 1. Alle begeleiding van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp en ondersteuning als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat een individuele voorziening daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

  • 2. Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen cliënt gebruikelijke hulp en ondersteuning wanneer die begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:

    • a.

      Het geven van begeleiding aan een cliënt op het terrein van de maatschappelijke participatie.

    • b.

      Het begeleiden van de cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.

    • c.

      Het bieden van hulp en ondersteuning bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie en regie voeren over het huishouden. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte cliënt werd uitgevoerd.

HOOFDSTUK 6

DAGBESTEDING

Artikel 22 Algemeen

  • 1. Dagbesteding is ondersteuning in een groep met als uitgangspunt dat activiteiten bijdragen aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie en aansluiten op wat iemand (nog) kan (leren) en/of bijdragen aan de samenleving. Daarbij is vastgesteld dat de cliënt geen arbeidscapaciteiten heeft.

  • 2. Uitgangspunt is dat de dagbesteding gedurende maximaal 6 dagdelen per week plaatsvindt. Uitzondering hierop zijn de situaties waarbij sprake is van toeleiding naar zorg op grond van de Wlz, of van een allereerste stap in de toeleiding naar scholing, betaald werk of vrijwilligerswerk.

  • 3. Dagbesteding kan ingezet worden voor:

    • a.

      een zinvolle daginvulling;

    • b.

      stabiliseren van de situatie en begeleiding bij achteruitgang van de cliënt;

    • c.

      ontlasting van de mantelzorgers waardoor zij beter in staat blijven hun zorgtaken uit te voeren;

    • d.

      aangaan van sociale contacten.

Artikel 23 Vervoer dagbesteding

  • 1. Het bieden van vervoer is verbonden aan dagbesteding voor zover de cliënt niet in staat is om zelf, met behulp van zijn netwerk of met vrijwillige inzet van en naar de dagbesteding te komen. In die gevallen neemt de aanbieder van de dagbesteding de organisatie van het vervoer op zich.

  • 2. Het vervoer omvat het vervoer van en naar de locatie van de dagbesteding.

  • 3. Toezicht tijdens het vervoer wordt niet geïndiceerd.

HOOFDSTUK 7

KORTDUREND VERBLIJF

Artikel 24 Algemeen

  • 1. Kortdurend verblijf is een verblijf in een instelling of in een gezin bedoeld om de mantelzorger(s) te ontlasten, voor de maximale duur van drie etmalen per week. In specifieke situaties is een langere aaneengesloten periode mogelijk voor zover daarmee de maximale periode op jaarbasis (52 x 3 etmalen) niet wordt overschreden.

  • 2. Op kortdurend verblijf kan aanspraak worden gemaakt, indien dit voor de mantelzorger noodzakelijk is en het bijdraagt aan het langer thuis wonen van de cliënt. Uitgangspunt is dat de cliënt na verblijf elders weer naar huis gaat.

  • 3. Het kortdurend verblijf omvat bed, bad en brood.

  • 4. Voorafgaand wordt per situatie (in samenwerking met Mantelzorgcentrum) beoordeeld wat nodig is en daarin wordt meegenomen welke alternatieven er zijn (extra hulp in huis, vrijwillige respijthulp thuis of opname al dan niet vergoed door de Zorgverzekeringswet).

  • 5. Het kortdurend verblijf is in principe planbaar en bedoeld voor cliënten van wie de ondersteuningsbehoefte gepaard gaat met intensief toezicht.

  • 6. Wanneer verpleging nodig is moet dit geregeld worden via de Zorgverzekeringswet. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij kortdurend verblijf.

Artikel 25 Vervoer kortdurend verblijf

De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de locatie van het verblijf.

HOOFDSTUK 8

BESCHERMD WONEN

Artikel 26 Algemeen

Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

de cliënt een psychiatrische aandoening heeft; en

de cliënt 18 jaar of ouder is; en

de cliënt door zijn beperkingen niet zelfstandig kan leven en een mogelijk gevaar voor zichzelf en anderen vormt als gevolg van de psychiatrische aandoening; en

er sprake is van regiobinding conform Handreiking en beleidsregels Landelijke toegang beschermd wonen 2016; en

de cliënt niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen; en

dak- en thuislozenopvang of klinische behandeling niet voorliggend is en cliënt niet voldoet aan de criteria voor de Wlz.

Het mogelijke gevaar voor de cliënt of voor anderen, zoals benoemd in lid 1, ad c van dit artikel, ontstaat omdat:

de cliënt niet in staat is een adequaat oordeel te vormen in het dagelijkse bestaan. Deze cliënt heeft vaak regieproblemen; en/of

de cliënt vaardigheden of remmingen mist om zich staande te houden in een zelfstandige woonomgeving;

de cliënt overziet de consequenties van het eigen handelen niet;

de cliënt op relevante momenten niet in staat is om hulp in te roepen.

Wanneer niet direct een plaats beschermd wonen beschikbaar is, wordt aan de cliënt passende overbruggingszorg geboden.

HOOFDSTUK 9

MAATSCHAPPELIJKE OPVANG EN VROUWENOPVANG

Artikel 27 Algemeen

  • 1. De toegang van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is gemandateerd aan de zorgaanbieders maatschappelijke opvang (dnoDoen) en vrouwenopvang (Blijf van mijn Lijf). Zij zorgen ook voor het vaststellen en innen van de eigen bijdrage.

  • 2. Een cliënt kan voor maatschappelijke opvang in aanmerking komen indien er sprake is van dak- en thuisloosheid, met inachtneming van de contra-indicaties in verband met de sociale en psychische omstandigheden van de cliënt en de richtlijnen van regiobinding (Handreiking landelijke toegang MO 2014).

  • 3. Een cliënt kan in aanmerking komen voor vrouwenopvang als zij slachtoffer is van huiselijk geweld en vanwege ernstige dreiging en/of geweld niet op een andere plek dan de opvang veilig kan verblijven met eventuele kinderen.

Artikel 28 Beschikking

Het verlenen van de beschikking opvang is gemandateerd aan de aanbieders maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.

HOOFDSTUK 10

EIGEN BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Artikel 29 Algemeen

  • 1. Voor alle maatwerkvoorzieningen verstrekt vanuit de Wmo wordt een eigen bijdrage opgelegd. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

  • 2. De cliënt betaalt de eigen bijdrage vanaf het moment van de inzet of ingebruikname van de maatwerkvoorziening.

  • 3. De bijdrage als bedoeld in het eerste lid is niet verschuldigd:

    • a.

      voor een (sport)rolstoel of een pgb voor aanschaf van een (sport)rolstoel, incl. de aanpassingen hieraan;

    • b.

      voor een verhuizing en herinrichting woning;

    • c.

      voor het bezoekbaar maken van de woning;

    • d.

      indien een uitzondering op de inning is opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4. In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt de inning van de eigen bijdrage voor verblijf in een opvang namens het college verricht door de instellingen die de opvang uitvoeren en hiervoor door het college worden gefinancierd.

  • 5. De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s zijn gelijk aan die genoemd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 6. Het vijfde lid van dit artikel is niet van toepassing op de berekening van de bijdrage in de kosten voor beschermd wonen of verblijf in opvang.

Artikel 30 Eigen bijdrage voor woningaanpassing

Voor woningaanpassingen ten behoeve van cliënten onder de 18 jaar wordt een eigen bijdrage opgelegd aan de onderhoudsplichtige ouders of daarmee gelijkgestelden.

HOOFDSTUK 11

WAARDERING VAN MANTELZORGERS

Artikel 31 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Het Mantelzorgcentrum ontvangt jaarlijks een budget voor de uitvoering van de “blijk van waardering” voor mantelzorgers, die woonachtig zijn in de gemeente Den Helder. Het Mantelzorgcentrum biedt jaarlijks na overleg met de gemeente en relevante ketenpartners een extra ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers aan voor diverse doelgroepen. Het aanbod kan onder meer bestaan uit:

    • a.

      voorlichting/informatie;

    • b.

      training/educatie/lotgenotencontact;

    • c.

      ondersteuning bij regelklussen;

    • d.

      onderzoek naar de mogelijkheden de extra kosten voor de mantelzorger te reduceren;

    • e.

      verwennen en ontspannen;

    • f.

      extra inzet vrijwillige respijthulp.

  • 2. Het college draagt zorg voor adequate informatie over het beschikbare ondersteuningsaanbod.

HOOFDSTUK 12

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 32 Intrekking oude beleidsregels en overgangsrecht

  • 1. De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2018 worden ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze beleidsregels worden afgehandeld krachtens deze beleidsregels.

Artikel 33 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden na bekendmaking in werking op 1 januari 2019 en worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2019.

Ondertekening

Den Helder, 18 december 2018

burgemeester en wethouders van Den Helder

burgemeester,

Koen Schuiling

secretaris,

Robert Reus