Uitvoeringskader Omgevingsvergunningen 2014

Geldend van 16-05-2014 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringskader Omgevingsvergunningen 2014

1. Algemene achtergrond

1.1 Algemeen

De gemeente Deurne zet zich in voor een optimaal woon-, werk- en leefklimaat voor zijn inwoners op basis van landelijk, provinciaal en door het gemeentebestuur geformuleerd beleid. Om dit beleid uit te voeren en te verwezenlijken staat de gemeente Deurne een aantal middelen ter beschikking. Belangrijke instrumenten daarin zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving. De gemeente spreekt burgers en bedrijven aan op het nakomen van afspraken die vastgelegd zijn in wet- en regelgeving of in gemeentelijk beleid.

Daarnaast zijn alle gemeenten in Nederland, dus ook de gemeente Deurne, op grond van wet- en regelgeving verplicht om de vergunningverlening en handhaving op hun grondgebied vorm en inhoud te geven. Hierdoor hebben gemeenten de mogelijkheid om keuzes te maken, prioriteiten te stellen.

Op dit moment is er alleen een handhavingsbeleidsplan en geen beleidsplan voor vergunningverlening. Nu wordt gewerkt met allerlei losse afspraken en beleidsnota’s. Om de keuzes en prioriteiten, zoals die zijn vastgelegd in de losse afspraken en beleidsnota’s, te bundelen is er een uitvoeringskader omgevingsvergunningen gemaakt. Met dit uitvoeringskader worden de bestuurlijke beleidsuitgangspunten met betrekking tot vergunningverlening eenduidig vastgelegd. Het uitvoeringskader wordt vastgesteld door het college en voor kennisgeving aan de Raad gestuurd. Dit uitvoeringskader vormt tevens de basis voor het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving.

De keuze voor een uitvoeringskader omgevingsvergunningen wordt mede ingegeven door de per 1 oktober 2010 ingevoerde Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, hierna Wabo genoemd. In de Wabo worden de verschillende vergunningenstelsels geïntegreerd en is er enkel sprake van één omgevingsvergunning met verschillende onderdelen, namelijk bouwen, aanleg, het afwijken van het bestemmingsplan, gebruiksbesluit, milieu, slopen, monumenten en APV-onderwerpen (kappen, uitrit, reclame, alarminstallatie aanbrengen en gebruik gronden voor opslag). In dit uitvoeringskader omgevingsvergunningen krijgt de wijze waarop deze onderdelen worden getoetst een plaats. Het uitvoeringskader heeft een sterk operationeel karakter. Het is gericht op uitvoering en maakt keuzes hoe diverse onderdelen in de omgevingsvergunningaanvragen worden getoetst. Bij het opstellen van het uitvoeringskader is onder meer rekening gehouden met de ontwikkelingen op het gebied van vergunningverlening binnen de gemeente. De gevolgen van de Provinciale Verordening Ruimte 2014 zijn nog niet verwerkt in het uitvoeringskader omdat hierin nog keuzes en werkafspraken moeten worden gemaakt.

1.2 Begrippenkader

Vergunningverlening: het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag, het beoordelen van deze aanvraag en het nemen van een beslissing op de aanvraag in de vorm van een beschikking.

Toezicht: de controle op de naleving van wet- en regelgeving en het zonder formeel juridische instrumenten optreden tegen overtredingen/ afwijkingen. Onder toezicht wordt tevens verstaan de controles in het kader van de handhaving.

Handhaving: de (bestuurlijke) oordeelsvorming over bevindingen tijdens toezicht en het –waar nodig en bestuurlijk wenselijk geacht- plegen van interventies (maatregelen en sancties) met formeel juridische instrumenten, zoals het toepassen van bestuursdwang, het opleggen van dwangsommen of het intrekken van de vergunning.

Aangehaakt onderdeel: toestemming die niet opgaat in de omgevingsvergunning. Als dit tegelijk met een Wabo-onderdeel wordt aangevraagd, wordt het onderdeel wel in de omgevingsvergunning opgenomen. Dit noemt men “aanhaken”.

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Bor: Besluit Omgevingsrecht.

Mor: Ministeriële Regeling Omgevingsrecht

M.e.r .: Milieueffectrapportage

MER: Milieueffectrapport

APV: Algemene plaatselijke verordening

1.3 Uitgangspunten

Het geformuleerde beleid is gebaseerd op bepaalde uitgangspunten. De volgende wettelijke uitgangspunten zijn relevant:

  • 1.

    Het kernelement van de Wabo is integraliteit.

  • 2.

    De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden.

  • 3.

    De gemeente ziet toe of de verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.

  • 4.

    De gemeente heeft een vangnetfunctie op het gebied van wet- en regelgevingen op het gebied van de fysieke omgeving.

De gemeente geeft vorm en inhoud aan de vangnetfunctie door de zogenaamde “aanpak aan de voorkant”. Communicatie met de klant speelt daarbij een zeer centrale rol. Deze proactieve benadering heeft als doel het voorkomen dat zaken achteraf tegen hoge kosten voor de klant en de gemeente moeten worden rechtgezet.

1.4 Toets matrix

Bij het bepalen van het toets niveau is de ernst van de impact op mens en omgeving, en de kans hierop bepalend voor de diepte van de toets. Hoe groter het gevolg en hoe groter de kans, des te diepgaander zal de toets moeten zijn. Met dit uitgangspunt als achtergrond en de ervaring uit de praktijk als bagage, is per onderdeel aangegeven wat het toets niveau in het kader van vergunningverlening moet zijn. Deze zijn verwerkt in toets matrices, met als uitgangspunt de volgende niveaus:

Niveau 0: Steekproefsgewijze controle

Niveau 1. Uitgangspuntentoets

Kloppen de uitgangspunten?

Bevatten de stukken voldoende informatie over de uitgangspunten?

Gecontroleerd wordt of de globale uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen in voldoende mate en in samenhang zijn weergegeven om het aspect te kunnen toetsen.

Niveau 2. Beoordeling in hoofdlijnen en hoofdaspecten

Kloppen de uitgangspunten en lijken de uitkomsten aannemelijk?

Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen, in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn.

Niveau 3. Representatief toetsen

Controle van de belangrijkste onderdelen.

Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn. De belangrijkste berekeningen worden gecontroleerd dan wel nagerekend. De na te rekenen aspecten worden bepaald op basis van de resultaten van de visuele toets.

Niveau 4. Integraal toetsen

Alles controleren.

Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen, in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en worden de uitkomsten gecontroleerd/nagerekend.

Deze niveaubepaling wordt alleen toegepast in de toetsing aan het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit wordt beoordeeld binnen de activiteiten ‘bouwen’ en ‘brandveilig gebruik’. Voor de overige toetsingen is een dergelijk onderscheid in de zwaarte van de toetsing niet gemaakt.

1.5 Afbakening en centrale vragen

Het terrein van de wet- en regelgeving van de fysieke omgeving is een breed terrein. Het is het terrein van de Woningwet, het Bouwbesluit, de bouwverordening, de welstandsnota, de Wet Ruimtelijke Ordening, de Wet milieubeheer, de Monumentenwet en aangehaakte niet landelijk geldende verordeningen, zoals de Algemene plaatselijke verordening e.d. De Wabo bundelt een aantal fysieke onderdelen tot één integrale vergunning met op elkaar afgestemde voorschriften. De afzonderlijke toetsingskaders blijven echter intact. Zij vormen de onderdelen van de integrale beschikking.

Bij de invoering van de Wabo is er vanuit de visie Deurne in Contact een prominente rol weggelegd voor een hoogwaardig, vakinhoudelijk dienstverlening op gebied van de Wabo. Door de regisseurs wordt alle informatie en advies gegeven over Wabo vergunningen en meldingen in de fysieke leefomgeving. Zij zorgen voor de intake, begeleiding en doorgeleiding van aanvragen en meldingen. Omdat de sloopmeldingen weinig tot geen interactie hebben met specialisten, een korte doorlooptijd hebben en voornamelijk een administratief karakter hebben wordt dit gehele proces gedaan door de regisseurs.

De taken van de gemeente op het gebied van vergunningverlening middels deze regelgeving zijn op een rij gezet. De belangrijkste onderdelen zijn verder uitgewerkt. Het betreft de volgende onderdelen:

  • Toetsing onderdeel bouw;

  • Toetsing onderdeel aanleg;

  • Toetsing onderdeel afwijken van het bestemmingsplan;

  • Toetsing onderdeel brandveilig gebruik;

  • Toetsing onderdeel milieu;

  • Toetsing onderdeel monumenten;

  • Toetsing onderdeel sloop;

  • Toetsing onderdeel APV (kap, inrit, reclame) en overige;

  • Toetsing onderdelen bijzondere wetten.

In deel 2 van het uitvoeringskader wordt per onderdeel verder ingegaan op de diepgang en wijze van beoordeling.

1.6 Afwegingskader/risico-inschatting

Het schrijven van een beleidskader betekent zoeken naar evenwicht tussen kwaliteit en kwantiteit. De verschillende onderdelen kunnen op verschillende niveaus worden getoetst. Aan elk toetsingsniveau hangt een prijskaartje. Dit prijskaartje wordt vooral bepaald door de inzet van capaciteit. In de vorm van leges worden deze kosten neergelegd bij de aanvrager.

Aan elk toetsingsniveau hangt ook een bepaald risico. In het verleden zijn hier tijdens de bezuinigingen al keuzes in gemaakt. Daarnaast is de gemeente onder de titel “Deurne koerst op eigen kracht” een nieuwe weg ingeslagen. De gemeente richt zich op de eigen kracht van inwoners, de gemeenschap. Sleutelwoorden hierin zijn onder meer risico’s durven nemen, meer verantwoordelijkheid bij de burger leggen (vertrouwen) en minder bij de overheid en dus een toename van risico’s accepteren, heldere kaders meegeven en kwaliteit.

Op basis bovenstaande uitgangspunten zijn de toetsingsniveaus vastgelegd.

1.7 Het proces

Op 1 oktober 2010 is de Wabo van kracht geworden. De gemeente Deurne is vanaf medio mei 2010 bezig geweest met het implementatietraject om de Wabo in Deurne uit te kunnen voeren. Deze implementatie is gebeurd in een minimale variant op een dusdanige wijze dat de organisatie kon voldoen aan de wettelijke eisen van de Wabo.

Aansluitend was een door ontwikkel traject voorzien, Wabo Fase II, waarin nog een kwaliteitsslag zou moeten worden gerealiseerd ten aanzien van diverse dienstverleningsaspecten die een relatie hebben met de omgevingsvergunning.

Op 10 mei 2011 heeft het college ingestemd met het projectplan “Plan van aanpak Wabo fase II”. Dit plan is bedoeld als leidraad voor het oppakken van alle activiteiten en ontwikkelingen die nog niet volledig zijn opgepakt of nog gestart moeten worden en die een relatie hebben met de Wabo. Hiervoor zijn 12 werkgroepen samengesteld met elk hun eigen doelstelling. De doelstelling van Werkgroep 1 was het opstellen van een plan van aanpak voor een nieuw omgevingsvergunningen uitoveringskader. In december 2012 heeft het college ingestemd met het opstellen van een uitvoeringskader omgevingsvergunningen.

Er is een plan van aanpak opgesteld en naar aanleiding daarvan zijn er werkgroepen opgericht waarin medewerkers zitten die inhoudelijk kennis hebben en affiniteit met de verschillende activiteiten binnen de Wabo. Op basis van deze input is het uitvoeringskader opgesteld.

2. Vergunningverlening

2.1 Doelen en condities

Om een goed uitvoeringskader op te stellen moet de gemeente haar doelstellingen aangeven en inzicht hebben in de regelgeving. Door het inventariseren van het bestaande beleid, het in beeld brengen van ontwikkelingen en het bekijken van de processen moeten we de prioriteiten stellen en de uitvoerende organisatie zodanig inrichten dat de gestelde doelen kunnen worden bereikt.

2.2 Visie op vergunningverlening

De vergunning is een veelgebruikt middel voor het realiseren van publieke doelen. Er bestaat overigens geen vaste omschrijving van het begrip “vergunning”. Een omschrijving die wel passend is luidt als volgt:

“De beschikking op een aanvraag, die toestaat activiteiten te verrichten die in de wet- en regelgeving zonder vergunning of melding verboden zijn.”

De in de regelgeving verboden activiteit is niet per definitie ongewenst, maar de overheid bepaalt in welke situatie en onder welke voorwaarden toestemming kan worden verleend om af te wijken van de verbodsbepaling. Vergunningverlening is dus een beleidsinstrument om de overheid in staat te stellen het maatschappelijk handelen te reguleren. De vergunningverlening is erop gericht om activiteiten volgens de wettelijke eisen en gemeentelijk beleid plaats te laten vinden. Hiervoor wordt maatwerk geleverd, immers iedere aanvraag voor een activiteit is anders. Door het opleggen van voorschriften wordt de impact (veiligheid, hinder, verontreiniging ed.) die een activiteit veroorzaakt zo klein mogelijk gehouden.

Geen enkele gemeente kan alle activiteiten tot in detail toetsen voordat de vergunning verleend wordt en toch de verplichte termijnen halen. Burgers en bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de activiteiten die ze gaan uitvoeren, de gemeente moet ze dat vertrouwen ook geven. Daarnaast zijn in het kader van deregulering steeds meer activiteiten meldingsplichtig geworden.

2.3 Uitgangspunten bij bepaling toetsingsniveau

Bij het bepalen van het toets niveau is de ernst van de calamiteit (effect) en de kans hierop bepalend voor de diepte van de toets. Hoe groter het gevolg en hoe groter de kans des te diepgaander zal de toets moeten zijn. Met dit uitgangspunt als achtergrond en de ervaring uit de praktijk als bagage is per onderdeel bepaald wat het toets niveau in het kader van vergunningverlening moet zijn. Deze zijn verwerkt in de toets matrices.

Doelstelling

Het doel van het toets niveau is de verlening van de omgevingsvergunningen transparanter te maken en uniformiteit in de (technische) toetsing te bewerkstelligen. Tevens vormt dit een basis voor het toezichtniveau. Met dit toetsingsprotocol legt de gemeente Deurne haarzelf voor iedere omgevingsvergunning een minimaal toetsingsniveau op.

Beoogd resultaat

Het (bestuurlijk) vaststellen van de toets niveaus van de diverse voorschriften. Hierdoor

kunnen medewerkers van het Klantcontactcentrum afgewogen en expliciete keuzes maken bij het toetsen van vergunningaanvragen.

Reikwijdte

De matrices met toets niveaus en de checklists hebben uitsluitend betrekking op de voorschriften als beschreven in de betreffende wet- en regelgeving. Deze voorschriften hebben o.a. betrekking op (fysieke/brand)veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, natuur- en milieu.

2.4 Interne en externe afstemming

Interne afstemming behelst in eerste instantie een goede afstemming, zowel tussen vergunningverleners onderling als tussen vergunningverlener, handhavers en adviseurs. Deze afstemming is van wezenlijk belang voor een eensluidende en uniforme toetsing en optreden naar buiten toe. Daarnaast omvat interne afstemming de afstemming met andere organisatieonderdelen zoals de afdelingen die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke plannen en beheer en uitvoering van projecten. Voor de implementatie van de Wabo en andere vergunningen zijn werkprocessen opgesteld. Afstemming en adviesmomenten zijn verwerkt in deze werkprocessen. Deze werkprocessen borgen de interne afstemming.

Externe afstemming is van belang om te komen tot een optimaal en integraal resultaat in zowel vergunningverlening als handhaving. De samenwerkende partners (waterschap, omgevingsdiensten enzovoort) benutten zo de specifieke deskundigheid, ondersteuning, aanvulling en informatie over en weer.

2.5 Traject aanvraag omgevingsvergunning

2.5.1 Procesomschrijving

De processen voor de afhandeling van een omgevingsvergunning, vooroverleg en melding zijn vastgelegd in Squit XO (bijlage P1, P2 en P3). Het volledige proces van binnenkomst tot en met vergunningverlening vindt digitaal plaats.

De aanvraag wordt ingeboekt door de administratie KCC 1e lijn en wordt toegekend aan een regisseur. De regisseur beoordeelt of het bevoegde gezag klopt en alle noodzakelijke (onlosmakelijke) activiteiten zijn aangevraagd. Tevens beoordeelt de regisseur of er onderdelen moeten aanhaken en of een verklaring van geen bedenkingen moet worden aangevraagd. Vervolgens worden de noodzakelijke behandelstappen voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag uitgezet naar de interne en externe vakspecialisten.

2.5Indien nodig vragen de vakspecialisten advies aan in- en externe partijen (o.a. veiligheidsregio) via het omgevingsloket online. De regisseurs verzamelen alle adviezen van de vakspecialisten en ronden daarbij de aanvraag af, of vragen een aanpassing op.

2.5.2 Balievraag (mondeling vooroverleg)

Voordat een principeverzoek, schriftelijk vooroverleg of een aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend, bestaat de mogelijkheid om een afspraak aan de balie in te plannen. De aanvrager wordt dan geïnformeerd naar de (on)mogelijkheden en haalbaarheid van een plan, waaronder ook de mogelijkheden om vergunningsvrij te bouwen. Deze afspraak vindt plaats met één van de regisseurs omgevingsvergunningen.

Tijdens dit mondelinge vooroverleg wordt globaal gekeken naar het plan en de ruimtelijke realiseerbaarheid en inpasbaarheid. Hierbij is doorgaans het bestemmingsplan leidend, aangevuld met lokaal beleid en de fysieke situatie. Mocht in dit gesprek blijken dat er kennis nodig is van (een van) de vakspecialisten, dan wordt de aanvrager uitgenodigd een schriftelijk vooroverleg in te dienen.

2.5.3 Schriftelijk vooroverleg

Een schriftelijk vooroverleg wordt ingediend naar aanleiding van een mondeling vooroverleg, of op eigen initiatief door een aanvrager. Aan het indienen van dit schriftelijke vooroverleg zijn leges verbonden conform de legesverordening van de gemeente Deurne. Deze leges worden aan het einde van het proces in rekening gebracht, omdat dan duidelijk is waar de aanvraag uit bestaat en welke onderdelen uit de Wabo noodzakelijk zijn. Dat is ook het geval bij de formele aanvraag.

Na het vooroverleg is het de aanvrager duidelijk dat:

  • ·

    ofwel het plan op onderdelen of geheel aangepast moet worden,

  • ·

    of dat het plan in het geheel geen kans van slagen heeft,

  • ·

    of dat het in principe vergunbaar is.

In het geval het plan aangepast dient te worden, wordt zoveel mogelijk aangegeven op welke onderdelen en wordt de procedure kort uitgelegd. Is het plan vergunbaar dan wordt de aanvrager uitgelegd hoe hij/zij een aanvraag omgevingsvergunning kan indienen en welke termijnen daarvoor gelden.

2.5.4 Onderdeel ‘bouwen’ in de omgevingsvergunning

Een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ wordt getoetst aan het bestemmingsplan, welstandsnota, Bouwverordening en Bouwbesluit. Voor de toetsing aan het Bouwbesluit is het van belang vast te leggen op welk toets niveau de gemeente haar vergunningen beoordeeld. In het Bouwbesluit worden de technische voorschriften gegeven waaraan het bouwen moet voldoen. Het Bouwbesluit is onderverdeeld in de hoofdstukken Veiligheid, Gezondheid, Bruikbaarheid, Energiezuinigheid, Milieu en installaties. Het is onmogelijk om alle bouwwerken en onderwerpen uit het Bouwbesluit 100% te toetsen. Dit vraagt teveel middelen en capaciteit. Om te voorkomen dat er bij de toetsing willekeur optreedt, is het noodzakelijk afspraken te maken om te komen tot een aanvaardbaar toetsingsniveau.

Toetsing bestemmingsplan / beheersverordening

Voor het gehele grondgebied van Deurne zijn bestemmingsplannen vastgesteld waaraan de aanvragen worden getoetst. Indien een plan niet voldoet aan de voorschriften uit het bestemmingsplan kan met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheden soms toch medewerking worden verleend aan een plan. Daarnaast zijn er ook verschillende beleidsregels (bijlage 1) opgesteld op basis waarvan kan worden afgeweken van de voorschriften uit het bestemmingsplan. Indien deze procedure van toepassing is dient een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het afwijken van de bestemming’ te worden toegevoegd aan de aanvraag. Op de toetsing van een aanvraag die afwijkt van het bestemmingsplan wordt nader ingegaan bij het onderdeel ‘Het afwijken van de bestemming’.

Toetsing welstand

De welstandsnota is een dynamisch document. De nota kan op onderdelen worden gewijzigd. Reeds twee wijzigingen zijn vastgesteld, namelijk voor de gebieden ‘Zonnedauw’ en ‘Spoorzone middengebied’.

De plannen worden, nadat is gebleken dat zij voldoen, of met een afwijkingsprocedure kunnen voldoen, aan het bestemmingsplan of de beheersverordening getoetst aan de gemeentelijke welstandsnota. In de welstandsnota zijn de criteria opgenomen waaraan een bouwwerk qua vormgeving en beeldkwaliteit moet voldoen. De welstandscommissie toetst de plannen, die niet in een gebied liggen dat is aangewezen als welstandsvrij, aan deze nota. Het advies van de commissie wordt meestal door ons overgenomen. In uitzonderlijke gevallen kan het college, gemotiveerd, afwijken van het advies.

Voor de beoordeling aan de welstandsnota wordt het plan voorgelegd aan de Welstandscommissie. De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant verzorgt de

Welstandscommissie in de gemeente Deurne. De vergaderingen vinden plaats op locatie in Deurne. Verder is er de mogelijkheid om gebruik te maken van de bureaucommissie op het kantoor van de Omgevingsdienst. Een lid van de welstandscommissie is tevens lid van de monumentencommissie waardoor er bij monumenten en bouwplannen gelegen binnen beschermde stads- en dorpsgezichten een integrale beoordeling plaatsvindt.

Diepgang toetsing Bouwbesluit

Tot op heden is formeel niet eerder vastgelegd op welke niveau de gemeente haar vergunningen toetst aan het Bouwbesluit. In de praktijk wordt het Bouwbesluit in de gemeente Deurne op een lager niveau getoetst dan de vastgestelde landelijke toets matrix. In een toetsingsmatrix (bijlage 2) is opgenomen op welk niveau, als genoemd onder 1.4, de plannen in Deurne worden beoordeeld. Voor het onderdeel constructieve veiligheid is het niveau niet vastgelegd op de wijze zoals dat bij de overige onderdelen is gedaan. In een aparte toetsingsmatrix (bijlage 3) is opgenomen op welk niveau de constructieve veiligheid wordt beoordeeld.

Hieruit blijkt waar de gemeente de prioritering neerlegt, in verband met o.a. fysieke veiligheid en gezondheid van mensen, het milieu maar ook aspecten als economische-, en imagoschade. Daaruit blijkt dat met name de volgende onderdelen als belangrijke aspecten zijn aangemerkt:

  • ·

    Veiligheid (constructieve- en brandveiligheid)

  • ·

    Gezondheid (ventilatie en geluid van buiten)

  • ·

    Energiezuinigheid en milieu.

Beoordeling op het Bouwbesluit gebeurt door de vakspecialisten bouw. Op het gebied van brandveiligheid wordt bij de grotere bouwprojecten (niet zijnde woonwagens, grondgebonden woningen en bouwwerken geen gebouw zijnde (overig)) advies aan de Veiligheidsregio gevraagd.

De dynamiek in de bouwpraktijk kan ertoe leiden dat bepaalde risico’s die door de gemaakte keuzes onderbelicht worden op enig moment toch een groter maatschappelijk gewicht gaan krijgen waardoor beleid dient te worden bijgesteld. Zo kunnen landelijke overheidsacties (bijvoorbeeld het onderzoek naar de platte daken en de Brandveiligheid zorginstellingen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu) een nieuwe prioritering van de gemaakte keuzes noodzakelijk maken.

Risico’s behoren beheersbaar en controleerbaar te zijn. Het vaststellen van de niveaus (de diepgang) waarop het onderdeel bouw dient te worden getoetst, maken die risico’s beheersbaar. Door het werken met een bestuurlijk vastgestelde toetsmatrix zijn de interne risico’s afgedekt. Daarnaast kunnen hierdoor eventuele aansprakelijkheidsstellingen worden begrensd. Het is niet of nauwelijks aan te geven wat een adequaat toetsingsniveau is. Feit is dat er ten aanzien van de toetsing van de omgevingsvergunning gemotiveerd keuzes moeten worden gemaakt en prioriteiten moeten worden gesteld.

Beoordelen ontheffingen Bouwbesluit

2.5In bepaalde gevallen is het noodzakelijk om ontheffing te verlenen van de eisen die worden gesteld in het Bouwbesluit. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de vereiste hoogte van het plafond of deuren. Of een dergelijke ontheffing zal worden verleend is per aanvraag verschillend. Het kan voorkomen dat het bij een bestaand pand niet redelijk of feitelijk onmogelijk is om te voldoen aan de nieuwbouweisen in het Bouwbesluit. Wel zal dit door de aanvrager moeten worden aangetoond. Indien een ontheffing wordt verleend wordt deze opgenomen in de te verlenen omgevingsvergunning.

Toetsing Bouwverordening

In artikel 8 van de Woningwet is bepaald welke voorschriften in de gemeentelijke bouwverordening moeten worden vastgelegd. In de Bouwverordening zijn nog maar enkele onderdelen opgenomen waaraan een omgevingsvergunning, activiteit ‘bouwen’, moet worden getoetst. De belangrijkste hiervan zijn het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem (bodemonderzoek) en voorschriften van stedenbouwkundige aard (o.a. rooilijnen, plaatsing van een bouwwerk, parkeren etc).

Bodemonderzoek.

Eén van die onderwerpen is de bodemgesteldheid. In de bouwverordening is geregeld wanneer een onderzoek naar de bodemgesteldheid moet worden aangeleverd bij een aanvraag omgevingsvergunning. Daarnaast is ook geregeld welke onderwerpen dit onderzoek moet bevatten.

Stedenbouwkundige voorschriften.

Indien in het bestemmingsplan geen stedenbouwkundige voorschriften of normen zijn opgenomen dan is de bouwverordening van toepassing. Hierin zijn voorschriften opgenomen voor o.a. rooilijnen, plaatsing van een bouwwerk, parkeren etc. In de bouwverordening is vastgelegd dat voor het parkeren wordt getoetst aan het gemeentelijke parkeerbeleid.

GPR Gebouw

GPR Gebouw is een softwareprogramma waarmee op een betrekkelijk eenvoudige manier de duurzaamheidsambities voor de woning- en utiliteitsbouw bepaald kunnen worden. De invoer van gebouwgegevens levert op verschillende thema’s (energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde) een waardering op een schaal van 5 (voldoen aan de wettelijke eisen) tot 10 (hoge kwaliteit en duurzaamheid). De gemeente Deurne wil graag dat er duurzaam wordt gebouwd. Ze sluit hiervoor contracten af met de ontwikkelaars van nieuwe plannen en ook bij nieuwbouw van kavels die gekocht zijn van de gemeente stelt de gemeente eisen in het koopcontract. Ook met de woningbouwvereniging zijn deze afspraken gemaakt. De ambitie die wordt gehanteerd is een (minimale) score 7 voor ieder thema. De beoordeling van deze GPR toets vindt zowel voor vergunningverlening als tijdens het bouwproces plaats.

2.5.5 Onderdeel ‘Aanleg’ in de omgevingsvergunning

Dit onderdeel heeft betrekking op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald. Een aanlegvergunningstelsel is er opgericht een gerealiseerde bestemming te beschermen tegen de uitvoering van werken en werkzaamheden die daarin niet passen.

In de regel zal deze activiteit nodig zijn bij ingrepen in de grond, waarbij deze ingrepen gevolgen kunnen hebben voor de hydrologische, ecologische, archeologische, bodemkundige en visuele waarden alsmede de agrarische waarden. Binnen het beschermd dorpsgezicht Helenaveen is ook een aanlegvergunningenstelsel opgenomen in het geval er sprake is van sloop. Deze regels zijn bedoeld ter bescherming van de waarde van het Rijksbeschermd dorpsgezicht (op grond van de Monumentenwet 1988). Daar waar binnen het bestemmingsplan archeologie niet is opgenomen in het onderdeel aanleg, moet hiervoor worden getoetst aan deArcheologieverordening Gemeente Deurne 2008. In 2014 wordt deze verordening, samen met de Monumentenverordening gemeente Deurne 1994, herzien en verwerkt in één verordening, de ErfgoedverordeningBeoordeling van aanvragen om aanlegvergunningen vindt integraal plaats op basis van de eisen zoals opgenomen in het aanlegvergunningstelsel.

2.5.6 Onderdeel ‘Het afwijken van de bestemming’ in de omgevingsvergunning

Dit onderdeel heeft betrekking op het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan of voor bepaalde voorbereidende beschermingen. Dit kan deel uitmaken van een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’. In de meeste gevallen zal daarvan sprake zijn. Echter het Besluit omgevingsrecht kent typen bouwwerken die ook als deze in strijd met het bestemmingsplan zijn, zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, gebouwd mogen worden. De situatie kan zich dus voordoen dat voor het bouwen van het bouwwerk geen omgevingsvergunning is vereist, maar er wel een omgevingsvergunning nodig is voor het afwijken van het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan, beheersverordening en nadere beleidsregels wordt bepaald wanneer hiervan sprake is.

Bestemmingsplan / beheersverordening

Indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan of voor bepaalde voorbereidende beschermingen dan is daarin opgenomen op welke wijze medewerking kan worden verleend aan de afwijking.

Bij een bestemmingsplan of een beheersverordening kan ook nog op een andere wijzen, buiten het bestemmingsplan, medewerking worden verleend. Voor het ruimtelijke beleid zijn diverse beleidsnota’s (bijlage 1) vastgesteld. Voor het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan kan medewerking worden verleend mits voldaan wordt aan deze beleidsnota’s (hieronder valt onder meer het beleid voor de zogenaamde ‘kruimelgevallen’) of als in voldoende mate is aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Wanneer geconstateerd wordt dat een aanvraag afwijkt van het bestemmingsplan zal in eerste instantie worden getoetst aan de vastgestelde beleidsregels. Daarnaast wordt het plan besproken in het bouwplanoverleg wanneer er sprake is van interpretatieverschillen in de boordeling van het bestemmingsplan. Dit overleg is in het leven geroepen om aanvragen uniform te beoordelen. Als er niet wordt voldaan aan de beleidsregels, of de beleidsregels vereisen een stedenbouwkundige beoordeling, wordt de aanvraag om advies voorgelegd aan de afdeling Ruimte en Samenleving. In de regel zal aan een aanvraag, die niet voldoet aan de afwijkingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan en de beleidsregels, geen medewerking worden verleend.

Door de raad is al uitgesproken dat bij grote afwijkingen van het bestemmingsplan zij de voorkeur heeft om het bestemmingsplan te herzien. Daarnaast heeft de raad verklaard dat geen zogenaamde ‘Verklaring van geen bedenkingen’ is vereist voor het toepassen van zijn bevoegdheid, maar deze verantwoordelijkheid heeft neergelegd bij het college.

Als er wordt afgeweken van de voorschriften uit het bestemmingsplan of beheersverordening bestaat de mogelijkheid dat derden door deze planologische maatregel schade ondervinden in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van onroerend goed. Om te voorkomen dat deze schade komt te liggen bij de gemeente is voorwaarde dat er vooraf een planschadeovereenkomst is gesloten.

Exploitatieplan

De gemeenteraad kan besluiten om geen exploitatieplan op te stellen wanneer kostenverhaal ‘anderszins’ is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels of uitwerking van regels eveneens niet noodzakelijk is. De gemeente Deurne hanteert als uitgangspunt dat bij medewerking aan particuliere initiatieven anterieure overeenkomsten om kostenverhaal en planschadeverhaal te waarborgen worden gesloten.

De Nota Kostenverhaal gaat nader in op de wijze waarop de gemeente Deurne financieel uitvoering wil geven aan de visie van de Structuurvisie Deurne. In de Nota Kostenverhaal bepaalt de gemeente welke systematiek, berekeningsmethodiek en toerekeningscriteria zij hanteert bij kostenverhaal.

2.5.7 Onderdeel ‘Brandveilig gebruik’ in de omgevingsvergunning

Dit onderdeel heeft betrekking op het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk met het oog op de brandveiligheid. De brandveiligheid in een gebouw wordt altijd bepaald door een combinatie van factoren, zoals bouwkundige kwaliteit, de installatietechnische brandbeveiligingsvoorzieningen, de organisatorische beheersmaatregelen en het feitelijk gebruik. Om het juiste niveau van brandveiligheid te behouden, zijn er, naast bouwtechnische voorschriften, voorschriften over het daadwerkelijk gebruik van het bouwwerk. In het Bouwbesluit 2012 zijn de regels vastgelegd over het brandveilig gebruik van bouwwerken en is van toepassing op alle bouwwerken. Het voorziet in één set landelijk geldende voorschriften m.b.t. inhoudelijke brandbeveiligingseisen en procedurele eisen.

In het toetsprotocol (bijlage 2) is opgenomen op welk niveau de verschillende onderdelen worden beoordeeld. De inhoudelijke beoordeling vindt plaats door Veiligheidsregio Zuidoost Brabant.

Gebruiksmelding

In sommige gevallen kan worden volstaan met een gebruiksmelding. Deze worden in de meeste gevallen door onze eigen vakspecialisten beoordeeld. Daar waar sprake is van een omvangrijk gebouw of gebruik wordt advies aan de Veiligheidsregio gevraagd.

2.5.8 Onderdeel ‘Milieu’ in de omgevingsvergunning

Het onderdeel ‘milieu’ in de aanvraag omgevingsvergunning is van toepassing op het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.

Binnen het onderdeel milieu worden de volgende activiteiten onderscheiden:

  • ·

    de zogenaamde ‘milieuvergunning’ (nieuw/revisie)

  • ·

    milieuneutrale wijziging

  • ·

    omgevingsvergunning beperkte milieutoets

  • ·

    melding Activiteitenbesluit milieubeheer

  • ·

    ambtshalve wijzigen van een omgevingsvergunning

  • ·

    opleggen maatwerkvoorschriften activiteitenbesluit

Voor het oprichten en/of in werking hebben van een inrichting is het vaak noodzakelijk om te beschikken over een omgevingsvergunning met onderdeel milieu of er moet een milieumelding worden gedaan. Dit wordt geregeld in de Wet milieubeheer (Wm). Zowel in de omgevingsvergunning met onderdeel milieu als de melding worden voorschriften gesteld op grond van de activiteiten die in de inrichting plaatsvinden. Door het opleggen van deze voorschriften kunnen de activiteiten met zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu worden uitgevoerd en wordt overlast voor de directe omgeving zoveel mogelijk voorkomen. Een belangrijk deel van het toetsingskader en de wijze waarop voorschriften gelden is vastgelegd door de directe werking van het Activiteitenbesluit. Dit geldt eveneens voor bepaalde activiteiten van omgevingsvergunningplichtige bedrijven.

De beoordeling (volledigheid en inhoudelijk) van het onderdeel milieu wordt sinds juni 2013 uitgevoerd door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (Odzob). Behalve voor de BRZO bedrijven. De beoordeling hiervan wordt uitgevoerd door de omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. De vergunningverlening is niet gemandateerd aan de Omgevingsdienst.

Ten aanzien van de volgende milieuaspecten wordt een specifieke toetsing gehanteerd:

  • -

    Geur;

  • -

    Luchtkwaliteit;

  • -

    Geluid;

  • -

    Besluit m.e.r. en vormvrije m.e.r.

Geur

Veehouderijen

Een aanvraag wordt beoordeeld op de wijziging van de voorgrond- en achtergrondgeur-belasting in de aangevraagde situatie ten opzichte van de bestaande (vergunde) situatie.

De voorgrondgeurbelasting wordt getoetst aan de geurnormen uit de Verordening ‘geurhinder en veehouderij gemeente Deurne 2011’ en de ‘Wet geurhinder en veehouderij’.

De achtergrondgeurbelasting wordt getoetst aan de maximaal acceptabele achtergrondgeurbelasting uit de gebiedsvisie die ten grondslag ligt aan de Verordening.

Dit betreft een maximale achtergrondgeurbelasting van:

  • -

    10 ou/m3 in de bebouwde kom en de delen van de kernrandzones die gezien moeten worden als bebouwde kom;

  • -

    20 ou/m3 buiten de bebouwde kom, met uitzondering van het landbouwontwikkelingsgebied;

  • -

    32 ou/m3 in het landbouwontwikkelingsgebied.

Bij een overschrijding van de maximaal acceptabele achtergrondgeurbelasting wordt de aanvrager verzocht om vrijwillig de aanvraag zodanig aan te passen dat geen toename van de achtergrondgeurbelasting plaatsvindt. Zo wordt voorkomen dat een aanvrager kosten moet maken voor het opstellen van een aanmeldnotitie of een mer-rapport.

Is een aanvrager niet bereid om de aanvraag aan te passen, dan kan de gevraagde vergunning worden geweigerd, aangezien geen aanmeldingnotitie of MER is ingediend voorafgaand aan de aanvraag om omgevingsvergunning.

Een uitzondering is als een aangevraagde situatie leidt tot een afname van de achtergrondgeurbelasting ten opzichte van de vergunde situatie, maar waarbij de maximaal acceptabele achtergrondgeurbelasting nog wel wordt overschreden. In dat geval is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ten aanzien van het aspect geur en kan een vergunning op basis van dit aspect niet worden geweigerd.

Naast diercategorieën met geurnormen zijn er ook diercategorieën met vaste afstand, zoals paarden, melkkoeien, nertsen etc. Hierbij moet getoetst worden of de minimaal vereiste afstand tot geurgevoelige objecten wordt gehaald, zoals vastgesteld in de Wet geurhinder en veehouderij en de Verordening ‘geurhinder en veehouderij gemeente Deurne 2011’.

Industrie

Voor industriële bedrijven moet de geur worden beoordeeld aan de geurnormen zoals gesteld in de Nederlandse emissie Richtlijn (NeR)

Luchtkwaliteit

Agrarisch

De aanvraag wordt getoetst aan de luchtkwaliteitseisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer. Deze luchtkwaliteitseisen betreffen onder andere maximale concentraties voor fijnstof.

Bij een overschrijding van de norm ‘Niet in betekenende mate’ (Nibm) laat de gemeente Deurne een luchtkwaliteitsonderzoek toevoegen aan de aanvraag. Er wordt rekening gehouden met de op 18 maart 2013 in werking getreden wijziging van de Regeling ‘Niet in betekenende mate’ (luchtkwaliteitseisen). Deze regeling betreft een aanwijzing van gebieden waarin Nibm niet van toepassing is indien een bedrijf een hogere ammoniakemissie heeft dan 800 kg per jaar.

Voor veehouderijen is de fijnstofemissie en -belasting ten aanzien van de gezondheidsrisico’s een belangrijk beoordelingscriterium.

Indien bij een toename van de fijnstofemissie in de aangevraagde situatie wordt voldaan aan deze maximale fijnstofconcentraties, kan worden verondersteld dat de gezondheidsrisico’s acceptabel zijn en dat geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen.

Bij een aanvraag met een afname van de fijnstofemissie, zal ook de fijnstofconcentratie in een gebied afnemen, waardoor met zekerheid kan worden gesteld dat de fijnstofemissie niet zal leiden tot een toename van de gezondheidsrisico’s. Daardoor is ook geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Aangezien fijnstof een drager kan zijn van mogelijk aanwezige ziekteverwekkende organismen en endotoxinen, kan worden gesteld dat bij een afname van de fijnstofemissie de gezondheidsrisico’s afnemen.

Bij een toename van de fijnstofemissie worden mogelijk ook meer ziekteverwekkende organismen en endotoxinen uitgestoten. In dat geval wordt goed gekeken of de toename van fijnstof in betekenende mate is en hoe hoog de fijnstofconcentratie in een gebied wordt. Beide geven een goed inzicht in de kans of ziekteverwekkende organismen en endotoxinen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Industrie

Ook voor industriële bedrijven wordt getoetst aan de luchtkwaliteitseisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer. Deze luchtkwaliteitseisen betreffen onder andere maximale concentraties voor fijnstof.

Geluid

Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van de Handreiking ‘industrielawaai en vergunningverlening’ van oktober 1998. Alleen bij hogere achtergrondwaarden laat de gemeente Deurne een referentiemeting uitvoeren.

Bij de aanvraag wordt alleen een akoestisch onderzoek gevraagd als door de vakspecialist ODZOB wordt getwijfeld of aan de grenswaarden wordt voldaan, of wanneer er in verleden klachten zijn geweest over de geluidsuitstraling van de inrichting.

Besluit m ilieueffectrapportage en vormvrije m. e . r .

In het kader van het Besluit milieueffectrapportage worden drempelwaarden gesteld ten aanzien van de m.e.r.-beoordelingsplicht en ten aanzien van de MER-plicht voor het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een installatie voor het fokken , mesten of houden van dieren. Bij een overschrijding van een van de drempelwaarden voor de MER-plicht dient direct een MER-rapport te worden opgesteld waarin beschreven wordt of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden.

Bij een oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie tussen de drempelwaarden voor de m.e.r.-beoordelingsplicht en de MER-plicht moet op basis van een m.e.r.-aanmeldingsnotitie worden beoordeeld of mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden. Indien die mogelijkheid aanwezig is moet aansluitend een MER-rapport worden opgesteld.

Indien geen overschrijding van de drempelwaarden plaatsvindt dient middels een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden beoordeeld of een aangevraagde situatie mogelijk leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Indien deze gevolgen mogelijk optreden dient ook voor oprichting, wijziging of uitbreiding onder de drempelwaarden een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd op basis van een m.e.r.-aanmeldingsnotitie.

De beoordeling of mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden vindt plaats op basis van toetsing aan bestaande lokale en landelijke wet- en regelgeving en lokale omgevingssituaties.

Overige milieuaspecten

Naast bovengenoemde milieuaspecten worden bij een beoordeling van een aanvraag voor het onderdeel milieu ook de aspecten energie- en waterverbruik, bodem, afval, lozingen afvalwater, ammoniakemissie en externe veiligheid meegenomen. Voor de toetsing van deze milieuaspecten wordt aangesloten bij landelijke wet- en regelgeving.

2.5.9 Onderdeel ‘Slopen’ in de omgevingsvergunning

Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden om een bouwwerk te slopen zonder omgevingsvergunning. Onderscheid wordt gemaakt tussen het slopen van een monument, slopen in geval het bestemmingsplan dit verbiedt en slopen in een beschermd stads- en dorpsgezicht. Het onderdeel ‘slopen van een monument’ wordt verder uitgewerkt onder 2.5.9 Onderdeel ‘Monument’ in de omgevingsvergunning.

Op het sloopverbod zijn een aantal uitzonderingen van toepassing. Deze uitzonderingen zijn opgenomen in het Bor.

Indien sprake is van sloop in geval van een planologisch verbod dient aannemelijk gemaakt te worden dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Dit geldt ook voor slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht. Daarnaast kan, op grond van de Monumentenwet, een rapport verlangd worden waarin de archeologische waarden van de bodem onder het te slopen bouwwerk zijn vastgesteld. De noodzaak voor dit rapport volgt uit de Archeologieverordening.

Sloopmelding

Een uitzondering op de sloopvergunning is de sloopmelding. In het Bouwbesluit zijn de indieningsvereisten bij een sloopmelding vastgelegd. Indien alle indieningsvereisten bij de sloopmelding zijn aangeleverd, wordt de sloopmelding geaccepteerd in de vorm van een brief naar de aanvrager. De sloopmelding is geen voor bezwaar en beroep vatbaar besluit ingevolge de Awb.

Voor de beoordelingen om sloop wordt gebruik gemaakt van een toetsingslijst (bijlage 4), hiermee wordt ook de koppeling tussen de verschillende onderdelen (archeologie – beschermd dorpsgezicht/monumenten – aanleg) veiliggesteld.

2.5.10 Onderdeel ‘Monumenten’ in de omgevingsvergunning

Voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument is een omgevingsvergunning nodig. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Voor de omgevingsvergunning die over een Rijksmonument gaat is in de regel de reguliere procedure van toepassing (8 weken). Bij aanpassingen met een grotere impact, waarbij advies van de Rijksdienst en/of Gedeputeerde Staten noodzakelijk is, is de uitgebreide procedure (26 weken) van toepassing. Op de omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monument is de reguliere procedure van toepassing (8 weken).

Voor de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning voor het onderdeel ‘Monumenten’ is, in het geval van een Rijksmonument advies nodig van de gemeentelijke Monumentencommissie en in sommige gevallen van de Rijksdienst. Of advies van de rijksdienst noodzakelijk is, is afhankelijk van de omvang van de wijzigingen en is geregeld in het Bor. De vakspecialist, eventueel in overleg met de gemeentelijke monumentencommissie, bepaald of op basis van BOR advies van de Rijksdienst noodzakelijk is. Indien het pand in het buitengebied is gelegen zal in de gevallen dat de Rijksdienst om advies wordt gevraagd ook Gedeputeerde Staten om advies worden gevraagd.

Voor advisering door de gemeentelijke monumentencommissie komt de commissie ca. eenmaal per 5 weken bij elkaar. Voor de uitgebreide procedure ontstaan hierdoor geen problemen. Indien de termijn voor de reguliere procedure hierdoor in gevaar komt, wordt schriftelijk advies gevraagd aan de leden van de monumentencommissie. Dit is ook het geval als er onvoldoende punten op de agenda staan en de te bespreken zaken minder gevoelig zijn. Op basis van het advies van de gemeentelijke monumentencommissie (en Rijksdienst en/of Gedeputeerde Staten) wordt een (ontwerp)beslissing op de aanvraag genomen. Voor een Rijksmonument geldt dat een afschrift van het ontwerpbesluit en definitief besluit aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt toegezonden.

Indien de aanvraag betrekking heeft op het slopen van een Rijksmonument wordt, naast de advisering door de monumentencommissie, Rijksdienst of Gedeputeerde Staten, ook gebruik gemaakt van de toetsingslijst ‘Sloop’.

2.5.11 Onderdeel ‘Kappen’ in de omgevingsvergunning

In de Wabo is bepaald dat, voor zover dat is vastgelegd in een provinciale of gemeentelijke verordening, het verboden is zonder een omgevingsvergunning een houdopstand te vellen, of te doen vellen. Dit geldt niet voor alle houtopstanden. Voor welke dit geldt is vastgelegd in de APV.

Bomen die zijn vermeld in de vastgestelde Bomenlijst met bijbehorende kaart (Groene Parels) of het Groenstructuurplan mogen niet worden gekapt. Hiervan kan ontheffing worden verleend. Aanvragen om kapvergunning worden getoetst op basis van een adviesformulier ‘Ontheffing kapverbod’ (bijlage 5). Dit adviesformulier volgt uit de kadernota bomenbeleid met bijlage (uitwerking herziening kapverordening). Hierin is ook de herplantplicht opgenomen. Met in acht name van het advies wordt een beslissing op de aanvraag genomen en wordt de eventuele herplantplicht als voorwaarde opgenomen. Particuliere bomen die niet genoemd zijn in de Bomenlijst en het Groenstructuurplan mogen zonder vergunning, en tussenkomst van de gemeente, worden gekapt.

Kappen van gemeentelijke bomen

In het kader van ‘Deurne koerst op eigen kracht’ is besloten om de inwoners van Deurne meer vrijheid te geven in het kappen van gemeentelijke bomen. Voor gemeentelijke bomen gelden aanvullende regels (bijlage 6) voordat een niet aangewezen boom mag worden gekapt.

Boswet

De Boswet wil het Nederlandse bosareaal en de houtopstanden in stand te houden. Deze wet noemt bepaalde categorieën bomen die niet onder de gemeentelijke regels vallen, zoals wilgen en populieren langs landbouwgronden en wegen, bomen van bosbouwondernemingen, fruitbomen en windschermen langs boomgaarden. De APV geldt dus niet voor deze bomen. De Boswet geeft geen vergunning af. Voor het kappen van bomen die onder de Boswet vallen moet soms een kapmelding worden ingediend bij Dienst Regelingen.

2.5.12 Onderdeel ‘het maken, hebben of veranderen van een uitweg’ in de omgevingsvergunning

Voor het aanleggen van een uitweg is geen omgevingsvergunning nodig. In de APV zijn criteria opgenomen waar een aan te leggen uitweg aan moet voldoen. Als hier niet aan wordt voldaan dan mag geen uitweg worden aangelegd. Wanneer een uitweg mag worden aangelegd dan zijn hiervoor richtlijnen en aanbevelingen opgesteld.

2.5.13 Onderdeel ‘reclame’ in de omgevingsvergunning

Voor reclame die niet onder het onderdeel ‘het bouwen van een bouwwerk’ valt heeft de gemeente Deurne geen beleid vastgesteld. Voor het aanbrengen daarvan is dus geen omgevingsvergunning voor het onderdeel reclame vereist. Wel kan een reclame-uiting vergunningplichtig zijn voor het onderdeel ‘het bouwen van een bouwwerk’.

2.5.14 Onderdeel ‘alarminstallatie’ in de omgevingsvergunning

In de Wabo is geregeld dat een gemeente of provincie in een verordening kan bepalen of een vergunning is vereist voor het in, op of aan een onroerende zaak een alarminstallatie te hebben die een opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren. In Deurne is daarvoor geen verordening opgesteld. Ook de provincie heeft daarover geen verordening. Voor het aanbrengen van een alarminstallatie hoeft dus geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

2.5.15 Onderdeel ‘opslaan roerende zaken’ in de omgevingsvergunning

In de Wabo is geregeld dat een gemeente of provincie in een verordening kan bepalen of een vergunning is vereist voor het opslaan van roerende zaken in een aangewezen gebied. In Deurne is dit opgenomen in de APV. Hierin is aangegeven op welke wijze de weg gebruikt mag worden en wanneer ontheffing noodzakelijk is. De verbodsbepaling is echter dusdanig duidelijk dat omgevingsvergunningen die hiervoor worden aangevraagd zullen worden geweigerd.

2.5.16 Aangehaakt onderdeel ‘bijzondere wetten’ in de omgevingsvergunning

Hieronder vallen diverse specifieke wetten die niet zijn opgenomen in de Wabo maar wel raakvlakken hebben met de omgevingsvergunning. Van toepassing kunnen zijn: de Drank- en horecawet, de Wet op de kansspelen, de Wet Bibob, de Luchtvaartwet, de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Winkeltijdenwet, de Wegenverkeerswet. Er gelden doorgaans wettelijke, dus landelijke indieningscriteria en vastgestelde aanvraagformulieren. Echter vanuit de integraliteitsgedachte wil de gemeente Deurne haar klanten hierover wel informeren.

Voor de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet geldt dat deze aan kunnen haken bij de omgevingsvergunning. Dit betekent dat zij verplicht onderdeel moeten maken van de omgevingsvergunning. Dit is niet het geval als een aanvraag op grond van de Nb-wet voor de aanvraag omgevingsvergunning is ingediend. Als een vergunning verplicht aanhaakt aan de omgevingsvergunning heeft dit tot gevolg dat de procedure die voor de aanvraag omgevingsvergunning gevolgd moet worden de uitgebreide procedure is.

Bijlagen Uitvoeringskader omgevingsvergunningen 2014

Bijlagen Uitvoeringskader omgevingsvergunningen 2014